ROMMELKRUID. TOTEMISME. Bij Grootvader. Even lachen. f houders dezer Heerlijkheid waren; doch had zijn aangenomen Latijnschen familienaam Mag nus (de Groote) afgelegd, en zijn' oorspronke- lijken Frieschen naam van Great, wijl deze toch dezelfde beteekenis had, weder aangeno men. Deze Magnussen maakten zich in vorige tij den zeer verdienstelijk, zoo door de invallende Noren, als, in laterea tijd, de stroopende Ka- ninefaten, of Kennemers te helpen beteugelen. Een hunner gelukte het zélfs, eene heerbanier op de Noren te veroveren, zijnde een roode vaan, waarop een forscb man afgebeeld was, die, met eene knods gewapend, eene witte roos beschermde. Deze heerbanier schonk hij aan zijne getrouwe vazallen tot een stedelijk wa pen (1). Een ander toog, in den jare 1219, met de Haarlemmers, ten kruistogt Op j dezen togt, die door Paus Honorius gepredikt werd, hielp hij eerst den Portigezen de vesting Alcasser veroveren; vervolgens nam men de sterke stad Damiate in. Een jaar daarna keerde deze Magnus, met roem overladen^ op zijn slot terug (2). In zijnen terug- togt, op Bijrza's strand, aan de Lijbische zee, aan wal gegaan zijnde, had hij uit de puinhoopen van Carthago een paar marmeren pilaren, benevens andere steenen, naar zijn slot doen vervoeren (3); dezelve zijn heden (1636) nog aanwezig en pron ken, onder een' prachtigen schoorsteen, op de groote zaal van het tegenwoordige slot, dat be-. zuiden de keric staat (4). Toen dc kleinzoon van dezen Magnus, in 1331, kinderloos overleed, schij nen de afstammelingen der zijtakken van jiit huis aanspraak op deze Heerlijkheid gemaakt te> hebben, hoewel vruchteloos, dewijl Hertog Al-1 brecht van Beijeren, Graaf van Holland en Zee land, dezelve aan zijnen bastaardzoon Willem I schonk, welke, omtrent- den jare 1400, dit nieuwe slot stichtte. Nabij Haringbuizen, en wed op de plaats, waar het vorige slot stona, bouwde Sicco zich eene hut. Daar leefde hij geheel eenzaam; alleen zijne eenige dochter, bij wier geboorte hij zijne echtge- nooto verloor, strekte hem ten gezelschap. Zwij gende bebouwde deze man de weinige akkers, welke hem van de aanzienlijke bezittingen zijner voorvaderen gelaten waren, terwijl hij de groot heid van het tegenwoordige regerende huis. welk het bezit dier goederen, naar zijn inzien, ónregt- vaardig uit de handen van Hertog Albrccht ont vangen had, niet dan met wrevel aanschouwde. Hij was zeer norsch van inborstzeer zelden sloeg hij zijne donkere oogen van onder zijne rware wenkbrauwen op; gevoelde voor niemand eenige achting, en beminde nimmer iets bepaalds, dan zijno eenige dochter, welke evenwei zeör schaarsch een vriendelijk woord uit zijn mond hoorde. In het waarnemen zijner godsdienstplig- ten was hij zeer nalatig, zoodat men hem met eenen ongodist gelijk stelde; echter spoorde hij zijn dochter bestendig tot dezelve aan; en het was een bijzonder gduk voor dit kind, dat de schatrijke en vrome gezusters Heeringsma (5) zich harer aantrokken. Deze voedden haar tot aan haar veertiende jaar op, waarna ha4r vader haar weder bij zich nam, en eene bejaarde dienstmaagd voor haar huurde, aan welke hij gelastte, om haar bestendig freule te noemen, en haar volstrekt geen gemeen huiswerk te laten vorrigten. „Waartoe", vraagt men, „deze trotschheid, bij eenen man, die „van zijnen handenarbeid moést leven, en deze „zijn dochter niets dan een paar akkers en eene „geringe hut kon nalaten?" Trotschheid, ia, was het bij dien man, doch men houde daarbij onder hel oog, dat hij zich nog altoos met de ijdele hoop vleide, dat zijn vernederd geslacht eenmaal weder uit het strf verheven zouae worden. (J). Zie Valkoog, Rijmkronijk. (2). Dit slot stond bij Haringhuizen alwaar nog heden een smalle strook lands het Magnus-loon, gelijk ook een stuk lands, waarop dit slot stond, het Slotje genoemd wordt (3). Deze antiquiteiten zijn, in 1799, door vij andelijke benden verwoest, en de stukken, in 1814 naar Brussel vervoerd. (4). Dit slot, sinds 1795 vervallen, werd in 1815 gedeeltelijk en in 1826, op twee torens na. geheel gesloopt (5). »Deze gezusters woonden bij Haringhuizen, alwaar zij, in 1492, de kerk hebben doen stichten. Wordt vervolgd. Totemisme is de vereering van dieren, waar- in de zielen van gestorvenen zjjn verhuisd. Die dieren mag men volstrekt niet dooden, daar de wraak der verbolgen schimmen de schuldigen zeker zou treffen. Zoo treft men in Iudië families aan, die 't vleesch van sommige dieren om bovengenoem de reden niet mogen eten. Ook op andere wij ze kunnen die dieren soms in betrekking staan tot de legende van de wording der vereeren de families. Godsdienstige vereering wordt die die ren niet bewezen, maar men zal zo nimmer dooden. De bewoners van een zeker Indisch dorp mogen een soort kleine eejjdjes, die op een na burig meertje leven, niet dooden. Vroeger, zoo luidt de legende, was dit meer een heuvel, en op den top daarvan lag een dorp. In dat dorp woonde ook een oude tooverheks, die veel ge plaagd werd door de bevolking. Ten laatste werd de tooverheks zoo vertoornd, dat zij haar vloek over de plaats uitsprak. De heuvel ver zonk in de diepte en alle bewoners werden mee verzwolgen. Op de plek, waar vroeger de heu vel zich verhief, ontstond een meer. De zielen van de ongelukkige kindertjes, die geheel on schuldig mee omgekomen waren, gingen over in kleine eendjes, die op het meer rondzwom men. Die èendjes zijn daarna steeds voorwer pen van totemistische vereering gebleven. Om een soortgelijke reden mag men op een andere plaats geen papagaaien dooden. Daar aan ligt de volgende legende ten grondslag: Eens had een vrouw, die op de plantage werkte, haar beide zuigelingen onder een boom gelegd. Na een poosje begonnen de kinderen te schreien, maar de moeder was druk bezig en stoorde zich niet aan het gegrien harer kinde ren. Dit was aanleiding, dat de beide zuigelin: gen ongeduldig werden en zich in papagaaien veranderden, die wegvlogen. Nu \vas Holland in last. De moeder, geholpen door de andere bewoners van de streek, deed alles om haar lievelingen terug te roepen. Het hielp evenwel niets. Zij hadden zich in papa gaaien veranderd en zij bleven papagaaien, on danks de smeekbeden der moeder en der an dere menschen. Om te bewijzen, dat men de kinderen toch bleef liefnebben, brachten de menschen hun kleurige sarongs, waarmee de papagaaien "zich tooiden. Zoodoende hebben die vogels zulke fraaie en bonte kleuren. Verder kregen de in papagaaien veranderde kindertjes nog den goe den raad mee, om zich alleen te voeden met de lekkere gewassen uit de plantages, zooals mais, bananen, suikerriet, enz. Dit waren de' gewas sen, die men ook de kleine kinderen te eten gaf. Op een andere plaats in Indië, waar de veel kleurige papagaai_ niet voorkomt, heeft men dezeflde legende "in ©enigszins gewijzigden vorm. Daar leeft alleen een spierwitte papagaai met gele kuif. De legende luidt als volgt: Op zekeren dag zette een moeder haar doch tertje aan het rijststampen, wat een zeer ver moeiend werk is. Toen het kind een poos had gewerkt, kreeg het honger en het vroeg ljaar moeder wat rijst te eten. Maar de moedor wei gerde. Toen wreef het kind zich geheel in met rijstemeel, veranderde zich in een papagaai en vloog weg. Men deed ook hier alle moeite het meisje terug Ie roepen, maar eveneens zonder succes. Men gaf haar allerlei lieve naampjes, maar ze antwoordde: Als mensch is 't vaak erg moeilijk om rijst to krijgen, maar als papa gaai niet. Dan zal ik de eerste zijn, die in de velden komt om te oogsten, wat. de menschen geplant hebben. En ik zal overvloed vinden van pisangs, suikerriet en ander lekker eten. Het is een zendeling geweest, die jaren onder de Inlanders vertoefde en deze verhalen uit hun mond opteekende. Het ia niet een gevoel van piëteit, dat de menschen weerhoudt die dieren te dooden. Al leen vrees voor de wraak der schimmen houdt hen ervan terug. Het dooden van die dieren is eenvoudig tahoe, een pomaü-voorschrift ver biedt het. Als anderen die dieren dooden is het de Inlanders goed, ja-het gebeurt zelfs wel, dat zij Europeanen vragen de plunderende papa gaaien dood te schieten. Want het zijn roofzie- m Loes lag In haar bed en keek naar de ge bloemde gordijnen van haar kamertje. Toen ze den vorigen dag door 't ijs Was gezakt, moest ze dadelijk naar bed. Nog niet lang lag ze on der de dekens, toen ze hevig begon te klapper tanden; ze kon er "bijna niet mee ophouden. „Ja", zei Grootvader, „dat komt er van, als, meisjes dingen doen, die ze niet mogen doenl Nu heb je een zware kon geval! In bed blijven, een warme kruik onder de dekens, warme melk en kamillenthee drinken en probeeren te slapen. Dat is het eenigste, wat ik er op weetl" Toen wB3 Grootvader weggegaan, 't Was don ker geworden, de nacht was gekomen en Loes was ingeslapen. 's Morgens om een uur of acht werd ze wak ker. Het winterzonnetje keek door de kieren van de gordijnen naar binnen en bescheen Loes neus, die als oen aardbei boven de dekens uit kwam. „Hatsjie!" zei Loes, en keek eens rond. Maar meteen voelde ze, dat ze lang niet in or de was. Ze had pijn in haar keel, en een krie belig gevoel in haar mond, net of ze telkens moest hoesten. Daar kwam juffrouw Jansen de kamer bin nen. „Dag Louise", zei ze. JDag juffrouw Jansen", zei Loes. Vreemd, ze voelde, nu ze ziek was, heelemaal geen lust, om de juffrouw een beetje te plagen, zooals giste renWaar ziekte toch al goed voor kan zijn! „Hoe gaat het?" vroeg juffrouw Jansen, „ver kouden?" „Ik heb pijn in mijn keel", antwoordde Loes, „en ik voel me heelemaal niet lekker!" „Dan maar in bed blijven", besloot juffrouw Jansen',, en dan zal ik ook de dokter laten waarschuwen". „Och nee, geert dokter", vroeg Loea. „Waarom niet?" zei juffrouw Jansen, „waar om niet? Er is geen reden om de dokter niet te roepen!" Loes antwoordde niet. Eigenlijk vond ze 't zelf ook wel goed, dat de dokter kwam. „Wil je nog wat eten?" vroeg juffrouw Jan sen. „Ik heb geen honger, maar wel dorst", ant woordde Loes. „Je moet toch wat eten", zei juffrouw Jansen. „Ik zal je zoometeen een bord havermout laten brengen en dat moet je dan probéeren op te eten. Brood zal je wel niet, makkelijk kunnen slikken, hè?" ,,'t Doet pijn, als ik slik", antwoordde Loes. Juffrouw Jansen vertrok. Loes, nu weer al leen, bekeek het behang en de bloemen op de gordijnen. De gordijnen waren van katoen, en b< drukt met roode rozen, witte lelies, en lange 8*ierten van helle groene bladeren. „Niet mooi", vond Loes. 't Leek net, of ze in de bloemen mannetjes en vrouwtjes zag zitten. Ze zag een heer-met een dikke buik en korte armpjes en beentjes. „Aardig dat 't net men schen lijken", dacht Loes .„In de wolken kun je soms ook allerlei dingen herkennen, schepen, dieren en menschen!" Lees' oogen werden zwaar. Ze geeuwde eens, draaide zich om, kroop onder de dekens en sloot haar oogen Maar vreemd, het dikke heertje uit de gor- dij zag ze weer voor zich. Daar begreep ze nie» veel van. „Och", dacht ze, „wat kan 't mij ook schelen?" ..Maar 't kan mij wèl wat schelen", zei het dikke heertje opeens met een hoog stemmetje „Wat?" vroeg Loes verbaasd. „Hoe heb ik 't nou?" ..Hoe of je 't hebt", zei 't heertje. „Dat weet je zelf wel 't beste. Je hebt kou gevat, omdat je door 't ijs bent gezakt!" „Weet u dat dan?" vroeg Loes. „Ja zeker, dat weet ik", antwoordde 't heer tje. „Ik weet alles!" ..Ook, hoe ik heet?" vroeg Loes. „Dat weet ik ook! Je heet Louise!" zei het heertje. „Is 't zoo niet?" „Ja." zei Loes verwonderd. „Maar wie is u dan?" „Ik ben dokter Bloemgordijn", zei *t heertje. „Haha", lachte Loee, „wat leuk!" Wordt vervolgd. ke vogels, die heel wat schade aan de gewas sen kunnen aanbrengen. Maar zelf^loen de In landers het nooit, dat is taboe. Ook het omgekeerde van bovenstaande vindt plaats. Er zijn toch families, die bij voorkeur een bepaalde diersoort dooden en opeten, en om dezelfde reden, die anderen ervan weer houdt. Zoo zijn er sommige families, die bij voor keur jacht maken op een reuzenschildpad, de tabob, die zich eveneens,bij voorkeur door die families laat vangen. De legende daarvan is: Een reuzenschildpad kwam op de kust van het eiland terecht, tengevolge -van een hevigen storm. Het dier sloot een verbond met dc he- vvoners van het eiland, die hem eenige eerbe wijzen zullen betoonen. Als tegenprestatie zul len de tabobs zich gewillig door de bewoners laten dooden. Zoodra de leden van die familie, die allen visschers zijn, op zee een tabob ontmoeten, be- binnen ze op drenzerigen toon te zingen: „Va- dortje tabob, vadertje tabob, heb medelijden met ons, want onze voorraad eten en drinken is op." Volgens het gesloten verbond zal de tabob op de prauw toe zwemmen en gewillig zijn hals aanbieden, om gedood te worden. Op soortgelijke wijze heeft een potvisch een verbond gesloten met een andere familie. De lever van het dier wordt bewaard in het huis van een heidenschen priester, en er brandt al tijd een lampje bij. Een stukje van de lever van dien potvisch wordt als ammulet gedragen en maakt de dragers in den oorlog onkwets baar voor vijandelijke wapenen. Verder is het een in Indië algemeen verbreid gebruik het kakebeen van een zwijn en de graat van een visch in het huis op te hangen. Hierdoor meent men de varkens en visschen in 't algemeen gunstig te stemmen, die zich dan gemakkelijker laten vangen. Ook hangt men de schalen van pas uitgebroede eieren naast het nest op, in de veronderstelling, dat de kip dan weer spoedig zal beginnen te leggen en do kui kens togen booze invloeden beschermd zullen worden. Deze gevallen van totemisme zijn met ver schillende andere te vermeerderen, die alle hier op neerkomen, dat een of andere legende verband legt tusschen de menschen en het dier, met het gevolg, dat een bepaalde diersoort en een bepaalde familie door geheimzinnige* banden verbonden beeten te zijn. De betreffen de dieren worden dan met eerbied behandeld, alleen uit vrees, dat anders de verholgen schim men zich zullen wreken. M. GROOTE BEGRAFENIS. In de Noordelijke gedeelten van Canada Is de winter zeer streng en lang. Men zou zoo den ken, dat het voorjaar daar met gejuich en ge jubel begroet moet worden. Is het voorjaar niet de poëtische tijd in alle landen? Wordt de lente niet in alle talen bezongen? In Canada gaat het eenigszins anders. Daar heeft men bij het begin van de lente eerst een droeve taak te vervullen, die niet wel te rij men is met gezang en gejubel en poëtische ont boezemingen. Daar moet eerst de groote begra fenis achter den rug zijn. Gedurende den langen winter sterven ook daar vele menschen. Natuurlijk, maar de grond is er dan zoo stijf bevroren, dat de doodgraver geen gat kan graven. Daarom wacht men tot h<>! voorjaar, als de aarde weer ontdooid is. En dan worden de stoffelijke overblijfselen van al len. die gedurende den afgeloopen winter ge storven zijn, begraven. M. ZIGEUNER-SPREUKEN. Als je vrouw ruzie met je maakt, heeft ze wat op haar geweten. De beste slaap komt vóór middernacht; waak dus als de menschen goed slapen. Wie de menschen dom weet te houden is een knap man. Pijn houdt op, zoodra je er niet meer op let. Geef je huis niet weg, voor je een doodkist hebt. Tu ziek is een schoone kunst en een vuil handwerk... Als ie morgen te eten hebt, dan is'vandaag je dag goed. M. NIKKEL IN PLANTEN. De directeur van het Pasteur-Instituut te Pa rijs. dr. Roux, moet volgens de buitenlandsche bladen in de meeste planten kobalt en nikkel gevonden hebben. Reeds geruimen tijd weet men, dat in het menschel ijk lichaam een reeks samenstellingen van metalen voorkomen. Zeer bekend is, dat de bloedkleurstof ijzer bevat. Eenzélfde rol als de bloedkleuretof in het bloed speelt het chloro- phyll bij de planten; door deze stof wordt bij de plant onder invloed van 't zonnelicht het koolzuur in koolstof en zuurstof verdeeld. De vrij geworden zuurstof lost op in de lucht, de koolstof heeft de plant noodig voor haar ver doren opbouw. Millstatter heeft op overtuigende wijze aan getoond, dat niet het ijzer, maar het magne sium de voornaamste rol speelt in het chloro- phyll. Eenige Russische chemici hebben kun nen bewijzen, dat zich in de planten ook nog andere metalen, als aluminium en nikkel l?e- vindèn. Zij wezen er reeds op, dat de metalen- elementen, die aan deze verwant zijn, zich eveneens in de planten bevinden. Dr. Roux hééft dit nu door zijn waarnemingen bevestigd. EEN NIEUWE SPOORWAGEN. Reeds langen tijd zijn verschillende model len geprobeerd van spoorwagens, die als zelf standige eenheden gebruikt konden worden en bestonden uit een grooten personenwagen, waarvan een deel afgescheiden was voor het plaatsen van een anderen motor. Slechts wei nige er van bleven in gebruik, hetgeen vooral toegeschreven werd aan te zwaren bouw en te dure exploitatie. Thans heeft een Amerikaan- sche firma ten behoeve van een kort spoorweg- lijntje voor personenvervoer een nieuwe con structie bedacht, die bij de proeven zeer goed voldeed en tot nabestelling aanleiding gaf, daar de exploitatie veel goedkooper uitkwam dan met gewone treinen. Het voorste deel van den wagen rust op een vierwielige truck, omdat daar de geheele machinale inrichting is opge steld. Dit deel bevat een, motor van een zware vrachtauto met de gewone apparaten voor het regelen van snelheid, remmen, zandstrooien, etc. De remmen kunnen ook van uit den eigen lijken wagen in werking worden gesteld. Het achterste gedeelte is ingericht voor veertig per sonen. Er is, zooals bijna altijd in het gewone personenvervoer in Amerika, slechts een enke le klas met twee rijen van bekleede banken voor twee personen naast elkaar en een cen- tralen doorgang. Dit deel van den dagen wordt godragen door een stel locomotiefwielen met kogellagers. De snelheid is ongeveer 60 K.M. per uur. Het benzineverbruik is ongeveer een liter op vier K.M., waardoor de kosten in Ame rika heel wat lager komen dan bij gebruik van een trein met stoomlocomotieven, die ware ko- lenvreters zijn en een zeer laag rendement ge ven. Deze soort wagens zijn natuurlijk minder goed en duurder dan electrische, maar de aan leg van geëlectrificeerde lijnen is op het oogen- blik overal zoo duur, dat overal op de wereld de ontworpen electrificatieuitgesteld moet worden, wanneer niet buitengewoon goedkoope stroom (door middel van watervallen) te krij gen is. Het zal daarom niet te verwonderen zijn, wanneer voor personenverkeer tusschen plaatsen, die betrekkelijk dicht bij elkaar lig gen, deze soort van wagens veel meer ingang gaan vinden. Het is zelfs mogelijk de snelheid nog wat op te voeren en dan zou gebruik van deze wagens tusschen gewone treinen in niet tot de onmogelijkheden behooren, waardoor een zeer elastische dienst onderhouden kon worden, vooral buiten de uren, waarop de groo te stroom van forensen of handelaren zich van de eene plaats naar een andere in de buurt beweegt. Volgens de berichten geeft het Ameri- kaansche publiek de voorkeur aan deze wa gens boven de gewone en dit beteekent wel wat, daar geen publiek zooveel reist en trekt als het Amerikaansche. Hdbl. BLOED AFTAPPERIJ. De New-Yorksche doctoren maken steeds meer gebruik van menschen, die zich bloed la ten aftappen om daarmede anderen in het le ven te behouden. Gemiddeld heeft men er 30 a 35 leveraars per ziekenhuis en hun loon be draagt 90 gulden voor iederen halven liter. Men kan het bloedleveren hoogstens 2 jaar vol houden en dan nog maar bij groote tusschen- poozen. VROUWENLIEFHEBBERIJEN. Vijf minuten flink tegen een storm in loopep, daar bedankt elke nuf voor. Maar in 13 minu ten tijds, al dansend in een oververhitte atmos feer, een kilometer te schuifelen, houden zij ongelooflijk lang vol; als het moet, wel van 10 uur 's avonds tot 5 u. 's morgens, hetwelk haar 56.000 passen kost. UIT RUSLAND. Rusland herstelt zijn handelsbetrekkingen op zijn manier. Om zijn arbeiders wijs te ma ken, dat het communisme voet bij stuk weet te houden, noemen de sovjets de sigarettenfa- briek Bogdanoff „Kameraad Badina-fabriek", enz. Marx, Lenin, Trotzky, Tsjitsjerin allen hebben hun naam aan een fabriek gegeven afgekeken van die gehate Weensche bour geois? ANONYMUS. Anonymus is een mensch je Met een namaak-plichtsbesef, Met een kromgegroeid geweten Met een minimum aan lef I Ziet hém voor principes strijden, Zeer tot heil van 't vaderland, Met z'n briefjes steeds geschreven Met een sterk verdraaide hand. Anonymuns is een Shylock Met z'n heimelijk gemier, Lachend in z'n groez'lig baardje, Vol van stekelig pleizier! Met z'n anoniem geweten En z'n anonieme eer, Doet hij, uit z'n hinderlaagjes, In 't geniep de menschen zeer! Anonymus doet wat viesjes, Door z'n kwijl en z'n venijn, Ook omdat hij zeed'lijk schooiend, Nimmer zeed'lijk sterk kan zijn! In z'n schetterend beweren Proeft ie meest z'n eigen gal, Prosit, dapp're anonymus, Sta bij zoo'n dineetje pal II Anonymus is wat lafjes En in 't donker soms wat bang, Schrikkend voor z'n eigen schaduw In een half verlichte gang. Vol van treiterende onrust In z'n scheldend schijnbestaan, Eiken dag opnieuw bedrogen Door z'n dwazen eigenwaan! Weggescholen vunze adder In T maatschappelijke gras, Onruststokende bedrieger, Onhoilbrengend misgewas, Vraag toch niet je plaats in 't leven Ridder vol van vrees en blaam, Laat je anoniem begraven, Dapp're kerel.... zonder naam!II Nadruk verboden. November 1922. KR0E3. VERSCHIL VAN INZICHT. Een bejaard man leidde een nog zeer jong meisje als zijn bruid naar het altaar. „Het doopvont is aan het eind van de kerk", zeide de geestelijke. „Wat heb ik met het doopvont te maken?" vroeg de man. „O pardon, zei de geestelijke, ik dacht dat u een kind hadt willen laten doopen." O ZOOI „Jantje hoe kan je nu met zoo'n ragebol van een hoofd naar school komen?" vroeg de on derwijzeres verontwaardigd. „Ik had geen kam juffrouw," antwoordde Jantje. „Waarom heb je dan de kam van je vader niet gebruikt?" vroeg de juffrouw* „Die heeft geen haar, juffrouwl" TOCH GOEDKOOP. Gast: „Wat kost zoo'n biefstuk kellner?" Kellner: „Twee honderd mark." Gast: „Nou, geef mij er dan nog een, want zo'o goedkoop kom ik nooit aan een paar nieuwe zolen." DE JONGSTE ZOON. De familie zat aan tafel en de meid brengt de soep op en de jongste zoon roept: „Zeg, vader, knijp Marie nou nog eens, net zooals vanmorgenom moeder te laten la chen 1" OPA HAD EEN KAAL HOOFD. Bobbie huilt omdat er niemand is die met hem spelen kan. Opa komt binnen en zegt: „Nou, huil maar niet, Bobbie, opa komt al en zal Indiaantje met je spelen." Dat k-kan u niet, opa.... u b-bent al ge scalpeerd!"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1922 | | pagina 14