TWEEDE BLAD. De dingen om ons heen. Uit het Hart van Holland. Reclames. lndieu gezond, blijf gezond. Ingezonden Stukken. FEUILLETON. SCHOPPtl\KüNING. Zaterdag 19 November 1921. 64ste Jaargang. No. 6927. WMbJAfffen» XL En wat ia rnu dal fameuss Am&rikaap»»cho Voor tel eigenlijk? Beteekent hot ontwapening? Neen. In die versta verte niet. Het Laat de kans op oorlogvoeren precies even groot als voorheen. Alleen de grootte der eska ders en vloten wordt minder. Het wordt, zooals de Dolly Herald aanstond» en die bekjend© mar in esp ecial itell ArchibaM Hurd In do Daily Telegraph den volgenden dag constateerde: „Oorlog voeren op een koopje". Inplaats van elkander met vloten van veertig slag schepen 'te JiJÏ te gaan, zullen de kampioenen het met escaders van twintig schepen moeiten doen.... Zij zullen al wat nu of binnen korten tijd 'toch m de eerste linde onbruikbaar zou zijn, omdat het te langzaam, te dun gepantserd, te licht bewapend of te klein ia, buiten dienst, moeten atollen en er niets nieuiwa bij bouwen. In dier voege dat Japan 19 groc te fichepen zal (overhouden tegen Amerika 18 en Enge land 22. Op papier geeft deze getalsverhouding aanlei ding tot allerlei bespiegelingen. Als Engeland: en Japan bondgenooten blijven, en als die 82 groote schepen dan ergens kunnen worden geconcentreerd, ziet het er voor Amerika slecht uit i op zee. i Maar al» het bondgenootschap uiteengaat, kan Ame rika, mits zijn vloot bij Manilla ligt, het den Japan ner degelijk zuur maken. Alles hangt er van af hoe in een mogelijk conflict de partijen zullen zijn samengesteld en. vooral wéiy de vloten zich bevinden, als die oorlog uitbreekt. Vooral dat laatste is een groot ding, Want al» Ja-1 pan zijn zeemacht thuis heeft, zou de Amerikaansche* vloot uit de eigen wateren zulk een galand1 helbl>en af te leggen, dat zij vermoedelijk wegens gebrek aan brandstof in de Japansche Zee gekomen niet veel meer 'zou hebben in te brengen. Dan zou zij zulk een aantal tankbooten en andere huplschepen moeten me devoeren, dat haar reiB niet alleen zeer lang zou du ren, doch bovendien gemakkelijk gelegenheid zou bieden voor torpedoaanvallen onderweg. Theoretisch ziet de getalsverhouding er niet zoo slecht uit. Praktisch beteekerft zij heel weinig wan neer niet overal kolen en vooral oliestations ter be schikking zijn. Het bezit van vaste Steunpunten is voor een oorlog, die althans éen der partijen ver van haar basis, zal hebben te voeren, van overheerschend belang. Van grooter belang dan het hebben van een kruiser of een slagschip meer of minder, Dit neemt inmiddels niet weg, dat nu er een con creet voorstel tot beperking van het ochepenaantal en van die tonnenmaat is, een groote stap werd ge daan in de goede richting. Maar opzichzeilif dis die stap niet voldoende. 'Ten eerste om te verhoeden, dat de heeren elkaar •toch te Idjï gaan, ia het nooddg het bezit van vloot- stations onderweg te verbieden. Dit ia onder gemeenschappelijke controle zeer iwel ffiog-eiijik. De 'Duitsche duikbooten hadden tijdens den oorlog .bepaalde plaatsen aan de Iersche kust waar zij Jiun leeftocht zoo noodig, doch bovenal hun benzine voorraad konden aanvullen. Dat was een quaestie van eenige hectoliters brandstof, van eenige honder den kilo's van het een of ander. In de groote reeks van eilanden en eilandjes zijn er allicht een paar onder iwaar een schip een dergelijke kleine voorraad kan innemen. Doch voor een groot oorlogsvaartuig »n sterker nog, voor een eskader zijn heel andere voor raden noodig. Voorraden van allerlei aard. Bovendien Jaadinirichtingen, dokgelegenheid en neg zooveel meer, alle9 dingen, die niet kunnen worden geïmproviseerd, doch die jaren van voorbereiding voreischen. Geheime steunpunten voor een -vlcxrt van eenige be te eke nis kunnen niet verborgen blijven en zeker niet voor een internationale controlecommissie, die overal haar oor te luisteren kan leggen en informatie moet opdoen waar en bij wien zij dit noodig oordeelt. Zonder jviootstation is een beslissend treffen niet te vemvaohten, aangezien hij, die den Vijand in eigen water gaat opzoeken, een soort zelfmoord' pleegt. Een tweede toevoeging aan het plan-Hughes zou moeten zijn het voorschrift dat niet meer dan een bepaalde som aan een schip van bepaalde grootte en bewapening ten koste mocht worden gelegd. Een som, die niet in dollar» of in goud moet worden uitgedrukt, omdat het eene land nu eenmaal goedkooper produ ceert dan het andere, doch die in verhouding zou moe ten staan tot de bouwsom van een koopvaardijschip. Bovendien zou, gelijk Hughes zelf reeds vroeger zei- de, slechts ©en maximum percentage van de Staats- begrooting voor militaire doeleinden beschikbaar mo gen worden gesteld- (Laat men deze eischen vallen, dan bouwt elk der drie landen wel niet meer en geen gioo'tere schepen dan werd overeengekomen, doch het doet zijn best zijn schip sneller te maken, het beter pantser te ge ven, van beter geschut te voorzien om zoodoende in schaakspelerstaai „de qu&ldtelti" te winnen bij den ge dwongen afruil. Dit alles betreft alleen de groote schepen. En alt enen bedenkt dat .Hughes nu als norm 35000 ton aan neemt, terwijl kort Voor den oorlog he tgmootste iBirit- sche schip slechts 15.000 t.on mat, begrijpt men dot er ook voor dat „kleingoed" grenzen meoten zijn. Inderdaad heeft Amerika die ook aangegeven. Te weten in den vorm van een globaal cijfer voor elke schee pssoort. Ook dit verdient rectificatie. Wij wezen er reeds op, dat de vloot van elk der drie betrokken mogendheden voor een andere taak staat en dus anders moet zijn samengesteld, ten ein de die taak goed! te vervullen. Een mogendheid zonder groot© handelsmarine bui tengaats zal veel hebben aan. de duikboot (Zie Duitschland na 1 September 11914) omdat het daar mede den handel van den vijand onmogelijk kan ronken en uit een hinderlaag af eri toe ook oor logsvaartuig kan aangrijpen. Nat'ts met een handelsvloot, staande tegenover iemand, wien zij op koopvaardijgebied weinig scha de kunnen berokkenen, hebben meer aan pnelvnrand klein materiaal ter aanvulling van hun alagvloot. Vooral wanneer hun vlloofc op verscMLlenid© zeeön werkzaam zal moeten optreden. Elk land stelt, dus eigen eischen en het ware prin cipieel een fout, wanneer men de mogelijkheid er kent, dat een vloot reden van bestaan kan hebben en dat de kans op een oorlog niet uitgesloten is, zich te vleien met de hoop, dat die zoo verschillende lan- <ren zich zouden willen voegen naar een algemeen toepasselijk programma, dat geenszins voldoet aan de bijzondere eischen, die elk hunner aan zijn vloot stelt. Het lijdt geen twijfel iof deze opmerkingen waar aan nog andere zonden zijn toe te voegen zullen eerstdaags uit Washington worden vernomen. En wanneer zij mochten uitblijven, wat wij niet ge- looven, dam is het alleen omdat het niet de moeite waard lijkt diep in 'te gaan op de detailpunten van een ontwapendmgsprogramma, [zoolang men niet weet of er een regeling van de hangende problemen is te vinden, die het mogelijk maakt ernstig aan ©en be perking der vloten te denkem Zijn die .problemen uit den weg en heeft men we derzijds de overtuiging, dat het ernst is zich aan die regeling der problemen te houden, dan (kan het „bui tengewoon drastische" voorstel van Amerika zonder eenigen twijfel nog veel drastischer worden gemaakt En wanneer dan van de landen, die nu zuchten on der belastingdruk voor allerlei .militaire uitgaven, zulk een last van tientallen millioenen wordt afge- worteld, behoeft men werkelijk niet als iBalfour of als Mr. Hichin van die pantserplatenifabriek van Cam- rnell iLaird' 'Cy. te zuchten over het lot van den over bodig wordenden werfarbeider. In een maatschappij, zonder kanongieterij en pant- senfahricage is 'voor meer 'economische doeleinden ook nog heel wat .staal en ijizer noodiig.1 UITKIJK. Eindelijk i» het hotel A,De Oude Doelen" verkocht Er is nog heel veel over te doen geweest en de ge meenteraad he©ft ernstig overwogen het te redden, maar het mocht niet baten. De perceelen in de stad zijn in twee stukken, de depandance in Scheveningen is appart verkocht Wat er van zal komen moeten we nog afwach ten. Maar een der oudste hotels, een der hotels met reputatie is verdwenen. Het was in de dagen van de JSngelsche geïnterneerden een middelpunt van élègarn) leven, er werd gedanst, getaed, gesoupeerd, èr was een Engelsche club en de Engelschen drukten toén hun stempel op dit luxe-hotel dat geen betere tijd, geen grooter bloei heeft gekend. De gansche stad heeft in dien tijd op het gebied van luxe-inrichtingen een opbloei beleefd. Er is toen een aantal bartjes en intieme diire instellingen ontstaan^ waar lederen avond de whisky yloeide en weer ver diend werd. Maar men heeft er toen niet aan gedacht, dat onze gasten weg .zoifübn trekken en we onze oude Hollandsche degelijke burgerij zouden overhouden. Veel van dat moois is moeten opdoéken en het hotel „De Oude Doelen" heeft toen ook de kolder in den nopgekregen en zich uitgebreid, en zich op zod hooge lasten gebracht, dat tiet het niet houden kon. Het pavilloen, dat handen vol geld gekost neeft, faeefl het groote verlies bezorgd. Het was «roolscft opgezet, zeer ruim zelfs, maar zoo dat men toch nog qp uitbrei ding was ingericht. Men noopte er een paar verdiepingen op te zetten. .Daarom is het zoo foei leeiijk, zoo duide lijk niet af. Of het nog at komen zal valt te betwijfelen. Echter niet alleen van de Engelschen hebben deze instellingen het moeten hebben. Ze hadden ook nog wat gerekend op de O. W., die er eerlijk zijn portie heeft gebracht Maar dq .O .W zelf is zoo spoedig verdwenen en heeft nu de luxe, voor hen ingerichte restaurants en bars mede in het verderf gelokt. De lage valuta geven den genadeslag, want ook de vreemdelingen kamen nu niet meer, omdat ons land onbetaalbaar wordt voor hun gold, en zoo zitten wc nu met een kwijnend hotelbedrijf en tevens met hotelnood. Dot komt omdat het ontbrgekt aan het hotel waar meer ruimte is en minder feest, aan een behoorlijke eenvou dige inrichting. Men huivert als men Haagsdie hotel- prijzen hoort. Merkwaardig is in deze malaise, dat we niet meer schijnen terug te kunnen naar den eenvoud van voorden oorlog. Zonder muziek schijnt het niet meer te kunnen in de stad, tenminste elk café heeft zijn strijkje en de prijzen zijn er hooger, het publiek is er opgeschroefd. Den nieuwe inrichting ophet buitenhof heeft echter bewezen, dat er behoefte bestaat aan eer niet "féésté- lijke herberg. Deze inrichting heeft geen muziek, is eenvoudig en netjes, heeft een normaal tarief*, voor de j consumpties en is van de opening af vol geweest, stamp vol zelfs. Misschien dat de andere restaurateurs daar een lesje aan zullen nemen. Het is zoo ondegelijk, wanneer je een zakenkennis waarmede je iets te hesprêkén hebt, geen andere plaats van samenkomst kan aanwijzen dan bij een strijkje aan een hoog buffet of in een hoekje onder een cretonne lampekap. Ook een nieuw restaurant, dat zeer smaakvol is inge richt en een eenigszins fijn karakter draagt, althans niet bedoeld is als gewoon theehuis, maar als gelegenheid voor intieme dineetjes, maakt reclame met de afwe- I zigheid van strijkmuzikanten en wjjst op de hist die men er geniet. Den Haag zou werkelijk „de elegante residentie niet zijn als het niet eenige feestgelegenhedén bood, maat deze zijn er ten slotte ook maar in beperkte hoeveel* heid noodig en we zijn ten slotte toch ook niet heele- raaal badplaats of kermisterrein. Intusscnen is het nu wel het echte feestelijke seizoèn. De straten krijgen wat opgewektheid van de nadering der feesten va,n Kerstmis en at. Nicolaas. Het zijn de dagen dat 'de straten gezellig druk eji vol rijn en dat ook de theehuizen gezellig en vroolijk zijn beklant. Ie^er maakt gebruik van dezen tijd om rijn waar aan den man te brengen. Er is reclame gezelligheid in de stad. Vreemde dingen zien we op dit gebied, wan\ reclame is een grillig heerschap. Zoo Ioopen er een paar zielige kameelen in de kou over het "tyarde asfalt om sigaretten van een valluta-huis aan te prijzen. Hei is een malle vertooning, deze woestijndieren in onze winterkou. Of er een sigaar of sigaret meer om verkocht wordt weet ik niet. Vooral de geschminkte Arabier, sdie er bij loopt, doet heel potsierlijk aan. Valuta is het groote woord dit jaar om reclame te maken. Het geeft zoo het idee, dat je de boef goedkoop krijgt en, hoewei goedkooptenu niet het eerste is waar we over te klagen hebben, zij'n er misschien toch nog wel enkele winkeliers die ons éen beetjè laten dêélèn in de voordeelen, die zij hebben van de mark, die zoo om ten bij de cent waard is. Zeer zeker is de valuta-kwestie van invloed op de bontmantels die je ziet. Dit luxe artikel, dat vroeger alleen de schatrijken toebehoorde zie je thans meejr dragen dan gewone mantels. Elegant staan ze niet steeds. Maar gegeurd wordt er heel erg mee. De mode schrijft tegenwoordig namelijk voor* dat je ie bontjas in de schouwburg of de salon die je bezoekt aanhoudt. Hoe erg je daarmede kou kan vatten, gaat haar niet aan en j die risico moeten de dames zelf maar dragen. En ze dragen die graag voor de algebiedster, die mode heet. De gevolgen kunnen era rijn, want er is ons een strengen winter voorspeeld. Jammer dat er geen statistiek gehouden wordt van de slachtoffers van dwaas heden van de mode. Misschien zou dat goed zijn, zou dat Vropr de vrouwen, die nog een bêetje gezond verstand over hebben een gunstige werking kunnen hebben. En misschien zou het ons voor dwaze modes een beetje behoeden, zou de mode er door gedwongen worden eenigszins rekening te houden met het menschelijk j gestel. Het begint nu langzamerhand bijna deftig fe worden voor een dame om geen bontmantel te dragen. Naar ik hoorde zijn zeer vele van deze mantels geïmporteerd door de dames zelf, in het hartje van den zomer, toen ze een markenreisje maakten. Maar ook hier bevinden zich thans Duitsche bonthandelaars, die adverteeren, dat een reis naar Duitschlahd niet noódig is en dat ze tegen den normalen markenkoers onze Hollandsche vrouwen van deze moderne weelde willen voorzien. Gelukkig, want de dames die nog gouden willen gaan, worden in haar vertrek bemoeilijkt door de passen-be- perking, die blijkbaar met het oog van gevaar voor net leegplunderen van Duitschland met Hollandsch geld is ingesteld. W. P. Maak geen gewoonte van het gebruiken van genees middelen. Als gij ziek rijt, dient gij met het gébruik op te houden. Zorgzame gewoonten, lichaamsoefeningen), eenvoudig voedsel, goede ontlasting, en geregeld© ver kwikkende slaap oienen u gezond te houden. Wees blij, als\gij vrij' zijl van verschijnselen van nierzwakte. Als gij er aan twijfelt, kunnen Foster's- Rugpijn Nieren Pillen u helpen. Dit geneesmiddel schept geen gewoonte-vorming. Onderzoek u zelf. Ontwaakt gij 's morgens met •een doffe, kloppende pijn in den rug? Hebt gij blazen! onder de oogen en zijn uw bandon en enkels ge zwollen? Is oe urine bewolkt, zanderig of brandend? Geschiedt de loozing te veel of te weinig? Zijn uw ledematen beverig en rheumatisah, vooral bij vochtig weder? Zijl gij moedeloos, altijd vermoeid, zonder lust en wilskracht? Wordt gij 5 duizelig na een poos ge staan te hebben? Hebt gij last van rheumatiidk, spit of Jisschias? Als gij moet antwoorden op een van deze vragen, is net bepaald, noodig om een speciaal nier geneesmiddel te nemen, en kunt gij niet beter .doen dan onmiddellijk te beginnen met Foster's Rugpijn) Nieren Pillen. Te Schagen verkrijgbaar bij de bekende Drogisten f 1.75 per doos. 't Zand, 17 November 1921. Mijnheer de Redacteurl Beleefd verzoek om een plaatsje in uw veelgelezen blad. Bij voorbaat dank. Er zijn zeker wel op meer plaatsen dan bij ons aan t Zand Burgerwachten opgerichten. Misschien doen die Burgerwachten op andere plaatsen eenig nut, doch bij ons aan 't Zand bestaat die B.w. uit 'n troepje kwajongens, die als soldaat gekleed, met het geweer over den schouder, het dorp doortrek ken om kattekwaad en baldadigheid uit te halen, dan bij den een, dan bij den ander. Zoo ging ik Dinsdagavond op het voortdurend ge blaf van den hond en het rumoer op den weg eens kijken en hoorde ik de buren, die ook op het ru moer af naar buiten waren gegaan, zeggen: De jon gens van de Burgerwacht hebben je dam vernield en toen ik een der achtergebleven kwajongens na riep: Wat doen jelui hier den boel te vernielen? Zijn jelui nu de lui die de ord6 moeten bewaren?, kreeg ik als antwoord: b~.. van mij aan enden, kerel. Den volgenden morgen was het duidelijk te zien, hoe die kwajongens in soldatenpak hun strijderslust hadden doen botvieren op armzalige hekplanken die zij hadden vernield. Als dat zoo doorgaat dan be looft dat wat te worden, dan bieden de winteravon den voor hun vernielingszucht éen prachtige gelegen heid, dan zal het spoedig zoo zijn dat de politie als ordebewaarder achter deze ordebewaarders aan moei loopen, om baldadigheden te voorkomen. In dit geval zou het beter zijn de Burgerwacht maar weer af te schaffen en zoo dit niet mogelijk is, wordt het toch tijd dat deze kwajongens met een rood paspoort naar huis worden gestuurd. U mijnheer de Red., nogmaals dankend voor de plaatsruimte. Een bewoner van 't Zand. DETECTIVE-ROMAN NAAR HET ZWEEDBOH VAN S. A. DUSE. 7. „Ja", dat zou i<«g»'ijU zijn. Maar de belangrijk ste vraag is of de documenten vóör de teruggave g' ropicerd of zó< grondig bestudeerd zijn, dat «on ccpie overbodig was". „Deze uitvoerige plannen in enkele uren grondig bestadeeren, is absoluut onmogelijk", zeide de ma joor. „Daan oor zouden verscheidene dagen noodig zijn „Dus dan blijft alleen een copie over en ik ben geneigd te veren dersiellen, dat ook dat den dieven i:iot gelukt is. Misschien hadden zij de papieren eerst kort vóór uw thuiskomst bemachtigd en ze toen in hun schrik over dat plotselinge en onver wachte terugkomen in een impuls weer op hun plaaTs teruggelegd, om ze in den loop van den nacht weer te halen en dan de copie te maken. Dat zou, (erwijl u sliep, heel goted mogelijk geweest zijn." „Ja, dat klinkt niet onwaarschijnlijk", stemde de tajoor toe. „Dat zou het gelukkigste geval zijn, dat wij ons aankon kunnen", ging Carring voort. „Maar we doen verstandig liever rekening te houden met het tegendeel, n.1. dat alles reeds gecopieerd is en de stukken teruggebracht zijn, omdat men ze niet meer noodig had." „Dan moeten we zoo gauw mogelijk in het bezit van die afschriften probeeren te komen, niet waar?" „Natuurlijk". „U zegt dat, als was het de eenvoudigste zaak der wereld", riep de majoor ongeduldig uit. „Hoe moeten we dat in 's hemels naam klaar spelen?" „Wanneer de spionnen gelooven dat ze nog niet ontdekt zijn, dan voelen zij zich volkomen veilig", zeide Carring. „En in dat geloof moeten zij gelaten worden. Wanneer we slimmer willen zijn dan zij, dan moeten we in de eerste plaats voorzichtig te werk gaan, opdat zij geen lont gaan ruiken. Want dij het geringste teeken van gevaar zouden zij zich zelf en het resultaat van hun schurkenstreek in heiligheid brengen". „Ik geloof dat we maar heel weinig kans heb- Den hen te overrompelen". „Wie weet! De zaak is hun in zekeren zin reeds mislukt". „Niet, wanneer zij de papieren gecopieerd heb- 0fcn wierp de majoor tegen, w» j °8k dan* Want moeten, zooals ik reeds gezega heb, in de meening verkeerd hebben, dat u niet zoudt ontdekken, dat zij de documenten ge leend hebben. In zooverre is het hun dus mislukt". „Mijn onverwacht vroege thuiskomst kwam hun waarschijnlijk zeer ongelegen". „Ongetwijfeld. Wanneer u pas hedenochtend vroeg thuis gekomen was, hadt u niet kunnen vermoe den, dat uw papieren inmiddels weg geweest wa ren, en hadt u kalm verder gewerkt. En de spion nen dat het er meer zijn, blijkt uit allerlei aan duidingen zouden de vruchten van hun plan heb ben binnengehaald". „Zij moeten uitstekend van mijn doen en laten op de hoogte geweest zijn", zeide de majoor. „En spe ciaal moeten zij hier in de villa Björkhem zich als het ware thuis voelen. Zonder het te weten had ik schurken in mijn onmiddellijke omgeving". I „Daar valt niet aan te twijfelen. Zoo treden spi- j onnen altijd op, hetzij zij zelf hetzij gehuurde hand- langers, die dikwijls zelfs niet weten in wiens op- dracht zij handelen. Daarom is het voor mij dan ook van buitengewoon groot belang te weten, met welke menschen u in den loop van den dag in aan raking geweest bent. Zijn er' misschien ook andere menschen in huis geweest?" i „Slechts één gedurende den geheelen dag, en dat I was een jonge luitenant, die mij voor een parti culiere aangelegenheid een bezoek kwam brengen, j Dat heeft echter niet het minste met dit geval te maken". „Wist iemand dat u deze documenten in uw huis hadt?" „Neen, zoo goed als niemand. Ik heb ze in een goed gesloten zwarte portefeuille hier gebracht". „Zag die luitenant dat u van plan was aan die documenten te gaan werken?" I „Zeker. Voor een officier behoef ik toch dergelijke dingen niet te verbergen", antwoordde de majoor met een zekere scherpte. i „En verder heeft niemand u een bezoek ge bracht?" I „Neen, niemand". Leo Carring wendde zich nu tot Ragnhild, die ge durende den geheelen tijd met gespannen aandacht het gesprek gevolgd had. „En u bent van het oogenblik af, dat de majoor naar de stad ging, hier geweest, juffrouw von He den?" vroeg hij. I „Ja." „En hebt u al dien tijd geen vreemde in de nabij heid der villa gezien? „Neen." Haar antwoorden waren kort en werden uitgesproken op een toon als hinderden zij haar. Carring ging echter toch voort en deed als merkte hij het niet. „En is er ook geen bekende geweest, die naar den majoor gevraagd of iets anders gewild heeft?" Ragnhild voelde, dat zij bij die vraag een kleur kreeg. En in haar verwarring vond zij niet dade lijk den moed een ontkennend antwoord te geven. Carring wierp haar een vluggen, onderzoekenden blik toe, die haar nog dieper blozen deed. Haar vader zag het echter niet. Hij was te zeer in zijn sombere overpeinzingen verdiept. „Het is ongetwijfeld een groot geluk, dat ik gister avond al thuis gekomen ben", zeid© hij meer tot zich zelf. „Was dai niet het geval geweest, dan zou nu al les verloren zijn", zeide Carring ernstig. „Daarin hebben de schurken zich verrekend. Zij waren na tuurlijk overtuigd, dat het telegram u langer zou doen uitblijven." „Het telegram?" „Ja zeker. Doe toch niet zoo verwonderd. U weet toch even goed als ik, majoor, dat dit telegram het werk der spionnen was. Waarschijnlijk is het ook een voor u compromitteerend papier en het zou me sterk verwonderen, als zij geen poging gedaan had den om het weer in hun bezit te krijgen." De majoor stak vlug zijn hand in den zak van zijn jas en stiet een gil van verbazing uit. „Voor zoover ik me herinneren kan heb ik het in dezen zak gestoken", zeide hij. „Of heb ik het mis schien in mijn overjas?" En hij liep vlug de ka mer uit. Zoodra de majoor weg was, wendde Ragnhild zich met fonkelende oogen tot Carring. „Waar haalt u de brutaliteit vandaan?" zeide zij. „Dacht u dat ik niet gezien heb...." „Hoe ik het telegram uit den zak van uw vader in den mijnen heb doen verdwijnen?" viel Carring haar kalm in de rede. „Ja zeker. Het was ook vol strekt mijn bedoeling niet het voor u verborgen te houden. ziet toch zeker wel in, dat ik dat tele gram hebben moet?" „Best mogelijk. Maar daarom kan ik nog geen methodes als zakkenrollerij billijken. Ik zal papa zeggen waar het telegram is". „Neen, béste juffrouw von Heden, dat zult u niet. Als u tenminste niet wilt, dat ik uw vader op de hoogte breng van het interessante bezoek, dat u tij dens zijn aanwezigheid gehad hebt" Ragnhild werd doodsbleek. „Hoe weet u...." stamelde zij. „Ik bezit een zeker vermogen om van die kleine geheimpjes te doorgronden. En daarom is het beter mij tot bondgenoot dan tot tegenstander te hebben. Ik vermoed zelfs, dat ik u van dienst zou kunnen zijn, juffrouw von Heden, wanneer de zaak ook voor u gecompliceerd mocht worden." Met een zeker wantrouwen keek Ragnhild den de tective aan. „U deinst voor geen enkel middel terug," zeide zij ten slotte verwijtend. „Neen, dat doe ik gewoonlijk niet, wanneer ik een Mijnheer de Red., Vergun mij een klein plaatsje in uw veelgelezen blad. Bij voorbaat mijn dank. Verpachting. Naar aanleiding van de circulaire van den Minis ter in Mei U. aangeplakt over de steunregeling aan de visschers van de Zuiderzee. Daarin zegt de Mi nister uitdrukkelijk, dat alleen steun zal worden ge geven waar werkelijk gebrek geleden wordt. De visschers hier in den polder, aan de Van Ewijcksluis, hebben daar misschien niet op te reke nen. De vangsten zijn in zee slecht geweest. Ten eerste door het weer en ten tweede door den beteu- gelingsdam in het Amsteldiep, die daar invloed op heeft gehad. Maar nu, als ik goed ingelicht ben, wordt het vischwater hier in den polder dit jaar nog verpacht en dan misschien wel voor vijf jaar. Dus visschers, zorgt dat jelui het vischwater in handen krijgt, hetzij geheel of een gedeelte daarvan, b.v. het Balgkanaal, wat toch een uitstekende plantplaats is om de vischteelt uit te breiden. De lezers zullen wellicht denken: Kunnen die men schen in hun eigen gemeente en polder niet het vischwater pachten? Neen, dat pachten gaat onder hands, daar mogen de burgers niet aan komen, dat recht of gunst heeft alleen de firma Dil van Zaan dam; die heeft hier drie menschen die voor hem visschen, dus de groote winst gaat hier den polder uit Dus er kan geen hoofdelijken omslag op haar verhaalt worden. Dat is toch niet de rechte weg. Ja, als het püntje bij het paaltje komt, dan hoor ik het al zeggen: Dil is een goed pachter, zorgt voor goed pootgoed enz. rechtvaardige zaak op mij genomen heb. Maar ik doe bet nog minder, wanneer het erom gaat schur ken t© pakken te krijgen, die de veiligheid van het vaderland in gevaar brengen. In den strijd met dezen is alles geoorloofd. Maar daar hoor ik uw vader terugkomen. Hij is blijkbaar ook op zijn slaapka mer geweest, om naar zijn telegram te zoeken. Wilt u zoo goed zijn de dienstmeisjes wakker te maken? Iedere minuut is kostbaar en ik moet ze dadelijk in verhoor nemen". „Wat moet ik haar zeggen?" „Zegt u maar dat het om een diefstal gaat. Maar laat met geen woord blijken wat er gestolen is." Ragnhild ging! weg en Carring wierp vlug een blik in het geheimzinnige telegram, vóór de majoor bin nenkwam. Deze was erg uit zijn humeur en ant woordde kortaf en norsch op de vragen, die de detec tive hem deed. „Was u heelemaal alleen in de kamer, majoor, toen u de papieren in de cassette legde, de safe sloot en den sleutel vastbondt?" „Ik meen dat mijn dochter erbij was". „Anders niemand?" „Neen." „Het is dus absoluut onmogelijk, dat iemand uw cassette verwisseld heeft met een andere, die er pre cies eender uitziet?" „Dat zou dan gebeurd moeten zijn, nadat ik de pa pieren erin gelegd en vóór ik de cassette wegge sloten had, niet waar?" „Ja". „Dan is het absoluut onmogelijk. Behalve mijn dochter en ik was niemand in deze kamer. Ik heb de cassette onmiddellijk nadat ik er de papieren in gelegd had, in de safe gezet, en dézen vlak daarop gesloten. En onmiddellijk daarna de beide deuren". „Wie heeft u gezegd, dat de auto voor was?" „Mijn dochter voor zoover ik me herinneren kan. Zij heeft hem door het raam van den salon ge zien." „Zoo." „En onmiddellijk daarna kwam mijn huisknecht mij roepen". „Is hij in deze kamer geweest?" „Neen. Ik had juist de schuifdeuren dicht gedaan en kwam hem in den salon tegen." „Hem kunnen we dus voorloopig buiten beschou wing laten. Is hij betrouwbaar?" „John is de beste huisknecht, dien ik ooit ge had heb. Hij is als het ware mijn factotum. En even handig als chauffeur en koetsier. Zijn zorg voor de paarden is aandoenlijk om te zien. En hij heeft er ovenveel verstand van als een huzarenluitenant". „Dat wil nog al wat zeggen! En hoe oud is hij?" „Ik denk om en bij de dertig. U moest zijn ge tuigschriften eens lezen. Zulke goede heb ik nog nooit onder mijn oogen gehad".

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1921 | | pagina 5