r
t
EKGELSGHE K0K1NGSD0CHTER. I
Hel huwelijk van de
ïtKUG IN HET LEVEN.
TWEEDE BLAD."
FEUILLETON.
Zalcrdaq II Maarl 1922.
65slfi Jaargang. Nu. 6990.
Ik heb U hl zoo dikwijl» de pracht en praal van de
Koninklijke Stoet beschreven, dat tk het niet waag U
dat alle» non ocna te beschrijven.
Maar ik wil U vertellen, hoe het jonge paar als man
en vrouw, van de kerk, de Westminster Abbey, naar het
Buckingham Palacc reed. y
Het stond zwart van de menschen in St James-
street en Piccadilly, van alle opeenhopingen van kijk
lustige menschen, die ik ooit in mijn leven gezien heb,
was dit wel de meeste ontzaglijke. Er waren menschen,
die uren en uen gestaan hadden en juist vóór ae stoet
aankwam, flauw vlelan, weggedragen werden door de
hospitaalsoldaten en niets van hun Princes gezien neb-
ben.
Er waren ouden en Jongen, er waren grijsaards ert
kinderen, mannen en vrouwen van eiken ran g en
stand. De menschen stonden niet meer zooveel rijen
dik, de menschen vormden als het 'ware één compacte
massa. Het was een mierenhoop van menschen.
Allemaal menschen, die meeleefden met elkaar en
met het Koninklijk Hui», meeleefden in de plechtigheid,
die voor alles Britsch was.
Die millioenen menschen, die op de been waren,
gingen eigenlijk Groot-Brltannië huldigen door te ko
men zien naar hun Princcss en haar echtgenoot, hun
juichkreten aan het adres van hel jonge paar waren als
net ware ontboezemingen van wat er in het hart der
Britten omging, nu de Engelsche Koningsdochter door
haar huwelijk Engelsche Bleef, zelfs bijna nog meer
Engelsche werd ,dan zij door hare geboorte is.
Het bewustzijn, dat de dochter van den Engelschen
Koning nu eens niet trouwde met een prins „made in
Germany", gaf eigenlijk de groote beteekenis aan dit
huwelijk.
Dit bewustzijn geeft bevrediging aan het Engelsche
volk.
Het Engelsche volk vindt een echten Engelschman veel
beter geschikt voor de Prince® dan welke Duitsche vor-
stenzoon dan ook.
Buitendien men ïs overtuigd, dat dit huwelijk een
huwelijk uit liefde is, terwiil zoo dikwijls huwelijken
tot 'stand kwamen, die elkanaer nimmer hadden gezien*
zelfs soms bij een huwelijk tusschen de Chineezcn af.
Maar hier hadden bruid en bruidegom elkaar her
haaldelijk ontmoet Reeds in een geillustreerd blad van
een jaar geleden, ziet men ondor de veie gasten op
Engelsche buitenverblijven zoowel Princess Mary als de
Viscount Lascelles. (spreek uit: Léscels).
Bruid en bruidegom hadden elkaar dus kunnen Ieeren
kennen in gezelschap en in sport, waren geen vreemden
voor elkaar gebleven.
De bruigom is ouder dan Princess Mary. Zij is 24
jaar, Lord Lascelles wordt veertig.
Op portretten ziet hij er oua uit, dan heeft hij veel
lijnen in zijn gezicht, die hem oud maken, in werkelijk
heid echter, wanneer die lijnen gevormd worden op een
tïlaat, dat de gezonde, frissche gelaatskleur vertoont van
cn sportsman, van den man die veel in de buitonr
lucht is en niet voor een beetje regen of wind terug
schrikt, ziet Lord Lascelles er veel jonger en beter
uit en heeft hij bepaald een prettig gezicht. Dan komt
ook zijn dikke haar in ziin voordeel uit.
In ae uniform van de Grenadier Guards met over den
scharlaken rok het breede, blauwe lint van de Orde
van den Kouseband, kwam zijn flinke houding, zijn
goede lengte bepaald kranig uit.
I>ord Lascelles is wat men noemt een man van dc
wereld. Hij heeft gediend bij ae Grenadier Guards, dus
een der deftigste regimenten, hil is honorair Attaché ge
weest bij de Britsche Ambassade te Rome, hij is Adju
dant geweest van den Gouverneur Generaal van Canada.
Hq heeft den geheelen oorlog me^emaakt, werd drie
keer gewond en een keer gegasd. Hij werd door Enge
land en Frankrijk gedecoreerd.
Behalve al dat heeft hij nog een factor, die noodzake
lijk is om een koningsdochter te huwen, tlii is schatrijk.
Hij zou anders natuurlijk niet gewaagd hebben Prin
cess Mary ten huwelijk te vragen, want noewel noogst
eenvoudig opgevoed, (Pïineess Mary had totdat 'hiur
bioer, de prins van Wales er nu 1L* jaar geleden een
paar meebracht als cadeautje van zijn reis om de we
reld, nog nooit zijden kousen of een lage blouse ge
dragen). heeft Price.se Mary vee! geld noodig voor
haar liefdadigheid
Jonge werkman, die met Princesa Mary een jaar geleden,
toen zij incognito een werkmansclub in het Oosten van
Londen bezocht, danste en die na den dans, hoerende
met wie hij gedanst had. zei: ik sta net zoo lief tegenover
een vijandelijke batterij, dan nu ik weet met wie ik
danste, haar nog eena te durven vragen.
Onze werkman getuigde echter dat ae Princesa bui
tengewoon goed danste en hij heerlijk gedanst had.
Lord Lascelles kon het cr echter op wagen. Lord
'Clanricarde, een oom van de zijde van de moeder van
zijnen vader, liet al zijn goederen en vermogen na aan
onzen Iienry George Charles Lascelles en maakte den
Viscount Lascelles daar door tol een «der rijkste lieden
van Groot-BritanniS en een der grootste grondbezitters
in Ierland
Ik hoorde, dat het vermogen tusscnen de 2 ft 3
millioen Pond Sterling (24 3(5 mfiiioen gulden) be
draagt. Daarbij is zijn vader ook een zeer vermogend
:man met schitterende bezittingen in Yorkshire.
De Princesa kan dus gerust een duitje aan de lief
dadigheid geven.
Wanneer U mij vraagt is de Princess mooi, dan zou
ik daarop moeten zeggen, bepaald mooi niet, maar het is
om te zien en te ontmoeten wat men ribemt: een dot van
een mcidi Mag men zooiets van een Koningsdochter
zeggen? ik geloof, zooals ik het bedoel, van zeker.
Zq is één en al lieftalligheid en jeugdige vroolijkheid,
hartelijkheid cn milddadigheid'
Ik nad zoo het gevoel, toen ik het bruidspaar zag:
„Pas op j(j, afs je niet goed voor haar bent, dan krijg
je met mij te doen/'
Maar ook Lord Lascelles heeft een goed gezicht.
Ge begrijpt natuurlijk wel, dat Lord Lascelles ook
mei blinkende helmen en kurassen van de Life Guarde, i
Dadelijk daarachter een gotiden keel» met kroen. Deze'
gouden koets, die natuurlijk van alle kanten door glas
omgeven was, werd getrokken door twee zware bruine
paarden met kwasten in de manen en gemend door
een Jtoetsier in gouden livei met steek en twee pal
freniers achter op in de zelfde livrei.
In de koets een schattig rose kopje, met lachende
oogtn en glimla'■henden mond, vriendelijk blijkbaar
dankbaar groetend de ontzaglijke menschenmsssa, die
zichtbaar aangedaan, hier luidruchtig, daar snikkend van
emotie, getuigde van liefde voor de Koningsdochter,
van medeleven in het geluk van de Princess in het geluk
van het Jonge paar.
Naast ai' Princess de Viscount Lascelles. keurig, cor
rect, verheugd cn gelukkig, naast zijn schattige bruid.
Hot was een mooie harmonie van kleuren. De blonde
Princess in haar prachtige witte bruidsjapon, het al
lerliefste kopje met het mooie blosje, als omlijst door
een symphonie van wit in kant, bloezeins en brocaat,
naast 'den Britschen edelman, het tyue van den fermen
Britschen landedelman, in dc scharlaken uniform van
de heiden van Ypcren, van de Grenadier Guards.
Wat daar niet omgegaan is in die korte oogenblikken
dat elk toeschouwer voor zich die verschijning als uit een
sprookje voor zich zag, in dc harten en zielen van die
toeschouwers, is mei nategaan, maar ,cen gedachte,
dit voelde inen, was in het gemoed van allen, die daar
waren.
Van allen, rijk en arm, oud en jong, vrouw of man-
Die gedachte was een bede. De bede: moge God deze
beide Britsche kinderen zegenen'
van familie niet de eerste de beate ia,
De Lascelles van Hinderskelft in Yorkshire waren al
lieden ven beteekenis ten dage van Koning Edward il.
In het begin der 17e eeuw kwam het echter in groot
aanzien, totdat in 1739 Edwyd Lascelles geboren werd,
die tot graaf Harewood verheven werd.
De vader van Lord Lascelles is de 5e graaf Hare
wood, de moeder is de Lady Florence iiridgeraan,
dochter van den Uen Graaf van Bradford.
Lord Lascelles stamt af van een Marqué»» of Bath,
zoowel als van een Hertog van Rutland. Enfin, dat is
allemaal best in orde.
Het jonge paar is voor de wittebroodsweken vertrok
ken naar net schitterende builen Wcston in Shropshire,
van Graaf van Bradford en zal nadat het van de huwe
lijksreis die in Italië, voornamelijk in de Villa de Medi
ci» te Florence, doorgebracht zal worden, in Endeland
teruggekeerd is, zich vestigen op Goldsborough Hall in
Yorkshire, een kasteel uit den tijd van Koningin Elisa-
beth
Zij zullen later bij groote officieel® plechtigheden wel
eens moeite hebben met de hofetiquette. De Princess is
n.1. wel de echtgenoore van Viscount Lascelles geworden,
doch ze blijft Princess Marv en wordt zelfs, indien de
Princess Royal, de oudste dochter van Koning Edward
VII sterft, ais oudste (eenige) dochter van den regeeren-
Koning, de opvolgster van naar tante en dus Princess
Royal.
Bij hofplechtighedcn behoudt de Prfcess Mary du» nog
allen voorrang, haar door haar geboorte verleend, ter
wijl .Viscount Lascelles als Viscount komt na alle her
togen, markiezen en graven en zelfs na vele Viscounts.
Aldus wordt „de positie van het echtpaar bij zulke
gelegenheden niet gemakkelijk.
Ik denk, dat Viscount Lascelles het voorbeeld zal vol
gen bij zijne huwelijksplechtigheid gegeven door zijn aan-
gehuwden achterneef Ramsay.
De heer Ramsay, die gehuwd is met de dochter van
den Duke of Connaught, den oom van Koning George,
heeft zijn echtgenoote, de voormalige Princess Patricia,
thans Lady Patricia Ramsay, kalm alleen naar de hu-
wel ijksplecntigheid laten gaan, terwijl hij heeft laten
publiceeren, dat drukke bezigheden hem aan de legatie
te Parijs vasthielden.
Les excuses sont Ifaits, s en servir.
Zooals U bemerkt heeft Princess Patricia haar titel
sedert haar huwelijk gewijzig.1. Haar titel Princess was
slechts een beleefdheidstitel, die met haar huwelijk op
hield, toen kreeg zij eenvoudig den titel, die elke dochter
van een hertog, markies of graaf haar leven lang blijft
dragen, al trouwt ze ook met Jan den bakker op de
hoeK, n.1. den titef Lady gevolgd door haar voornaam cn
door den tamililenaam van haar echtgenoot. Bij de
koningsdochter gebeurt dat niet, die blijft Princess Mary,
om dien titel slechts eventueel te verwisselen voor dien
van Princess Royal.
Wij hadden plaatsen in Piccadilly, schuin tegenover St.
James s street. Op beide hoeken van St. James's strect
stonden een twaalftal politieagenten om de hoeken te
formeeren. Links van ons in Piccadilly werd Piccadilly
afgesloten door een rij van politie-agenten te paard, de
koppen naar ons toegkeerd.
De stoet zou dus tegenover ons aankomen en langs
ons rechts Piccadilly inrijden.
De ontzaglijke mcnschenmassa gedroeg zich keurig,
geen gedrang, geen herrie. Onwillekeurig voelde men,
dat ook zonder politie alles «goed gegaan zou zijn.
Daar naderde een gejuichgolf van St. Jamesstreet naar
ons toe.
De golf kwam al nader en nader, daar zagen wij
voor ons vijf ruiters op één rij. Vijf ruiters op prachtige
witte paarden, de ruiters in het schitterend uniform
N Naar het Engelsch van WILLIAM J. LOCKE
Voor Nederland bewerkt door W. A. J. ROLDANUS Jr.
Uitgave van W. DE HAAN, Utrecht.
'10'
Wat «kon er giebeurd zijn? Een onweer? Het huis
door den. bliksem getroffen? <Hq* greep maar zijn. al ar
j>en. Hij' had1 nooit vam eem onweer in een dikke mist
gehoord. Bovendien donderde het nooit in die lange,
aanhoudende, rbythanische versnelling' van, geleids-
volumneiL Maar wat anders dan donder en bliksem
kon een verküarinig geven voor die platgebrande boer
derij, diie voor zijn oogen rookte?
Hij keek om zich heen. De steenen omheining* was
bezaaid met allerlei «puiki: stukken betimmering, ver
wrongen ijzeren staven, asch, verkoold) hout.Dui-
zeliiig stond hij op. Zlijn hoofd! gloeide en bonsde van
pijn. Hij Voelde iets vochtigs in zijn nek en begreep,
dart. de wond, dlie blijkbaar ontstaan was door het
sllaan van zijn hoofd' «tegen een steen, weer was' gaan
bloeden. Voor bij zijn zakdoek, dien hij! machinaal
udt zijn zak IhaaMIe, om zijn voorhoofd binden kon,
zag hij vlia'k naast zich het lijk van Brutus en bij
stak den zakdoek weer in zijn zak. De hond: scheen
onmiddellijk gedood te zijn door een groot stuk gra
niet, dat op theïm geslingerd was. Toen eerst werd zijn
geest volkomen helder. De onbekende naituurberoe-
/irng had) niet alleen vernieling, maar ook den dood
veroorzaakt. Waar was Quong Ho?
Angstig! begon hij te zoeken. Samen hadden zij een
paar pas van de Voordeur gestaan. Daarheen ging
hij, maar hij' «kon tusschen de ruines geen spoor van
hem vinden. UJrtJ del diaiklooze granieten! muren en
door de< ratmen kwamen 'zwarte rookwolken,. Het was
nutteloos, zelfs onmogelijk, om daar binnen te kijken.
Baltazar riep 'Mdl d)en naam van den Chinees, ter-
wij/1 hij het verwoeste huis omliep, waar hij slechts
nieuwe bewijzen van eert volkomen catastrophe vond.
Hier en daar brokstukken ijzer, waarVan hij de her
komst niertl begreep en die hij. in zijn angst voor
Quong Ho's 'leven maar niet verder onderzocht. Hij
struikelde bijna over iets, dat dicht) bij den platge-
branden stal lag. Naar beneden kijkend, zag hij tot
zijn afschuw, dat hert) de kop van de oudJe grijze mer
rie was. Hij Mep verder. Geen spoor van Quong Ho.
Op he kleine afgeschoten grasveldje lagen de geiten
dood. HIJ keek er Versuft naar. Een plotseliDg, schel
ge Hu id deed* hem verschrikt op zijde «springen. Een ae
coiide later begreep hij, dat het afkomstig was van
Bmnenlandsch Nieuws.
RAMP MET EEN VEERBOOT.
Nog in een gedeelte van onze oplaag van Don
derdag hebben wij het telegram kunnen opnemen
van cle ramp met do veerboot bij het Zwartewater,
waarbij elf menschen zijn verdronken.
Daarover wordt nu nader gemeld:
Door den Zuidelijken en Zuidwestelijken vrind
was hot water de laatste dagen in de Zuiderzee op
gestuwd naar de Uverijselsche kust. Wanneer daar
op de wind naar tiet Westen loopt, wordt het zee
water met groote kracht het Zwartewater opge
dreven, waardoor da«n steeds overstroomingen plaats
hebben. Dit moet wel als de oorzaak worden aange
merkt van de vreeselijko ramp, die het stadje Ge-
nemuirtcn getroffen hoeft.
Woensdagavond zee uur kwam de stoomtram
Zwolle—Blokzijl aan de Noorde, de halte waar de
passagiers voor Genemuiden afstappen. In de tram
bevonden zich o.a. de burgemeester van Genemui
den en zijn vrouw mevrouw H. Groote Baldehaar
te Velde, geboren Hoogevorst, die terugkwamen van
Sparendam, waar de vader van den burgemeester
woont, die juist dien dag 80 jaar was geworden. De
veerman Thijs Velthuis was er met de roeiboot,
mevrouw Groote durfde bij den vliegenden storm
niet in het roeibootje en zeide: Haal mij de pont
Er stonden 14 menschen te wachten. Do veerman
bracht de couranten, die met deze tram altijd aan
komen, over en keerde met zijn zoon Jan met de
pont terug.
Onderwijl wies het water met geweld en de storm
stak reeds meer op. Het electrisch licht, dat op
dien kant van den oever is aangebracht, een sterkte
heeft van 300 kaars en het water tot aan de over
zijde verlicht, wilde door een nog niet opgeloste
oorzaak niet branden. De gemeenteopzicht8r Hellen-
thal was bij de passagiers. Enkelen, die het niet
vertrouwden, vroegen: zou de kabel het wel houden?
Het is een nieuwe kabel; die houdt het wel was
het antwoord. Toen gingen de 14 menschen, die
daar in het barre weer stonden te wachten, in het
roeibootje en vandaar op de pont, daar de pont
de wal niet kon bereiken. De veerman had veilig
heidshalve het bootje langs zij. We zullen een trek
hebben, zeiden de mannen tegen elkaar en men
had dan ook wel, volgens ooggetuigen, die op de^
andore zijde de aankomst van de trampassagiers'
afwachtte, een half uur noodig om de pont los van
den wal te krijgen. Alle mannen trokken voor op
de pont aan den kabel. Toen de pont een 20 meter
van den over was, konden zij haar niet meer voor
uit krijgen en hoe zij ook zwoegden, na korten tijd
zagen zij het hopelooze van hun poging in.
Op dit oogenblik ruimde de wind, liep iets meer
naar het YVesten, waardoor de volle kracht van
den storm en het naar binnen vliegende zeewater
ten volle op de pont kwam te liggen. Men had ge
poogd den kabel uit de achterste katrol te lichten en
de pont daardoor zoogenaamd te laten gieren, waar
door ze vanzelf aan den overkant zou zijn geko
men. De druk op den kabel was echter zoo grpot,
dat raen hem niet uit de katrol kon lichten en de
pont werd steeds weer in het verlengde van de ri
vier geperst.
Mén besloot naar de andere zijde van de rivier
terug te keeren, maar ook in deze richting was geen
beweging in de pont te krijgen. Het duurde maar
kort of het zware water ging over tie pont en
ookS van achter begon zij water te scheppen. Alles
liep nli op het bootje toe, behalve Dirk Timmerman,
postoode, die begreep, dat het bootje overladen zou
een. Jong haantje, dat) hier rondstapte ia-den zonme-
sehiijm, den eenig «overtevende uit den (hoenderhof, dio
op deze wijze cynisch zijn (tevensvreugde uitte.
Waarheen Ihij zich ook wendde, overal zag hij een
troosteJooze ruïne. Maar waar was Quong Ho? Was
hij niet buiten gebleven, maar weer naar binnen ge
gaan? Zoo ja— en hij huiverde. Terugikmipend, keek
hij «door die ramen) aan de wi/ndzijde, zoolang als de
pijn in zijn oogen het hem veroorloofde. Er was daar
niets te zien dan stukken steen en smeulende, onher
kenbare asch, die bijna tot het kozijn opgestapeld
was. Wat ook de oorzaak geweest mocht zijn, het
droge stroo had vlam gevat het dak was ingevallen
en van het inwendige was niets overgebleven dan een
paar verschroeide boeken op de bovenste planken van
en hoekenkast. Hij liep verder, kwam weer aan den
voorkant van het huis en bleef met afschuw in zijn ziel
daar verder zoeken. De voordeur was er heelemaai uit;
geslagen. Bij zijn eerste inspectie was hij cr voorbij-
geloopen, Thans stond hij zich te verbazen over de
bovennatuurlijke ontploffing, die de groote zware deur
uit haar hengsels gelicht en een heel eind weg»es!ing.rd
had. En terwijl hij er zoo naar stond te kijken, zag
hij plotseling een voet in een Chineesche schoen eronder
uit steken. Hij boog zich vlug voorover, raakte den
voet aan en schreeuwde: „Quong Ho'" Maar er völgde
geen antwoord. Hij richtte zich op en bleef een oogen
blik staan, bevend over al zijn leden bij de herinnering
aan den kop van de oude merrie en de andere dingen,
die hij op net grasveld, waar de geiten graasden, gezien
had. Dan vermande hij zich, bukte en lichtte de deur
op; daaronder lag het lichaam van Quong Ho. De zware
massa omhoog te krijgen en rechtop te zetten, zonder op
dén roerloozen man te trappen, eischte al zijn kracht
Eindelijk kreeg hij aan de andere zijde van Quong Ho
en steunpunt, dat hem in staat stelde de deur op een
kant te Krijgen en dan weg te duwen. Dan zag hij,
dat de hoek gerust had op een steen vlak bij Quong Ho's
hoofd en daardoor zijn gezicht niet verpletterd, had.
Hij boog zich voorover, «telde vlug een onderzoek in,
ging dan weer op zijn nurken zitten en dankte God,
dat Quong Ho nog leefde. Hij had een hoofdwonde,
bijna precies als die van hem zelf. welke hij tot dat
foogenblik heelemaai vergeten haa. Voor zoover hij
op dat oogenblik uitmaken kon, was het been op één
of twee plaatsen gebroken. Mogelijk ook een paar ribben.
Hij wist het niet. Hij trok zijn grijsflanellen jas, die
aan den achterkant met bloed doordrenkt was, uit, rolde
die op en legde haar onder Quong Ho's hoofd. Het
eerste wal hij doen moest was water, verbandlinnen en
een opwekkende drank halen er was een verban'dkist
en cognac in huis. Na een paar stappen bleef hij staan.
Er was geen verbandlinnen, geen cognac. Wat er noc
van over mocht zijn, lag in den brandenden rommel
worden, HU bleef Btaas, tof. bij voelde, dat het. water
hem begon te lichten, Hij gooide zijn taech en cape
af en zwom naar den kant, vanwaar de pont ge
komen was.
Elf menschen waren op dat oogenblik in het boot
je. Door het vreeselijke zuigen van het naar binnen
stroomende zeewater zonk het bootje recht naar
beneden. De eenige, die dit heeft kunnen navertel
len, de heer Jan Visser, organist te Genemuiden,
hoorde een schreeuwen van O, Godl O, Godl en een
andere stem riep: O, Vader, vader 1 Toen was het
plotseling stil. Niets hoorde hij meer dan het gieren
van den storm.
Klaas Hellenthal, die ook in het bootje was ge
gaan, sprong, toen het bootje zonk, er uit. Jan Vis
ser spoelde van do pont af. Ilij zog een balk drijven,
die nog aan de pont vastzat en wiet daarop to
klimmen.
Op dat oogenblik staken alleen de vier uiterste
punten van de pont nog boven water uit. Hij docht;
daar sta ik beter dan dat ik hier op de balk zit.
Hij wist op de pont te komen, tot aan zijn hals in
het water staande. Even later zag hij Thijs Velt
huis op de balk zitten, den veerman en Klaas Hel
lenthal. Aan de voeten van Hellenthal hing zijn
schoonzuster, de vrouw van den gemeenteopzichter.
Men wist de bolk over de pont te krijgen, waaraan
Visser en Hellenthal zich vastklemden. Velthuis
bleef op de balk zitten. Even voordat Hellenthal op
de pont kwam, moest zijn schoonzuster zich loslaten,
zij kon niet meer. Houd nog even vol, riep haar
zwager, maar haar krachten waren uitgeput.
Op dit oogenblik moet de kabel over de verschan
sing gegleden zijn. Tenminste in snelle vaart dreef
de pont in da richting van Zwartsluis. Veor de pont
uit dreef Jan Velthuis, de zoon van den veerman.
Telkens riep zijn vader van de pont: Jan, ben je
er nog? Dan klonk het antwoord in dat noodweer:
Ja, vader. Eindelijk kwamen de lichten van de
schippers, die bij Zwartsluis lagen, in het zicht. De
drie mannen schreeuwden uit alle macht, maar in
die orkaan werd het niet gehoord. Ze dreven in den
vliegenden storm, telkens klotste een felle regenbui
ou hen neer. Het water uit de pont liep wat weg.
Visser, die een arm door de ring van de pont had,
liet zich wat zakken: zijn beenen waren verstijfd.
Hellenthal lag op de pont
Weer schreeuwde Thijs Velthuis: Jan, leef je nog?
Er volgde geen antwoord. Toen liet Thijs zijn handen
van de balk los, zijn bovenlijf viel achterover. Vis
ser riep Thijs tooe: Hou nog even'vol, ze laten ons
niet aan ons lot over, er komt zoo redding! Maar
geen antwoord volgde.
De pont dreef een eindweegs voorbij Zwartsluis,
in het geheel is zij ongeveer 7 ft 8 K.M. afgedre
ven. Men raakte op het land bij de Velde vast. Het
was half drie geworden.
Van kwart na zes tot half drie hebben deze men
schen met den dood geworsteld. Hellenthal had twee
stukjes chocolade in zijn zak, die hij deelde met
Visser. Het zal ongeveer drie uur zijn geweest, toen
Visser het licht van zoeklichten zag over het water
en over den dijk.
Er zijn zoeklichten en wij zijn het doel! riep hij
tegen Hellenthal, maar die kon niet meer praten,
uitgeput door het staan in het water. Visser
schreeuwde en de drie mannen, die met de fiets
zochten, waren bij hen. Even te voren hadden ze
het lijk gevonden van mevrouw Groote, dat tegen
den dijk aangespoeld lag. Ze hoorden den hoorn
van een sleepboot, die uit Zwartsluis vertrokken
was om te zoeken en werden aan boord gebracht.
Van een flesch cognac werd de hals afgeslagen en
een scheut werd hun ingegeven.
De twee geredden werden gebracht naar Zwart
sluis in het huis van Buisman, waar ze van droge
kleeren, voedsel, warm drinken, kortom van alles
met de grootste liefde voorzien werden. Weldra ver
schenen de burgemeester en de dokter uit Zwart
sluis, die Visser in goeden staat verklaarde doch
Hellenthal was geheel bewusteloos. Om vijf uur
werden Visser, Hellenthal en het lijk van den veer
man Thijs Velthuis, dat gevonden was nog met de
beenen geklemd om de balk en het hoofd zwaarge
wond hangende in het water, per sleepboot naar
Genemuiden gebracht.
De vrouw van Visser viel, toen zij haar man ge
zond en wel zag, bewusteloos neer. De toestand van
Klaas Hellenthal is minder gunstig.
De postbode Dirk Timmerman kwam doodsbleek
en uitgeput bij de Noorde aan en vertelde het vree
selijke ongeluk. Hij meende, dat hij de eenige ge
redde was. Dadelijk ging de -Noorder boer met rijn
twee zoons kijken, maar niets was er meer te zien.
In den tijd, dat de postbode, die 20 meter zwom en
en naar de Noorde liep, was ieder spoor van het
ongeluk verdwenen.
Timmerman ging met de tram naar Zwartsluis en
telefoneerde vandaar naar Genemuiden wat ge
schied was en de namen van hen, die zich op de
pont bevonden hadden, voor zoover hij zich die
herinnerde. Die namen werden opgeplakt en heel
I Genemuiden liep uit om te zien of men ook familie
onder de slachtoffers had. De vier kinderen van op
zichter Hellenthal waren plotseling wees geworden.
De vrouw van den veerman verloor man en oudsten
zoon en blijft met drie kinderen achter. De burge-
meester laat geen kinderen na. De twee rijksveld-
tus6chen dc huismuren, Maar water? Hij bad God,
dat er nog wat in de bijkeuken was, maar de gezegende
stroom lliep uit den kap. wat bewees, dat er nog een
reserve was in de gelukkig onbeschadigd gebleven put.
Zoo goed als hij kon maakte hij een emmer schoon en
vulde dien; hij vond een ongebroken kom en bracht dien
en den emmer naar de plek, waar Quong Ho lag. Hij
ging terug om linnen of pluksel te zoeken; maar in
dien chaos van verwoesting vond hij niels. Gelukkig had
hij zich den vorigen dag, daar het warm was, vóÖr den
lunch verkleed en een dun ondervest en linnen over
hemd aangetrokken. Het laatste trok hij weer uil en
scheurde, hij aan repen, waarmede hij Quong Ho's hoofd
kon wasschen en verbinden. Hij scheurde ook de broek
van den man open, sneed de schoenen en sokken van de
gezwollen voeten en maakte van de rest van het hemd
comprcssen. En al dien tijd gaf Quong Ho geen feeken
van terugkeerend bewustzijn. Blijkbaar had nij een
ernstige hersenschudding gehad.
Eerst toen hij met zijn ruw verband klaar was. besefte
hij het verschrikkelijke van zijn geïsoleerd zijn. Iiij
moest Quong Ho daar alleen, zonder verpleging achter-
Laten en over het moeras gaSn, om Hulp te halen.
Stel, dat zijn eigen been gebroken was, Het koude\ zweet
kwam op zijn voorhoofd. Zij zouden daar, als gewonde
dieren in de wildernis, gelegen hebben en van honger
omgekomen zijn. Inmiddels kwam de zon hooger aan
den hemel en scheen fel op Quong Ho. Met inspanning
van alle krachten nam hij hem in zijn armen en
strompelde met hem naar den anderen kant van het
huis, waar gedurende enkele uren schaduw zijn zou
en ook de gemeen stinkende rook hem niet bereiken kon.
Hij legde ziin jas weer ónder .Quong Ho's hoofd, zette
de kom met frisch water naast hem voor het onwaarschijn
lijke geval, dat hij tot bewustzijn komen zou, en verliet
het tooneel van troosteloosheid en afschuw.
Ongeveer een mijl verder kwam hij tot het beseft dat
hij zijn eigen gewond hoofd, dat zonder eenige bedek
king voor de zon klopte van de pijn, niet verbonden
had. Zijn zakdoek had hij bij den rest van zijn over
hemd gelaten. Hij kwam ook tot het besel, dat hij
met blootc armen liep en slechts een zomerondervest
c-n flanellen broek en gymnastiekschoenen., waarin
hij altijd s chcrmde, aan haaT Zijn handen, armen en zijn
heele verdere lichaam waren vol vuil cn bloed. Maar
al die dingen verdwenen bijna onmiddellijk uit zijn
geest. Zij dwarrelden in zijn hersenen, zoodat hij bang
was duizelig te zullen worden. Ook begon hij, noewel hij,
vóór hij wegging, wat gedronken had, gekweld le wor
den door een brandenden dorst Hij verloor het besef
van de groote ramp, die hem getroffen had; verloor
ook het vermogen over de oorzaak ervan na te denken.
Al zijn gedachten waren erop geconcentreerd om één
doel ie bereiken. Hq bleef voor zichzelf herhalen wat
hij zeggen moest tegen het eerste menschelijke wezen,
dat hij ontmoeten zou, sprak zich moed ra met de over
weging: „Drie mijl 'naar den hoofdweg; drie kwar
tier." Doen daar hij het nauwelijks te onderscheiden pad
slechts driemaal gereden had, verdwaalde hij en liep
hij diagonaal over het moeras. Eindelijk, na een paar
uur gezworven te hebben, kwam hij bij een sloot, aan
dc "overzijdee waarvan het verblindende witte lint van
den weg zich uitstrekte. Hij viel als een dronken man
in de sloot, slaagde erin eruit te klimmen en bleef dan
uitgeput liggen. Na een paar minuten slrompelde hij
op en zwaaide den weg af, die even eenzaam was als
het- moerasland zelf.
Plotseling merkte hij een verschil: boomen en groen
links van hem en in het midden daarvan stond een paar
groote granieten zuilen met een hek ertusschen. Het
was een huis. Hij had zijn doel bereikt. Daarbinnen was
mcnscheliike hulp. Hij liep naar het hek, greep zich
vast aan ae bovenste spijl en zag een goed onderhouden
oprijlaan. Terwijl hij.keek, kwam er ran een zijpad een
man, die na een paar seconden gekeken te hebben naar
de verwilderde, grotesk gekleède, met blóed en vuil
bedekte verschijning, naar hem toegesneld kwam.
„Allo, alloi Wat is er aan het handje? Allemachtig,
het is Mr. Baltazar."
Baltazar wees naar het moeras en zeide heesch:
„Mijn Chineesche vriend ligt daar te sterven. Er is
een ongeluk gebeurd. Een ontploffing of zoo iets. Hij ligt
op sterven. moet dadelijk mannen en doktoren zen
den."
„Lieve Godf" riep de man uit. "Natuurlijk zal ik dat
Kom fbinnen en vertel me alles. U wilt toch niet zeggen,
dat die bommen u getroffen hebben? U schijnt er ook
beroerd aan toe."
Hij^ deed het hek open, pakte Baltazar om zijn middel
en hielp hem de oprqlaan af te loopen. Weiara kwam
een ouae tuinman een handje helpen en tusscnen zich
in droegen zij den half bewusteloozen man het huis
in en legden hem op een divan in de eetkamer. De
gastheer schonk hem een sterke brandy soda in.
„Hier drink eens/'
Het koele vocht was als een paradijsdrank voor "Bal-
tazars droge keel. Het ongewone opwekkende middel
deed na enkele oogenblikken zijn uitwerking.
„Nou, wat is er nu eigenlijk gebeurd? U herinnert
u mij nog wel? Ik heet Pillirant. Een anderhalf jaar
geleden heb ik u een bezoek gebracht en hebt u mij
dc deur gewezen. Maar dat is vergeten en vergeven Ik
ben niet haatdragend, vooral niet als iemand er beroerd
aan toe is. Wat kan ik voor u doen?'"
Er heeft vannacht een ontploffing plaats gehad," zeide
Baltazar, „waardoor ik tegen den grond geslagen ben.
Ik werd vanochtend wakker en zag, dat mijn huis tot
den grond toe afgebrand was. Mijn Chineesche knecht ligt