ROMMELKRUID.
TOTEMISME.
Bij Grootvader.
Even lachen.
f
houders dezer Heerlijkheid waren; doch had
zijn aangenomen Latijnschen familienaam Mag
nus (de Groote) afgelegd, en zijn' oorspronke-
lijken Frieschen naam van Great, wijl deze
toch dezelfde beteekenis had, weder aangeno
men.
Deze Magnussen maakten zich in vorige tij
den zeer verdienstelijk, zoo door de invallende
Noren, als, in laterea tijd, de stroopende Ka-
ninefaten, of Kennemers te helpen beteugelen.
Een hunner gelukte het zélfs, eene heerbanier
op de Noren te veroveren, zijnde een roode
vaan, waarop een forscb man afgebeeld was,
die, met eene knods gewapend, eene witte roos
beschermde. Deze heerbanier schonk hij aan
zijne getrouwe vazallen tot een stedelijk wa
pen (1). Een ander toog, in den jare 1219, met
de Haarlemmers, ten kruistogt Op j dezen togt,
die door Paus Honorius gepredikt werd, hielp hij
eerst den Portigezen de vesting Alcasser veroveren;
vervolgens nam men de sterke stad Damiate in.
Een jaar daarna keerde deze Magnus, met roem
overladen^ op zijn slot terug (2). In zijnen terug-
togt, op Bijrza's strand, aan de Lijbische zee, aan
wal gegaan zijnde, had hij uit de puinhoopen van
Carthago een paar marmeren pilaren, benevens
andere steenen, naar zijn slot doen vervoeren (3);
dezelve zijn heden (1636) nog aanwezig en pron
ken, onder een' prachtigen schoorsteen, op de
groote zaal van het tegenwoordige slot, dat be-.
zuiden de keric staat (4). Toen dc kleinzoon van
dezen Magnus, in 1331, kinderloos overleed, schij
nen de afstammelingen der zijtakken van jiit
huis aanspraak op deze Heerlijkheid gemaakt te>
hebben, hoewel vruchteloos, dewijl Hertog Al-1
brecht van Beijeren, Graaf van Holland en Zee
land, dezelve aan zijnen bastaardzoon Willem I
schonk, welke, omtrent- den jare 1400, dit nieuwe
slot stichtte.
Nabij Haringbuizen, en wed op de plaats, waar
het vorige slot stona, bouwde Sicco zich eene
hut. Daar leefde hij geheel eenzaam; alleen zijne
eenige dochter, bij wier geboorte hij zijne echtge-
nooto verloor, strekte hem ten gezelschap. Zwij
gende bebouwde deze man de weinige akkers,
welke hem van de aanzienlijke bezittingen zijner
voorvaderen gelaten waren, terwijl hij de groot
heid van het tegenwoordige regerende huis. welk
het bezit dier goederen, naar zijn inzien, ónregt-
vaardig uit de handen van Hertog Albrccht ont
vangen had, niet dan met wrevel aanschouwde.
Hij was zeer norsch van inborstzeer zelden
sloeg hij zijne donkere oogen van onder zijne
rware wenkbrauwen op; gevoelde voor niemand
eenige achting, en beminde nimmer iets bepaalds,
dan zijno eenige dochter, welke evenwei zeör
schaarsch een vriendelijk woord uit zijn mond
hoorde. In het waarnemen zijner godsdienstplig-
ten was hij zeer nalatig, zoodat men hem met
eenen ongodist gelijk stelde; echter spoorde hij
zijn dochter bestendig tot dezelve aan; en het
was een bijzonder gduk voor dit kind, dat de
schatrijke en vrome gezusters Heeringsma (5) zich
harer aantrokken. Deze voedden haar tot aan
haar veertiende jaar op, waarna ha4r vader haar
weder bij zich nam, en eene bejaarde dienstmaagd
voor haar huurde, aan welke hij gelastte, om haar
bestendig freule te noemen, en haar volstrekt geen
gemeen huiswerk te laten vorrigten. „Waartoe",
vraagt men, „deze trotschheid, bij eenen man, die
„van zijnen handenarbeid moést leven, en deze
„zijn dochter niets dan een paar akkers en eene
„geringe hut kon nalaten?" Trotschheid, ia,
was het bij dien man, doch men houde daarbij
onder hel oog, dat hij zich nog altoos met de ijdele
hoop vleide, dat zijn vernederd geslacht eenmaal
weder uit het strf verheven zouae worden.
(J). Zie Valkoog, Rijmkronijk.
(2). Dit slot stond bij Haringhuizen alwaar nog
heden een smalle strook lands het Magnus-loon,
gelijk ook een stuk lands, waarop dit slot stond,
het Slotje genoemd wordt
(3). Deze antiquiteiten zijn, in 1799, door vij
andelijke benden verwoest, en de stukken, in
1814 naar Brussel vervoerd.
(4). Dit slot, sinds 1795 vervallen, werd in
1815 gedeeltelijk en in 1826, op twee torens na.
geheel gesloopt
(5). »Deze gezusters woonden bij Haringhuizen,
alwaar zij, in 1492, de kerk hebben doen stichten.
Wordt vervolgd.
Totemisme is de vereering van dieren, waar-
in de zielen van gestorvenen zjjn verhuisd. Die
dieren mag men volstrekt niet dooden, daar de
wraak der verbolgen schimmen de schuldigen
zeker zou treffen.
Zoo treft men in Iudië families aan, die 't
vleesch van sommige dieren om bovengenoem
de reden niet mogen eten. Ook op andere wij
ze kunnen die dieren soms in betrekking staan
tot de legende van de wording der vereeren de
families. Godsdienstige vereering wordt die die
ren niet bewezen, maar men zal zo nimmer
dooden.
De bewoners van een zeker Indisch dorp
mogen een soort kleine eejjdjes, die op een na
burig meertje leven, niet dooden. Vroeger, zoo
luidt de legende, was dit meer een heuvel, en
op den top daarvan lag een dorp. In dat dorp
woonde ook een oude tooverheks, die veel ge
plaagd werd door de bevolking. Ten laatste
werd de tooverheks zoo vertoornd, dat zij haar
vloek over de plaats uitsprak. De heuvel ver
zonk in de diepte en alle bewoners werden mee
verzwolgen. Op de plek, waar vroeger de heu
vel zich verhief, ontstond een meer. De zielen
van de ongelukkige kindertjes, die geheel on
schuldig mee omgekomen waren, gingen over
in kleine eendjes, die op het meer rondzwom
men. Die èendjes zijn daarna steeds voorwer
pen van totemistische vereering gebleven.
Om een soortgelijke reden mag men op een
andere plaats geen papagaaien dooden. Daar
aan ligt de volgende legende ten grondslag:
Eens had een vrouw, die op de plantage
werkte, haar beide zuigelingen onder een boom
gelegd. Na een poosje begonnen de kinderen te
schreien, maar de moeder was druk bezig en
stoorde zich niet aan het gegrien harer kinde
ren. Dit was aanleiding, dat de beide zuigelin:
gen ongeduldig werden en zich in papagaaien
veranderden, die wegvlogen.
Nu \vas Holland in last. De moeder, geholpen
door de andere bewoners van de streek, deed
alles om haar lievelingen terug te roepen. Het
hielp evenwel niets. Zij hadden zich in papa
gaaien veranderd en zij bleven papagaaien, on
danks de smeekbeden der moeder en der an
dere menschen.
Om te bewijzen, dat men de kinderen toch
bleef liefnebben, brachten de menschen hun
kleurige sarongs, waarmee de papagaaien "zich
tooiden. Zoodoende hebben die vogels zulke
fraaie en bonte kleuren. Verder kregen de in
papagaaien veranderde kindertjes nog den goe
den raad mee, om zich alleen te voeden met de
lekkere gewassen uit de plantages, zooals mais,
bananen, suikerriet, enz. Dit waren de' gewas
sen, die men ook de kleine kinderen te eten
gaf.
Op een andere plaats in Indië, waar de veel
kleurige papagaai_ niet voorkomt, heeft men
dezeflde legende "in ©enigszins gewijzigden
vorm.
Daar leeft alleen een spierwitte papagaai
met gele kuif. De legende luidt als volgt:
Op zekeren dag zette een moeder haar doch
tertje aan het rijststampen, wat een zeer ver
moeiend werk is. Toen het kind een poos had
gewerkt, kreeg het honger en het vroeg ljaar
moeder wat rijst te eten. Maar de moedor wei
gerde. Toen wreef het kind zich geheel in met
rijstemeel, veranderde zich in een papagaai en
vloog weg. Men deed ook hier alle moeite het
meisje terug Ie roepen, maar eveneens zonder
succes. Men gaf haar allerlei lieve naampjes,
maar ze antwoordde: Als mensch is 't vaak erg
moeilijk om rijst to krijgen, maar als papa
gaai niet. Dan zal ik de eerste zijn, die in de
velden komt om te oogsten, wat. de menschen
geplant hebben. En ik zal overvloed vinden van
pisangs, suikerriet en ander lekker eten.
Het is een zendeling geweest, die jaren onder
de Inlanders vertoefde en deze verhalen uit
hun mond opteekende.
Het ia niet een gevoel van piëteit, dat de
menschen weerhoudt die dieren te dooden. Al
leen vrees voor de wraak der schimmen houdt
hen ervan terug. Het dooden van die dieren is
eenvoudig tahoe, een pomaü-voorschrift ver
biedt het. Als anderen die dieren dooden is het
de Inlanders goed, ja-het gebeurt zelfs wel, dat
zij Europeanen vragen de plunderende papa
gaaien dood te schieten. Want het zijn roofzie-
m
Loes lag In haar bed en keek naar de ge
bloemde gordijnen van haar kamertje. Toen ze
den vorigen dag door 't ijs Was gezakt, moest
ze dadelijk naar bed. Nog niet lang lag ze on
der de dekens, toen ze hevig begon te klapper
tanden; ze kon er "bijna niet mee ophouden.
„Ja", zei Grootvader, „dat komt er van, als,
meisjes dingen doen, die ze niet mogen doenl
Nu heb je een zware kon geval! In bed blijven,
een warme kruik onder de dekens, warme
melk en kamillenthee drinken en probeeren te
slapen. Dat is het eenigste, wat ik er op weetl"
Toen wB3 Grootvader weggegaan, 't Was don
ker geworden, de nacht was gekomen en Loes
was ingeslapen.
's Morgens om een uur of acht werd ze wak
ker. Het winterzonnetje keek door de kieren
van de gordijnen naar binnen en bescheen Loes
neus, die als oen aardbei boven de dekens uit
kwam. „Hatsjie!" zei Loes, en keek eens rond.
Maar meteen voelde ze, dat ze lang niet in or
de was. Ze had pijn in haar keel, en een krie
belig gevoel in haar mond, net of ze telkens
moest hoesten.
Daar kwam juffrouw Jansen de kamer bin
nen. „Dag Louise", zei ze.
JDag juffrouw Jansen", zei Loes. Vreemd, ze
voelde, nu ze ziek was, heelemaal geen lust, om
de juffrouw een beetje te plagen, zooals giste
renWaar ziekte toch al goed voor kan zijn!
„Hoe gaat het?" vroeg juffrouw Jansen, „ver
kouden?"
„Ik heb pijn in mijn keel", antwoordde Loes,
„en ik voel me heelemaal niet lekker!"
„Dan maar in bed blijven", besloot juffrouw
Jansen',, en dan zal ik ook de dokter laten
waarschuwen".
„Och nee, geert dokter", vroeg Loea.
„Waarom niet?" zei juffrouw Jansen, „waar
om niet? Er is geen reden om de dokter niet
te roepen!"
Loes antwoordde niet. Eigenlijk vond ze 't
zelf ook wel goed, dat de dokter kwam.
„Wil je nog wat eten?" vroeg juffrouw Jan
sen.
„Ik heb geen honger, maar wel dorst", ant
woordde Loes.
„Je moet toch wat eten", zei juffrouw Jansen.
„Ik zal je zoometeen een bord havermout laten
brengen en dat moet je dan probéeren op te
eten. Brood zal je wel niet, makkelijk kunnen
slikken, hè?"
,,'t Doet pijn, als ik slik", antwoordde Loes.
Juffrouw Jansen vertrok. Loes, nu weer al
leen, bekeek het behang en de bloemen op de
gordijnen. De gordijnen waren van katoen, en
b< drukt met roode rozen, witte lelies, en lange
8*ierten van helle groene bladeren.
„Niet mooi", vond Loes. 't Leek net, of ze in
de bloemen mannetjes en vrouwtjes zag zitten.
Ze zag een heer-met een dikke buik en korte
armpjes en beentjes. „Aardig dat 't net men
schen lijken", dacht Loes .„In de wolken kun
je soms ook allerlei dingen herkennen, schepen,
dieren en menschen!"
Lees' oogen werden zwaar. Ze geeuwde eens,
draaide zich om, kroop onder de dekens en
sloot haar oogen
Maar vreemd, het dikke heertje uit de gor-
dij zag ze weer voor zich. Daar begreep ze nie»
veel van. „Och", dacht ze, „wat kan 't mij ook
schelen?"
..Maar 't kan mij wèl wat schelen", zei het
dikke heertje opeens met een hoog stemmetje
„Wat?" vroeg Loes verbaasd. „Hoe heb ik 't
nou?"
..Hoe of je 't hebt", zei 't heertje. „Dat weet
je zelf wel 't beste. Je hebt kou gevat, omdat je
door 't ijs bent gezakt!"
„Weet u dat dan?" vroeg Loes.
„Ja zeker, dat weet ik", antwoordde 't heer
tje. „Ik weet alles!"
..Ook, hoe ik heet?" vroeg Loes.
„Dat weet ik ook! Je heet Louise!" zei het
heertje. „Is 't zoo niet?"
„Ja." zei Loes verwonderd. „Maar wie is u
dan?"
„Ik ben dokter Bloemgordijn", zei *t heertje.
„Haha", lachte Loee, „wat leuk!"
Wordt vervolgd.
ke vogels, die heel wat schade aan de gewas
sen kunnen aanbrengen. Maar zelf^loen de In
landers het nooit, dat is taboe.
Ook het omgekeerde van bovenstaande vindt
plaats. Er zijn toch families, die bij voorkeur
een bepaalde diersoort dooden en opeten, en
om dezelfde reden, die anderen ervan weer
houdt.
Zoo zijn er sommige families, die bij voor
keur jacht maken op een reuzenschildpad, de
tabob, die zich eveneens,bij voorkeur door die
families laat vangen. De legende daarvan is:
Een reuzenschildpad kwam op de kust van
het eiland terecht, tengevolge -van een hevigen
storm. Het dier sloot een verbond met dc he-
vvoners van het eiland, die hem eenige eerbe
wijzen zullen betoonen. Als tegenprestatie zul
len de tabobs zich gewillig door de bewoners
laten dooden.
Zoodra de leden van die familie, die allen
visschers zijn, op zee een tabob ontmoeten, be-
binnen ze op drenzerigen toon te zingen: „Va-
dortje tabob, vadertje tabob, heb medelijden
met ons, want onze voorraad eten en drinken is
op." Volgens het gesloten verbond zal de tabob
op de prauw toe zwemmen en gewillig zijn hals
aanbieden, om gedood te worden.
Op soortgelijke wijze heeft een potvisch een
verbond gesloten met een andere familie. De
lever van het dier wordt bewaard in het huis
van een heidenschen priester, en er brandt al
tijd een lampje bij. Een stukje van de lever
van dien potvisch wordt als ammulet gedragen
en maakt de dragers in den oorlog onkwets
baar voor vijandelijke wapenen.
Verder is het een in Indië algemeen verbreid
gebruik het kakebeen van een zwijn en de
graat van een visch in het huis op te hangen.
Hierdoor meent men de varkens en visschen in
't algemeen gunstig te stemmen, die zich dan
gemakkelijker laten vangen. Ook hangt men de
schalen van pas uitgebroede eieren naast het
nest op, in de veronderstelling, dat de kip dan
weer spoedig zal beginnen te leggen en do kui
kens togen booze invloeden beschermd zullen
worden.
Deze gevallen van totemisme zijn met ver
schillende andere te vermeerderen, die alle
hier op neerkomen, dat een of andere legende
verband legt tusschen de menschen en het
dier, met het gevolg, dat een bepaalde diersoort
en een bepaalde familie door geheimzinnige*
banden verbonden beeten te zijn. De betreffen
de dieren worden dan met eerbied behandeld,
alleen uit vrees, dat anders de verholgen schim
men zich zullen wreken. M.
GROOTE BEGRAFENIS.
In de Noordelijke gedeelten van Canada Is de
winter zeer streng en lang. Men zou zoo den
ken, dat het voorjaar daar met gejuich en ge
jubel begroet moet worden. Is het voorjaar
niet de poëtische tijd in alle landen?
Wordt de lente niet in alle talen bezongen?
In Canada gaat het eenigszins anders. Daar
heeft men bij het begin van de lente eerst een
droeve taak te vervullen, die niet wel te rij
men is met gezang en gejubel en poëtische ont
boezemingen. Daar moet eerst de groote begra
fenis achter den rug zijn.
Gedurende den langen winter sterven ook
daar vele menschen. Natuurlijk, maar de grond
is er dan zoo stijf bevroren, dat de doodgraver
geen gat kan graven. Daarom wacht men tot
h<>! voorjaar, als de aarde weer ontdooid is. En
dan worden de stoffelijke overblijfselen van al
len. die gedurende den afgeloopen winter ge
storven zijn, begraven. M.
ZIGEUNER-SPREUKEN.
Als je vrouw ruzie met je maakt, heeft ze wat
op haar geweten.
De beste slaap komt vóór middernacht; waak
dus als de menschen goed slapen.
Wie de menschen dom weet te houden is een
knap man.
Pijn houdt op, zoodra je er niet meer op let.
Geef je huis niet weg, voor je een doodkist
hebt.
Tu ziek is een schoone kunst en een vuil
handwerk...
Als ie morgen te eten hebt, dan is'vandaag je
dag goed. M.
NIKKEL IN PLANTEN.
De directeur van het Pasteur-Instituut te Pa
rijs. dr. Roux, moet volgens de buitenlandsche
bladen in de meeste planten kobalt en nikkel
gevonden hebben.
Reeds geruimen tijd weet men, dat in het
menschel ijk lichaam een reeks samenstellingen
van metalen voorkomen. Zeer bekend is, dat de
bloedkleurstof ijzer bevat. Eenzélfde rol als de
bloedkleuretof in het bloed speelt het chloro-
phyll bij de planten; door deze stof wordt bij
de plant onder invloed van 't zonnelicht het
koolzuur in koolstof en zuurstof verdeeld. De
vrij geworden zuurstof lost op in de lucht, de
koolstof heeft de plant noodig voor haar ver
doren opbouw.
Millstatter heeft op overtuigende wijze aan
getoond, dat niet het ijzer, maar het magne
sium de voornaamste rol speelt in het chloro-
phyll. Eenige Russische chemici hebben kun
nen bewijzen, dat zich in de planten ook nog
andere metalen, als aluminium en nikkel l?e-
vindèn. Zij wezen er reeds op, dat de metalen-
elementen, die aan deze verwant zijn, zich
eveneens in de planten bevinden. Dr. Roux
hééft dit nu door zijn waarnemingen bevestigd.
EEN NIEUWE SPOORWAGEN.
Reeds langen tijd zijn verschillende model
len geprobeerd van spoorwagens, die als zelf
standige eenheden gebruikt konden worden en
bestonden uit een grooten personenwagen,
waarvan een deel afgescheiden was voor het
plaatsen van een anderen motor. Slechts wei
nige er van bleven in gebruik, hetgeen vooral
toegeschreven werd aan te zwaren bouw en te
dure exploitatie. Thans heeft een Amerikaan-
sche firma ten behoeve van een kort spoorweg-
lijntje voor personenvervoer een nieuwe con
structie bedacht, die bij de proeven zeer goed
voldeed en tot nabestelling aanleiding gaf, daar
de exploitatie veel goedkooper uitkwam dan
met gewone treinen. Het voorste deel van den
wagen rust op een vierwielige truck, omdat
daar de geheele machinale inrichting is opge
steld. Dit deel bevat een, motor van een zware
vrachtauto met de gewone apparaten voor het
regelen van snelheid, remmen, zandstrooien,
etc. De remmen kunnen ook van uit den eigen
lijken wagen in werking worden gesteld. Het
achterste gedeelte is ingericht voor veertig per
sonen. Er is, zooals bijna altijd in het gewone
personenvervoer in Amerika, slechts een enke
le klas met twee rijen van bekleede banken
voor twee personen naast elkaar en een cen-
tralen doorgang. Dit deel van den dagen wordt
godragen door een stel locomotiefwielen met
kogellagers. De snelheid is ongeveer 60 K.M.
per uur. Het benzineverbruik is ongeveer een
liter op vier K.M., waardoor de kosten in Ame
rika heel wat lager komen dan bij gebruik van
een trein met stoomlocomotieven, die ware ko-
lenvreters zijn en een zeer laag rendement ge
ven.
Deze soort wagens zijn natuurlijk minder
goed en duurder dan electrische, maar de aan
leg van geëlectrificeerde lijnen is op het oogen-
blik overal zoo duur, dat overal op de wereld
de ontworpen electrificatieuitgesteld moet
worden, wanneer niet buitengewoon goedkoope
stroom (door middel van watervallen) te krij
gen is. Het zal daarom niet te verwonderen
zijn, wanneer voor personenverkeer tusschen
plaatsen, die betrekkelijk dicht bij elkaar lig
gen, deze soort van wagens veel meer ingang
gaan vinden. Het is zelfs mogelijk de snelheid
nog wat op te voeren en dan zou gebruik van
deze wagens tusschen gewone treinen in niet
tot de onmogelijkheden behooren, waardoor
een zeer elastische dienst onderhouden kon
worden, vooral buiten de uren, waarop de groo
te stroom van forensen of handelaren zich van
de eene plaats naar een andere in de buurt
beweegt. Volgens de berichten geeft het Ameri-
kaansche publiek de voorkeur aan deze wa
gens boven de gewone en dit beteekent wel
wat, daar geen publiek zooveel reist en trekt
als het Amerikaansche. Hdbl.
BLOED AFTAPPERIJ.
De New-Yorksche doctoren maken steeds
meer gebruik van menschen, die zich bloed la
ten aftappen om daarmede anderen in het le
ven te behouden. Gemiddeld heeft men er 30 a
35 leveraars per ziekenhuis en hun loon be
draagt 90 gulden voor iederen halven liter.
Men kan het bloedleveren hoogstens 2 jaar vol
houden en dan nog maar bij groote tusschen-
poozen.
VROUWENLIEFHEBBERIJEN.
Vijf minuten flink tegen een storm in loopep,
daar bedankt elke nuf voor. Maar in 13 minu
ten tijds, al dansend in een oververhitte atmos
feer, een kilometer te schuifelen, houden zij
ongelooflijk lang vol; als het moet, wel van 10
uur 's avonds tot 5 u. 's morgens, hetwelk haar
56.000 passen kost.
UIT RUSLAND.
Rusland herstelt zijn handelsbetrekkingen
op zijn manier. Om zijn arbeiders wijs te ma
ken, dat het communisme voet bij stuk weet
te houden, noemen de sovjets de sigarettenfa-
briek Bogdanoff „Kameraad Badina-fabriek",
enz. Marx, Lenin, Trotzky, Tsjitsjerin allen
hebben hun naam aan een fabriek gegeven
afgekeken van die gehate Weensche bour
geois?
ANONYMUS.
Anonymus is een mensch je
Met een namaak-plichtsbesef,
Met een kromgegroeid geweten
Met een minimum aan lef I
Ziet hém voor principes strijden,
Zeer tot heil van 't vaderland,
Met z'n briefjes steeds geschreven
Met een sterk verdraaide hand.
Anonymuns is een Shylock
Met z'n heimelijk gemier,
Lachend in z'n groez'lig baardje,
Vol van stekelig pleizier!
Met z'n anoniem geweten
En z'n anonieme eer,
Doet hij, uit z'n hinderlaagjes,
In 't geniep de menschen zeer!
Anonymus doet wat viesjes,
Door z'n kwijl en z'n venijn,
Ook omdat hij zeed'lijk schooiend,
Nimmer zeed'lijk sterk kan zijn!
In z'n schetterend beweren
Proeft ie meest z'n eigen gal,
Prosit, dapp're anonymus,
Sta bij zoo'n dineetje pal II
Anonymus is wat lafjes
En in 't donker soms wat bang,
Schrikkend voor z'n eigen schaduw
In een half verlichte gang.
Vol van treiterende onrust
In z'n scheldend schijnbestaan,
Eiken dag opnieuw bedrogen
Door z'n dwazen eigenwaan!
Weggescholen vunze adder
In T maatschappelijke gras,
Onruststokende bedrieger,
Onhoilbrengend misgewas,
Vraag toch niet je plaats in 't leven
Ridder vol van vrees en blaam,
Laat je anoniem begraven,
Dapp're kerel.... zonder naam!II
Nadruk verboden.
November 1922. KR0E3.
VERSCHIL VAN INZICHT.
Een bejaard man leidde een nog zeer jong
meisje als zijn bruid naar het altaar.
„Het doopvont is aan het eind van de kerk",
zeide de geestelijke.
„Wat heb ik met het doopvont te maken?"
vroeg de man.
„O pardon, zei de geestelijke, ik dacht dat
u een kind hadt willen laten doopen."
O ZOOI
„Jantje hoe kan je nu met zoo'n ragebol van
een hoofd naar school komen?" vroeg de on
derwijzeres verontwaardigd.
„Ik had geen kam juffrouw," antwoordde
Jantje.
„Waarom heb je dan de kam van je vader
niet gebruikt?" vroeg de juffrouw*
„Die heeft geen haar, juffrouwl"
TOCH GOEDKOOP.
Gast: „Wat kost zoo'n biefstuk kellner?"
Kellner: „Twee honderd mark."
Gast: „Nou, geef mij er dan nog een, want
zo'o goedkoop kom ik nooit aan een paar
nieuwe zolen."
DE JONGSTE ZOON.
De familie zat aan tafel en de meid brengt
de soep op en de jongste zoon roept:
„Zeg, vader, knijp Marie nou nog eens, net
zooals vanmorgenom moeder te laten la
chen 1"
OPA HAD EEN KAAL HOOFD.
Bobbie huilt omdat er niemand is die met
hem spelen kan. Opa komt binnen en zegt:
„Nou, huil maar niet, Bobbie, opa komt al en
zal Indiaantje met je spelen."
Dat k-kan u niet, opa.... u b-bent al ge
scalpeerd!"