QE JONGENS VAN DEN IDOLEN
staat het volgende gedicht, waarin de ge
schiedenis van dien molen is verhaald:
lek was de eerst, die *t houdt
Niet zaegen stucken zaegr.o,
Dat menich wonder was,
En wonder wel behaagde,
Waardoor 't gekomen is
le passen aea den dagh,
Hoe dat ment houdt op *t best
En spoedigh zaegen m&gh.
Doe men schreef Ao. 1592 stout
Is dese mooi en 't Juffertje gebout.
Door Cornelis Cornelisz. van Uitgeest,
Die de eerste uytvinder is geweest. M.
Een Loterijbriefje.
Het echtpaar Hamel, dat zich sinds eenige-
jaren op een dorpje op de Veluwe teruggetrok
ken had,'-leefde bescheiden van de rente van
't geld dat het door janrenlangen arbeid over
gespaard had. z
En toch had mevrouw nog één wensch, dier.
ze echter tegen haar man niet uit durfde spre
ken. Hij zou er zich immers toch niet in kun
nen verplaatsen. Ze won zoo graag een auto
hebben, waarmee ze dan iedere week naar de
markt in de naburige stad kon gaan en tvs-
schenbeiden eens een toertje in don omtrek
maken. Ze kwam dan eens wat verder dan bet
dorpje, waarin ze woonden.
Ze had dat alles echter altijd diep in sieh be
waard, totdathet Nieuwsblad een loterij
aankondigde, ten -bate van de armen, met als
hoofdprijs een automobiel.
Ze sprak er nu haar .man over, ae loten wa
ren wel niet goedkoop, één gulden, maar je
hadt dan toch kans.
Ja, één op de vijftigduizend, zei haar man
wiens verlangens niet zoo hoog gingen.
Maar mevrouw hield vol:
Nu ja, al winnen we niets, dan hebben
we ons geld toch aan een goed doel uitgege
ven. En wie zegt je, dat we niets winnen! Bij
de vorige loterijen, waarin we meegespeeld
hebben, ben ik toch ook altijd gelukkig ge
weest?
Ja, dat is wel waar, moest manlief toege
ven.
Mevrouw vervolgde:
Je hebt kans, of je hebt geen k&na. En ik
ben zeker van 't eerste jblIs ik maar zei? mijn
briefje uit mag zoeken. Zal ik Je nu eens ver-
Nelis is Nachtwacht in het dorpje Nieuwpoort
Otto ia Orgeldraaier en bij zijn Oom in de kost.
Piet ia Politieagent, hij"staat op zijn Post.
Beindert ia een Ruziemaker. Hij meet naar
Rotterdam.
Simon is Steenensjouwer. die met de
Stoomtram thuis kwam.
Trien is Turnster, ze is naar Tilburg geweest.
IJl bert is Uienkoopman en woont in Uitgeest.
Volkert is Viscbventer in *t stadje Veendam.
Willem is Werkman in dienst bij boer
Valkman.
IJsbrand is Ijsventer, hij woont in IJmuiden,
Zaeharias hoedt Zwanen en vertoeft veel in
t Zuiden.
Vervolg.
Zoo hadden ze dus al een naam en een ter
rein-
Verschillende jongens begonnen weer woelig
te worden.
Karei Bakker had het aan de stok met Dirk,
het neefje van Willem van Rijn. Het scheen
wel, of d; ruzie in jen vechtpartij zou eindi
gen.
„Wat hebben jullie toch?" vroeg Henk.
„Och", zei Karei, „Dirk zit me uit ie schelder,
voor „leeren voetbal".
„En tegen mij zegt hij aldoor: V.W. betee-
kent: Voor den wind", klaagde Nico Rigter.
„Hij is de heele tijd al zoo vervelend".
„Als je nou je mond niet houdt, Dirk" waar
schuwde Henk, „dan willen we jou niet eens
in onze voetbalclub hebben! Wat zeg jij, Wil
lem?"
„Natuurlijk niet',* antwoordde Willem
tellen, hoe bet komt, dat ik bij de vorige lo
tingen telkens wat gewonnen heb?
Ik heb steeds het nummer gevraagd, dat mijn
eigen leeftijd aangaf en daarop viel telkens
weer de prijs. Nu weet je het. En of je het nu
dwaasheid of bijgeloovigheid van me vindt,
dat kan me ni*t schelen!
Dan zou je nu no. 48 moeten hebben,
peinsde mijnbeer.
Ja, zei mevrouw en zuchtte, als se er aan
dacht, dat het nummer met de jaren steeds
hooger zou worden.
Maar om dat nu op den kop te tikken 1
Dat is zoo moeilijk niet, vond mevrouw,
die kans zag, bergen te verzetten, als ze den
vurig begeerden automobiel maar kreeg, we
schrijven een brief aan je vriend Robert en
vragen of hij er voor wil zorgen, dat ik uit de
eerste honderd nummers mijn keus kan ma
ken. In het Nieuwsblad staat, dat hij ook in de
commissie zit eix dan, zijn invioed als ge
meente-secretaris.:Het zal best la orde ko
men.
Mijnheer Hamel schreef een brief, en al gauw
bracht de post het verlangde antwoord, met
het verzoek zee gauw mogelijk te komen,
daar de loten wegvlogen.
Mevrouw ging en werd door haar mans
vriend allerbeminnelijkst ontvangen.
Hij liet haar de keus uit de nummers van 1
tot en met 50.
Want, voegde hij er glimlachend aan toe,
verder hoeven we niet te gaan, is "t wel?
Waarom met? vroeg zij, nog niet heele-
rnaal begrijpend.
Wel, ii. za) het u maar eerlijk zeggen.
Uw man heeft me in zijn brief een geheimpje
\erklapt. Maar ik moot toegeven, dat het een
praciitidee is Jsoor! Echt iets voor een vrouw,
om te denken, dat haar aantal jaren als num
mer van een loterijbriefje geluk za! brengen.
Mevrouw was nauwelijks thuis, of haar man
vroeg:
En heb je het nummer gekregen?
Ze haalde haar schouders op en gaf geen
antwoord. Hij lette er niet op, bad reeds meer
dan hem lief was, met haar humeur kennis
gemaakt.
De dag van de trekking brak aan. Mevrouw
was zennuwachlig en trok zich met hoofdpijn
in haar kamer terug. Mijpheer wachtte in
spanning op de krant. Eindelijk daar was het
Nieuwsblad, in zijn zenuwachtigheid kon hij
cer3t de trekkingslijst niet '.inden, maar jawel
hoor, daar stond het in vette letters bovenaan:
Ruziemakers kunnen we niet gebruiken 1"
Dat hielp dadelijk. Dirk hield zijn mond
en bleef in 't vervolg rustig.
Zeg jongens"', zei Henk toen, „nu moeten
we nog een voetbal hebben.
Dat was een lastig geval. Hoe moesten-' ze
aan een voetbal komen? Koopen? Goedkoop
waren de voetballen niet. Wat zou een goeie
kosten?
„Ik denk van wel vijf gulden", zei Jan
Robbers.
„Daar heb je een kinderballetje voor", zei
Willem van Rijn. „Nee, een sterke voetbal
kost wel een gulden of acht!"
„Acht gulden", zei Henk, en hij keek een
beetje angstig. ,ncht gulden? Hoe krijgen we
die bij mekaar?"
„Sparen", antwoordde Willem, „dat is het
eenige, wat er cp zit, Laat eens kijken! Jullie
doen toch allemaal mee, hè?" vroeg hij.
„Ja, ja!" riep z'n kameraden.
„Hoeveel hebben we er dan? Even tellen!
Eén, twee, drie, vijf, acht, tien,, twaalf, jij
ook, Jan?"
„Als ik van den dokter raag doe ik mee!"
Dan zal ik jou er alvast maar bij. tellen
dertien,, zestien, twintig! En ik zelf er bij is
een-entwintig. Als we nou elke week een dub
beltje geven, hebben we in 4 weken al 8 gul
den veertigJ Dat is wel genoeg, zou ik den
ken 1"
„Ja" riepen alle jongens door elkaar, zonder
er aan te denken, hoe z© die tien centen bij el
kaar moesten krijgen.
„Mooi! Vinden jullie 't goed, dat ik penning
meester ben? Dan neem ik een schrift en
schrijf daar al jullie namen in. Wie dan be
taald beeft, krijgt een kruisje achter zijn
„De hoofdprijs, een automobiel, Is gevallen
op no. 48."
Hij haastte zich zijn vrouw het blijde nieuws
mee te deelen, die hem echter woedend aan
keek en in snikken uitbarstte.
Wat is dat nou? Je hebt den automobiel
Hij is op no. 48 gevallen, herhaalde mijnheer
nog eens.
't Is jou schuld! snikte zij tot ecnig ant
woord.
Wat dan toch? Kijk, hier staat het, no. 48!
Maar ik heb no. 38! kwam het er einde
lijk met horten en stooten uit. Jij hadt aan
Robert geschreven, dat ik het nummer wou
hebben, overeenstemmende met mijn leefijd en
toen en hier snikte ze weer en toen heb
ik gezegd, dat ik 38 was.
R. v. H. Nwbld.
Gemengd Nieuws.
ELECTRISCHE VEEVOEDERREREIDING.
In de Telegraaf lezen wij.
Zooals bekend is, werd tot nog toe in hoofd
zaak groenvoeder tot zoet persvoeder bereid;
hetzij in „open" vorm buiten, hetzij in geslo
ten ruimten. Het conscrveeren der levende
groent massa geschiedt door middel van de
warmte, die de planten zelf ontwikkelen.
Hierbij is waargenomen, dat deze door adem
haling gevormde warmte niet voldoende is, om
in den ge-.vcnschten tijd een temperatuur van
50 gr. Celsius te verkrijgen, wanneer het wa
tergehalte van dea groenvoederhoop groot is.
De p'aiuen ra den hoop hebben in een bepaal
den tijd een bepaalde verwarmingscapaciteït,
en als tieze te klein is om de temperatuur tot
50 gr. C. tc doen stijgen, ontstaat zuur inplaats
van zoet voeder, hetgeen niet gewenscht wordt
Hot vee nuttigt ni. veel liever zoet dan zuur
groenvoeder.
Door de planten ie iaten verwelken, dus na
hot afsnijden eenigen tijd to laten liggen, is
hot in de praktijk mogelijk gebleken het wa-
tergelialte tot den verlancnden graad te vermin
dei en en -doende wel een temperatuur van
50 gr. te bereiken.
Omdat warmte hot ideaal hij conserveering
van goed groenvoeder 10, wordt reeds geruimen
tijd naar middelen gezocht, deze op kunstma
tige wijze, te verkrijgen. Daardoor is het clce-
trische systeem van persvoederberoiding ont-
naam. En probeer, om precies op tijd te beta
len, anders loopt do boel in mekaar!"
„Ja ja", riepen alle jongens weer. Ze werden
al weer rumoerig en druk.
„Weet je wat?" zei Henk toen. „We moesten
nu maar uitscheiden, en weer eens bij elkaar
komen, als 't gold er is!"
Dat vonden ze allemaal goed.
Daar kwam de moeder van Henk en Jan aan
met een groote mand-bij zich.
„Zijn jullie klaar?" vroeg ze.
„Ja. .nioeder", zei Henk.
..Dan heb ik hier wat voor jullie.
Er zijn vannacht een heeleboel dirkjesperen
van den boom gewaaid. Eten jullie die maar
eens lekker op!"
„Dank u wel, juffrouw! Fijn hoor!" riepen de
leden van de voetbalvereeniging V.W. En met
smaak begonnen ze te smullen.
Na een poosje waren alleen de klokhuizen
nog over.
„Denk er om" zei Willem, toen de jongens
weg wilden gaan, „volgende week Maandag
moet ik de dubbeltjes hebben, hoor!"
Toen was de vergadering afgeloopen.
Wordt vervolgd.
N B. In een paar van de vorige verhaal
tjes is Henk" van den Molen bij vergissing
Dirk genoemd. Dirk is het neefje van Willem,
die altijd zijn zin door wilde drijven. Herinner
je nog. dat hij bij *t ganzenborden *t eerst in
de put zat?
Henk en Jan zijn de zoons van molenaar
Nieuwenhuizen. Willem van Rijn is hun
buurjongen.
!Waijo ouij-ybtttt cmfwyp vbgk vbgk bgkqqgk
staan. Hierbij wordt eveneens de groene massa
tot 50 gr. C. verwarmd onder afsluiting van
lucht bij lage buitentemperatuur. Het Zeitschr.
Technik in der Landwirtschaft no. 10 van Juli
d. j. behandelt dit systeem, hetwelk berust op
de waarneming dat de planten een verschil
lende gevoeligheid vertoonen tegenover den
electrischen stroom, al naar zij levend of dood
zijn. Levende planten hebben een grooten
weerstand ertegen, en zijn dus zeer geschikt
voor de vorming van een heete massa door
electrische verwarming. Doode planten hebben
een zeer geringen weerstand en kunnen dus
door electriciteit niet meer verwarmd worden.
Plant enmassa's, die dus aan den invloed van!
een electrischen stroom worden onderworpen,
laten zich zoolang verwarmen, tot zij nog
leven, tot ongeveer 50 gr. C, terwijl een na-
warmen uitgesloten is. i
Landbouwers, die den electrischen stroom
voor conserveering gebruiken, dienen dus het
'groenvoeder in zoodanigen toestand to bren-i
gen, dat het zich T beste leent voor de toe
passing van dit systeem. Watergehalte en rij-
pingstijdperk hebben geen invloed meer op de;
conserveering. Alleen wordt meer of minder
stroom verbruikt.
Vanaf het moment, dat de electrische stroom
door de plantenmassa wordt gevoerd, wordt
het leven der planten zoowel als van bacteriën
lam gelegd.
Voor een algeheel behoud der voedingsstof
fen en een onafgebroken voortzetting van de
conserveering is dit natuurlijk een' zaak van
groot belang. De electrische stroom is daarbij
oorzaak dat de bacteriënwerking geen verderen
nadeeligen invloed kan uitoefenen, terwijl de
warmte de cellen doodt en de massa dus prac- j
risch kiomvrij wordt.
Elk plantendeeltje, zoolang het nog leeft en
met den electrischen stroom in aanraking
komt, verwamrt zich tot op ongeveer 50 gr. C
De groote voordeelen zijp ten eerste de volT|
strekte onafhankelijkheid van het weer, verder,
de groote vermeerdering van voedingsstoffen. i
Dit blijkt b.v. hieruit, dat het gras van een
hectare tot hooi gemaakt, pijn. 800 a 900 Kg.
zetmeelw aarde nctft, terwijl hetzelfde gras
met electriciteit geconserveerd pijn. 2700 Eg.
zetmeelwaarde bezit. Dit beteekent, dat op
dezelfde oppervlakte ongeveer driemaal zoo
veel voederwaarde kan worden geoogst als tot
dusver. Een verder voordeel is dat alle voe
dergewassen, zonder rekening te houden met
den tijd van rijpheid, kunnen worden be
bouwd. Het is moge! ijk bij dit systeem al
het werk met het winnen van veevoeder ver-i
bonden, in accoord te doen verrichten. Voorj
alle bedrijven, die al het veevoeder zelf wil
len winnen en een zoo groot mogel ijken vee
stapel houden, is T electrisch systeem onmis
baar. Het vee neemt het electro-voeder gaarne
tot zich. Zelfs werd waargenomen, dat dieren,
die aan mond- en klauwzeer leden 't in tegen
stelling van - ander voeder nuttigden. Per
10 K.G. groenvoeder wordt pijn. 2.5 K.W.
stroom verbruikt. Men neemt aan dat de kosten
voor 1 K.G. zetmeelwaarde zich bij eÏ6ctro-
voer, hooi en krachtvoeder verhouden als
1—3—5—8. Voor een regelmatige vulling der
persruimten is 't verhakselen met een gewone
hakselmachine noodig. Tot zoover genoemd
tijdschrfit.
Voor ons land heeft dit vraagstuk al niet
minder beteekenis dan voor Duitschland, al
hebben vooral in Friesland, de landbouwers
ook zonder electriciteit reeds een bevredigend
systeem van conserveering met weinig kosten
toegepast.
In een jaar als thans, waarin zeer weinig
hooi gewonnen is. doch door het zeer gunstige
weer nog groote oogsten van nagras, spurrie,
wikken, serradella enz. worden verkregen, zou
toepassing van het electrisch systeem onschat
baar voordeel opleveren.
Afgescheiden hiervan zou de levensvatbaar
heid der toepassing van electriciteit op bet
l&nd er aanzienlijk door worden verhoogd, en
op zijn beurt dezen tak van bedrijf weer ten
goede komen.
Te Buch, nabij Berlijn, hebben de Siemens -
Schuckert-Werke een groote. proefinstallatie
gebouwd, om nauwkeurig de waarde va© het
systeem na te gaan. Voor onxe electrische cen
trales is dit zeker een zaak om met de noodige
aandacht te volgen en daaruit zoo spoedig als
mogelijk is. de conclusiën te trekken, opdat ook
in ons land de eveptueele voordeelen der toe
passing worden verkregen.
GEEN BESMETTING DOOR HET
TELEFOENTOESTEL?
Reeds meermalen is de vraag gerezen of
men niet behoeft te vreezen dat telefoon&ppa-
raten besmettelijke ziekten over zullen bren
gen. Vanwege de Duitsche Rijksposterijen is
daarom een onderzoek ingesteld o' de overbren
ging van ziekten door het telefoontoestel mo
gelijk zou zijn. Alle antwoorden hierop luid
den ontkennend; het besmettingsgevaar door
gebruik dor telefoon is practisch niet van be
teekenis.
De r.uitsche Rijkspo t.eiijen zien daarom
ook geen reden de telefoontoestellen geregeld
te laten desinfecteeren. De door verschillende
abonné's aangebracht inrichtingen voor des
infectie mogen worden behouden, maar het
aanbrengen van nieuwe dergelijke apparaten
is verboden.
STEEDS BAAS BOVEN BAAS.
't Gebeurde in één onzer groote steden. Da
gen achtereen ontving een tijdelijk inspecteur
der directe belastingen de vreemdelingen, op
geroepen ip verband met de regeling van hun
aan.ilag in de Rijksinkomstenbelasting.
Vreemdelingen! Ingenieurs en stukadoors,
bedrijfshoofden en dienstboden, menschen van
allerlei rang en stand, van allerlei stammen
en talen, 't Waren wel geen Parten, Meden
en Elamieten, Cretenzen of Arabieren, doch
zij die ter conferentie kwamen waren van
diverse pluimage!
Ongetwijfeld geen gemakkelijke taak om al
die menschen te ontvangen en met hen te
conforeeren. 't Blijft ook wel eens niet uit
dat zoo'n conferentie niet erg vriendschappe
lijk verloopt, vooral niet, wanneer de hoe
grootheid van den aanslag wordt medege
deeld. Ook gebeurt het wel eens, dat de in
specteur bemorkt, dat hij niet kan betrouwen
op de mededeelingen van zijn cliënten. Want
dat hebben ze gemeen met ons Hollanders,
ze hebben een broertje dood aan belasting-
betalen!
Laatst verscheen er een Rus ter conferen
tie. De besprekingen verliepen niet arg vlot,
enfm dat gebeurt wel eens meer met de Rus
sen, denken we maar eens aan die Haagsche
conferentie. Erger nog, op een gegeven oogen-
blik gevoelde de inspecteur zich beleedigd en
liat dit met ernst blijken. Hierdoor voelde de
Rus zich ook In zijn eer aangetast, temeer
omdat lui volgens rijn zeggen een „man van
eer" was.
„Dat ben ik niet minder dan U", zeide de
inspecteur, zijn met een onderseheidingstee-
ken versierde borst vooruitstekend, „want ik
hen kolonel gewe :?tt"
Met majestueus gebaar verhief do Rus
zich toen van zijn zetel en riep uit: „En ik
IN T BAGNO.
Napoleon I bezocht eens de galeien. Rond-
geleia v r en'* door den directeur, ondervroeg
hij verschillende boeven naar de reden van
hun veroordeeling. En allen hadden hun ver
ontschuldiging bij de hand. allen verklaarden
zich onschuldig veroordeeld; totdat de keizer
een struischen vent aansprak, een pootigen
reus en hem vroeg: „Waarom ben jij hier in
de galeien?" „Ja, Sire", zei de man, „ik heb
ruzie gehad met een kameraad, die me sarde,
ik werd zoo giftig, dat ik hem overhoop stak.
Ik neb. mijn verdiend loon." „Mijnbeer de di
recteur", zei Napoleon, „gooi dien slechten
vent op slag de deur uit, anders zal hij al die
brave menschen hier bederven."
DANKBAARHEID.
Tinus ging de centjes halen
Van z'n ouderdomspensioen,
Op z'n ouwe, stramme beenen,
Glad uit z'n gewone doem
Bevend stond ie op het stoepje
Voor het groote postkantoor,
Waar ie nooit wat had te maken.
Daar was ie te eenzaam voorll
Eerst nog voelen of z'n kaartje
In z'n rechterborstzak zat,
Of ie niet z'n rooje zakdoek,
Of z'n bril vergeteh had;
Bevend tastte 't ouwe handje
In z'n voorraadschuurtje rond,
Onder 't zenuwachtig kauwen
Van z'n ingevallen mond.
Wat beduusd sloop ie naar binnen
Door de groote glazen deur
Vol van koperen versiersels,
Met zoo'n fijne gouden kleur!
Tjonge, tjonge, wat een rijkdom,
Haast nog mooier als de kerk,
Kippig zocht ie z'n loketje
In het hooge traliewerk.
Schichtig, zielig onderdanig,
Stond ie wachtend in de rij,
Tusschen goedgekleede menschen
En wat tobbers net als hij!
Als ie dan z'n kruisje zette
Ging z'n petje van z'n kruin
En dan zei ie netjes: „Dankje!"
Voor z'n wekelijksch fortuin!!
Heel z'n bril was zwaar beslagen,
In z'n oogjes kwam wat vocht:
„Da's de ouwerdom, zei Tinus
„|k Stond weer danig in de tocht!"
In z'n wat te groote zakdoek
Knoopt' ie t geld op z'n gemak,
Dat beteekende weer eten
En een onsie pruimtabak!!
Goeie menschen die ministers
En die heeren in den Haag,
Die toch ook nog wouwen zorgen
Voor zijn ouwe taaie maag!
En hij glunderde tevreden
Tot een wrakken boezemvriend:
„Laat ons dankbaar wezen Dorus,
„Waaraan hebben we *t verdiend??!!
Nadruk verboden.
Aug. 1922.
KROES.
Even lachen.
GOED GEZEGD.
Een oude en een jonge dame komen naast
elkaar in de tram te zitten, en het gesprek
komt over den slechten tijd.
„t Is toch zoo jammer", zegt de jonge -da
me, „ik heb zoo'n aardigen aanstaande, en
wij zouden kunnen trouwen, als wij. nu maar
eeist meubels hadden."
„En ik dan", antwoordde de oude, „ik heb
meubels genoeg, als ik nu maar een aanstaan
de had".
DE VLIEGER GING NIET OP.
Een schoolopziener wilde een klas eens be-
piceven ot ze ook attent was.
„Noem mij eens een getal, dat ik op bord
zal schrijver.*"
„Vijftién", zei een van de jongens.
De schoolopziener keerde zich naar 't bord
en schreef 5L
Niemand scheen de vergissing te bemerken.
„Geef mij nog een ander getal?" vroeg hij.
„Twee en negentig!" riep 'n tweede jongen.
En de schoolopziener schreef weer 29,
De klas bewaarde het stilzwijgen.
„Geef mij nog een getal op", zei de school
opziener, „en gebruik je oogen".
Toeq riep een kwieke jongen: „22, mijnheer,
en probeer nou maar eens, om er nog e*a
fout in temaken."
DIE WAS ACHTERGELATEN.
Mevrouw bad weer een nieuwe keukenmeid,
en wou juist eens gaan kijken, of alles goed
ging, toen ze een politie agent in de keuken
vond.
Wat doet die man hier, vroeg ze streng?
Dat weet ik waarlijk ook niet, zei het
nieuwe meisje. De vorige meid moet hem ze
ker hier achtergelaten hehbezi.
WAAROM? DAAHOH3!
Vreemdeling, tot inwoner in een feestelijk
bevlagde stad:
„Zeg eens vriend, waarom wapperen tksr
de vlaggen?"
„Nou, meneer, ik denk dat het komt omdat
er nog al een stevige wind staat!
WARE WOORDEN.
Die op zijn vooroudere pocht, is als een
aardappel, daarvan zit ook het beste deel on
der den grond.
Wij waardeeren alleen dat ten volte wat
wij wegschenken.
Noodzakelijke ergernis te vermijden is even
min goed, als noodelooze ergernis te geven oÉ
te laten opkomen.
Het leven Is een reis, waarvan niemand du
route kent, dan na er de verschillende stations
van te nvbben doorloopen
Hot geluk van uw leven hangt af van de hoe
danigheid uwer gedachte. Waak daarom dien
overeenkomstig en wacht u, begrippen te
Koesteren, dTe ongeschikt zijn voer deugd en
niet overeenkomstig de natuur.