Noteer even! LINGHAUS' KLEERMAKERIJEN NAAR FINLAND. Lloytl öeorge's Carrière. DE WILDE JACHT TWEEDE BLAD. FEUILLETON. Zaterdag 29 October 1922. 65ste Jaargang. No. 7120 Xde gedachte dat wfl 't zoo prettig en goed hebben op de boot en dat zy Ct is reeds ongeveer half elf) daar 01 moeten trachten een paar marken te verdienen. Het is noode, dat wii besluiten om naar bed te gaan. Wij hemen afscheid van onzen vrieudelijken kapitein. Gute Nacht. Den volgenden morgen vroeg komen we in Savon- llnna aan. Dit stadje ligt bijzonder mooi tusschen twee meren in. We gaan na het ontbijt in een groot restau rant op stap. Ik had op een heuveel' een mooie kerk zien liggen. En voor kerken heb ik een zeker zwak. {Daarheen i 'We loepen binnen en treffen er juist den Lutherschen predikant in de consistoriekamer. Hij laat ons het interieur der kerk .zien cn geeft ons allerlei inlichtingen over het kerkeüjk-gódsdienstig leven. Wij gaan vandaar een wandeling maken in een aangren zend bosch en liggen daar een poosje rustig uit te zien van een hoogte Dan weer naar de stad terug. Er moet nog een heel oud slot wezen. Dat moeten we I nog zien. De afstand is niet groot. Na tien minuten zijn wij ter plaatse. De Oliofsburg, in het Finsche Olavin- J'inna, h0t midden in 't water. Het is een geweldig reisbrieven. Men moet de kaart van Finland voor zich hebben gevaartereen reusachtige steenmassa. Twee grooïe roncfê om eenig begrip te krijgen van het uitgestrekte meren- torens en één vierkante verheffen zich dreigend boven gebied. Het is een gewirwar van blauwgeklcurde vlekken, de lange zware inureu. Overal schietgaten. .i?._ 1 ,.ll...or in iracViin/linfl cloon ervma rAOiKnnfifl vurpn wii pr hppn Fn rlnn «Tïinn w 3ie allen weer mét alkaar in verbinding staan, soms roeibootje varen wij er heen. En dan gaan we de oude door slechts zeer smalle doorgangen. Ik 'heb 'de arme slotpoort binpen. Kan dat zonder geleider? vragen we. schoolkinderen in gedachten béklaugd. Wat zullen ze O, zeker 1 een moeite hebben met de aardrijkskundige lessen. Die Daar dwalen we door de gangen, bestijgen de trappen duizenden meren hebben allen een naam. En dan die I en jjUq weldra in een der twee hooge torens. Ze konden nilnnrlon i n /lip pin/iplA/t7P waiprnlansptt I _t. -ii -1...1s::.J i"\ i....Ud een half uur zijn we op den top in het buitengewoon schilderachtige notel. De thee dampt, de tafel is bela den met brood. All -righti Niemand aenkt meer aan de moeilijke tocht. En dan naar bed. Het is twaalf uur. Den volgenden dag, als de zon schijnt, bemerken wij eerst op welk een heerlijke plek we zijn aangeland. O, dat verrukkelijke uitzicht. Als we op het 'terras voor ons hotel1 staan, zien we over de bosschen heen naar i de meren ter linkerzijde en steil naar beneden vóór ons is het meer, waarover we gisteren avond aankwamen, Het is eigenaardig, maar telkens zeggen wij het elkaar opnieuw hoe prachtig alles wel is. Ieder gevoelt de behoefte om zijn bewondering te uiten. Wij maken dien dag nog een wandeling door de bosschen en over de rotsen naar Makkra. Onderweg ko- -men wij langs een eenzame boerderij op een open plek. Wij vragen verlof om het huis te bezien en de vrouw toont ons alles. Het is erg primitief, maar we j krijgen een goede voorstelling van het leven dezer men- j schen. Ons treft weer de behoefte aan lichamelijke rein- i heid. Daar kunnen 'de Noord-Hollanders, die zoo bekend «taan als zindelijk, een voorbeeld aan nemen. Deze een voudige lieden hebben allen een inrichting om warme Paden te nemen. Minstens eens in de veertien dagen wordt door ieder gebaad en het lichaam gereinigd. De badkamer, vaak het badhuisje, is ook de plaats, waar j de Finsche kinderen géboren worden. "Dit is een vaste ^Niet te laat leggen wij ons te rusten, w<Jat den vol- genden dag moeten we om 5 uur op om tijdig met de boot naar Vuonislahti terug te keeren, om vandaar per ua.cci vaii nu, ,ua. up ..^o. Viborg naar Helsingfors'te gaan. Dat zou Axei' Erilcsson Tott werd gebouwd. En nog slaat ze daar i «Doorreis worden van ongeveer 24 uur me e n als een schier onvergankelijke herinnering aan het voor- oponthoud van 4 ureni in Viborg. We nen er wat tegen hijgeganc feodalisme. We meten de muurdikte. Zij is op- ZooilaI>8 'F Jen trei1 WeiInu, t is F®? minstens één meter. We genieten van het uitzicht door geworden. Wn hebben genoten van de gemoedelijkheid de vierkante schietgaten, 't Is verrukkelijk. 1 °P üeia reis. Voor talometervrelters zou 3)0 Jf.rlS! Dan bedenken wij ons, dat om twee uur onze boot r?"1"1 te P k 5 Sii Lwï afvaart naar Joensuu. 't Is bij «énen, Wij moeten terug. Met een toch stevig bouwt dateert van het ja en in tien ouden tijd. De/e burch't jaar 1475, toen ze op last van ridder Joolfhof van eilanden in die eindelooze waterplassen i Ik verbaas mij er niet over, dat er nog steeds geen volkomen betrouwbare en geheel volledige kaart van Finland bestaat. De vliegkunst zal er nu voor zorgen, dat lit in orde komt. Van uit de lucht zal het tfeheelo nerengebied worden Gefotografeerd en door middel van ie genomen foto's zullen de bestaande kaarten worden verbeterd cn aangevuld. Welnu, dit wondere merengebied zullen we nu néder leeren kennen. In Vuokseniska, op afvaart naar Joensuu. 't Is bij eeneu; wij moeien uu-ug. -i--~ jen kwartiertje afstand sporens van Imatra, hgt de gaan we de trappen af Wat is dat? Wij loopen oogenblik hebben verveeld Allereerst doet de netheid boot reeds klaar. Zij is keurig ingericht en wij behoeven ^eer naar bolVen. Dan een anderen trap af. bijzonder prettig aan. We reizen derde klasse maar niet tegen den nacht op te zien, de slaapgelegenheid is Mis, We Joor cen langen gang. Nog een gang. alles is tip-top. Een propere dienstvrouw/gaal mede in orde. Op de boot hangt een groote kaart, waarop de Naar hoven, naar beneden. Sapper.ootwaar is nu toch en houdt onder t njden den trein schoon.Wtdurend route, welke ze volgt, met een stippellijn is aangegeven. uitgang? Wij komen weer boven. De tijd schiel op. wordt gezorgd voor verseh water in de karaflen Wazen T„ vwr-illirto Inn TVria Irroa «uat ta tnssonftn flft o«-i. j..ï j. tt t.. i rvm lp. ririnKP.n Zlin aanweZlG. Aan dC StatlOQS WOrdt ;even van een kwar- ,t Is een grillige lijn. Kris, kras gaat ze tusschen dte ;e voor wij de boot missen. Is er niemand te om *e drinken zijn aanwezig, eilanden door en van het eene meer naar het andere. zien<f Mijn vriend Chris wringt zich door een schietgat zoo nu en dan een oponthoud ot.cone Toiiun tvro oottrtnon v- eufiprfip rinn h,f>lt nl-les naar de buffetten en kan men Talrijke stations zullen we aandoen. en roept naar beneden. De menschen begrijpen hem tiert je. Dan holt alles naar de .1t-xTi: b__:;r1£r_ pfpn P.n rinnlran. Aan sommiGe S Ik zou een dichter willen niet en lachen. Wij krijgen 't hoe langer Soe warmer, eten en driruten. Aan sommige hbihmj 1swui een zijn om de heerlijkheid daarvan goed te kunnen beschrij- Eindelijk daar komen een paar andere bezoekers. Ze bed' gemoedelijk met wanne pas gebakken pannekoeken, janf g.oene eüanden^ verslaan een woordje Duitsch Wij zijn gered. Wii ff llKS .MVlS dan weer wijkt de kust ver van ons af en zijn we hebben onbedaarlijke pret over ons avontuur. Dat hal Een meis|e komt rond door den trein met snnepwaren, midden op het meer. We hebben geen oogen genoeg en oude ridder Axel nooit kunnen denken dat in het een ander met brood. We stoppen om meowjbr^dhout zouden naar alle zijden willen uitzien. Hier in de jaaj 1922 een paar Hollanders in zijn burcht nog eens m te nemen. Zoo is er voortdurend afwissriing. I elkeni ongerepte natuur. Van raenschenwerk speuren we na- zouden verdwalen. vertreden we ons op een of ander station. We zitten zeils genoeg niets. Een enkel huisje aan den oever. Altijd van beb, terwijl ik dit schrijf, een prachtige afbeelding een heele poos ©p 't balcon, t>p de tree^a^ zonder hetzelwc type, roodbruin geschilderd met witte omlijsting van de ÓLofsburo voor me liggen en nog eens weer eenig gevaar, want onze locomotief haast rich niet ai te van deur en venster. Alle huisjes zijn van hout gebouwd. geiliet yan bet irap0santc, het grootsche; erg, °P .ra®J"er k0"™11 we «>nder dat de reis ons We leggen aan in Rubkolahti om hout in te nemen, Nog voltloende vroeg zijn wij aan de boot, die ons tedang valt in Vthorg. Daar een souper Met dennacht- Eenige stapels lange berkenbtokken liggen op den steiger. verder ^j voeren. Weer zuden we de meren bevaren trein naar Helsingfors en dan dan zal debootons Zij zijn het voer voor onze machine. (Steenkool; won» en noordelijker trekken naar Joensuu en vandaar naar wegvoeren uit het mooie land dat we hebberi Uetge- in Finland niet gebruikt. Locomotief en stoomschip wor- j^0jj ons eindpunt. kregen en leeren bewonderen. Een ander land wacht ons. den met hout gestookt). Het inladen gaat vlug. In r' een twintig minSteö zijn de Stapels hoSt in 'rruim Het wordt weer een mooie tocht van ve e uren Den verdwenen Dan weer verder volgenden morgen (Zondag) komen we in Joensuu aan. Langzamerhand wordt het' schemerig. De lichten op ,He' ongeveer 9 uur. Ons oogva.t op een laani van do boot worden ontstoken. Wij maken een praatje met bisterbessen, zóó mooi. zóó dicht beladen met bossen den kapitein, die gelukkig behalve Finsch oJk Engelsch heboode vruchten, dat zij de aandacht moeten trekkem cn Duitsch spreekt. HU vertelt ons, dat de bodt per Wg zagen ze meer. En t b eek, dat de l.jsterbe« de etmaal 24 kubieke meter hout verbruikt. Geen nood, de «lerhoom bij uitnemendheid voor «e Finnen.Iedereen vriend of vijand, politiek fnede- of tegen- voorraadI hout in Finland is onuitputtelijk eni hij wist en w^one^een LutherlSén Senst bM Het T heel stander heeft het in deze dagen in Engeland onmid- ons op de bosschen om ons heen. De nacht komt. We ^LjTrs dan wb ®wend rifn Er ?s een vaste liturgie 'dellijk na het aftreden van den premier, drukker dan kunnen do oihtrekken op eenigen afstand met meer IJ»»®™J'J?-'Vaste mu aoüovtr hem en zijn buitengewoon interessanten levens- onderschcden. Toch kunnen we er.niet toe komen om "^etS ri^geS. He? ^geheet wel .Joop. Niet ten onrechte, want zeil» jn de.vele Engehche (Particuliere oorrespondentie) Londen, 23 OcL 1922. naar binnen en naar bod te gaan. 't' Is zk>o fönt&stisch mooi. We kijken naar do vonken, die bij duizenden uit do schoorsteenpijp opvliegen. Ze zijn als kleine goud- vischjes: even zweven ze nog over 't water en dan zijn zo gedoofd. Om eens heen zien we de lichtjes van do bakens. Dan plotseling gaan alle lichten op de boot uit en alleen vóór op de plecht straalt een fel zoeklicht. Een lichtbundel vliegt over 't water. Een helle plek bosch zien we voor ons. De piek verplaatst zich. De doorvaart wordt gezocht of den steiger. Daar heeft de kapitein wat hij zoekt. Wij moeten door een zeer nauwe 'ussage of wij moeten ergens aanleggen. Dan wordt ïo lichtbundel op den 'steiger gefixeerd en 't is een nteressant gezicht: alles duister en die steiger met de menschen in 't volle verblindende licht. .En wanneer indruk. Ook de inrichting van de kerk was stemmend. Op den kansel1 stonden een paar potten met helroode geraniums. En ze deden het maar wat goed. Na den dienst kwamen we in de stad nog voorbij een lokaal van het leger des heils. Dat was iets heel anders. En ik moet eerlijk zeggen, in dat lokaal, waar een vrouw met wuur het woora voerde, voelde ik meer waarachtigheid dan in de mooie kerk met haar plcchli- gen dienst. En als we daar getuigen zijn van cen schuldbelijdenis, die wordt uitgesnikt^ worden wij weer opnieuw bevestigd in onze overtuiging dat overal de mensch, mensch blijft, mensch' met zijn zielenooden en met zijn behoefte aan vrede Joensuu is een stad met een stefk Russisch karakter. romans wordt zelden zulk een grillige levenscurve ge fantaseerd, als deze onderwijzerszoon zou bunnen tee- kencn en zelfs in een land, dat politieke carrières heeft dan de boot aanlégt is 't een gezellige drukte. Niet alleen breedte straten; lage huizen. Als eenige merk- dat er goederen worden getost, maar de dorpsbewoners n^™K™,w,t maken vlug van de gelegenheid gebruik om aan de passagiers hunne vruchten te verkoopen. Zij bieden frambozen en bessen aan in alleraardigste van berken schors gemaakte doosjes. Het zijn vrouwen en kinderen, welke dit doen. En wij worden even gekweld door waardigheid vonden we hier een nieuwgebouwd raad huis, tevens restaurant en schouwburg], waarvan wij weer den zuiver Finschen stijl bewonderden. In den namiddag zoeken wij het station op om naar Vuonislahü te gaan, waar wij een motorboot zullen, vinden, die ons naar Koii zal brengen. In aen avond komen we daar aan en 't wordt een interessante tocht met de groote open jnotorboot. Drei gend zwart ligt het meer vóór ons. Heel in do verte een richtie. Dat is Kali. Na een vaart van ongeveer cen <uur landen we. 't Is nu pikdonker en wij moeten naar boven. De Koliberg is 252 meter hoog. Onze koffers laten a.t 17™ uwizwsr uttvtotjk-t nnnrvr w0 beneden. Die zullen den volgendon morgen worden uüï Jui.T.Tl?- WINTERKLHEDING gebracht. En «kn maar met spoed begonnen. Eon stevige deerne gaat ons voor op liet smalle, steile pad door het boscn Ze draagt et»n lantaarn in de nand. Drommels, dat is werken. Nu cn dan hooren we een gilletje: een dame (wij zijn met ons zestienen) g.ijdt uit. Loopt goed af, 't kost haur a.leen een parapiuie. worden warm, warmer, we puffen en hijgen en trans- pireeren. Geen nood. Een ooiijke» Engels h.nan houdt er de stemming in. Hij is onuitputtelijk »n grappen. Dan na UUL vvv uitrvj. „>j het voordeeligst koopt in te WINKEL en HOOGWOUD. Vraagt stalen. Overal te ontbieden. beleefd als die van Disraeli, is een opkomst, die alleen aan eigen werkkracht, aan eigen intelligentie, aan eigen elboogtactiek te danken is, bewonderenswaard en zeld zaam. Disraeli kon op pen rijkdom van zijn vader steunen, hij bezat een veel omvattende opvoeding, een suggestieve persoonllijlkheid en had üterairen roem ver worven, voor hij' in die politieke arena trad; LLoyfl George daarentegen was zoo arm, dat hij éls jong advocaat te Londen geen praktijk kon uitoefenen, omdat hem de drie pond sterling ontbraken, om zich een toga te köopen, zonder wélke hij niet in de rechtzaal mocnt verschijnen. Zijn kennis had hij opgedaan, eerst in een dorpsschool1 van een door de wereld vergeten plaatsje, daarna door privé—onderwijs van een oom, die schoen maker was en Tater door praktische werkzaamheid op een advocatenkantoor in ae provincie. Hij* werd niet geprotegeerd, bezat geen rijke familie, die zijn levensweg effende, was geen drager van een vermaarden naam, als Herbert Gladstone of Austin Ghamberlain en geen zoon van een eerzuchtige moeder als Winston Ghur- chill. Zoo er ooit een self-made man geweest is, is hij het. Zijn vader was onderwijzer, maar al zijn voorouders waren landbouwer geweest. Toen zijn vader stierf, nam zijn oom, Richard George, de weduwe en de kinderen tot zich. Hij nam ze tot zich in zijn dorpje, dat aan de kust van Carnarven en in de nabijheid van Snowdon, den hoogsten berg van Engeland, ligt. Van daar, van dezen met sneeuvmedékten benjtop, uit, die in het dia lect van het land Ereigian Eryi '(Adelaarsrots) heet, heeft Lloyd George zijn hoogte vlucht ondernomen. Hij heeft bittere armoede gekend; verseh vléesch heeft hij in zij'n jeugd zelden te eten gekregen en zelfs 'n ei was een lekkernij, dat Speciaal voor den Zondag bewaard werd. Zijn oom. een puritein, tot de Apostolische Camp- bell-Baptisten behoorende, predikte 50 jaar lang als voorganger van deze sécte elk'en Zondagmorgen in het kleine dorpskerkje, maar ook op werkdagen was hij de raadgever van zijn gemeentenaren, die in alle vragen van religieusen of van wereldlijken aard bij hem om ad vies kwamen. Deze besprekingen woonde de jonge George steeds bü; hij leerde aldus de zorgen der boeren kennen, hij las nun, die niet lezen konden, de kranten uit Liverpool1 voor. De opgewekte, slagvaardige en eerzuchtige knaap moest natuurlijk geestelijke worden; daar echter zijn réfi- gieuse secte haar geestelijkheid niet beloonde, was hij genoodzaakt, of hij wilde of niet, naar een ander beroep om te zien. Op 16-jarigen leeftijd kwam hij op een kahtoor. Vijf jaar later werd hij toevallig Secre taris van een liga, welke actie voerde tegen een soort kerkelijke belasting. Hij trok geheei" Wales door, werkte met ijver aan de zaak, waartoe hij geroepen w&s en raakte als redenaar zoo algemeen en goed bekend, dèt men hem in 1890, toen voor het district Wales een vacature ontstond in het parlement, daarvoor candi- daat stelde. Hij was 27 jaar oud, toen' hij in hel Lagerhuis zijn intrede deea. Twee maanden hield "hij zich stil1 en sprak geen woord. Hij bestudeerde het Huis, zijn gebruiken hij leerde de wetten grondig, doch, na twee maanden hield hij zijn eerste rede en greep voor een beginneling een ongehoorde daad Lordi Randolph Ghurchill en Joseph 'Ghamberlain aan. Laatstgenoemde, tot wiens tactiék het behoorde, alle aan vallen, verwijten en beleedigingen onbewogen en met j onverschillige houding langs zich heen te laten gaan, moet toen, bleek van opwinding, opgeprongen zijn om den onheschaamden nieuweling terecht te wijzen. Maar hij stond hier tegenover een tegenstander, die evengoed kritiek kon verdragen en ontzenuwen, als zelf uitoefenen. De parlementaire verslaggevers spitsten de ooren en twee Londensche bladen voorspelden hem terstond een groote carrière. Lloyd George stelde zich voor oogen, dat hij slechts op groot wild zou jagen; hij bestreed o.a. waar hij maar kon Chamberlain en Gladstone. Zijn stokpaard was, dag in dag uit te pleiten voor de zelfstandigheid van Wales en voor do uitschakeling van den invloed, dien de staat op de kerk deed gel- Iden. Hij sprak, eischte en dreigde, bracht zoodoen de een soort rebellie tot stand. Herhaaldelijk, in het bijzonder tijdens den Zuid-Afrikaanschen oorlog, was zijn zetel in gevaar, doordat hij, als democraat het weggeworpen geld en het verlies van menschenle- vens betreurde. Dat bezorgde hemi in breede krin gen de reputatie van „little Englishman\ van va- derlandslooze, van verrader en vijand van het volk. Maar hij gold tegelijkertijd als. een onbuigzaam strijder voor zijn overtuiging, als een ware zoon van zijn kleine vaderland. Meeningen, ook de minst j gewilde, worden in Engeland gerespecteerd en Lloyd George's moed om tegen den steeds wassenden I stroom in te zwemmen, bezorgde hem nieuwe vrien den en het duurde niet lang, of sir William Har- J court gaf hem een wenk, zich op grooter verantwoor- I delijkheid voor te bereiden. Als vertegenwoordiger van Wales was namelijk Lloyd George met zijn nationale en Home Rule-eischen een lastige afge vaardigde; als minister, als lid van de regeering, ging hij automatisch aan het Wales-nationalisme verloren en zijn groote talenten zouden dan in an- I dere banen geleid kunnen worden. Zoo werd hem de portefeuille van minister van handel aangev boden. Zijn tegenstanders achtten hem voor dit nuchtere werk ten eenenmale ongeschikt, maar zijn vrienden wisten, dat Lloyd George nooit zou falen, welk ambt hij ook zou bekleeden en voor geen moei lijkheid uit den weg zou gaan, eer hij haar over wonnen had. Hij voerde de nieuwe patentwet in, die het land groote voordeelen opleverde, het gf- lukte hem,de spoorwegcrisis bij te leggen en hij bracht een wettelijke regeling tot stand met be- naar het Amerikaansch door ZANE GREY, Bewerkt door W. J. A. ROLDANUS Jr. 38. Toen hij eenmaal op de groote, kronkelende hel ling was, oefenden de uitgestrektheid en de kleur en de geur een onweerstaanbare aantrekkingskracht op Slone uit en hij begon de sporen te volgen al leen uit liefde voor èen bedrevenheid, die hij in lan gen tijd niet gebruikt bad. Een halve mijl verder stoeg de "weg do richting, van Durango in. Maar dien weg hadden de Creeches niet gevolgd. Zij waren het salieveld ingegaan. 'Onmiddellijk werd Slone's nieuwsgierigheid opgewekt. Hij volgde de sporen tot een hoop rotsblokken, waar de Creeches een vuur aangelegd en eten ge kookt hadden. Dat leek vreemd op een mijl af stand van den Ford waar Brackton en anderen hun huisvesting zouden hebben verleend, maar nog vreemder was het feit, dat het spoor vandaar in Zuidelijke richting en in een boog om het dorp liep. Slone's hart begon te bonzen. Maar hij dwong zich alleen aan die sporen te denken en niet aan de be- teekenis, welke zij misschien konden hebben. IliJ volgde, het spoor tot een bocht op de helling, een paar honderd yards van Bostil's boschje, en het platgetrapte gras beweest, dat de Chreeches daar halt gehouden hadden. En nu kon Slone zich niet langer met gissingen tevreden stellen. Hij zocht en zocht. Hij ging op zijn knieën liggen. Hij kroop door de salie over de plat getrapte ruimte heen. Plotseling scheen zijn hart een steek te krijgen. Hij had afdrukken van Lucy's rijlaarzen in de zachte aarde gevonden. En hij sprong op, wild en woest, meer. weten behoefde hij niet. Hij vloog naar zijn huisje terug. Hij dacht geen oogenblik aan Bostil, aan Holley of aan iets an ders behalve aan het verhaal, dat deze kleine in drukken verrieden. Hij pakte vleesch en beschuiten in zijn zadeltasch, vulde een veldflesch, nam zijn geweer en haastte zich dan naar den corral. Eerst bracht hij Nagger in de weide van Brackton. Dan ging hij terug, ving den rooden hengst, zadelde hem, steeg op en reed weg met de grimmige zekerheid, dat in Wildfire Lucy's redding lag. Vier uur later hield Slone op den top van een klip in de schaduw van enkele ceders stil en over zag hij een groot, grijs, kaal bassin, dat zich uit- strekfre naar oen ruw, gebroken plateau. Hij verwachtte te zullen zien, dat Joel Creech langs denzelt'den weg terugkwam, en had den voor zorg genomen aan één zijde te rijden van de sporen, die hij volgde. Hij wilde niet, dat Joel zijn spoor kruiste. Slone had reeds lang de beteekenis van de vlucht der Creeches doorzien. Zij wilde Lucy gebrui ken .als losprijs voor Bostil's paarden en hoogst waarschijnlijk zouden zij haar niet terug laten gaan. Dat zij haar in hun macht hadden was voor Slone genoeg. Hij was grimmig en onverzoenlijk. De oogen van den wilda-paardenjager hadden het bassin nog niet lang doorzocht of zi.i vonden een plekje, dat geen ceder of rots was, maar een paard. Slone zag het grooter worden en, zichzelf schuil houdend, bleef hij kijken, tot hij wist, dat de ruiter Joel Creech was. Slone trok zijn eigen paard terug en bond het aan een saliestruik, die op een grasvlakte stond. Dan ging hij weer kijken. Het scheen, dat Creech op vrij grooten afstand de kloof beneden Slone opklom. Joel Creech liep op dat oogenblik een gevaarlijke kans. want het was Slone's bedoeling hem te dooden, wa(t hij ook zeker gedaan zou hebben, wanneer Joel binnen zijn bereik gekomon was. Doch nu zag hij er van af, omdat hij begreep, dat Joel Bostil van dc ontvoering van Lucy op de hoogte ging brengen, en dat dit misschien maar veel be ter was. Slone rilde, toen de jonge Creech uit het gezicht verdween, door een hartstocht, zooals hij dien vroe ger nooit gekend had. Hij wachtte nog even om zijn zelfbeheersching terug te krijgen, en ging dan Wild fire halen. Vervolgens reed hij brutaal op het spoor verder. Hij vermoedde, dat de oude Creech Lucy naar een woeste schuilplaats in de canons brengen en daar op Joel en de paarden wachten zou. Creech was ongetwijfeld verder gereden en zou niet merkeni, dat men hem al zoo dicht op de hielen zat. Slone volgde de richting van het spoor en zag een lagen, donkeren pas in den rotsmuur in de verte. Daarna lette hij niet meer op het kiezen van goeden grond voor Wildfire en evenmin op het spoor. De hengst was handelbaarder dan hij ooit voor Slone geweest was. Hij hield van de open ruimte en ham zijn lan gen, gemakkelijken galop aan, die de mijlen scheen te verslinden. Slone's gedachten werden geheel in besla» genomen door Lucy; tijd en afstand hadden geen beteekenis voor hem. De zon was vuurrood in het gouden Westen on dergegaan to'en Slone de kloot' bereikte, waar Creech's en Lucy's sporen aanwezen, dat zij daar gekampeerd hadden. De kloof inrijdend, kwam hij in een canon en vandaar in een grooteren, waar hij zag, uat Lucy ér aan gedacht had een spoor achter te laten, en langs dat spoor leidde een spleet in een hoogen rootsmuur en daardoor in een derden kron kelenden canon. De zon was onder, maar Slone volgde zoolang als hij zien kon, het spoor, totdat hij het bij een dwarsconan verstandiger oordeelde h£?lt te houden. Daar was overvloedig gras en zoet water voor zijn paard. Hij zelf had geen honger, maar hij at; hij had geen slaap, maar hij sliep. Het aanbreken van den dag vond hem weer te paard. Op de rotsachtige plekken vond Slone de cederbessen, die Lucy had laten vallen. Hij vond het prettig ze te zien, maar hij had ze niet noodig. Die oude Creech zou nooit een spoor voor hem verborgen kunnen houden, dacht Slone grimmig, en het kwam met zijn plan overeen dat spoor in een sneller^ draf te volgen. Als hij de sporen over een afstand verloren had, reed hij recht door, en hij wist, waar hij die voor zich uit zoeken moest. Er bestond een groot .verschil tus schen de sluwheid v^n Creech en de sluwheid van een wild paard. En re was een even groot verschil tusschen het loopen en het uithoudingsvermogen van i Creech's mustangs en Wildfire. Ja,. Slone wist bij instinct, dat Lucy's redding Wildfire, haar paa^d, 'zijn zou. De weg werd ruwer, steiler, moeilijker, maar de hengst hield er denzelfden gang in. 'Op verschii- lende hooge punten der woeste hooglanden keek Slone voor zich uit in de hoop Creech's mustangs te zullen zien. Hij hoopte dat zelfs, ofschoon hij wist, dat hij nog te ver achter was. En dan, plot seling, zag hij in de open, zanderige vlakte van een dwarscanon een nieuw spoor van drie paarden, waar van één beslagen. Wie had die gemaakt? Had Creech handlangers ontmoet? Was dat waarschijnlijk, daar de man geen vrienden had? In gedachten verzonken reed Slone langzaam door, heel goed beseffend, dat hij met nieuwe moeilijkheden te kampen zou krij gen. Toen deze nieuwe sporen het spoor, dat Creech achtergelaten had, hadden bereikt, zag Slone, dat deze vreemdelingen evenveel belang stelden in Creech's sporen als hijv Slone vond hun voetafdruk ken in het zand en handafdrukken, waar iemand neergeknield was om Creech's spoor na te gaan. Slone nam zijn paard aan den teugel en liep ver der. Toen hij bij een grooter, kaal, vlak canondal kwam, waar al het zand van de rotsen weggewaaid was, vond hij geen cederbessen meer. Zij waren op geraapt. Bij den anderen rand van dezen steenach- tigen grond vond hij verdorde cederblaadjes en ceder bessen, alsof zij daar neergeworpen waren door ie mand, die hun beteekenis begrepen had. Deze ontdekking maakte Slone zenuwachtig. Zij beteekende zooveel. En wanneer Slone eenige hoop of reden had om te twijfelen, of de vreemden voor goed het spoor volgden, dan werd deze hem de eerst volgende wijlen weer ontnomen. Zij gingen Creech na. Plotseling gaf Slone een wilden ruk, die Wildfire deed steigeren. „Cordts!" fluisterde Slone en het koi|de zweet brak hem aan alle kanten uit. Deze canons waren de schuilplaatsen van den •paardendief. Hij en twee van zijn kornuiten hadden toevallig Creech's spoor gevonden en misschien had den zij er dezelfde vermoedens over als Slone. En als zij dat vermoeden niet hadden, zouden zij het toch spoedig begrijpen. Dat maakte Slone's taak dui- zendmaal moeilijker. Hij had een oogenblik van bdt- jter, bijna hopeloos besef van een radeloozen geest, !die in hem wakker werd. Hij moest slechts meer i mannen dooden, dat was alles. Deze pikeurs uit de I hooglanden hadden geen geweer, daar was Slone ze ker van. En hoe eerder hij Cordts vond, des te betej*. Toen liet hij Wildfire zijn eigen tempo en zijn eigen weg nemen. Zonsondergang, schemering, donkerte en duisternis kwamen en nog reed Slone voort. Zoolang er geen dwarscanons of kloven of hel lingen waren, waardoor Creech een anderen weg zou kunnen volgen, zoolang zou Slone verder gaan. En eerst heel laat in den avond hield hij stil. Den volgenden ochtend vroeg bracht het spoor hem uit de roode en gebroken ravijnen op de met ceders begroeide hooglanden. Slone zag in de verte een zwartgerand, hoog plateau. Al die kronkelende canons en de ruggen van de hooge klippen daartus- schen moesten naar dat groote tafelland leiden. Dien dag verloor hij twee van de paardensporen. Hij merkte de verandering eerst heel lang nadat de bende, die Creech volgde, zich gesplitst had. Toen was het te laat voor hem om er nog een on derzoek naar te gaan instellen, zelfs al was dat ver- si andig geweest. Hij bleef peinzend voortrijden, trachtend een zekerheid te krijgen of hij ontdekt was of niet en derhalve kans liep dat men van vo ren in hinderlaag lag of hem van achteren volgde.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1922 | | pagina 5