Ds lersche kwestie en nop wat. Openbaarheid van Waterschaps- veryaderingen. Zaterday 24 September 1921. 64sle Jaargang. No. 6895. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. Van Iweeërlei Slag. r Zijn do waterBchapsvergaderingen openbaar'/ Hij, die het algemeen reglement voor de waterschappen in Noord Holland raadpleegt, krijgt op deze vraag geen antwoord. Het algemeen reglement zwijgt over deze gewichtige vraag tu allo talen. Het gebiedt geen openbaarheid, het verbiedt haar intusschen ook niet. Het is dus geoorloofd de water schapsvergaderingen in het openbaar te houden. De waterschapsbesturen zijn bevoegd hun vergaderingen toe gankelijk te stellen voor allo ingelanden, xg mogen ook wel verder gaan en voor ieder, cue in hun werken belang stelt, de deuren van hun vergaderzalen open stellen. Een. andere vraag: Hebben de besturen der Noord Hollandsche waterschappen van de hun geschonken vrij heid om in het openbaar te vergaderen een ruim gebruik gemaakt'/ Het antwoord op deze vraag luidt onmiddellijk en zeer positiefneen1 Zeer weinige waterschapsbesturen bi onze provincie vergaderen in het openbaar. In het Noorden der provincie 2iet men dat nog het meeste gebeuren. Onlangs is ook het bestuur van de Vier Noorder Kog- Sjn er toe overgegaan. Dat is eerst gebeurd na herhaal- en aandrong van belanghebbenden. .Vooral de vereeni- ging voor waterschapsbelangen en verkeerswegen toonde hierbij haar roeping te begrijpen en bewees hiermede voor de zooveelste maal de reden van haar bestaan. Het is niet zoo geheel en al onverklaarbaar, dat tot nog toe weinig waterschapsbesturen er toe overgingen hun vergaderingen openbaar te verklaren. Als belang hebbenden zelf geen blijk geven in de verrichtingen van hun bestuur belang te stellen, kan van dat bestuur in den regel niet worden verwacht, dat het eigener beweging die belanghebbenden zal roepen toch vooral naar zijn gerede- voer te komen luisteren en te komen vernemen welke gé- wichtige en minder gewichtige besluiten worden geno men. Als bewijs hoe weinig belang geadministreerden heden ten dage nog stellen in de belangrijke aangelegenheden waarover in de gemeentelijke vergaderzaal de vroede vaderen besluiten diene het feit, dat, naar eeft collega van een kleine stedelijke Noord Hollandsche gemeente mij mededeelde, dezer dagen voor de eerste maal in zijn gemeente de pers ter vergadering was verschenen. Een toestand als nu nog in de meeste waterschappen had men vóór 1851 over het algemeen in de gemeente raden. De gemeentewet schreef in genoemd jaar alle g* meenteraden openbaarheid hunner vergaderingen Voor. Toch bleven nog tientallen van jaren daarna in zeer veel kleinere gemeenten de gemeenteraadsvergaderingen onderonsjes. Geen sterveling buiten veldwachter, bode of kastelein sloeg ooit daarin een blik. Eerzame burgera dachten er niet aan het intieme dier vermoedelijk toch ook lang niet altijd even vredige en ordelijke samen komsten te storen. Er lekte uit die wijze besprekingen een enkele maal wel eens iets uit, een wethouder ol raadslid had, als de burgemeester er niet bij was, legen kiezers en nlet-kiezers en niet kiezeressen wel eens een groot woord en soms lag er één ook workelijk wel een» met den burgemeester overhoop, maar van eemg mede leven door dc hurgerjj in haar eigen zaken was geen spTake. Ieder, die ecnigen tijd kan terugzien 't behoeft waarlijk zoo lang zelfs niet te zijn weet zich nog wei den tijd te herinneren, dat niet de man, maar het Seid of de grootste boerderij tol raadslid werd gekozen, .w.z. dat ae rijksten, de bezitters van het meeste iand, door hun weinige mede-stemgerechtigden tot een intrede In de gemeentelijke vergaderzaal werden uitverkoren. Te drommel, maar hadden zij dan niet bij den gang van zaken het meeste belang'/ Hadden niet de grootste be zitters allereerst recht om burgemeester en raadslid van het dorp te zijn* Dat meende -men inderdaad In vele kringen, tot zelfs in de kringen van met-bezitters. Maar is het heden ten dage niet precies zoo nog gesteld in menig water schapsbestuur'/ Zijn niet vele leden van waterschapsbe sturen vooral naar voren gebracht of naar voren getreden uit hoofde van hun bezit van zeer vele bunders land» Wordt niet menigmaal gezegd, dat hun dat billijkheids halve toekomt, omdat zij het meeste belang er bij hebben hoe het waterschap bestuurd wordt» In werkelijkheid praat en stemt men nog menigmaal zoo en dat keur ik al Nu is er in dergelijke redeneeringen echter ménigmaal een gevaar, waarop ik dadelijk wil wijzen. De mensch is zoo licht geneigd van het eene uiterste te vervallen ln het andere. Ik waarschuw daarom tegen de conclusie het is verkeerd een groot grondbezitter te kiezen, omdat hij tientalllen bunders land bezit, duskies ik beslist geen groot grondbezitter. Het zou te dwaas rijn iemand niet te willlen kiezen juist omdat hij veel eigendommen heeft. Bekwaamheid en geschiktheid voor vervulling van bestuursposten ook ln waterschappen moeten beoordeeld worden geheel en al afgescheiden van de vraag naar Krooter of kleiner bezit En dan is zeker één van de elangrijkste motieven voor al of niet herkiezing de wijze waarop hij zijn taak vervult. De kiezers moeten in staat rijn daarover te oordeelen. Een goed bestuurder zal er trouwens op gesteld moe ten zijn, dat men al zijn bestuursdaden kunne gadeslaan. Verkeerde beoordeeling wordt daardoor menigmaal voor komen. Verkeerde beoordeeling, niet alleen van zijn per soon, maar ook van het. al of niet wenschelijke der ge nomen besluiten. Het publiek zal zich met tal van maatregelen veel gemakkelijker vereenigen of zich bij de noodzakelijkheid ervan neerleggen, als het kent het hoe en waarom. Nog dezer dagen bleek daarvan in een landbouwverga- dering te Broek in Waterland. Er werd daar gesproken over scheuren in. den Waterlandschen zeedijk. Het be stuur van het hoogheemraadschap Waterland dit bleek wel ter vergadering had aan deze zaak stellig aan dacht gewijd. Maar een aanwezig heemraad was huiverig er veel over te vertellen. Is dat niet een ongelukkige toestand, waar het geldt zoo'n groot algemeen belang. Ik hoor ook telkens spreken over die scheuren in dien dijk. Men maakt er zich ongerust over. J>e waterschaps besturen hebben niet als in de grijze oudheid te be-4 hartigen de belangen van enkelen, die zich vrijwillig gezamenlijk daartoe aangordden. Het gaat over de be langen, over de belastinggelden, over het behoud van have en goed, over de levens van tienduizenden en fiog eens tienduizenden. Maar daar moeten dan ook die tienduizenden belanghebbenden alles van weten. Het zijn hun belangen, die behartigd worden, en niet die van uitsluitend de bestuurdere. Daarom moeten zij d« gelegenheid hebben om er alles en alles van te wetén. Men vreest wel eens dat de praatlust in de water schaps vergaderingen door openbaarheid vergroot zal wor den. 't Zou kunnen zijn. Maar och, is dat dan zoo erg'/ Laat dan de vergadering maar iets langer duren, or wa\ minder gepraat worden over zaken, die met de orde der vergadering niets hebben uit te staan. Anderzijds zal men zich juist door de openbaarheid ook meer rekenschap geven van datgene wat men 25egl En de ijver om zich in ruime mate aan de hem toevertrouwde belangen to wijden zal er zeker eer op vermeerderen dan achter uitgaan. Ik hoop, dat bij de komende herziening van het alge meen bestuursreglement openbaarheid van waterschaps vergaderingen natuurlijk met de noodige uitzonde ringen betreffende zaken die geheim moeten blijvèn algemeen zal worden voorgeschreven. 18. ROMAN VAN ANNA WAHLENBERO. Helga stond nog op dezelfde plek van daareven, met den (vernielden mantel in de handen., Kflaai aan te staren. Iloe was het mogelijk, dat hij geen enkel woord tot verontschuldiging of opheldering sprak? HIJ scheen hert werkelijk niet van plan te zijn. Ten laatste verliet HélgA de kamer. Zij hing den zoo treu- rigleix wintermantel maar weer aan den kapstok en nam haar oudj,e dat nu nog maar verder dienst imoeat doen, over den arm. ZIJ begaf zich naar een der andere kamers, om hare lessen te bestudeeren, maar de gedachten kon zij er niet bij honden. Zoodra helt meisje weg was, sloeg voor Klaas het uur der verantwoording. Zijne moeder ging naast hem staan. „Waarom heb je d&t gedaan?" vroeg zij. Bedaard vouwde hij de courant dicht en legde ze terzijde. „Omdat u, naar mijn meening, wel iemand anders had kunnen vinden om uw oude, gedragen kleeren te geven." „Maar als zij er toch een noodig Klaas liet haar niet uitspreken. Hij lachte: «Nee maar, nu berit u toch wel 'n 'beetje dwaas, mo*lerl" >.Wat zeg je daar? Een beetje dwaas?" riep mijn heer Elvin uit, verontwaardigd over zijn toon. »Jtf\ hield Klaas vol; maar ernstig vervolgde hij: t la zeker heel braai, als de mensch en medelij den hfihbon met hun schuldeischere, die arm zijn, en dat ze aan dezen hun aalmoezen uitdealen, die ze best gebruiken kunnen, maar toch.... mNu ben jij wel wat dwaasl" En zich hoog oprichtende, liep mevrouw Alice naar de plano, waarop zij een paar akkoorden aansloeg. Maar oogenblikkelijk hield zij weer op, stapte 'n paar inaal door de kamer en bleef toen bij Klaas voor het het 'venster staan. „Er zit misschien wel iets ln hetgeen Je daar zeide" ®n zij streek hare met ringen versierde hand over zijn haar. „Morgen, of andera overmorgen, ga ik voor -haar &6D mantel koopen, naar de laatste mode gemaakt, roet bont en met zijde gevoerd. Dien zal je dan toch wker geen aalmoes noemen?" Klaas zag haar verbaasd aan; hij begreep haar roaar half en wist niet wat hij antwoorden zou. Maar «u lachte hij even, alsof de geheele zaak eigenlijk yro geen beteokenis was. Hij knikte eventjes en zei- ,»>Doe dat moeder", en toen zocht hij weer zijn toevlucht bij de nieuwstijdingen. Om zeven uur verliet Helga de school en begaf zij SftS schreden huiswaarts, zonder om te W6ro Opéén» atowd een ou/verwachte verschijning Purmerend. D. KOOIMAN. Wie ooit moge getwijfeld hebben aan de buitengewone bekwaamheid van den heer David Lloyd George, eerste Minister van het Engelsche wereldrijk, zal toch heden wel erkennen, dat Lloyd George in de lersche kwestie getoond heeft een groot meester in de politiek te rijn. Langzaam maar zeker is de populairiteiL welke de lersche onafhankelijkheidspartij in de wereld genoot in het niet gezonken en is de populairiteit van de En gelsche regeering w de lersche kwestie in gelijke mate gestegen. Lloyd George is met de voorstellen aan de Valera gegaan tot aan de uiterste grens. Overal in de wereld spraken politici en couranten van die uiterste grens. Verder kan en mag de Regeering niet gaan, zeiden zij. De met Engeland in het wereldrijk verbonden lan den Canada, Zuid Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland verkondigden luide, dat net nu genoeg was, want dat een voorstel, dat goed genoeg vpor hen zou zijn, ook goed genoeg voor Ierland moest wezen. Maar de Valera en de zijnen dachten er anders over. Zij zagen in het verstrekkende, werkelijk edelmoedige voorstel van de regeering slechts zwakte, meenden dat niet de regeering, doch Sinn Fedn de teugels der lersche kwestie fn handen hadden en gingen steeds verder in hunne aanmatiging. Het scheen werkelijk een moment alsof het Kabinet dat in zwermen samengekomen was een te toegevelijke houding tegenover Ierland zou aannemen. Maar anderzijds leek het staatsstuk, dat de lersche Koerier meenam naar Dublin wei erg veel op een ultimatum,d oordat er een datum in genoemd werd. Maar het leek wat deemoedig gesteld, die uitnoodiging aan de Valera om te Inverncss te komen spreken over de po sitie, welke Ierland zou innemen in die associatie van landen, gewoonlijk het Britsche Wereldrijk genoemd. De geneele wereld verwachtte, dat de Valera zou accepteeren en wel ditmaal zonder veel Ierschen omhaal. Velen, waaronder ook ik, dachten det dan te Inver- ness weer het liedie van verlangen gezongen zou worden. Maar neen. de Valera en zijne medeplichtigen, hadden hun kijk op ae situatie ganschelljk verloren, aanvaardden weliswaar ae uitnoodiging ter conferentie, benoemden de afgevaardigden, maar in zijn brief schreef deValera uitdrukkelijk, dat hy kwam als afgevaardigde voor een onafhankelijk Ierland. De „Daily Mail" schreef dadelijk, dat men dit niet zoo ernstig moest opvatten, dat ae Ieren nu eenmaal woordenkenners waren. Nu. wie de „Daily Mail" eens inziet, weet al dadelijk, dat dit een blad is van Ieren? want dat als men van woordschermen spreekt, men by de „Daily Mail" terecht kan. De „Daily Mail" meende, dat èn het Engelsche èn het lersche volk volk zou naar vrede verlangen, dat men over eenige woorden moest heenstappen. "Uit deze listige raadgeving van do „Daily Mail" blykt wel hoe de lersche geest van den eigenaar Lord North- cliffe in dat blad rondwerkt. Maar de staatsman Lloyd George Wist wel beter, dan dat hy in den zin van de Valera slechts een lersche woordschermeriï te zien had. Hij heeft onmiddellijk na ontvangst van dien brief van de Valera aan dezen getelegrafeerd, dat hij de 2e alinea die de onafhankelijkszin bevat niet kan en mag aanvaarden. Wanneer ik onder djie omstandigheden met u zou confereeren, zegt de heer Llovd George, dan zou dat beteekenen, dat ik u als onafhankelijke staat erkende. Maar indien ge onafhankelijk waart, zoudt ge even goed met andere landen een tractaat kunnen sluiten. Indien ge onafhankelijk waart, zoudt ge van Inverness kunnen komen, de onderhandelingen met de Britsche regeering afbreken en met eiken anderen staat in de wereld onderhandelingen kunnen aanknoopen. Ik heb uwe onafhankelijkheid natuurlijk nimmer er kend en zal dat nooit doen. Wanneer de Premier van Groot Brittannië en Ierland dat zou doen schrijft een Amerikaansch blad dan was hij een landsverrader en verdiende gehangen te worden. Llovd George wijst de Valera er op, dat hij reeds In Juli bij de conferentie fn Londen het de Valera duidelijk heeft gemaakt, dat hij slechts met hem onder handelde, omdat hij de woordvoerder was van een groot deel van de Zuid-Ieren en nimmer eenige onafhankelijk heid erkend heeft De heer Lloyd George heeft nu aan de Valera doen weten, dat hij die tweede alinea niet kan erkennen, datrie Valera die moet herroepen. De Valera heeft zich gewrongen als een aal, in zijn antwoord zegt hij, dat hij rijn standpunt natuurlijk moet hoog houden en verdedigen, maar dat hij maar eene bedoeling heeft, namelijk een conferentie té hou den, waarin de basis voor een vrede tusschen het Engelsche en het lersche volk gelegd kan worden. Hij herroept zijn© woorden echter niet Lloyd Geor ge heeft nu gisteren nogmaals een telegram aan de Valera gezonden en daarin uitdrukkelijk, herhaald, dat hij niet bereid is eene conferentie te houden met de ïersche heeren, wanneer die zich noemen verte genwoordigers van een souvereinen staat. Hij kan slechts met hen spreken, als vertegenwoordiger van een groot deel der bevolking van een land dat trouw is aan de Kroon van het Britsche wereldrijk en is dus slechts dan bereid de voorgestelde conferentie te Inverness te houden, indien de bewuste tweede alinea zal zijn herroepen. Lloyd Georg© heeft d© teugels vaster dan ooit ln handen en legt er de zweep over. Lloyd George heeft aan de geheele wereld getoond, dat hij de lersche quastle wil regelen. Maar tevens staat nu de Valera voor tal van moeilijkheden. De Sinn Felners Melden er vroeger een geduchte censuur op na. De groote massa van het lersche volk wist eigenlijk niet wat d© Engelsche regeering voor stelde, aat werd steeds „geheim gehouden. Zuid-Terland is feitelijk verdeeld in 3 groepen. De eerste groep, ©en klein aantal terroristen en heethoofden, de leiders wan Sinn Fein, die voor geen moord terugschrikken, met den vreemdeling de Valera aan het hoofd, de tweede groep, de protesrtantsche en roomsche loyalis ten, degenen, cfie dus trouw aan het Britsche Rijk willen blijven, ok al krijgt Ierland geen Home Rule. De derde groep, de overal voorkomende groote mass* I onrverscMlligen. 1 De eerste groep, d© Sinn Felners, wisten door moord, doodslag en brandschatting van de loylisten de derde groep zoo doodsbang te maken, dat schijn baar des© derde groep ook de aanhang van Sinn Fein vormt Dat is slechte schijn. Wanneer er maar vrede komt, en zl) niet doodgeslagen of gebrandschat worden, dat is voor hen de hoofdzaak. Zoolang de Sinn Fein-pera slechts anti-Engelsche lectuur leverde en daarbij de bevolking terroriseerde, was deze 3e groep natuurlij ker wijze anti-Engelacb. Nu echter heeft de Sinn Fein, trotsch op haar succes, alles openbaar gemaakt. Al les wat Lloyd George sedert Juli gezegd en gedaan heelt en wat hij nooit andere onder de oogen der groote massa der Zuid-Ieren gekregen zou hebben, is nu door Sinn Fein zelf onder die groote massa verspreid. Onwillekeurig weet die inaasa dus, dat Lloyd Geor ge, den wapenstilstand voorgesteld heeft, om het bloedvergieten te doen eindigen en dat Lloyd George met zijne voorstellen <zóó ver is gegaan, dat de mil- ldoenen Ieren in andere gewesten, in Amerika, Austra lië en elders, die voorstellen buitengewoon gunstig voor Zuidrleriamd achten. Die massa heeft dus een andere kijk op d© zaak gekregen. 'Wanneer de Valera en Sinn Fein nu de zaak op de spits drijivten, en die onderhandelingen afbreken, zal strijd in Ierland weer ontbranden. Maar zal Finn Fein dan niet alleen staan? Zal het spelletje van terro- rtiseeren wel weer opgaan, of zal de massa, d© derde groep, den tweeden groep, d© loyalisten gaan ver sterken en met hen de regeeringstreepen inhalen, als degenen, di© het arme, ongelukkige Ierland) bevrijden kunnen van de leiders van Sinn Fein, van menscben, die onder vialsche leugen, het bloed van Ieren en En- gelschen op misdadige wijze vergoten hebben en nu, waar vrede en voorspoed aan de Zuid-Ieren royaal en loyaal was aangeboden, dat aanbod afgeslagen hebben omdat Dat is het groote vraagteekenl De Valera en Dail Eireann, het Parlement der lersche Republiek, zal nu moeten erkennen dat de Premier van het Britsche wereldrijk nog de meerdere is van den vreemdeling, die president is van een zoogenaamde lersche re publiek. iZij zullen moeten overleggen of het nog wel ge waagd is republiek te blijven spelen, dat het ndet be ter is te erkennen, het spel te hebben verloren, dan te riskeeren dat zlJ het aan den lijve zullen voelen, wellicht door de handen van degenen, die vóór Juli zóo onder hun macht gedrukt waren, dat zij hen als hun vertegenwoordigers verkozen, toen wellicht reeds tegen beter weten in, doch bang, voor. het moordend Sinn Feinl De positie der Sinn Fein-leiders is niet benijdens waardig. Het laat geen twijfel of zij zullen moeten toe geven. Indien zij tenminste niet gek zijn, meende, iemand, die er tevens bijvoegde, dat hij vreeöde, dat ze gek waren. Dat zal de naaste toekomst wel leeren. Inmiddels is d© heer Lloyd George ongesteld. Hij bréngt zijne vacanti© in Schotland door, ten noord westen van Inverness. Ik herinner mij van Inverness drie dingen, ten eerst© de mooie antiek© meubels, ln het ouderwetsche hotel op de markt, ten tweede dat er, terwijl wij aten, een Schot op die markt een soort voorsteflling gaf, in Sobotsch costuum en op een doe delzak blazende allerlei marktfiguren loopende, ten derde dat het er bijna steeds regende. Het verwon dert mij niets, dat de heer Lloyd George kou heeft ge vat. Het regent in Schotland ontzettend veel. Als je naar Schotland gaat, doe je het beeste eerst op den Zeedijk te Amsterdam een echte zeemansuit rusting te koopen. Niet een namaak oliejas in het Ja gershuis, maar een degelijke oliejas, en Zuidwester Je ziet in Schotland heele families, vader, moeder en kinderen, die er gedurende d© vacanti© zijn, in olie- jassen, zuidwester en vetleeren laarzen rorwHoopen. De Koning was onlangs op Moy bij Inverness gelo geerd. Hij was de gast van The Mackintosh en me vrouw Mackintosh. In 191H toeft wij te Tomatin lo geerden, had de Koning juist ook op Moy vlak bij Tomatin gelogeerd. Wij .kwamen de koninklijke auto's toen tegen en konden, het is daar zeer afge legen, een der auto's nog aan benzine helpen. Er was toen nl. een spoorwegstaking en daardoor benzine- schaarscbte. Wij hadden onze auto altijd vol bussen benzin© en konden dus gemakkelijk een paar bus af-t sltaan. Het aardige was, dat wij eerst heeJemaal niet' wisten, dat in de eerste auto d© koning van Engeland aat. Toenwij het bemerkten, waren we natuurlijk erg 'trotsch dat wij den koning van dienst hadden kunnen zijn. Het meest dankbaar was de chauffeur van de tweede auto, die de benzine noodig had. De arm© drommel had niet opgelet, dat er blijkbaar een lek in zijn beminereservoir was. Wij maakten, terwijl wij bij onze vrienden te To matin logeerden, kennis met The Mackintosh. Het „The" is nier in de plaats van een titel. De familie Mackintosh is zoo oud, dat zij geen adellijke praedl- caat hebben,, noch er een willen aanvaarden. Het hoofd van het geslacht heet „The" Mackintosh en ivoor haar. In de schaduw van een der huizen was hij als uit den grond opgestegen, en heur hart be gon hevig te kloppen, nog voor zij gezien had wie het was. „Foei, Klaas, wat ben ik geschrikt!" zei ze, hoewel met een zucht van verlichting. „Pardon; ik kom hier met opzet; want Jk heb Je iets te zeggen". Hij ging naast haar loopen, maar toonde geen haast om met zijne boodschap voor den dag te ko men, en Helga wilde niets vragen. Vreemd, zoo stil als zij in eikaars gezelschap waren In den laataten tijd. De reden kon toch niet daarin gezocht worden, dat zij elkander veiweellden. Immers Klaas kwam el- ken middag bij haar, als zij bij tante Beda zat, om hare teekeningen na te zien? Gebrek aan onderwer pen was er ook niet. Helga meende zelfs, dat d© lucht er vol van hing; men wist alleen maar niet waar mede men moest beginnen. Nu bleef hij bij d© dwarsstraat, dl© hij gewoonlijk insloeg, plotseling stal staan. „Wees niet boos op me, om den mantel", vroeg bij. Het was als had Helga hem op dit oogenblik voor 't eerst te zien gekregen Maast altijd hield hij alle ern stige gevoelens in zich zelf, alsof hij zich daarvoor schaamde; dit was dan waarschijnlijk ook wel de re den waarom hij zelden iemand recht in de oogen ®ag. Thans echter verborg hij niets. En hij, die alles doorgaans zoo onverstoorbaar opvatte, stond nu tegenover haar als iemand, die op een voor hem zeer belangrijk antwoord wachtte. Wat zij straks ook op zijn gedrag ha daangemerkt, nu was zij dat vergeten. Het gebeurde met den man tel kon haar geen greintje meer schelen. „Ik zal er mijn best voor doen", antwoordde zij, met haar prettigen lach. „Zie-je hij stond je zoo akelig! Ik zie je veel lie ver in dat oudje; dat zwartje heeft, bij al zijn een voud, een zoo mooien snit, die sierlijker maakt dan al die andere dingen". „Maar Klaas ik dacht heusch niet dat Je zoo veel om kleeding gafalthans niet om de mijne". „Welzeker doe ik dat. De kleeren vormen den hal ven mensch, bij Jou zoo goed als bij 'n ander. Ben je nu stellig niet boos?" Is 't weer vergaven en ver geten?" „Ja." En zij kreeg daarvoor een warmen band- druk. Nog lang nadat zij afscheid genomen hadden, voelde zij dien in hare hand tintelen. Toen zij, thuis gekomen, haar ouden, zwarten man tel ophing, streek zij er voorzichtig een paar maal overheen om de plooien glad te maken. Zij hoopte, dat bij haar nog vele Jaren dienen zou. HOOFDSTUK XIII. Den volgenden dag was 't hetzelfde mooie weer, dezelfde stemmingen, dezelfde lijnen en omtrekken D© rijp glinsterde overal. Klaas haalde zijn achildersbenoodigdheden uit de kiast in de gang te voorschijn en drukte in de bruine vereelte band van Kris een blinkende zilveren kroon, dien zij evenwel met een beleedigd gebaar weigerde. Wat bad zij gedaan om dat geldstuk te verdienen? Neen boor, bet was geen moeite, om voor di© dingen te zorgen. iMaar toen Klaas, eveneens eigenzinnig, bleef wei- Seren de fooi terug te nemen, baalde Kris haar le eren beursje te voorschijn en telde er vijfenzeventig öre ln kleingeld uit, die zij hem overreikte, 'n Vijfen- twinitigje was meer dan voldoende. Dit wilde zij aan nemen, maar geen öre meer. Klaas lachte hartelijk en oude Krisje grinnikte mee, en m knikten elkander vriendschappelijk toe. De weiderkeerigie grootmoedigheid, in dit geval 'betoond, maakte dat ze, van nu af, als een paar goede, oude bekenden tegenover elkander sitonden. Oud© Kris vroeg, echt moederlijk bezorgd, of het te pas kwam zoo dun gekleed te zijn, wanneer-men urenlang stil moest ritten buiten in de kou? Klaas beduidde haar dat men, 't zelf een beetje koud moet heben, om ijs en winltorgeziehten te kunnen schil deren iets waartegen Kris niet te „reklemeeren" had. Zij was niet ongenegen rede te verstaan, en zij vond het billijk, dat iedereen de lasten droeg, welke bij zijne werkzaamheden behoorden. totuisschen verminderde de opgewekte stemming van Klaas onderweg reeds merkbaar, en toen bij ten laatste voor zijn ezel zat te schilderen, verdween ze geheel en al. Wat wilde hij bier nu eigenlijk uit voeren? Waarom zat hij hier nog? Waarom liep hij over berg en dal te zoeken naar een onderwerp, dat hem verveelde bij het schotsen! Het was immers niets dan dwaasheidl Zoo'n sukkel was hij dus, dat hij zelf niet eens be greep waarvoor hij zich al die moeite gafl Zeker, het was de bedoeling om op den terugiweg zijne ben 00- digdheden weer in de kast te gaan brengen en dan dien ouden, eigenzinnigen man nog eens te ontmoe ten, die „het zand uit zijn uurglas liet wegioopen". Dit nog bijtijds te verhinderen kon niemand van hem gedaan krijgen. Maar als hij dan toch wist dat «de oude er niet toe te bewegen was, waartoe diende het dan, hier om zijn huis rond te drentelen? Was 't dan alleen maar om hem te' zien, als de boosdoe ner, die door een geheime macht gedwongen wordt naar de plaats zijner misdaad te sluipen? W&s het dan een misdaad? Nu, volkomen schoon wiaren zijn handen niet. Wie kon weten, hoe alles geloopen zou zijn, indien zijne vingers de bankbil jetten, di© den ouden man hadden kunnen helpen, niet hadden vastgehouden? Het was nu echter eenmaal zooals 't was. Hij kon het toch niet helpen, dat zijn vader vroeger onvoor zichtig had gespeculeerd'? En overigens had bij de grootste moeite gedaan om den oude aan het ver stand te brengen, dat hier gehandeld worden moest; hij had zijne ouders telkens al eens 'n stootje gege ven; feitelijk had hij zijn© moeder naar Rosengrén toegestuurd, en hij zelf was immers ook gaan pree- ken? Wat kon men meer van hem verlangen?! 'Het was 's mans eigen schuld, als zijn levensdraad ontijdig werd afgesneden. Wel beschóuwd, was het alleen maar lafheid, die er hem van terug hield de noodig© maatregelen te nemen niets dan de klein zielige vrees van den burgerman, om aan eenig ge vaar het hoofd te bieden, in eigen belang of in dat van een ander. En in een oogenblik van buitengewone wilskracht besloot Klaas zijne zaken niet. meer te mg te bren gen in de kast, maar ze mede te nemen naar zijn atelier. Intusschen ging bij nog niet dadelijk heen. Nu hij hier toch zat, kon hij dit landschap ook wel even schetsen al'maakte hij het stuk dan niet af. En dus bleef hij aan den arbeid, zoolang het licht nog rede lijk goed was, tot omstreeks half drie. Na dit uur was het licM onvoldoende. Op den terugweg, in de meer bevolkte Stadsgedeel ten komend, werd bet hem duidelijk dat zijn besluit, om de geheele zaak van den zieken Rosengren tei zijde te zetten, toch eigenlijk onuitvoerbaar was. D© gedachten aan den ouden man wilden hem maar niet loslaten. Zou hij nu aan tafel gaan? Of'zou hij al gegeten hebben? Zou Kris nu afnemen en hem naar zijne kamer sturen, om zijn middagdutje te doen? Of lag hij daar misschien alleen op de canapé, te strijden tegen een aanval van zijn kwaal? Wanneer zou het einde komen? Zou het nog een poos zoo voortgaan of zou het misschien spoedig uit zijh? En plotseling zag hij hem liggen, koud en stijf, en een jong, meisje, dat, bij hem neergeknield, rich over hem heengebogen had, stond op en zag rond met Helga's mooie oogen. Maar die oogen stonden niet meer zoo helder als hij ze pas getrien had; ze waren vol angstige vragen. „Heeft niemand geweten dat het zoover komen moest?" vroegen ze. „Waarom heeft men mij niets daarvan gezegd? Ik zou hem hebben kunnen red den. Dan zou nij nog leven". En Klaas zag hare oogen strak en vragend op rich gericht, met iets er ln als een verwijt. Hij begon langzamer te loopen, stond dan even stil en keerde tenslotte terug. Er bestond toch wel een middel om den ouden man tot den zoo hoognooddgen maatregel te dwingen? Men moest hem de keuze la ten: zelf te handelen, of dit aan een ander over te laten. Hij klopte aan d© achterdeur en stelde Kris tevre den met de mededeeling: ,,'t boeltje behoeft niet meer hier te worden neergezet, want de schets is zoover af". En toen hij hoorde dat hij niet stoorde, ging hij even binnen. Hij kwam nu niet zoo ongelegen als gisteren. De tafel was afgenomen en de oude heer zat in zijn schommelstoel de courant te lezen. Zoodra hij Klaas dn 't oog kreeg, stond hij op en ontving hem zonder eenig spoor van zenuwachtige gejaagdheid, gaf hem een stevig,en handdruk en ver zocht hem te gaan zitten en een poosje te blijven praten. Maar Klaas bleef vastbesloten staan. Hij was hier nu niet om praatjes te maken, maar om de zaak tot een einde te brengen. Hij had trouwen» geen' lust om te gaan zitten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1921 | | pagina 5