r t EKGELSGHE K0K1NGSD0CHTER. I Hel huwelijk van de ïtKUG IN HET LEVEN. TWEEDE BLAD." FEUILLETON. Zalcrdaq II Maarl 1922. 65slfi Jaargang. Nu. 6990. Ik heb U hl zoo dikwijl» de pracht en praal van de Koninklijke Stoet beschreven, dat tk het niet waag U dat alle» non ocna te beschrijven. Maar ik wil U vertellen, hoe het jonge paar als man en vrouw, van de kerk, de Westminster Abbey, naar het Buckingham Palacc reed. y Het stond zwart van de menschen in St James- street en Piccadilly, van alle opeenhopingen van kijk lustige menschen, die ik ooit in mijn leven gezien heb, was dit wel de meeste ontzaglijke. Er waren menschen, die uren en uen gestaan hadden en juist vóór ae stoet aankwam, flauw vlelan, weggedragen werden door de hospitaalsoldaten en niets van hun Princes gezien neb- ben. Er waren ouden en Jongen, er waren grijsaards ert kinderen, mannen en vrouwen van eiken ran g en stand. De menschen stonden niet meer zooveel rijen dik, de menschen vormden als het 'ware één compacte massa. Het was een mierenhoop van menschen. Allemaal menschen, die meeleefden met elkaar en met het Koninklijk Hui», meeleefden in de plechtigheid, die voor alles Britsch was. Die millioenen menschen, die op de been waren, gingen eigenlijk Groot-Brltannië huldigen door te ko men zien naar hun Princcss en haar echtgenoot, hun juichkreten aan het adres van hel jonge paar waren als net ware ontboezemingen van wat er in het hart der Britten omging, nu de Engelsche Koningsdochter door haar huwelijk Engelsche Bleef, zelfs bijna nog meer Engelsche werd ,dan zij door hare geboorte is. Het bewustzijn, dat de dochter van den Engelschen Koning nu eens niet trouwde met een prins „made in Germany", gaf eigenlijk de groote beteekenis aan dit huwelijk. Dit bewustzijn geeft bevrediging aan het Engelsche volk. Het Engelsche volk vindt een echten Engelschman veel beter geschikt voor de Prince® dan welke Duitsche vor- stenzoon dan ook. Buitendien men ïs overtuigd, dat dit huwelijk een huwelijk uit liefde is, terwiil zoo dikwijls huwelijken tot 'stand kwamen, die elkanaer nimmer hadden gezien* zelfs soms bij een huwelijk tusschen de Chineezcn af. Maar hier hadden bruid en bruidegom elkaar her haaldelijk ontmoet Reeds in een geillustreerd blad van een jaar geleden, ziet men ondor de veie gasten op Engelsche buitenverblijven zoowel Princess Mary als de Viscount Lascelles. (spreek uit: Léscels). Bruid en bruidegom hadden elkaar dus kunnen Ieeren kennen in gezelschap en in sport, waren geen vreemden voor elkaar gebleven. De bruigom is ouder dan Princess Mary. Zij is 24 jaar, Lord Lascelles wordt veertig. Op portretten ziet hij er oua uit, dan heeft hij veel lijnen in zijn gezicht, die hem oud maken, in werkelijk heid echter, wanneer die lijnen gevormd worden op een tïlaat, dat de gezonde, frissche gelaatskleur vertoont van cn sportsman, van den man die veel in de buitonr lucht is en niet voor een beetje regen of wind terug schrikt, ziet Lord Lascelles er veel jonger en beter uit en heeft hij bepaald een prettig gezicht. Dan komt ook zijn dikke haar in ziin voordeel uit. In ae uniform van de Grenadier Guards met over den scharlaken rok het breede, blauwe lint van de Orde van den Kouseband, kwam zijn flinke houding, zijn goede lengte bepaald kranig uit. I>ord Lascelles is wat men noemt een man van dc wereld. Hij heeft gediend bij ae Grenadier Guards, dus een der deftigste regimenten, hil is honorair Attaché ge weest bij de Britsche Ambassade te Rome, hij is Adju dant geweest van den Gouverneur Generaal van Canada. Hq heeft den geheelen oorlog me^emaakt, werd drie keer gewond en een keer gegasd. Hij werd door Enge land en Frankrijk gedecoreerd. Behalve al dat heeft hij nog een factor, die noodzake lijk is om een koningsdochter te huwen, tlii is schatrijk. Hij zou anders natuurlijk niet gewaagd hebben Prin cess Mary ten huwelijk te vragen, want noewel noogst eenvoudig opgevoed, (Pïineess Mary had totdat 'hiur bioer, de prins van Wales er nu 1L* jaar geleden een paar meebracht als cadeautje van zijn reis om de we reld, nog nooit zijden kousen of een lage blouse ge dragen). heeft Price.se Mary vee! geld noodig voor haar liefdadigheid Jonge werkman, die met Princesa Mary een jaar geleden, toen zij incognito een werkmansclub in het Oosten van Londen bezocht, danste en die na den dans, hoerende met wie hij gedanst had. zei: ik sta net zoo lief tegenover een vijandelijke batterij, dan nu ik weet met wie ik danste, haar nog eena te durven vragen. Onze werkman getuigde echter dat ae Princesa bui tengewoon goed danste en hij heerlijk gedanst had. Lord Lascelles kon het cr echter op wagen. Lord 'Clanricarde, een oom van de zijde van de moeder van zijnen vader, liet al zijn goederen en vermogen na aan onzen Iienry George Charles Lascelles en maakte den Viscount Lascelles daar door tol een «der rijkste lieden van Groot-BritanniS en een der grootste grondbezitters in Ierland Ik hoorde, dat het vermogen tusscnen de 2 ft 3 millioen Pond Sterling (24 3(5 mfiiioen gulden) be draagt. Daarbij is zijn vader ook een zeer vermogend :man met schitterende bezittingen in Yorkshire. De Princesa kan dus gerust een duitje aan de lief dadigheid geven. Wanneer U mij vraagt is de Princess mooi, dan zou ik daarop moeten zeggen, bepaald mooi niet, maar het is om te zien en te ontmoeten wat men ribemt: een dot van een mcidi Mag men zooiets van een Koningsdochter zeggen? ik geloof, zooals ik het bedoel, van zeker. Zq is één en al lieftalligheid en jeugdige vroolijkheid, hartelijkheid cn milddadigheid' Ik nad zoo het gevoel, toen ik het bruidspaar zag: „Pas op j(j, afs je niet goed voor haar bent, dan krijg je met mij te doen/' Maar ook Lord Lascelles heeft een goed gezicht. Ge begrijpt natuurlijk wel, dat Lord Lascelles ook mei blinkende helmen en kurassen van de Life Guarde, i Dadelijk daarachter een gotiden keel» met kroen. Deze' gouden koets, die natuurlijk van alle kanten door glas omgeven was, werd getrokken door twee zware bruine paarden met kwasten in de manen en gemend door een Jtoetsier in gouden livei met steek en twee pal freniers achter op in de zelfde livrei. In de koets een schattig rose kopje, met lachende oogtn en glimla'■henden mond, vriendelijk blijkbaar dankbaar groetend de ontzaglijke menschenmsssa, die zichtbaar aangedaan, hier luidruchtig, daar snikkend van emotie, getuigde van liefde voor de Koningsdochter, van medeleven in het geluk van de Princess in het geluk van het Jonge paar. Naast ai' Princess de Viscount Lascelles. keurig, cor rect, verheugd cn gelukkig, naast zijn schattige bruid. Hot was een mooie harmonie van kleuren. De blonde Princess in haar prachtige witte bruidsjapon, het al lerliefste kopje met het mooie blosje, als omlijst door een symphonie van wit in kant, bloezeins en brocaat, naast 'den Britschen edelman, het tyue van den fermen Britschen landedelman, in dc scharlaken uniform van de heiden van Ypcren, van de Grenadier Guards. Wat daar niet omgegaan is in die korte oogenblikken dat elk toeschouwer voor zich die verschijning als uit een sprookje voor zich zag, in dc harten en zielen van die toeschouwers, is mei nategaan, maar ,cen gedachte, dit voelde inen, was in het gemoed van allen, die daar waren. Van allen, rijk en arm, oud en jong, vrouw of man- Die gedachte was een bede. De bede: moge God deze beide Britsche kinderen zegenen' van familie niet de eerste de beate ia, De Lascelles van Hinderskelft in Yorkshire waren al lieden ven beteekenis ten dage van Koning Edward il. In het begin der 17e eeuw kwam het echter in groot aanzien, totdat in 1739 Edwyd Lascelles geboren werd, die tot graaf Harewood verheven werd. De vader van Lord Lascelles is de 5e graaf Hare wood, de moeder is de Lady Florence iiridgeraan, dochter van den Uen Graaf van Bradford. Lord Lascelles stamt af van een Marqué»» of Bath, zoowel als van een Hertog van Rutland. Enfin, dat is allemaal best in orde. Het jonge paar is voor de wittebroodsweken vertrok ken naar net schitterende builen Wcston in Shropshire, van Graaf van Bradford en zal nadat het van de huwe lijksreis die in Italië, voornamelijk in de Villa de Medi ci» te Florence, doorgebracht zal worden, in Endeland teruggekeerd is, zich vestigen op Goldsborough Hall in Yorkshire, een kasteel uit den tijd van Koningin Elisa- beth Zij zullen later bij groote officieel® plechtigheden wel eens moeite hebben met de hofetiquette. De Princess is n.1. wel de echtgenoore van Viscount Lascelles geworden, doch ze blijft Princess Marv en wordt zelfs, indien de Princess Royal, de oudste dochter van Koning Edward VII sterft, ais oudste (eenige) dochter van den regeeren- Koning, de opvolgster van naar tante en dus Princess Royal. Bij hofplechtighedcn behoudt de Prfcess Mary du» nog allen voorrang, haar door haar geboorte verleend, ter wijl .Viscount Lascelles als Viscount komt na alle her togen, markiezen en graven en zelfs na vele Viscounts. Aldus wordt „de positie van het echtpaar bij zulke gelegenheden niet gemakkelijk. Ik denk, dat Viscount Lascelles het voorbeeld zal vol gen bij zijne huwelijksplechtigheid gegeven door zijn aan- gehuwden achterneef Ramsay. De heer Ramsay, die gehuwd is met de dochter van den Duke of Connaught, den oom van Koning George, heeft zijn echtgenoote, de voormalige Princess Patricia, thans Lady Patricia Ramsay, kalm alleen naar de hu- wel ijksplecntigheid laten gaan, terwijl hij heeft laten publiceeren, dat drukke bezigheden hem aan de legatie te Parijs vasthielden. Les excuses sont Ifaits, s en servir. Zooals U bemerkt heeft Princess Patricia haar titel sedert haar huwelijk gewijzig.1. Haar titel Princess was slechts een beleefdheidstitel, die met haar huwelijk op hield, toen kreeg zij eenvoudig den titel, die elke dochter van een hertog, markies of graaf haar leven lang blijft dragen, al trouwt ze ook met Jan den bakker op de hoeK, n.1. den titef Lady gevolgd door haar voornaam cn door den tamililenaam van haar echtgenoot. Bij de koningsdochter gebeurt dat niet, die blijft Princess Mary, om dien titel slechts eventueel te verwisselen voor dien van Princess Royal. Wij hadden plaatsen in Piccadilly, schuin tegenover St. James s street. Op beide hoeken van St. James's strect stonden een twaalftal politieagenten om de hoeken te formeeren. Links van ons in Piccadilly werd Piccadilly afgesloten door een rij van politie-agenten te paard, de koppen naar ons toegkeerd. De stoet zou dus tegenover ons aankomen en langs ons rechts Piccadilly inrijden. De ontzaglijke mcnschenmassa gedroeg zich keurig, geen gedrang, geen herrie. Onwillekeurig voelde men, dat ook zonder politie alles «goed gegaan zou zijn. Daar naderde een gejuichgolf van St. Jamesstreet naar ons toe. De golf kwam al nader en nader, daar zagen wij voor ons vijf ruiters op één rij. Vijf ruiters op prachtige witte paarden, de ruiters in het schitterend uniform N Naar het Engelsch van WILLIAM J. LOCKE Voor Nederland bewerkt door W. A. J. ROLDANUS Jr. Uitgave van W. DE HAAN, Utrecht. '10' Wat «kon er giebeurd zijn? Een onweer? Het huis door den. bliksem getroffen? <Hq* greep maar zijn. al ar j>en. Hij' had1 nooit vam eem onweer in een dikke mist gehoord. Bovendien donderde het nooit in die lange, aanhoudende, rbythanische versnelling' van, geleids- volumneiL Maar wat anders dan donder en bliksem kon een verküarinig geven voor die platgebrande boer derij, diie voor zijn oogen rookte? Hij keek om zich heen. De steenen omheining* was bezaaid met allerlei «puiki: stukken betimmering, ver wrongen ijzeren staven, asch, verkoold) hout.Dui- zeliiig stond hij op. Zlijn hoofd! gloeide en bonsde van pijn. Hij Voelde iets vochtigs in zijn nek en begreep, dart. de wond, dlie blijkbaar ontstaan was door het sllaan van zijn hoofd' «tegen een steen, weer was' gaan bloeden. Voor bij zijn zakdoek, dien hij! machinaal udt zijn zak IhaaMIe, om zijn voorhoofd binden kon, zag hij vlia'k naast zich het lijk van Brutus en bij stak den zakdoek weer in zijn zak. De hond: scheen onmiddellijk gedood te zijn door een groot stuk gra niet, dat op theïm geslingerd was. Toen eerst werd zijn geest volkomen helder. De onbekende naituurberoe- /irng had) niet alleen vernieling, maar ook den dood veroorzaakt. Waar was Quong Ho? Angstig! begon hij te zoeken. Samen hadden zij een paar pas van de Voordeur gestaan. Daarheen ging hij, maar hij' «kon tusschen de ruines geen spoor van hem vinden. UJrtJ del diaiklooze granieten! muren en door de< ratmen kwamen 'zwarte rookwolken,. Het was nutteloos, zelfs onmogelijk, om daar binnen te kijken. Baltazar riep 'Mdl d)en naam van den Chinees, ter- wij/1 hij het verwoeste huis omliep, waar hij slechts nieuwe bewijzen van eert volkomen catastrophe vond. Hier en daar brokstukken ijzer, waarVan hij de her komst niertl begreep en die hij. in zijn angst voor Quong Ho's 'leven maar niet verder onderzocht. Hij struikelde bijna over iets, dat dicht) bij den platge- branden stal lag. Naar beneden kijkend, zag hij tot zijn afschuw, dat hert) de kop van de oudJe grijze mer rie was. Hij Mep verder. Geen spoor van Quong Ho. Op he kleine afgeschoten grasveldje lagen de geiten dood. HIJ keek er Versuft naar. Een plotseliDg, schel ge Hu id deed* hem verschrikt op zijde «springen. Een ae coiide later begreep hij, dat het afkomstig was van Bmnenlandsch Nieuws. RAMP MET EEN VEERBOOT. Nog in een gedeelte van onze oplaag van Don derdag hebben wij het telegram kunnen opnemen van cle ramp met do veerboot bij het Zwartewater, waarbij elf menschen zijn verdronken. Daarover wordt nu nader gemeld: Door den Zuidelijken en Zuidwestelijken vrind was hot water de laatste dagen in de Zuiderzee op gestuwd naar de Uverijselsche kust. Wanneer daar op de wind naar tiet Westen loopt, wordt het zee water met groote kracht het Zwartewater opge dreven, waardoor da«n steeds overstroomingen plaats hebben. Dit moet wel als de oorzaak worden aange merkt van de vreeselijko ramp, die het stadje Ge- nemuirtcn getroffen hoeft. Woensdagavond zee uur kwam de stoomtram Zwolle—Blokzijl aan de Noorde, de halte waar de passagiers voor Genemuiden afstappen. In de tram bevonden zich o.a. de burgemeester van Genemui den en zijn vrouw mevrouw H. Groote Baldehaar te Velde, geboren Hoogevorst, die terugkwamen van Sparendam, waar de vader van den burgemeester woont, die juist dien dag 80 jaar was geworden. De veerman Thijs Velthuis was er met de roeiboot, mevrouw Groote durfde bij den vliegenden storm niet in het roeibootje en zeide: Haal mij de pont Er stonden 14 menschen te wachten. Do veerman bracht de couranten, die met deze tram altijd aan komen, over en keerde met zijn zoon Jan met de pont terug. Onderwijl wies het water met geweld en de storm stak reeds meer op. Het electrisch licht, dat op dien kant van den oever is aangebracht, een sterkte heeft van 300 kaars en het water tot aan de over zijde verlicht, wilde door een nog niet opgeloste oorzaak niet branden. De gemeenteopzicht8r Hellen- thal was bij de passagiers. Enkelen, die het niet vertrouwden, vroegen: zou de kabel het wel houden? Het is een nieuwe kabel; die houdt het wel was het antwoord. Toen gingen de 14 menschen, die daar in het barre weer stonden te wachten, in het roeibootje en vandaar op de pont, daar de pont de wal niet kon bereiken. De veerman had veilig heidshalve het bootje langs zij. We zullen een trek hebben, zeiden de mannen tegen elkaar en men had dan ook wel, volgens ooggetuigen, die op de^ andore zijde de aankomst van de trampassagiers' afwachtte, een half uur noodig om de pont los van den wal te krijgen. Alle mannen trokken voor op de pont aan den kabel. Toen de pont een 20 meter van den over was, konden zij haar niet meer voor uit krijgen en hoe zij ook zwoegden, na korten tijd zagen zij het hopelooze van hun poging in. Op dit oogenblik ruimde de wind, liep iets meer naar het YVesten, waardoor de volle kracht van den storm en het naar binnen vliegende zeewater ten volle op de pont kwam te liggen. Men had ge poogd den kabel uit de achterste katrol te lichten en de pont daardoor zoogenaamd te laten gieren, waar door ze vanzelf aan den overkant zou zijn geko men. De druk op den kabel was echter zoo grpot, dat raen hem niet uit de katrol kon lichten en de pont werd steeds weer in het verlengde van de ri vier geperst. Mén besloot naar de andere zijde van de rivier terug te keeren, maar ook in deze richting was geen beweging in de pont te krijgen. Het duurde maar kort of het zware water ging over tie pont en ookS van achter begon zij water te scheppen. Alles liep nli op het bootje toe, behalve Dirk Timmerman, postoode, die begreep, dat het bootje overladen zou een. Jong haantje, dat) hier rondstapte ia-den zonme- sehiijm, den eenig «overtevende uit den (hoenderhof, dio op deze wijze cynisch zijn (tevensvreugde uitte. Waarheen Ihij zich ook wendde, overal zag hij een troosteJooze ruïne. Maar waar was Quong Ho? Was hij niet buiten gebleven, maar weer naar binnen ge gaan? Zoo ja— en hij huiverde. Terugikmipend, keek hij «door die ramen) aan de wi/ndzijde, zoolang als de pijn in zijn oogen het hem veroorloofde. Er was daar niets te zien dan stukken steen en smeulende, onher kenbare asch, die bijna tot het kozijn opgestapeld was. Wat ook de oorzaak geweest mocht zijn, het droge stroo had vlam gevat het dak was ingevallen en van het inwendige was niets overgebleven dan een paar verschroeide boeken op de bovenste planken van en hoekenkast. Hij liep verder, kwam weer aan den voorkant van het huis en bleef met afschuw in zijn ziel daar verder zoeken. De voordeur was er heelemaai uit; geslagen. Bij zijn eerste inspectie was hij cr voorbij- geloopen, Thans stond hij zich te verbazen over de bovennatuurlijke ontploffing, die de groote zware deur uit haar hengsels gelicht en een heel eind weg»es!ing.rd had. En terwijl hij er zoo naar stond te kijken, zag hij plotseling een voet in een Chineesche schoen eronder uit steken. Hij boog zich vlug voorover, raakte den voet aan en schreeuwde: „Quong Ho'" Maar er völgde geen antwoord. Hij richtte zich op en bleef een oogen blik staan, bevend over al zijn leden bij de herinnering aan den kop van de oude merrie en de andere dingen, die hij op net grasveld, waar de geiten graasden, gezien had. Dan vermande hij zich, bukte en lichtte de deur op; daaronder lag het lichaam van Quong Ho. De zware massa omhoog te krijgen en rechtop te zetten, zonder op dén roerloozen man te trappen, eischte al zijn kracht Eindelijk kreeg hij aan de andere zijde van Quong Ho en steunpunt, dat hem in staat stelde de deur op een kant te Krijgen en dan weg te duwen. Dan zag hij, dat de hoek gerust had op een steen vlak bij Quong Ho's hoofd en daardoor zijn gezicht niet verpletterd, had. Hij boog zich voorover, «telde vlug een onderzoek in, ging dan weer op zijn nurken zitten en dankte God, dat Quong Ho nog leefde. Hij had een hoofdwonde, bijna precies als die van hem zelf. welke hij tot dat foogenblik heelemaai vergeten haa. Voor zoover hij op dat oogenblik uitmaken kon, was het been op één of twee plaatsen gebroken. Mogelijk ook een paar ribben. Hij wist het niet. Hij trok zijn grijsflanellen jas, die aan den achterkant met bloed doordrenkt was, uit, rolde die op en legde haar onder Quong Ho's hoofd. Het eerste wal hij doen moest was water, verbandlinnen en een opwekkende drank halen er was een verban'dkist en cognac in huis. Na een paar stappen bleef hij staan. Er was geen verbandlinnen, geen cognac. Wat er noc van over mocht zijn, lag in den brandenden rommel worden, HU bleef Btaas, tof. bij voelde, dat het. water hem begon te lichten, Hij gooide zijn taech en cape af en zwom naar den kant, vanwaar de pont ge komen was. Elf menschen waren op dat oogenblik in het boot je. Door het vreeselijke zuigen van het naar binnen stroomende zeewater zonk het bootje recht naar beneden. De eenige, die dit heeft kunnen navertel len, de heer Jan Visser, organist te Genemuiden, hoorde een schreeuwen van O, Godl O, Godl en een andere stem riep: O, Vader, vader 1 Toen was het plotseling stil. Niets hoorde hij meer dan het gieren van den storm. Klaas Hellenthal, die ook in het bootje was ge gaan, sprong, toen het bootje zonk, er uit. Jan Vis ser spoelde van do pont af. Ilij zog een balk drijven, die nog aan de pont vastzat en wiet daarop to klimmen. Op dat oogenblik staken alleen de vier uiterste punten van de pont nog boven water uit. Hij docht; daar sta ik beter dan dat ik hier op de balk zit. Hij wist op de pont te komen, tot aan zijn hals in het water staande. Even later zag hij Thijs Velt huis op de balk zitten, den veerman en Klaas Hel lenthal. Aan de voeten van Hellenthal hing zijn schoonzuster, de vrouw van den gemeenteopzichter. Men wist de bolk over de pont te krijgen, waaraan Visser en Hellenthal zich vastklemden. Velthuis bleef op de balk zitten. Even voordat Hellenthal op de pont kwam, moest zijn schoonzuster zich loslaten, zij kon niet meer. Houd nog even vol, riep haar zwager, maar haar krachten waren uitgeput. Op dit oogenblik moet de kabel over de verschan sing gegleden zijn. Tenminste in snelle vaart dreef de pont in da richting van Zwartsluis. Veor de pont uit dreef Jan Velthuis, de zoon van den veerman. Telkens riep zijn vader van de pont: Jan, ben je er nog? Dan klonk het antwoord in dat noodweer: Ja, vader. Eindelijk kwamen de lichten van de schippers, die bij Zwartsluis lagen, in het zicht. De drie mannen schreeuwden uit alle macht, maar in die orkaan werd het niet gehoord. Ze dreven in den vliegenden storm, telkens klotste een felle regenbui ou hen neer. Het water uit de pont liep wat weg. Visser, die een arm door de ring van de pont had, liet zich wat zakken: zijn beenen waren verstijfd. Hellenthal lag op de pont Weer schreeuwde Thijs Velthuis: Jan, leef je nog? Er volgde geen antwoord. Toen liet Thijs zijn handen van de balk los, zijn bovenlijf viel achterover. Vis ser riep Thijs tooe: Hou nog even'vol, ze laten ons niet aan ons lot over, er komt zoo redding! Maar geen antwoord volgde. De pont dreef een eindweegs voorbij Zwartsluis, in het geheel is zij ongeveer 7 ft 8 K.M. afgedre ven. Men raakte op het land bij de Velde vast. Het was half drie geworden. Van kwart na zes tot half drie hebben deze men schen met den dood geworsteld. Hellenthal had twee stukjes chocolade in zijn zak, die hij deelde met Visser. Het zal ongeveer drie uur zijn geweest, toen Visser het licht van zoeklichten zag over het water en over den dijk. Er zijn zoeklichten en wij zijn het doel! riep hij tegen Hellenthal, maar die kon niet meer praten, uitgeput door het staan in het water. Visser schreeuwde en de drie mannen, die met de fiets zochten, waren bij hen. Even te voren hadden ze het lijk gevonden van mevrouw Groote, dat tegen den dijk aangespoeld lag. Ze hoorden den hoorn van een sleepboot, die uit Zwartsluis vertrokken was om te zoeken en werden aan boord gebracht. Van een flesch cognac werd de hals afgeslagen en een scheut werd hun ingegeven. De twee geredden werden gebracht naar Zwart sluis in het huis van Buisman, waar ze van droge kleeren, voedsel, warm drinken, kortom van alles met de grootste liefde voorzien werden. Weldra ver schenen de burgemeester en de dokter uit Zwart sluis, die Visser in goeden staat verklaarde doch Hellenthal was geheel bewusteloos. Om vijf uur werden Visser, Hellenthal en het lijk van den veer man Thijs Velthuis, dat gevonden was nog met de beenen geklemd om de balk en het hoofd zwaarge wond hangende in het water, per sleepboot naar Genemuiden gebracht. De vrouw van Visser viel, toen zij haar man ge zond en wel zag, bewusteloos neer. De toestand van Klaas Hellenthal is minder gunstig. De postbode Dirk Timmerman kwam doodsbleek en uitgeput bij de Noorde aan en vertelde het vree selijke ongeluk. Hij meende, dat hij de eenige ge redde was. Dadelijk ging de -Noorder boer met rijn twee zoons kijken, maar niets was er meer te zien. In den tijd, dat de postbode, die 20 meter zwom en en naar de Noorde liep, was ieder spoor van het ongeluk verdwenen. Timmerman ging met de tram naar Zwartsluis en telefoneerde vandaar naar Genemuiden wat ge schied was en de namen van hen, die zich op de pont bevonden hadden, voor zoover hij zich die herinnerde. Die namen werden opgeplakt en heel I Genemuiden liep uit om te zien of men ook familie onder de slachtoffers had. De vier kinderen van op zichter Hellenthal waren plotseling wees geworden. De vrouw van den veerman verloor man en oudsten zoon en blijft met drie kinderen achter. De burge- meester laat geen kinderen na. De twee rijksveld- tus6chen dc huismuren, Maar water? Hij bad God, dat er nog wat in de bijkeuken was, maar de gezegende stroom lliep uit den kap. wat bewees, dat er nog een reserve was in de gelukkig onbeschadigd gebleven put. Zoo goed als hij kon maakte hij een emmer schoon en vulde dien; hij vond een ongebroken kom en bracht dien en den emmer naar de plek, waar Quong Ho lag. Hij ging terug om linnen of pluksel te zoeken; maar in dien chaos van verwoesting vond hij niels. Gelukkig had hij zich den vorigen dag, daar het warm was, vóÖr den lunch verkleed en een dun ondervest en linnen over hemd aangetrokken. Het laatste trok hij weer uil en scheurde, hij aan repen, waarmede hij Quong Ho's hoofd kon wasschen en verbinden. Hij scheurde ook de broek van den man open, sneed de schoenen en sokken van de gezwollen voeten en maakte van de rest van het hemd comprcssen. En al dien tijd gaf Quong Ho geen feeken van terugkeerend bewustzijn. Blijkbaar had nij een ernstige hersenschudding gehad. Eerst toen hij met zijn ruw verband klaar was. besefte hij het verschrikkelijke van zijn geïsoleerd zijn. Iiij moest Quong Ho daar alleen, zonder verpleging achter- Laten en over het moeras gaSn, om Hulp te halen. Stel, dat zijn eigen been gebroken was, Het koude\ zweet kwam op zijn voorhoofd. Zij zouden daar, als gewonde dieren in de wildernis, gelegen hebben en van honger omgekomen zijn. Inmiddels kwam de zon hooger aan den hemel en scheen fel op Quong Ho. Met inspanning van alle krachten nam hij hem in zijn armen en strompelde met hem naar den anderen kant van het huis, waar gedurende enkele uren schaduw zijn zou en ook de gemeen stinkende rook hem niet bereiken kon. Hij legde ziin jas weer ónder .Quong Ho's hoofd, zette de kom met frisch water naast hem voor het onwaarschijn lijke geval, dat hij tot bewustzijn komen zou, en verliet het tooneel van troosteloosheid en afschuw. Ongeveer een mijl verder kwam hij tot het beseft dat hij zijn eigen gewond hoofd, dat zonder eenige bedek king voor de zon klopte van de pijn, niet verbonden had. Zijn zakdoek had hij bij den rest van zijn over hemd gelaten. Hij kwam ook tot het besel, dat hij met blootc armen liep en slechts een zomerondervest c-n flanellen broek en gymnastiekschoenen., waarin hij altijd s chcrmde, aan haaT Zijn handen, armen en zijn heele verdere lichaam waren vol vuil cn bloed. Maar al die dingen verdwenen bijna onmiddellijk uit zijn geest. Zij dwarrelden in zijn hersenen, zoodat hij bang was duizelig te zullen worden. Ook begon hij, noewel hij, vóór hij wegging, wat gedronken had, gekweld le wor den door een brandenden dorst Hij verloor het besef van de groote ramp, die hem getroffen had; verloor ook het vermogen over de oorzaak ervan na te denken. Al zijn gedachten waren erop geconcentreerd om één doel ie bereiken. Hq bleef voor zichzelf herhalen wat hij zeggen moest tegen het eerste menschelijke wezen, dat hij ontmoeten zou, sprak zich moed ra met de over weging: „Drie mijl 'naar den hoofdweg; drie kwar tier." Doen daar hij het nauwelijks te onderscheiden pad slechts driemaal gereden had, verdwaalde hij en liep hij diagonaal over het moeras. Eindelijk, na een paar uur gezworven te hebben, kwam hij bij een sloot, aan dc "overzijdee waarvan het verblindende witte lint van den weg zich uitstrekte. Hij viel als een dronken man in de sloot, slaagde erin eruit te klimmen en bleef dan uitgeput liggen. Na een paar minuten slrompelde hij op en zwaaide den weg af, die even eenzaam was als het- moerasland zelf. Plotseling merkte hij een verschil: boomen en groen links van hem en in het midden daarvan stond een paar groote granieten zuilen met een hek ertusschen. Het was een huis. Hij had zijn doel bereikt. Daarbinnen was mcnscheliike hulp. Hij liep naar het hek, greep zich vast aan ae bovenste spijl en zag een goed onderhouden oprijlaan. Terwijl hij.keek, kwam er ran een zijpad een man, die na een paar seconden gekeken te hebben naar de verwilderde, grotesk gekleède, met blóed en vuil bedekte verschijning, naar hem toegesneld kwam. „Allo, alloi Wat is er aan het handje? Allemachtig, het is Mr. Baltazar." Baltazar wees naar het moeras en zeide heesch: „Mijn Chineesche vriend ligt daar te sterven. Er is een ongeluk gebeurd. Een ontploffing of zoo iets. Hij ligt op sterven. moet dadelijk mannen en doktoren zen den." „Lieve Godf" riep de man uit. "Natuurlijk zal ik dat Kom fbinnen en vertel me alles. U wilt toch niet zeggen, dat die bommen u getroffen hebben? U schijnt er ook beroerd aan toe." Hij^ deed het hek open, pakte Baltazar om zijn middel en hielp hem de oprqlaan af te loopen. Weiara kwam een ouae tuinman een handje helpen en tusscnen zich in droegen zij den half bewusteloozen man het huis in en legden hem op een divan in de eetkamer. De gastheer schonk hem een sterke brandy soda in. „Hier drink eens/' Het koele vocht was als een paradijsdrank voor "Bal- tazars droge keel. Het ongewone opwekkende middel deed na enkele oogenblikken zijn uitwerking. „Nou, wat is er nu eigenlijk gebeurd? U herinnert u mij nog wel? Ik heet Pillirant. Een anderhalf jaar geleden heb ik u een bezoek gebracht en hebt u mij dc deur gewezen. Maar dat is vergeten en vergeven Ik ben niet haatdragend, vooral niet als iemand er beroerd aan toe is. Wat kan ik voor u doen?'" Er heeft vannacht een ontploffing plaats gehad," zeide Baltazar, „waardoor ik tegen den grond geslagen ben. Ik werd vanochtend wakker en zag, dat mijn huis tot den grond toe afgebrand was. Mijn Chineesche knecht ligt

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1922 | | pagina 5