ROMMËLKRUID. Bif Grootvader. Even pfegtig, echter meer in den smaak van ten strijde trekkende kruisvaarderen, was de optogt der jongelingen. Deze voerden een' geharnasten mam met eene knods gewapend, ecne witte roos beschermende, in hunne heervaan (B), en droegen den naam van beschermers der Hozen. Ook. zij bragten het overige van den dag in gulle vreugde door; ook zij begaven zich naar het bierhuis, bij den witten Paal, en vermaakten zich alsdan, het zij met kaatsen of kegelen, of wel met het schie ten naar de gans; en hij, die alle anderen daarin overtrof, was ditmaal de koning van het gtzcl- sehap, en het volgende jaar dè aanvoerder naar den gewijden put Tegen den avond haalde elk hunner, het meisje- door hem te voren gevraagd, van haar huis af. En nu werd het feest gewoon lijk in den hof vervolgd; daar wijdde men zich dün aan zang, dans en snarenspel; van daar dit nog heden bier een dusdanig gfczöschap gezegd wordt een hoQc te houden. Bij al deze en andere feesten was Johan, de eenige zoon van den vrijheor dezer plaats, eenen tijd lang, een der voornaamsten. Op hem volgde Michaël Krok, de zoon des rcklors; dan des burgemeesters zoon, Pieter Adriaans*, bij genaamd Hoogland, en eindelijk Willem Jansz., bijgenaamd Hofla&n. Deze vier aanzienlijke jongelingen waren degenen, welk bij al deze gelegenheden den toon gaven, waarnaar al de anderen zich vrijwillig schikten. Vele. zeer vele gevoegelijke stonden bragten deze jeugdige mcnschen in onschuldige vreugde en onderlin ge vriendschap door; maar, helaas! hoe onbe stendig zijn alle ondennaansche genoegens! (IX Deze put b, hoezeer gedempt, nog aan wezig. (2X Weder door een andere hand ingevoegd. (3). Insgelijks ingevoegd. (4). Destijds eene opeae plaats, doch nu eene pacht, wdkc men nog heden het Rens-gas noemt. 15). Almede later ingevoegd. pX Nog heden het wapen dezer plaats. Wordt vervolgd. DE ROOKPLAAG. In ons land heeft men ook in de groote steden minder last van de rookplaag dan in de groote steden van Engeland en Amerika, waar een ongelooflijke hoeveelheid roet, kool zuur en xwaveligzuur boven de stad uitge spreid wordt. In Londen, New York en alle groote plaatsen van Amerika zijn twee oor zaken, die den last grooter maken dan bij ons. Ten eerste zijn er veel meer fabrieken van allerlei aard en ten tweede is men veel ver- HOE WERKT EEN BIOSCOOP? Een jongen vroeg mij in een brief, hoe de bioscoop eigenlijk werkt. Ja dat is niet in een paar woorden te zeggen, maar ik zal probeeren, om de zaak duidelijk te maken. Als iemand loopt, tilt bij zijn been op, buigt de knie, strekt de knie weer, zet de voet op den grond, tilt au zijn andere been op, buigt daarvan de knie en zoo gaat dat steeds door. De beweging „loopen" bestaat dus uit een groot aantal onderbewegingen. Niet alleen Joo- pen", maar elke beweging kan men zoo in oen opeenvolging van eenvoudiger bewegingen om leden. Op een doorzichtig lint, film genaamd, kan men. met behulp va» een daartoe ingericht fo- tografieto'-stel, een boeleboel kleine fotograf!e- tjes maken van al de onderbewegingen van een of andere beweging, b.v. loopen, spreken, zwemmen, enz. In een soort van tooverianiaarn worden deze fotograf!etjes stuk voor stuk vertoond, echter zóó snel achter elkaar, dat het schijnt alsof op het doek, een man werkelijk loopt, of zwemt, of spreekt. Staat de film stil, dan beweegt het beeld ook niet. Met een draahnachine worden de afzonderlijke beeldjes van de film telkens vcor den lens van het toestel getrokken, en vervolgens weer er voor vandaan. De film is buigzaam, zoodat hij om een spil kan worden gedraaid! Begrepen? kwistendcr bij het stoken in huis. In Engelana gebruikt men steeds het gezellige, maar vree- selijk rookende en koolverelindende open vuur en in Amerika stookt men de huizen tot een temperatuur die dicht in de buurt van 80 graden ligt, terwijl wegens de algemeen in gebruik zijnde centrale verwarming ook gan gen, trappen, slaapkamers, etc. verwarmd worden. Do roetplaag is in Amerika in de laat ste jaren ook nog vergroot, doordat de bijna niet roetende anthraciet veel duurder werd en moeilijker te krijgen was. Vooral tijdens en na de laatste staking in de „hard coal" mijnen is het gebruik van steenkool („soft ccal" of „bituminous coal" sterk toegenomen, zelfs al verbieden enkele stedelijke verordenin gen het gebruik. De kranten hebben dit aan getoond dcor foto's te publiceeren van schoor- steenen in de stad, die ware rookwolken uit bliezen. Als eerste gevolg van de roetplaag merkt men, dai in de groote steden ook in den zo mer hooi wat moer zwarte kleeding gedragen wordt (ook door dames) dan wegens de absorp tie der zonnestralen wel wenschelljk is. De kosten voor do wasch zijn echter zoo hoog, al wascht in N.-Amerika ook 90 der bevol king in huis, dat ze niet verhoogd mogen worden door het dragen van lichte kleeren. Nevelvormig en minder licht in de steden is ook een der gevolgen, die op gezoadheid en beurs een nadeeligen invloed oefenen. Het gebruik van steenkool, die door de roet ook de etccnen gebouwen al zeer snel erg onooglijk doen worden, heeft een tweede na deel, dat zich ook sterk aan de steenen ver toont. Steenkool is n.1. sterk zwavelhoudend, zoodat bij het verbranden zwavel-dixoyde ont staat, dat in samenwerking met water sterk in den steen kan inwerken. Men heeft uitgere kend, dat jaarlijks in Londen evenveel zwa- veligzuur in de lucht komt, als overeenkomt met 80.000.000 K.G. zwavelzuur. Deze enorme hoeveelheid werkt zeer langzaam op de stee nen in. Dit kan wel verhinderd worden, maar dan moeten die steenen een speciale behande ling ondergaan en de kosten hiervan zijn zeer aanzienlijk, zood&t het eerder noodzakelijk is om bet ontstaan van roet en zwaveligzuur te beperken. Dit kan gebeuren door het bevorde ren van het gebruik van anthraciet en van cokes, hetgeen kan verkregen worden door een krachtige campagne. Het is een teekenend feit, dat toen in den staat New York een kolen- dictator benoemd moest worden met zeer uit gebreide macht, om een katastrofe voor den aa. winter to voorkomen, dat toen de cokes- fabrieken «n de buurt van New York klaag den over de enorme voorraden cokes, die ze maar niet aan de bezitters van centrale ver warmingen kwijt konden, zelfs niet tegen zeer lagen prijs. Cokes geeft geen roet en heeft bovendien het voordeel (vooral de brechcokes "der cokesfabrieken) dat het zwavelgoh&lte zeer laag is, zoodat er vanzelf een veel lager ge halte aan zwaveldioxyde in de lucht komt. Naast de gewone cokes kan ook gebruik ge- Het opschrift „Bij Grootmoeder" van de vorige week was een drukfout. Het moet zijn: Vervolg. „Ben je moe, vent?" vroeg Grootvader be zorgd. „O, hij is zoo'n zwak stumpertje, dadelijk is hij moe", zei Loes, voordat Henk had kunnen antwoorden. De jongen kreeg een kleur. „Niet zoo heel erg, grootpapa", zei hij bedeesd; „Nu kindertjes, we zijn er", zei Grootvader, toen t rijtuig eindelijk stil hield, „welkom in mijn huist" Juffrouw Jansen opende zelf de deur; Groot vader wist, dat dit een heele opoffering voor haar was. Zij hield er niet van, om zelf open te doen, en deed het anders nooit. „O, daar heb je Jansen", zei Loes. Vol ergernis keek de huishoudster haar aan. „Waar heb je die manier van spreken ge leerd?" vroeg ze boos. Loes lachte. „O juffrouw, daar moet U maar niet boos om wordert Dat is zoo een gewoonte van me, om sommige menschen alleen bij hun familienaam te noemen". „Maar een heel verkeerde gewoonte" zei Grootvader ernstig. „Ik hoop Loes, dat je dit maakt worden van de halfcokes, die verkre gen wordt volgens moderne methoden van droge distillatie, waardoor andere en betere bijproducten verkregen kunnen worden, of dezelfde als nu, maar in grootere hoeveelheden. Al is een zwakke rookpluim aan den schoor- steen der fabrieken meestal wel wensdhelijk, de zware pluimen zijn steeds een teeken, dat er verkwistend met brandstof Wordt omgegaan, terwijl ze om boven aangegeven reden zeer nar declig zijn voor de omgeving. Vermoedelijk zullen do slechte tijden wol een grooten in vloed hebben op het verbeteren van de stook- inrichtingen der industrie, zoodat dit euvel wel sterk zal verminderen. De narticulier weet eebtor ook in ons land nog niet veel van het zuinig stoken in buis af en het zou wenschelijk zijn. wanneer voortdurend de aandacht erop gevestigd werd, dat door zuinig en rationeel stoken zoowel de eigen beurs en gezondheid, als het algemeens belang gediend wordt. Hdbld. BIJGELOOF EN GENEESKUNDE. Volgens een oud^ bijgeloof kan de beet van een of ander dier het bes* genezen worden door het dier zelf, dat de wonde toegebracht heeft. Misschien leeft dat bijgeloof hier eif daar nog wel bij sommige eenvoudigo menschen, maar- algemeen is het niet meer jn dezen verlichten tijd. In vroegere eeuwen evenwel werd er vrij al gemeen groote waarde aan toegekend, wat uit de volgende versregels van den Zeeuwschen dichter Jacob Cats blijkt: „Wanneer oen schorpioen een herder heeft gesteken, Dan grijpt het schuldigh beest, maar niet om hom tewreken. Hij legt het op het deel daer hij in was gewont. En na een korten tijd het lit dat is gezond." Was iemand door een dollen hond gebeten, dan moest hij om spoedig to genezen, het haar van dien hond op de wond leggen of een stuk van diens lever opeten. In Oldenburg liet men de lover van den dol len hond geheel varkolen en gaf iemand, die door het beest gebeten was, een boterham te eten, bestrooid met de tot poeder gewreven ver- kooldo lever. In Egypte werd het ruggemerg uit den gedoo- den dollen hond genomen. Men maakte daar van oen deeg. en wreef er hot lichaam van den gebetcne geheel mee in. In deze streken en vooral in Vlaanderen werkte men meer met het haar van den. dollen hond, dat op de wonde gelegd werd. Een be kende geneeswijze bestond ook hierin, dat men een ei met de schaal fijn stampte en daarin het haar mengde onder toevoeging van suiker. Een ander Vlaaansclu recept, dat we in zijn oorspronkelijke spelling hier weergeven, luid de: Teghen het bijten van een dollen hont: Neemt van U eijghen water en wast er die wonde me de ende dan neemt haer vanden selven hont ende legghot ende bindet scer wel op die voor schreven wonde." goed zult onthouden, en die gewoonte voor goed afleert!" Henk zei beleefd: „Dag juffrouw", terwijl hij haar de hand toestak. Dat beviel haar beter en ze antwoordde: ..Dag Hendrik!" Loes stootte Henk aan. „Zoo ga ik je voort aan ook noemen, Henkie," fluisterde ze. Groot vader schudde het hoofd. Toen ze de kamer binnentraden, liep Loes dadelijk naar de ramen, om naar buiten te zien „Wat een manieren, wat een manieren", dacht juffrouw Jansen, terwijl ze koffie schonk „Wanneer komen Oom en Tante, Loes?" vroeg Grootvader. „Volgende week Dinsdag, Grootvader!" was het antwoord. Loes' en Henk's oom en tante waren nog niet naar Indifi vertrokken, maar ze hadden hun neefje en nichtje al naar grootvader gestuurd, daar de kinderen met de drukte van inpakken hen maar in den weg liepen ,We zullen hopen, dat *t dan net zulk weer is als nu!" ze! grootvader. ,,'t Vriest", zei Loes. „Misschien kunnen we schaatsenrijden Wordt vervolgd. Brieven deze week zenden naar L. Rogge veen, Loet 41, Schagenl Een dergelijke vieze en hoogst gevaarlijke ge neeswijze paste men voor eenige eeuwen terug toe, om zich te vrijwaren tegen de gevreesde ziekte hondsdolheid, natuurlijk zonder baat. De uitvinding van Pasteur heeft het eerst mogelijk gemaakt, de riekte werkelijk te gene zen. In 1885 heeft de groote Pasteur voor 't eerst een jongen, die door een dollen hond ge beten was, met een door hem uitgevonden se rum ingeënt. En met goed gevolg. Na dien tijd zijn' er duizenden met dat serum behandel den nog heden past men de oorspronkelijke metho de van Pasteur met groot succes toe. .Volgens nauwkeurige statistieken zijn van 1885 tot 1905 in 40 instituten „Pasteur" meer dan 100.000 per sonen geënt en is daarvan slechte V» pet, on danks de behandeling, aan hondsdolheid ge storven. M. VOORHEEN THANS. Men kon koopen voor L000 mark: voorheen 20 costumes, thans 1 vest; 900 mark—1 piano 1 paar kinderschoenen. 700 mark—5 kilo zil ver—5 kilo lood; 500 mark1 woninginrich ting2 paar wollen kousen; 400 mark1 koe pond boter; 100 mark1 naaimachinenog geen klosje garen; 50 mark1 zijden japon— 1 zakdoek; 5 mark—1 kistje sigaren2 sigaret ten; 1 mark—1 middagmaal1 spijker. DE HOUDING BIJ HET SLAPEN. De natuurlijkste houding van den menach tij dens zijn slaap is de zijdelingsche ligging, met opgetrokken knieën. De mensch ia door opvoe ding en gewoonte vaak van die houding afge weken, maar bij de dieren vinden we die slaap houding nog in hun oorspronkelijken vorm! die voorde verschillende soorten zeer uiteen loopt. De olifanten slapen altijd en de paarden meee- al staande. De vogels, met uitzondering van de eenden en de Indische papegaaien slapen, ver wijl ze den kop over den rug leggen en den snavel onder de veeren tusschen vleugel en romp steken. Ooievaars, meeuwen en vele stolt- loopers slapen, terwijl ze op één poot staan. De eenden doen hun tukje op het water ea be wegen daarbij één poot in een cirkel, om te voorkomen, dat ze naar den wal afdrijven. Voe sen en wolven slapen in een opgerolde bending waarbij de neus de voetzolen haast raakt en de behaarde staart als deken dient. Hazen, slangen en visschen slapen met open oogen. EEN TRAGISCHE GESCHIEDENIS. Een Duitsch -sportblad vertelt de volgende schokkende gebeurtenis.: In het jaar 1913 werd een batervrouw plotse ling krankzinnig. In haar waanvoorstelling meende zij, dat zij de boter voor 200 mark het pond kon verknopen, hoewel ze overal 1 mark 20 was geprijsd. Zij moest naar het gekkenhuis worden ge bracht. Onlangs steeg de poterprijs tot 200 mark. Dientengevolge waren bij de patiënte geen waanvoorstellingen meer te constateeren en zij kon als genezen worden ontslagen. Direct nam zij weer haar standplaats op de markt in en wilde, om niet meer voor gak te worden aangezien, de boter voor 1 mart; 20 het pond verkoopen. Als een voor de gemeenschap gevaarlijk krankzinnige moest zij weer opgeborgen wor den. in een gesticht Daar is zij nu in behandeling. Wanneer de boterprijs weer op 1 mark 20 komt kan zij weer ontslagen worden en kan de geschiedenis opnieuw beginnen. HAHDÏGPOëZUL Een zeventiende-eeuweche haringkooper had in zijn winkel het volgende rijm opgehangen, om zijn waar bij 't publiek aan te bevelen:. Een pekelharink tank. Zwaarlijvig, dik en blank, t Hoofd afgeschilt van boven. En dan daarbij een stik, Van roggebrood, wel dik. Met boter toe gekloven, Is goede medicijn, Thriakel kan niet zijn Zoo waardig om te loven. Wat dnnkt u, kluiver, van dees kost? Kan t wonder wezen. Dat iemand, die met lust een pekelharing smnlt. Veel beter is te pas. als die met uitgelezen En dertle lekkernij zijn gulsig keelgat vult? Dit zal den Buysxnan ook zeer wel in de ooren kUncken. Als schorri-morri loopt met nieuwen haring om Want d'oude zal dan toch gemenelick al stincken; Als nieuwe haring komt. roept ieder: M. wollekom! TAND EN VIJLEN. Het zich laten vijlen der tanden wordt door de inboorlingen van de Moluksche eilanden be schouwd als een plicht, waaraan elke vrouw zich onderwerpen moet vóór het huwelijk, al thans voor de geboorte van het eerste kind! De mannen behoeven zich de tarnden niet te laten vijlen, maar velen doen het wel. Gewoonlijk onderwerpen de vrouwen ricb aan deze operatie, als zij voor de eerste maal zwanger zijn. En niemand denkt er aan zich er aan te onttrekken, want iedereen is in zijn ziel overtuigd, dat de bevalling dan een slecht verloop zou hebben. De bewerking blijft tot de tanden beperkt. De kiezen blijven dus ongerept. Maar de tanden worden alle zoo ver afgevijld, dat men er met een naald diep in kan steken. Men voelt welk een pijnlijke geschiedenis dit is. Gelukkig zijn de inlanders in 't bezit van een verdoovingsmiddel, anders zou 't onuitstaan baar worden. Stel u maar eventjes voor: met een naald diep in de afgevijlde tanden steken, om van het vijlen zelf nog maar niet te spre ken. Dat verdoovingsmiddel bereidt men op de volgende wijze: Men steekt een paar klapperdoppen in brand Zoodra de doppen flink branden, wordt er een van te voren uitgezochten grooten klapperdop met een gaatje er in over heen gelegd. De dop pen dooven plotseling uit, maar geven een zwarten walm af, die door de opening van den grooten klapperdop met kracht omhoog stoomt Daar laat men den walm tegen een hakmes be slaan, waarvan het als een vettig smeersel af druipt in een gereed gehouden schelp. Dit smeersel bevat Inderdaad veel creoscoot, waar door het pijnstillend werkt, ala het op afgevijl de tanden wordt gesmeerd. Niet alle inlanders laten zich de tanden op dezelfde manier vijlen. Sommigen laten het bij een afplatten aan den voorkant Maar er zijn er ook, die zich detanden tot aan het tand- vleesch heelemaal laten afvijlen. En weer an deren laten ze spits afvijlen, zooals de tanden van een zaag. Het spreekt vanzelf, dat de tanden door ge noemde bewerking veel te lijden hebben en dat naar onze Westersche begrippen de Indische schoonen foei-leelijke tanden hebben, want de gevijlde tanden zijn nog pikzwart ook vaak, ten gevolge van het betelkauwen. M. EEN ALLERNUTTIGSTE TELEFOON IN DEN TREIN. Op den stedelijken spoorweg van Hamburg wor den binnenkort proeven genomen met een nuttig ■oort telefoon. Bij den wagenbestuurder wordt een micnoloon aangebracht Daarin kan hij duide lijk den naam van het naderende station of de eerstvolgende halte afroepen. Hetgeen hij zegt wordt naar alle wagons gevoerd en kómt daar zoo duidelijk aan, als riep er iemand in den wagon zeil een station of een halte af, want bij de uit monding zijn klankversterkers aangebracht Zoo worden de reizigers bijtijds en duidelijk gewaar- schuwd. Hetgeen niet weg zal nemen, dat er altijd wd weer menschen zuUén zijn, aio toch nog niet reizen kunnen. EEN NUTTIG BEEST. Geen nuttiger beest dan een haai! Hot vleesch, rijk aan stikstof en fosfor, is lekker om te eten, of zeer bruikbaar als mest. De beenderen, gemalen geven ook een kostelijk?n mest De vinnen zijn, voedzaam en mem Kan er zijn meubelen mooi mee oppoetsen; de olie uit de lever is kostelijk; het vel wordt gebruikt in de spiegel fabricage enz.; van de darmen maakt uien prachtige snaren; en van het bloed maakt men lijm voor de schroeven van vlieg tuigen Even laehen. O DE PRUSGEWONNEN HOED. Vier met elkaar bevriende heeren kwamen te zamen een hoedenwinkel binnen om een nieuwen hoed te koopen. De hoedenwinkelier, een grappenmaker, die de heeren van aanzien kende, wilde een grap uithalen, toen de hee ren wat beteuterd opkeken van de hooge prij zen. De hoeren zijn allen getrouwd, nietwaar? vroeg de man. Zeker, antwoordden de heeren, maar wat heeft dat mot den hoed te maken?" „Wel heeren". zei'de winkelier, ik zal den- gene onder u, die met goed geweten kan zeg gen, dat hij nog nooit een vreemde vrouw heeft gezoend, zoolang hij getrouwd is, een hoed naar keuze cadeau maken." De heeren lachten, maar dadelijk daarop trad er een naar voren: „Geef dan maar op je hoed", zei deze. „Hoelang ia u al getrouwd?" vroeg de win kelier. „Sinds gisteren", zei de heer ernstig. En hij kreeg den beloofden hoed. De langst getrouwde heer vertelde de leuke mop aan zijn vrouw thuis, die daarop vroeg: „Maar waarom heb jij dan niet naar den hood gedongen?" BEELDSPRAAK. „De vrijage ia het licht van de liefde", zei de een poëtisch. „Zoo", zei de ander, „maar dan is trouwen de gasrekening." BIJ DEN DOKTER. Dokter: „Hebt u mijn raad opgevolgd om te tellen tot u sliep?" Patiënt: „Ja. Ik heb tot 26.372 geteld." Doktor: „En sliep u toen?" Patiënt: „Neen. Toen was het tijd om op te staan!" HIJ HAD VOLKOMEN GELIJK. Heer: „Mij bevalt de woning wel, maar of ze mijn vrouw zal bevallen, weet ik niet." Makelaar: „Neemt u ze! Je kunt tegenwoor dig makkelijker een andere vrouw dan een an dere woning krijgen." DE SLIMMERDS. De directeur van een circus gaf zijn olifan ten te drinken en merkte dat er een verkou den was en hoestte. Hij nam een emmer water, deed er twee fles- schen whiskey in, en gaf het aan het dier. Den anderen dag hoestten alle olifanten. NAAR WEENEN. Kellner (in restauratiewagen): „U kunt hier uw bagage niet meebrengen, mijnheer. Die moei u in uw coupé laten." Reiziger: „Dat is mijn bagage niethet is mijn portemonnaie. Ik ga naar Ween en." OF ZE GELUKKIG WAS. Haar vader: „Maar geloof je ook, beste jon gen, dat je mijn dochter gelukkig zult kunnen maken?" Haar verloofde: „Of ik dat geloof? U had 'r eens moeten zien, toen ik *r vroeg!" HEDENDAAGSCHE VERDRAAGZAAMHEID. We mogon graag elkaar becritiseeren. Vooral bij zaken van publiek belang, Dan is alleen dat juist hetgeen wij leeren En eigenliefde zingt haar zegezang. Dan zijn we trotsch de uitverkoren weters, Al voelen w© vaak niet waarom en hoe, We streven duister zwammend naar iets betere. Door de bekrompenheid van peuterig gedoe II We propegeeren slechts de idealen, Die voor de eigen richting dienstbaar zijn. De tegenstander moet 't gelag betalen, We voeren 't liefst de massa aan de lijn. En als er soms eens iets zou kunnen slagen, Dat niet met onze grondbeginsels strookt, Dan wordt er in 1 geheim alarm geslagen, Dan wordt er zeer bedektelijk gestookt II We schelden niet als schaat'rende onwijxen, O neen, we zijn verdraagzaam en beleefd, Soms gaan we zelfs den tegenstander prijzen. Voor alles wat hij de gemeenschap geeft. We rijn heel dankbaar Voor z'n stevig strijden. Al is zijn ideaal het onze niet, Al zal 't helaas ontijdig schipbreuk lijden, Want 't gaat aan eigen leelijkheid failliet!! En langzaam gaan we onze netten spinnen, Door ingezonden stukken in een krant, Dan noemen w' allee vies en voos van binnen. Met een in schijn gezonden buitenkant. En of we nooit elkander respecteeren. Dat laat ons innerlijk gewoonweg koud, De tegenstander laat z'n laatste veeren. Die houdt z'n mond gehavend en geknauwd! I Zoo draalen w* in 't meedogenlooze leven, Ons onbetrouwbaar rad van avontuur, We nemen veel en weten niets te geven De eerlijkheid ie steeds per dag te huur! Komt! Reikt elkaar ten sterk verbond de handen. Van welken stand, van welk geloof ge zijt, Dan zingt de Hoop haar lied door alle landen, In vruchten brengende verdraagzaamheid! I Octobor 1922. KROES. (Nadruk verboden.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1922 | | pagina 12