TWEEDE BLAD.
De dingen om ons heen.
Uit het Hart van Holland.
Reclames.
lndieu gezond, blijf gezond.
Ingezonden Stukken.
FEUILLETON.
SCHOPPtl\KüNING.
Zaterdag 19 November 1921.
64ste Jaargang. No. 6927.
WMbJAfffen» XL
En wat ia rnu dal fameuss Am&rikaap»»cho Voor
tel eigenlijk?
Beteekent hot ontwapening? Neen. In die versta
verte niet. Het Laat de kans op oorlogvoeren precies
even groot als voorheen. Alleen de grootte der eska
ders en vloten wordt minder.
Het wordt, zooals de Dolly Herald aanstond» en
die bekjend© mar in esp ecial itell ArchibaM Hurd In do
Daily Telegraph den volgenden dag constateerde:
„Oorlog voeren op een koopje".
Inplaats van elkander met vloten van veertig slag
schepen 'te JiJÏ te gaan, zullen de kampioenen het met
escaders van twintig schepen moeiten doen....
Zij zullen al wat nu of binnen korten tijd 'toch m
de eerste linde onbruikbaar zou zijn, omdat het te
langzaam, te dun gepantserd, te licht bewapend of te
klein ia, buiten dienst, moeten atollen en er niets
nieuiwa bij bouwen. In dier voege dat Japan 19 groc te
fichepen zal (overhouden tegen Amerika 18 en Enge
land 22.
Op papier geeft deze getalsverhouding aanlei
ding tot allerlei bespiegelingen.
Als Engeland: en Japan bondgenooten blijven, en
als die 82 groote schepen dan ergens kunnen worden
geconcentreerd, ziet het er voor Amerika slecht uit i
op zee. i
Maar al» het bondgenootschap uiteengaat, kan Ame
rika, mits zijn vloot bij Manilla ligt, het den Japan
ner degelijk zuur maken.
Alles hangt er van af hoe in een mogelijk conflict
de partijen zullen zijn samengesteld en. vooral wéiy
de vloten zich bevinden, als die oorlog uitbreekt.
Vooral dat laatste is een groot ding, Want al» Ja-1
pan zijn zeemacht thuis heeft, zou de Amerikaansche*
vloot uit de eigen wateren zulk een galand1 helbl>en
af te leggen, dat zij vermoedelijk wegens gebrek aan
brandstof in de Japansche Zee gekomen niet veel
meer 'zou hebben in te brengen. Dan zou zij zulk een
aantal tankbooten en andere huplschepen moeten me
devoeren, dat haar reiB niet alleen zeer lang zou du
ren, doch bovendien gemakkelijk gelegenheid zou
bieden voor torpedoaanvallen onderweg.
Theoretisch ziet de getalsverhouding er niet zoo
slecht uit. Praktisch beteekerft zij heel weinig wan
neer niet overal kolen en vooral oliestations ter be
schikking zijn. Het bezit van vaste Steunpunten is
voor een oorlog, die althans éen der partijen ver van
haar basis, zal hebben te voeren, van overheerschend
belang. Van grooter belang dan het hebben van een
kruiser of een slagschip meer of minder,
Dit neemt inmiddels niet weg, dat nu er een con
creet voorstel tot beperking van het ochepenaantal
en van die tonnenmaat is, een groote stap werd ge
daan in de goede richting. Maar opzichzeilif dis die
stap niet voldoende.
'Ten eerste om te verhoeden, dat de heeren elkaar
•toch te Idjï gaan, ia het nooddg het bezit van vloot-
stations onderweg te verbieden.
Dit ia onder gemeenschappelijke controle zeer iwel
ffiog-eiijik. De 'Duitsche duikbooten hadden tijdens den
oorlog .bepaalde plaatsen aan de Iersche kust waar zij
Jiun leeftocht zoo noodig, doch bovenal hun benzine
voorraad konden aanvullen. Dat was een quaestie
van eenige hectoliters brandstof, van eenige honder
den kilo's van het een of ander. In de groote reeks
van eilanden en eilandjes zijn er allicht een paar
onder iwaar een schip een dergelijke kleine voorraad
kan innemen. Doch voor een groot oorlogsvaartuig »n
sterker nog, voor een eskader zijn heel andere voor
raden noodig. Voorraden van allerlei aard. Bovendien
Jaadinirichtingen, dokgelegenheid en neg zooveel meer,
alle9 dingen, die niet kunnen worden geïmproviseerd,
doch die jaren van voorbereiding voreischen.
Geheime steunpunten voor een -vlcxrt van eenige be
te eke nis kunnen niet verborgen blijven en zeker niet
voor een internationale controlecommissie, die overal
haar oor te luisteren kan leggen en informatie moet
opdoen waar en bij wien zij dit noodig oordeelt.
Zonder jviootstation is een beslissend treffen niet te
vemvaohten, aangezien hij, die den Vijand in eigen
water gaat opzoeken, een soort zelfmoord' pleegt.
Een tweede toevoeging aan het plan-Hughes zou
moeten zijn het voorschrift dat niet meer dan een
bepaalde som aan een schip van bepaalde grootte en
bewapening ten koste mocht worden gelegd. Een som,
die niet in dollar» of in goud moet worden uitgedrukt,
omdat het eene land nu eenmaal goedkooper produ
ceert dan het andere, doch die in verhouding zou moe
ten staan tot de bouwsom van een koopvaardijschip.
Bovendien zou, gelijk Hughes zelf reeds vroeger zei-
de, slechts ©en maximum percentage van de Staats-
begrooting voor militaire doeleinden beschikbaar mo
gen worden gesteld-
(Laat men deze eischen vallen, dan bouwt elk der
drie landen wel niet meer en geen gioo'tere schepen
dan werd overeengekomen, doch het doet zijn best
zijn schip sneller te maken, het beter pantser te ge
ven, van beter geschut te voorzien om zoodoende in
schaakspelerstaai „de qu&ldtelti" te winnen bij den ge
dwongen afruil.
Dit alles betreft alleen de groote schepen. En alt
enen bedenkt dat .Hughes nu als norm 35000 ton aan
neemt, terwijl kort Voor den oorlog he tgmootste iBirit-
sche schip slechts 15.000 t.on mat, begrijpt men dot er
ook voor dat „kleingoed" grenzen meoten zijn.
Inderdaad heeft Amerika die ook aangegeven. Te
weten in den vorm van een globaal cijfer voor elke
schee pssoort.
Ook dit verdient rectificatie.
Wij wezen er reeds op, dat de vloot van elk der
drie betrokken mogendheden voor een andere taak
staat en dus anders moet zijn samengesteld, ten ein
de die taak goed! te vervullen.
Een mogendheid zonder groot© handelsmarine bui
tengaats zal veel hebben aan. de duikboot (Zie
Duitschland na 1 September 11914) omdat het daar
mede den handel van den vijand onmogelijk kan
ronken en uit een hinderlaag af eri toe ook oor
logsvaartuig kan aangrijpen.
Nat'ts met een handelsvloot, staande tegenover
iemand, wien zij op koopvaardijgebied weinig scha
de kunnen berokkenen, hebben meer aan pnelvnrand
klein materiaal ter aanvulling van hun alagvloot.
Vooral wanneer hun vlloofc op verscMLlenid© zeeön
werkzaam zal moeten optreden.
Elk land stelt, dus eigen eischen en het ware prin
cipieel een fout, wanneer men de mogelijkheid er
kent, dat een vloot reden van bestaan kan hebben
en dat de kans op een oorlog niet uitgesloten is, zich
te vleien met de hoop, dat die zoo verschillende lan-
<ren zich zouden willen voegen naar een algemeen
toepasselijk programma, dat geenszins voldoet aan de
bijzondere eischen, die elk hunner aan zijn vloot stelt.
Het lijdt geen twijfel iof deze opmerkingen waar
aan nog andere zonden zijn toe te voegen zullen
eerstdaags uit Washington worden vernomen.
En wanneer zij mochten uitblijven, wat wij niet ge-
looven, dam is het alleen omdat het niet de moeite
waard lijkt diep in 'te gaan op de detailpunten van
een ontwapendmgsprogramma, [zoolang men niet weet
of er een regeling van de hangende problemen is te
vinden, die het mogelijk maakt ernstig aan ©en be
perking der vloten te denkem
Zijn die .problemen uit den weg en heeft men we
derzijds de overtuiging, dat het ernst is zich aan die
regeling der problemen te houden, dan (kan het „bui
tengewoon drastische" voorstel van Amerika zonder
eenigen twijfel nog veel drastischer worden gemaakt
En wanneer dan van de landen, die nu zuchten on
der belastingdruk voor allerlei .militaire uitgaven,
zulk een last van tientallen millioenen wordt afge-
worteld, behoeft men werkelijk niet als iBalfour of als
Mr. Hichin van die pantserplatenifabriek van Cam-
rnell iLaird' 'Cy. te zuchten over het lot van den over
bodig wordenden werfarbeider.
In een maatschappij, zonder kanongieterij en pant-
senfahricage is 'voor meer 'economische doeleinden
ook nog heel wat .staal en ijizer noodiig.1
UITKIJK.
Eindelijk i» het hotel A,De Oude Doelen" verkocht
Er is nog heel veel over te doen geweest en de ge
meenteraad he©ft ernstig overwogen het te redden, maar
het mocht niet baten. De perceelen in de stad zijn in
twee stukken, de depandance in Scheveningen is appart
verkocht Wat er van zal komen moeten we nog afwach
ten. Maar een der oudste hotels, een der hotels met
reputatie is verdwenen. Het was in de dagen van de
JSngelsche geïnterneerden een middelpunt van élègarn)
leven, er werd gedanst, getaed, gesoupeerd, èr was
een Engelsche club en de Engelschen drukten toén
hun stempel op dit luxe-hotel dat geen betere tijd,
geen grooter bloei heeft gekend.
De gansche stad heeft in dien tijd op het gebied van
luxe-inrichtingen een opbloei beleefd. Er is toen een
aantal bartjes en intieme diire instellingen ontstaan^
waar lederen avond de whisky yloeide en weer ver
diend werd. Maar men heeft er toen niet aan gedacht,
dat onze gasten weg .zoifübn trekken en we onze oude
Hollandsche degelijke burgerij zouden overhouden.
Veel van dat moois is moeten opdoéken en het hotel
„De Oude Doelen" heeft toen ook de kolder in den
nopgekregen en zich uitgebreid, en zich op zod
hooge lasten gebracht, dat tiet het niet houden kon.
Het pavilloen, dat handen vol geld gekost neeft, faeefl
het groote verlies bezorgd. Het was «roolscft opgezet,
zeer ruim zelfs, maar zoo dat men toch nog qp uitbrei
ding was ingericht. Men noopte er een paar verdiepingen
op te zetten. .Daarom is het zoo foei leeiijk, zoo duide
lijk niet af. Of het nog at komen zal valt te betwijfelen.
Echter niet alleen van de Engelschen hebben deze
instellingen het moeten hebben. Ze hadden ook nog
wat gerekend op de O. W., die er eerlijk zijn portie
heeft gebracht Maar dq .O .W zelf is zoo spoedig
verdwenen en heeft nu de luxe, voor hen ingerichte
restaurants en bars mede in het verderf gelokt.
De lage valuta geven den genadeslag, want ook de
vreemdelingen kamen nu niet meer, omdat ons land
onbetaalbaar wordt voor hun gold, en zoo zitten wc nu
met een kwijnend hotelbedrijf en tevens met hotelnood.
Dot komt omdat het ontbrgekt aan het hotel waar meer
ruimte is en minder feest, aan een behoorlijke eenvou
dige inrichting. Men huivert als men Haagsdie hotel-
prijzen hoort.
Merkwaardig is in deze malaise, dat we niet meer
schijnen terug te kunnen naar den eenvoud van voorden
oorlog. Zonder muziek schijnt het niet meer te kunnen
in de stad, tenminste elk café heeft zijn strijkje en de
prijzen zijn er hooger, het publiek is er opgeschroefd.
Den nieuwe inrichting ophet buitenhof heeft echter
bewezen, dat er behoefte bestaat aan eer niet "féésté-
lijke herberg. Deze inrichting heeft geen muziek, is
eenvoudig en netjes, heeft een normaal tarief*, voor de
j consumpties en is van de opening af vol geweest, stamp
vol zelfs. Misschien dat de andere restaurateurs daar een
lesje aan zullen nemen. Het is zoo ondegelijk, wanneer
je een zakenkennis waarmede je iets te hesprêkén
hebt, geen andere plaats van samenkomst kan aanwijzen
dan bij een strijkje aan een hoog buffet of in een hoekje
onder een cretonne lampekap.
Ook een nieuw restaurant, dat zeer smaakvol is inge
richt en een eenigszins fijn karakter draagt, althans niet
bedoeld is als gewoon theehuis, maar als gelegenheid
voor intieme dineetjes, maakt reclame met de afwe-
I zigheid van strijkmuzikanten en wjjst op de hist die
men er geniet.
Den Haag zou werkelijk „de elegante residentie niet
zijn als het niet eenige feestgelegenhedén bood, maat
deze zijn er ten slotte ook maar in beperkte hoeveel*
heid noodig en we zijn ten slotte toch ook niet heele-
raaal badplaats of kermisterrein.
Intusscnen is het nu wel het echte feestelijke seizoèn.
De straten krijgen wat opgewektheid van de nadering der
feesten va,n Kerstmis en at. Nicolaas. Het zijn de dagen
dat 'de straten gezellig druk eji vol rijn en dat ook de
theehuizen gezellig en vroolijk zijn beklant.
Ie^er maakt gebruik van dezen tijd om rijn waar aan
den man te brengen. Er is reclame gezelligheid in de
stad. Vreemde dingen zien we op dit gebied, wan\
reclame is een grillig heerschap. Zoo Ioopen er een
paar zielige kameelen in de kou over het "tyarde asfalt
om sigaretten van een valluta-huis aan te prijzen. Hei
is een malle vertooning, deze woestijndieren in onze
winterkou. Of er een sigaar of sigaret meer om verkocht
wordt weet ik niet. Vooral de geschminkte Arabier, sdie
er bij loopt, doet heel potsierlijk aan.
Valuta is het groote woord dit jaar om reclame te
maken. Het geeft zoo het idee, dat je de boef goedkoop
krijgt en, hoewei goedkooptenu niet het eerste is
waar we over te klagen hebben, zij'n er misschien toch
nog wel enkele winkeliers die ons éen beetjè laten dêélèn
in de voordeelen, die zij hebben van de mark, die zoo
om ten bij de cent waard is.
Zeer zeker is de valuta-kwestie van invloed op de
bontmantels die je ziet. Dit luxe artikel, dat vroeger
alleen de schatrijken toebehoorde zie je thans meejr
dragen dan gewone mantels. Elegant staan ze niet steeds.
Maar gegeurd wordt er heel erg mee. De mode schrijft
tegenwoordig namelijk voor* dat je ie bontjas in de
schouwburg of de salon die je bezoekt aanhoudt. Hoe
erg je daarmede kou kan vatten, gaat haar niet aan en
j die risico moeten de dames zelf maar dragen.
En ze dragen die graag voor de algebiedster, die
mode heet. De gevolgen kunnen era rijn, want er is ons
een strengen winter voorspeeld. Jammer dat er geen
statistiek gehouden wordt van de slachtoffers van dwaas
heden van de mode. Misschien zou dat goed zijn, zou
dat Vropr de vrouwen, die nog een bêetje gezond verstand
over hebben een gunstige werking kunnen hebben. En
misschien zou het ons voor dwaze modes een beetje
behoeden, zou de mode er door gedwongen worden
eenigszins rekening te houden met het menschelijk
j gestel.
Het begint nu langzamerhand bijna deftig fe worden
voor een dame om geen bontmantel te dragen. Naar
ik hoorde zijn zeer vele van deze mantels geïmporteerd
door de dames zelf, in het hartje van den zomer, toen
ze een markenreisje maakten. Maar ook hier bevinden
zich thans Duitsche bonthandelaars, die adverteeren, dat
een reis naar Duitschlahd niet noódig is en dat ze
tegen den normalen markenkoers onze Hollandsche
vrouwen van deze moderne weelde willen voorzien.
Gelukkig, want de dames die nog gouden willen gaan,
worden in haar vertrek bemoeilijkt door de passen-be-
perking, die blijkbaar met het oog van gevaar voor
net leegplunderen van Duitschland met Hollandsch geld
is ingesteld. W. P.
Maak geen gewoonte van het gebruiken van genees
middelen. Als gij ziek rijt, dient gij met het gébruik op
te houden. Zorgzame gewoonten, lichaamsoefeningen),
eenvoudig voedsel, goede ontlasting, en geregeld© ver
kwikkende slaap oienen u gezond te houden.
Wees blij, als\gij vrij' zijl van verschijnselen van
nierzwakte. Als gij er aan twijfelt, kunnen Foster's-
Rugpijn Nieren Pillen u helpen. Dit geneesmiddel schept
geen gewoonte-vorming.
Onderzoek u zelf. Ontwaakt gij 's morgens met
•een doffe, kloppende pijn in den rug? Hebt gij blazen!
onder de oogen en zijn uw bandon en enkels ge
zwollen? Is oe urine bewolkt, zanderig of brandend?
Geschiedt de loozing te veel of te weinig? Zijn uw
ledematen beverig en rheumatisah, vooral bij vochtig
weder? Zijl gij moedeloos, altijd vermoeid, zonder lust
en wilskracht? Wordt gij 5 duizelig na een poos ge
staan te hebben? Hebt gij last van rheumatiidk, spit
of Jisschias?
Als gij moet antwoorden op een van deze
vragen, is net bepaald, noodig om een speciaal nier
geneesmiddel te nemen, en kunt gij niet beter .doen
dan onmiddellijk te beginnen met Foster's Rugpijn)
Nieren Pillen.
Te Schagen verkrijgbaar bij de bekende Drogisten
f 1.75 per doos.
't Zand, 17 November 1921.
Mijnheer de Redacteurl
Beleefd verzoek om een plaatsje in uw veelgelezen
blad. Bij voorbaat dank.
Er zijn zeker wel op meer plaatsen dan bij ons
aan t Zand Burgerwachten opgerichten. Misschien
doen die Burgerwachten op andere plaatsen eenig
nut, doch bij ons aan 't Zand bestaat die B.w. uit 'n
troepje kwajongens, die als soldaat gekleed, met
het geweer over den schouder, het dorp doortrek
ken om kattekwaad en baldadigheid uit te halen,
dan bij den een, dan bij den ander.
Zoo ging ik Dinsdagavond op het voortdurend ge
blaf van den hond en het rumoer op den weg eens
kijken en hoorde ik de buren, die ook op het ru
moer af naar buiten waren gegaan, zeggen: De jon
gens van de Burgerwacht hebben je dam vernield
en toen ik een der achtergebleven kwajongens na
riep: Wat doen jelui hier den boel te vernielen? Zijn
jelui nu de lui die de ord6 moeten bewaren?, kreeg
ik als antwoord: b~.. van mij aan enden, kerel.
Den volgenden morgen was het duidelijk te zien,
hoe die kwajongens in soldatenpak hun strijderslust
hadden doen botvieren op armzalige hekplanken die
zij hadden vernield. Als dat zoo doorgaat dan be
looft dat wat te worden, dan bieden de winteravon
den voor hun vernielingszucht éen prachtige gelegen
heid, dan zal het spoedig zoo zijn dat de politie als
ordebewaarder achter deze ordebewaarders aan moei
loopen, om baldadigheden te voorkomen. In dit geval
zou het beter zijn de Burgerwacht maar weer af te
schaffen en zoo dit niet mogelijk is, wordt het toch
tijd dat deze kwajongens met een rood paspoort
naar huis worden gestuurd.
U mijnheer de Red., nogmaals dankend voor de
plaatsruimte.
Een bewoner van 't Zand.
DETECTIVE-ROMAN NAAR HET ZWEEDBOH VAN
S. A. DUSE.
7.
„Ja", dat zou i<«g»'ijU zijn. Maar de belangrijk
ste vraag is of de documenten vóör de teruggave
g' ropicerd of zó< grondig bestudeerd zijn, dat «on
ccpie overbodig was".
„Deze uitvoerige plannen in enkele uren grondig
bestadeeren, is absoluut onmogelijk", zeide de ma
joor. „Daan oor zouden verscheidene dagen noodig
zijn
„Dus dan blijft alleen een copie over en ik ben
geneigd te veren dersiellen, dat ook dat den dieven
i:iot gelukt is. Misschien hadden zij de papieren
eerst kort vóór uw thuiskomst bemachtigd en ze
toen in hun schrik over dat plotselinge en onver
wachte terugkomen in een impuls weer op hun
plaaTs teruggelegd, om ze in den loop van den nacht
weer te halen en dan de copie te maken. Dat zou,
(erwijl u sliep, heel goted mogelijk geweest zijn."
„Ja, dat klinkt niet onwaarschijnlijk", stemde de
tajoor toe.
„Dat zou het gelukkigste geval zijn, dat wij ons
aankon kunnen", ging Carring voort. „Maar we
doen verstandig liever rekening te houden met het
tegendeel, n.1. dat alles reeds gecopieerd is en de
stukken teruggebracht zijn, omdat men ze niet meer
noodig had."
„Dan moeten we zoo gauw mogelijk in het bezit
van die afschriften probeeren te komen, niet waar?"
„Natuurlijk".
„U zegt dat, als was het de eenvoudigste zaak
der wereld", riep de majoor ongeduldig uit. „Hoe
moeten we dat in 's hemels naam klaar spelen?"
„Wanneer de spionnen gelooven dat ze nog niet
ontdekt zijn, dan voelen zij zich volkomen veilig",
zeide Carring. „En in dat geloof moeten zij gelaten
worden. Wanneer we slimmer willen zijn dan zij,
dan moeten we in de eerste plaats voorzichtig te
werk gaan, opdat zij geen lont gaan ruiken. Want
dij het geringste teeken van gevaar zouden zij zich
zelf en het resultaat van hun schurkenstreek in
heiligheid brengen".
„Ik geloof dat we maar heel weinig kans heb-
Den hen te overrompelen".
„Wie weet! De zaak is hun in zekeren zin reeds
mislukt".
„Niet, wanneer zij de papieren gecopieerd heb-
0fcn wierp de majoor tegen,
w» j °8k dan* Want moeten, zooals ik reeds
gezega heb, in de meening verkeerd hebben, dat
u niet zoudt ontdekken, dat zij de documenten ge
leend hebben. In zooverre is het hun dus mislukt".
„Mijn onverwacht vroege thuiskomst kwam hun
waarschijnlijk zeer ongelegen".
„Ongetwijfeld. Wanneer u pas hedenochtend vroeg
thuis gekomen was, hadt u niet kunnen vermoe
den, dat uw papieren inmiddels weg geweest wa
ren, en hadt u kalm verder gewerkt. En de spion
nen dat het er meer zijn, blijkt uit allerlei aan
duidingen zouden de vruchten van hun plan heb
ben binnengehaald".
„Zij moeten uitstekend van mijn doen en laten op
de hoogte geweest zijn", zeide de majoor. „En spe
ciaal moeten zij hier in de villa Björkhem zich als
het ware thuis voelen. Zonder het te weten had ik
schurken in mijn onmiddellijke omgeving".
I „Daar valt niet aan te twijfelen. Zoo treden spi-
j onnen altijd op, hetzij zij zelf hetzij gehuurde hand-
langers, die dikwijls zelfs niet weten in wiens op-
dracht zij handelen. Daarom is het voor mij dan
ook van buitengewoon groot belang te weten, met
welke menschen u in den loop van den dag in aan
raking geweest bent. Zijn er' misschien ook andere
menschen in huis geweest?"
i „Slechts één gedurende den geheelen dag, en dat
I was een jonge luitenant, die mij voor een parti
culiere aangelegenheid een bezoek kwam brengen,
j Dat heeft echter niet het minste met dit geval te
maken".
„Wist iemand dat u deze documenten in uw huis
hadt?"
„Neen, zoo goed als niemand. Ik heb ze in een
goed gesloten zwarte portefeuille hier gebracht".
„Zag die luitenant dat u van plan was aan die
documenten te gaan werken?"
I „Zeker. Voor een officier behoef ik toch dergelijke
dingen niet te verbergen", antwoordde de majoor
met een zekere scherpte.
i „En verder heeft niemand u een bezoek ge
bracht?"
I „Neen, niemand".
Leo Carring wendde zich nu tot Ragnhild, die ge
durende den geheelen tijd met gespannen aandacht
het gesprek gevolgd had.
„En u bent van het oogenblik af, dat de majoor
naar de stad ging, hier geweest, juffrouw von He
den?" vroeg hij.
I „Ja."
„En hebt u al dien tijd geen vreemde in de nabij
heid der villa gezien?
„Neen." Haar antwoorden waren kort en werden
uitgesproken op een toon als hinderden zij haar.
Carring ging echter toch voort en deed als merkte
hij het niet.
„En is er ook geen bekende geweest, die naar den
majoor gevraagd of iets anders gewild heeft?"
Ragnhild voelde, dat zij bij die vraag een kleur
kreeg. En in haar verwarring vond zij niet dade
lijk den moed een ontkennend antwoord te geven.
Carring wierp haar een vluggen, onderzoekenden
blik toe, die haar nog dieper blozen deed. Haar
vader zag het echter niet. Hij was te zeer in zijn
sombere overpeinzingen verdiept.
„Het is ongetwijfeld een groot geluk, dat ik gister
avond al thuis gekomen ben", zeid© hij meer tot
zich zelf.
„Was dai niet het geval geweest, dan zou nu al
les verloren zijn", zeide Carring ernstig. „Daarin
hebben de schurken zich verrekend. Zij waren na
tuurlijk overtuigd, dat het telegram u langer zou
doen uitblijven."
„Het telegram?"
„Ja zeker. Doe toch niet zoo verwonderd. U weet
toch even goed als ik, majoor, dat dit telegram het
werk der spionnen was. Waarschijnlijk is het ook
een voor u compromitteerend papier en het zou me
sterk verwonderen, als zij geen poging gedaan had
den om het weer in hun bezit te krijgen."
De majoor stak vlug zijn hand in den zak van zijn
jas en stiet een gil van verbazing uit.
„Voor zoover ik me herinneren kan heb ik het in
dezen zak gestoken", zeide hij. „Of heb ik het mis
schien in mijn overjas?" En hij liep vlug de ka
mer uit.
Zoodra de majoor weg was, wendde Ragnhild zich
met fonkelende oogen tot Carring.
„Waar haalt u de brutaliteit vandaan?" zeide zij.
„Dacht u dat ik niet gezien heb...."
„Hoe ik het telegram uit den zak van uw vader
in den mijnen heb doen verdwijnen?" viel Carring
haar kalm in de rede. „Ja zeker. Het was ook vol
strekt mijn bedoeling niet het voor u verborgen te
houden. ziet toch zeker wel in, dat ik dat tele
gram hebben moet?"
„Best mogelijk. Maar daarom kan ik nog geen
methodes als zakkenrollerij billijken. Ik zal papa
zeggen waar het telegram is".
„Neen, béste juffrouw von Heden, dat zult u niet.
Als u tenminste niet wilt, dat ik uw vader op de
hoogte breng van het interessante bezoek, dat u tij
dens zijn aanwezigheid gehad hebt"
Ragnhild werd doodsbleek.
„Hoe weet u...." stamelde zij.
„Ik bezit een zeker vermogen om van die kleine
geheimpjes te doorgronden. En daarom is het beter
mij tot bondgenoot dan tot tegenstander te hebben.
Ik vermoed zelfs, dat ik u van dienst zou kunnen
zijn, juffrouw von Heden, wanneer de zaak ook voor
u gecompliceerd mocht worden."
Met een zeker wantrouwen keek Ragnhild den de
tective aan.
„U deinst voor geen enkel middel terug," zeide zij
ten slotte verwijtend.
„Neen, dat doe ik gewoonlijk niet, wanneer ik een
Mijnheer de Red.,
Vergun mij een klein plaatsje in uw veelgelezen
blad. Bij voorbaat mijn dank.
Verpachting.
Naar aanleiding van de circulaire van den Minis
ter in Mei U. aangeplakt over de steunregeling aan
de visschers van de Zuiderzee. Daarin zegt de Mi
nister uitdrukkelijk, dat alleen steun zal worden ge
geven waar werkelijk gebrek geleden wordt.
De visschers hier in den polder, aan de Van
Ewijcksluis, hebben daar misschien niet op te reke
nen. De vangsten zijn in zee slecht geweest. Ten
eerste door het weer en ten tweede door den beteu-
gelingsdam in het Amsteldiep, die daar invloed op
heeft gehad. Maar nu, als ik goed ingelicht ben,
wordt het vischwater hier in den polder dit jaar nog
verpacht en dan misschien wel voor vijf jaar. Dus
visschers, zorgt dat jelui het vischwater in handen
krijgt, hetzij geheel of een gedeelte daarvan, b.v.
het Balgkanaal, wat toch een uitstekende plantplaats
is om de vischteelt uit te breiden.
De lezers zullen wellicht denken: Kunnen die men
schen in hun eigen gemeente en polder niet het
vischwater pachten? Neen, dat pachten gaat onder
hands, daar mogen de burgers niet aan komen, dat
recht of gunst heeft alleen de firma Dil van Zaan
dam; die heeft hier drie menschen die voor hem
visschen, dus de groote winst gaat hier den polder
uit Dus er kan geen hoofdelijken omslag op haar
verhaalt worden. Dat is toch niet de rechte weg. Ja,
als het püntje bij het paaltje komt, dan hoor ik
het al zeggen: Dil is een goed pachter, zorgt voor
goed pootgoed enz.
rechtvaardige zaak op mij genomen heb. Maar ik
doe bet nog minder, wanneer het erom gaat schur
ken t© pakken te krijgen, die de veiligheid van het
vaderland in gevaar brengen. In den strijd met dezen
is alles geoorloofd. Maar daar hoor ik uw vader
terugkomen. Hij is blijkbaar ook op zijn slaapka
mer geweest, om naar zijn telegram te zoeken. Wilt
u zoo goed zijn de dienstmeisjes wakker te maken?
Iedere minuut is kostbaar en ik moet ze dadelijk in
verhoor nemen".
„Wat moet ik haar zeggen?"
„Zegt u maar dat het om een diefstal gaat. Maar
laat met geen woord blijken wat er gestolen is."
Ragnhild ging! weg en Carring wierp vlug een blik
in het geheimzinnige telegram, vóór de majoor bin
nenkwam. Deze was erg uit zijn humeur en ant
woordde kortaf en norsch op de vragen, die de detec
tive hem deed.
„Was u heelemaal alleen in de kamer, majoor,
toen u de papieren in de cassette legde, de safe
sloot en den sleutel vastbondt?"
„Ik meen dat mijn dochter erbij was".
„Anders niemand?"
„Neen."
„Het is dus absoluut onmogelijk, dat iemand uw
cassette verwisseld heeft met een andere, die er pre
cies eender uitziet?"
„Dat zou dan gebeurd moeten zijn, nadat ik de pa
pieren erin gelegd en vóór ik de cassette wegge
sloten had, niet waar?"
„Ja".
„Dan is het absoluut onmogelijk. Behalve mijn
dochter en ik was niemand in deze kamer. Ik heb
de cassette onmiddellijk nadat ik er de papieren in
gelegd had, in de safe gezet, en dézen vlak daarop
gesloten. En onmiddellijk daarna de beide deuren".
„Wie heeft u gezegd, dat de auto voor was?"
„Mijn dochter voor zoover ik me herinneren kan.
Zij heeft hem door het raam van den salon ge
zien."
„Zoo."
„En onmiddellijk daarna kwam mijn huisknecht
mij roepen".
„Is hij in deze kamer geweest?"
„Neen. Ik had juist de schuifdeuren dicht gedaan
en kwam hem in den salon tegen."
„Hem kunnen we dus voorloopig buiten beschou
wing laten. Is hij betrouwbaar?"
„John is de beste huisknecht, dien ik ooit ge
had heb. Hij is als het ware mijn factotum. En even
handig als chauffeur en koetsier. Zijn zorg voor de
paarden is aandoenlijk om te zien. En hij heeft er
ovenveel verstand van als een huzarenluitenant".
„Dat wil nog al wat zeggen! En hoe oud is hij?"
„Ik denk om en bij de dertig. U moest zijn ge
tuigschriften eens lezen. Zulke goede heb ik nog
nooit onder mijn oogen gehad".