De verkiezingen in Engeland. Zaterdag 18 November 1922. 65ste Jaargang. No. 7132. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. Hel Geheim van Sldslone. JURGENS PLANTENBOTER VOEDZAAM HEERLUK VII. LORD ROBERT CECIL OVER ECONOMY AND UNITY. „Deze verkiezingen worden in de geheele wereld „met belangstelling gevolgd, maar vooral zal ieder, „waar ook in de wereld woonachtig, die de idealen „deelt omtrent de toekomst van den Volkerenbond, „welke ik daarvan koester, zich verheugen, indien „Lord Robert Cecil met groote meerderheid door het .kiesdistrict Hitchin. herkozen zal wezen." Aldus sprak een der heeren op het podium giste renavond op de drukbezochte kiezersvergadering te Kimpton, terwijl wij wachten op de komst van Lord Robert Cecil, den spreker-candidaat. Precies om 8 uur werd de vergadering geopend door den voorzitter van het Plaatselijk Comité. Het plaatseelijk comité te Kimpton ie Liberal, er is ech ter geen Liberale candidaat, wel een Labour-candi- claat, en de Liberale heeren steunen den Indepen- dent-Conservative Lord1 Robert Cecil. De voorzitter, een oude boer,moest den tijd een beetje aanvullen, want het was bekend geworden, dat Lord Robert over tijd zou zijn, daar hij elders sprak en door Labour heeren zou worden bestormd met vragen, waardoor hij pas later weg zou komen. De oude heer vertelde van het jaar 1863, hoe er toen ook verkiezingen geweest waren, die hij zich riog goed herinnerde. Hertfordshire, het graafschap vormde toen één kiesdistrict met 4 leden en het ging altijd zoo, dat er van de minderheid ook één inkwam n.1. degeen, die de meeste stemmen had. Ik moet daar nog eens precies naar informeeren, want het lijkt mij eene gelukkiger oplossing om minderheden te bevredigen dan de E. V. IliJ vertelde hoe er eigenlijk van geheimhouding geen sprake was, want iedereen vertelde op wien hij stemde en dat werd nog voor en in het stem bureau druk bepraat. Een der toen verkozenen was de heer Brand, die daarop Speaker (president) van het House of Com- mons werd en later in den adelstand verheven als Viscount Hampden. Hetwas de vader van onzen Lord Hampden, zei de voorz. Onmiddellijk brak er een oorverdoovend applaus en gejuich lo.s; wel een bewijs hoe populair Lord Hampden is. Na den voorzitter sprak een conservatief uit Hitchin. Het was een Londensche makelaar in ef fecten, die te Hitchin woonde. Hij sprak keurig en was aardig op de hoogte. Het is typeerend' voor En geland, hoe gedurende de verkiezingen allerlei lie den zich voor het goede doel tot politieke sprekers opwerpen en het goed doen. Niet altijd natuurlijk. Ik heb juist de verzuchtin gen van een candidaat gelezen en ik heb uit oude herinneringen met hem meegevoeld. De candidaat vertelde van allerlei akelige hin dernissen gedurende de campagne. Van een voor zitter, die zoo langdradig bij zijne, introductie van den candidaat was, dat het publiek onrustig begon te worden. Van den voorzitter, die zelf een soort po; litieke redo ging houden en het daarom voor den candidaat al bedierf. Van den voorzitter of inleider, die het nuttig en noodig vond den grappenmaker te spelen, waardoor de candidaat wel gedwongen was ook grappen te gaan vertellen, wilde hij de menschen niet in te groote somberheidsreactie bren gen. Van den voorzitter, die de vergadering ergerde, din gen zei, die prikkelden of verzet uitlokten, waardoor de candidaat zelf, alvorens tot zijne eigenlijke rede te komen, een kwartier lang moest spreken om de opgewonden gemoederen tot bedaren te brengen en geschikt voor het in zich opnemen van zijne ver klaringen. Van het lid der plaatselijke kiesvereeni- ging, die zich uit de 'actie terug, wilde trekken in dien de candidaat niet in gekleede jas kwam spre ken, een meubel, dat de candidaat als uit de mode zijnde, niet moer bezat, waarna het hem met heei veel moeite gelukte een soort compromis te sluiten voor het pan dj es jasje. Onze effectenmakelaar sprak goed1 en zette dui delijk en netjes het verschil tusschen den bolsje- wistischon Labo'urcandidaat Mackay en Lord* Ro bert Cecil uiteen. Zoowel de persoonlijke als de po- litieke tegenstelling werd duidelijk en correct be licht en viel treffend uit in het voordeel van Lord Robert en werd ook door de vergadering, met luid applaus gewaardeerd. Belangrijk was ook hetgeen deze spreker zeide V ov9r kpyd Hefcgri als vertegenwoordiger voor Zuid- Afrika ter Volkenbond vergadering in Genève. Hij vertelde hpe onlangs nog een Fransch gedele geerde had gezegd, op Lord Robert wijzende, daar gaat de man, die door den Volkerenbond den wereld vrede zal weten te scheppen. Wie is Lord Robert Cecil nu eigenlijk? Velen der lezeressen en lezers zullen zich nog de Markies van Salisbury, de oude Premier van Gropt-Britannië onder Koningin Victoria herinneren. De familienaam van den Markies is Cecil'. De oud ste zoon erft den titel, de oudste broeder van Lord Robert, is de Markies van Salisbury, die thans als President of the Council, lid van het Kabinet Bonar Law is. Maar terwijl Lord Salisbury een Diehard was, is Lord Robert Cecil veel gematigder. Hij is Independent Conservatief. Na den makelaar in effecten, sprak eerst een dame uit Kimpton een kort woord tot de vele aan wezige vrouwen, om, nu zij voor het eerst stemrecht mochten uitoefenen, daarvan ook te profiteeren, een winkelier uit Kimpton een liberaal, die er op wees dat hij veel lieden kende, die zich liberaal noem den maar cc n^'rvati.-I waren en lieden, die zich conservatief noemden maar in handel en wandel li beraal deden. Tot die laatsten behoorden de Lord Robert Cecil en de Lord Hampden, twee mannen uit het graafschap Hertford1, waar het graafschap trotsch op was. Daverende toejuichingen. Ik moet nog even op Lord Robert terug komen. De titel Lord hebben Robert en zijne andere broe ders, Lord Hugh Cecil en Lord William, de bisschop van Ex eten als hoffelijkheidstitel gekregen, zij zijn geen Baron. Viscount, Count of Markies, dus feite lijk geen Lord. Zij zijn ook geen Peer, geen lid van het Hoogerhuis, maar uit eerbied voor hetgeen de oude Markies gedaan heeft, kregen zijn zoons den persoonlijken titel Lord. De Cecils is een goed geslacht, het zijn goede, be kwame en eerbiedwaardige menschen, werkelijk een sieraad "voor den Britschen.adel. Onze liberale winkelier, die aan het woord ge komen was om den tijd aan te vullen, begon later wat men in Holland noemt „te zwammen", en ik dacht juist aan dé ontboezemingen van den ge- plaagden candidaat, toen wij op straat gejuich hoor den en precies op het goede oogenblik, toen de ver gadering rumoerig begon te worden, kwam de can didaat Lord Robert Cecil zelf binnen, met achter hem Lord Hampden. De laatste zocht een plaatajo bij ons, maar werd op het podium verzocht en is daar blijven zitten met die keurige onverschilligheid, die den aristocraat teekenden, want hij, de am bachtsheer van Kimpton, wilde vooral niet, dat iets de aandacht en glorie van Lord Robert Cecil zou afleider- Lord Robert is in werkelijkheid knapper van uiterlijk dan op de portretten. Hij heeft een aristo cratisch voorkomen, maar daar zijne trekken nogal geaccentueerd zijn, neigen zij op een portret of tee- kening lichtelijk naar den carricatuur. Lord Robert is niet een groot redenaar, daarvoor komt hij soms te moeilijk uit zijn woorden, stottert soms bijna, herhaalt te veel: now, now, now, in snel tempo die woordjes, zoodat hij; het wellicht wel 4 keer achter elkaar zegt, maar hij heeft een prettige klankvolle stem, en het is prettig om naar hem te luisteren. Hij gesticuleert nogal vrij druk en is heelemaal geen „stijve Engelschman". s Lord Robert maakte dadelijk een begin en sprak zijn excuses uit voor zijn laatkomen. „Heckiers", vragenstellen der tegenpartij dus, hadden hem zoodanig bestookt, dat hij gemeend I had niet de gelegenheid te mogen laten voorbijgaan om die vragenstellers, allemaal Labour-men, met den tegencandidaat incluis, eens goed de waarheid j te zeggen omtrent zijn en hun program en, zei Lord Robert, ik geloof, dat z© genoeg gehad hebben voor vanavond en mij belaas niet de gelegenheid geven het, hier nog eens dunnetjes over te doen, De principes, die ik in dezen verkiezingsstrijd naar voren breng, zei Lord Robert, zijn: Economy en Unity: Zuinigheid en Eenheid. Zuinigheid in de Staatshuishouding was dringend noodig, vooral omdat- er zaken waren, waaraan men niet mocht tornen, nl. aan de betaling van ren te en aflossingen der aangegane schulden en ahn de betaling der pensioenen. Dat waren.verplichtingen, die het land op zich ge nomen had en die het moest nakomen uit een gewe ten van eer en van vertrouwen. Op vertrouwen berust het crediet van een land. Van een land niet alleen. In de geheele maatschap pij was de waarde van vertrouwen en crediet niet te onderschatten. Negentiende der finantieele transacties berusten op crediet, slechts éen tiende wordt jantje contantje in geld betaald. Maar er waren andere zaken waar Engeland wel op "zou kunnen bezuinigen, mits in overeenstemming met do andere mogendheden, dat was op marine en vloot. Lord Robert meende niet aan Engeland te mogen aanraden: geeft gij het voorbeeld, ontwa pen! Want de wereld zou dat wellicht op drastische manier beantwoorden. Maar wel meende hiji, dat Engeland moest mede- werken aan hei denkbeeld om te geraken tot algé- meene beperking en ontwapening. Lord Robért vertelde, dat 3/4 der Britsche uitga ven worden besteed aan huidige bewapening en ge- van Iégs-r en vloot. kosten veroorzaakt door vroegere oorlogen. Vroegere oorlogen en gereed zijn voor nieuwen strijd is 3/4 van het belastingbiljet. Wanneer men die 3/4 eens niet had te betalen, hoeveel gelukkiger j zou men in Engeland kunnen zijn. Industrie, han del, scheepvaart zouden toenemen, werkloosheid zou verminderen, hooge rechten zouden kunnen j verdwijnen, met minder loon zou de arbeider geluk- kiger zijn. Er zou bespaard kunnen worden op tallooze depar-1 tementen. Hij zou er niet voor zijn te sparen op i volksontwikkeling, op onderwijs, want hij meende dat dit verkeerde zuinigheid zou zijn, omdat in volksontwikkeling hersenkapitaal voor de natie ge kweekt wordt. Hij was tegen het programma der Labour Party, omdat die verkeerde zuinigheid preekten, een zui nigheid, die de wijsheid bedriegt. Hij wilde hier niet het geheele programma be spreken, maar er op wijzen, dat de heffing ineens over het kapitaal onuitvoerbaar zou zijn en zou be- teekenen het slachten van de hen, die de gouden eieren legt. Duizenden ambtenaren zouden weer aangesteld moeten worden om die heffingen te organiseeren en te innen. Hoe zou dat innen moeten gaan? Het geld zou losgemaakt moeten worden. Geld belegd in effecten, in huizen, in landerijen, in fabrieken, zou moeten worden gerealiseerd om de kapitaalshef fing te kunnen betalen. Het zou allemaal tegelijk op de markt komen. De koopman of fabrikant zou hypothecair of bankcrediet moeten opnemen om de heffing te kunnen betalen. Zij zouden allemaal tegelijk met hun verzoek bij banken en andere credietinstellingen komen. Het aanbod van huizen, van effecten, van lande rijen, van fabrieken zou overstelpend zijn. Allemaal verkoopers! Maar waar zouden de koopers zijn? De vraag naar hypotheek, naar crediet zou onge kend groot zijn. maar waar zou het geld wezen om de vraag te voldoen? Wat de nationalisatie betrof, vroeg. Lord Robert, of men nog niet genoeg had gehad aan de proefne mingen met spoorwegen en mijnen gedurende den oorlog, proefnemingen die 100 millioèn gekost had den. Nationalisatie van land. Hij begreep sedert het de bat van dezen avond, dat Labour al het land door den Staat wilde doen koopen. Daar zou den niet zoo dadelijk te becijferen mMlioenen mee gemoeid gaan. Het Rijk had die millioenen niet. Zou die moeten Jeenen, tegen 6 of 7 pet. Wat bracht land thans op? De eigenaar kreeg meestal 2 pet. en was al heel gelukkig als diij 3 pet. maakte. 5 of 4 pet. schade voor den Staat. Wie moest dat betalen? De belastingbetaler! Maar zou het land, dat aan deni Staat behoorde nog 2 pet. opbrengen? Lord Robert betwijfelde het. Want al die ambte naren, die zouden komen om te zeggen, wat geteeld zou moeten worden, dat stroeve staatshuishouden in landbouwzaken werkend, zou wel bedroevend weinig resultaat opleveren en slechts geld, veel geld aan ambtenaren en proeven, enz. vorderen, maar heel weinig oogst en geld binnen brengen. Ging do landarbeider daarmee vooruit? Lord Ro bert gaf toe, dat de toestand slecht was. De boer zei, dat hij geen hooger loon kon betalen, de landarbei- der, dat hij van het aangeboden loon niet kon leven. Lord Robert meende, dat de Regeering de landbouw crisis moest bestudeeren, goed en wel, ten einde met eene oplossing te Een der punten die opge* lost kan worden, was net ongehoorde feit, dat- tarwe bijna niet duurder was dan ni 1013 en het brood 70 pet. duurder. Dat was geen goede verhouding. Door eenheid, door samenwerking, zou men betere toestanden scheppen en hij wilde, indien verkozen, de tolk zijn der kiezers, om bij de Regeering die za ken aanhangig te maken. Het was noodig, dat Engeland naar eenheid streef de, zoowel in het binnen- als in het buitenland. De geheele wereld keek naar Groot-Britannië, om dat dit Rijk zooveel millioenen menschen, over de geheele aarde verdeeld, in zich vereenigde. Men hoopte in andere landen, die ook naar vrede, rust en arbeid hunkerden, op het initiatief van Bri- tannië, zooals, zei Lord Robert, men in den vreem de Engeland noemde, omdat men gaarne Engeland wilde volgen bij pogingen tot vrede, rust, arbeid en voorspoed te geraken. Engeland moest vooraan in daden van eenheid, zoowel in het Rijk zelf als daarbuiten. In het Rijk zelf zou het steeds gaarne de wenschen en wenken der kiezers volgen. Hij zou ook, ai was hij independent convervative, de^ huidige regeering steunen, zoolang deze een wijze poli tiek zou voeren. Eenheid buiten- het Rijk trachtte hij vooral door den Volkerenbond te bereiken. Nog was die instelling geen ideaal instituut. Het liet nog te wenschen over, maar in die 3 jaren, dat hij de vergaderingen bijwoonde, was reeds veel ten goede veranderd. De vertegenwoordigers der 40 aangesloten rijken hadden het dit jaar allen erkend, er kwam meer vertrouwen en meer eenheid in den Bond. Wat de Bond echter noodig had, was het, vertrouwen en de steun van de volkeren, van de individuen. Daarom prees Lord Robert de Vereenigingen van den Volkerenbond en hij meende met trots te mogen constateeren, dat er geen land was, waar het publiek zulk een belang stelde in den Volkerenbond als in Engeland. Hij verheugde zich dat Engeland in dat opzicht een voorbeeld gal Wat ib zijn vermogen lag, zou hij dus m Binnen- en Buitenlandsche politiek streven naar Bezuiniging en Eenheid. Na deze luid toegejuichte rede, die soms onderbroken werd door applaus of door een geroep van: „Wjes maar niet bang Mylord. ge wordt zeker herben", mochten er vragen gesteld worden. Eerst riep nog een oude werkman j Je moet Premier- Minister worden, Mylord I" De vragen gingen over goedkoop brood, over goed- koopere thee, koffie enz. Lord Robert beloofde niet alleen zelf de zaak te onderzoeken, maar ook bij de Regeering op een ernstig onderzoek aan te dringen. Feitelijk was dit het stereotiepe antwoord. De lui die vragen deden werden door hunne vrienden in de zaal, arbeiders, gehoond, maar Lord Robert vroeg dit na te laten, hetgeen gebeurde en gaf altijd keurig antwoord. Een oude boer vroeg of deze moeilijkheden met Turkije nu niet door de League of Nations had kun nen worden beslecht. Lord Robert legde uit, dat 'helaas de tijd nog niet gekomen scheen, dat zooiets gebeurde, maar hij had hoop, dat Frankrijk de pogingen van Engeland om door flink optreden den vvrede te bewaren, zo- usteunen en dat later of liever binnenkort de League of Nations een geheel andere positie zou hebben dan thans en alle naties zou vertegenwoordigen en populair zou wezen met den daadwerkelijken steun van alle volkeren, van de individuen zelf achter zich. Daartoe krachtig mede te werken, beloofde hij en hij deed een beroep op de aan wezigen om hem te vertrouwen en op hem te stemmen. Dit verzoek van den candidaat zelf om op hem te stemmen, doet een Hollander, die zelf meermalen candi daat is geweest en nimmer om een steun zou hebben willen vragen, raar aan. 1 Andere landen, andere zeden. Zoo schijnt het huren van auto's niet geoorloofd te zijn. Eigenaren mogen gratis hunne wagens ter be schikking stellen, maar huurwagens mogen niet meedoen. Nadat Lord Robert mei algemeene stemmen op één na, tot candidaat geproclameerd was, werd de vergade ring met dé gebruikelijke plichtplegingen gesloten. We spraken nog wat met Lord Robert Cecil en Lord Hampden, die beiden moe waren, met onze vrienden en kennissen gingen zeer voldaan huiswaarts. Ik stak ook met groot genoegen mijn hand op, toen het om de resolutie ging, om Lord Robert tot candidaat Vrij naar het Engelsch bewerkt «L FHED. C. BRENT. 3. Het onophoudelijk geschuifel werd ondragelijk om aan te hooren. Barman greep een wandelstok, en klopte daarmee driemaal stevig tegen den zolder aan. Het kloppen werd beantwoord. Er scheen een soort afspraak te bestaan, een soort code met kloppen, clie de bewoner van de bovenverdieping kende. Bar man klopte nogmaals, doch dezen keer zachtjes. De stappen hielden een oogenblik stil, doch klonken toen weer. Een deur werd geopend en weer gesloten. Iemand liep de gang in. Barman luisterde scherp toe; hij glimlachte, stond vlug op, en zette een dik- buikigen koperen ketel op het vuur. De schuifelende voetstappen klonken thans op de trap, en kwamen nader. Barman schudde het hoofd, als hij hoorde hoe zwak en onzeker ze waren. Hij haalde twee groote glazen te voorschijn, een zakje suiker, en twee groote goudgele citroenen netjes in vloeitjes ge wikkeld. Een flesch met een verdacht uitziende vloeistof gevuld werd er naast geplaatst, toen de deur geopend werd, en een schamele figuur binnen trad. „Op mijn woord Mattew!' riep Barman vroolijk uit. „Het was zoo vervelend om hier zoo alleen te zit ten, dat ik, toen ik je boven hoorde loopen, maar be sloot om je naar beneden te roepen, en je hier te houden tot Henderson terugkomt". „Tracht uw vriendelijkheid voor mij niet zoo te bemantelen. Ik ben bang dat mijn gehoest u gehin derd heeft. Het hindert mij maar al te dikwijls", zei- de de Niemendal met bevende stem. „Neem een stoel en maak het je gemakkelijk", zei- de Barman gastvrij. „Ik zal een „slaapmuts" voor je klaar maken, waar je van omvalt!" De Niemendal ging zitten en hield zijn magere, bevende handen naar het vuur uitgestrekt. Zijn ma- gor lichaam, scheen weg te slinken in de plooien van zijne slóchtpassende plunje, en eenige dunne lokken rood haar vielen van onder den breeden rand van zijn, slappen vilten hoed weg. „Heb ik je niet verboden", zeide Barman half schertsend, half ernstig, „om zoo den heelen nacht door je kamer op en neer te loopen? Wel man, je had al lang moeten slapen, dat is goed voor je. Je maakt jezelf nog veel zieker op die manier". „Wat kan mij dat schelen. Ik heb u toch al zoo lang gezegd-dat het leven mij een last is. Laat de dood mij! maar verlossen. Hoe eerder hoe liever". „Zoo mag je niet spreken", zeide Barman, den dikbuikigen ketel van het vuur nemend. „Ik wed dat je in de laatste vier en twintig uur nog geen mond vol gegeten hebt. Ik heb opgemerkt, dat als je je onrustbuien krijgt, je nog geen oogenblik rust neemt om te eten, lang genoeg om een vlieg te voe den laat staan een man". „Neen", zeide Bane met een ziekelijken glimlach". „Soms denk ik wel, dat als het niet was voor 'uw liefderijke belangstelling in mij, ik, wel nooit meer iets zou willen eten". Barman was bezig de citroenen uit te persen. Hij ruimde de tafel af, en het sap in de glazen gietend, maakte hij met groote vaardigheid een uitstekende punch klaar. Hij haalde uit een kast in de andere kanher wat koud vléesch en wat brood te voorschijn en een stukje oude kaas. „Komaan vriend", zeide hij eenvoudig en harte lijk, „kom hier, bij de tafel zitten, en breng jezelf eens op andere gedachten met zoo'n glas groc. Het is niet sterk, want ik heb een afschuw van dronke manspartijen, het is eenvoudig citroen met warm water en suiker en een scheutje cognac erdoor. Ik heb het recept van een ouden dokter, en die zei, dat niets zoo goed was, om treurige gedachten te ver drijven". Bane schoof naar de tafel toe, en slurpte lang zaam uit het glas heeten groc, dat Barman naar hem toegeschoven had. Zijn manieren waren schuw en angstig. „Heb je wat te doen op het oogenblik?" vroeg Barman, zijn eigen glas vullend. „Eigenlijk niet", antwoordde Bane, naar het vuur terugkeerend. „Ik wou dat het waar was". „Wij hebben morgen wat copieerwerk voor je als je je goed genoeg voelt." „Ik zal heel blij zijn met werk", antwoordde Bane snel. „Ofschoon mijn gezondheid geknakt is, voel ik me veel gelukkiger als ik een kleinigheid omhanden j heb". j „Hoe komt het toch, dat je altijd zoo in eenzaam- jheid leeft, Bane?" I „Dat weet u, mijnheer. Vrienden of verwanten heb ik niet. En ik verlang het ook niet anders. Ik wil alleen leven en alleen sterven". VQORÜEELIG te proclameeren. Zoo ,oo iemand is een sieraad, een zegen in de wereld. Hij wordt ook zeker weer verkozen. De bolsjewist krijet wat men noemt, geen been aan den grond. Dit vertelde mij ook een herbergier, die niet ver van ons af woont Hij woont op de grens van twee dorpen, de eene helft van zijn huis staat in het eene, de andere helft in I het andere dorp. Hij betaalt in twee dorpen belastingen en heeft twee stemmen. Hij stemt voor het eene dorp op Davidson en voor het andere op Lord Robert Cecil. Wanneer Labour nog .het ouderwetsche Labour ge weest was, dan zou hij Labour gestemd hebben. Dat socialisten, communisten en bolsjewisten zich onder den dekmantel Labour verbergen, ergerde den ouden heer en daarom stemde hij niet op Labour' maar op de conservatieven, die tenminste eerlijk kleur beken- .j den. Dat typeert weer het Engelsche kiezersvolk. Men verwacht dan ook een nederlaag voor Labour. Er valt niets van te zeggen. Winston Churchill, de bekende Minister uit het Kabi- net-Lloyd George, is na een blinde darm-operatie nog Hij schoof nog iets van de tafel terug, en zat daar als een hoopje schunnige lompen bibberend: in een donker hoekje bij het vuur. Barman zuchtte. Zoo ooit iemand hem gevraagd had, waarom hij toch zoo vriendelijk en goedhartig voor den armen man was, hij zou geen enkele re den hebben kunnen opgeveru Nooit beloonde de Nie mendal zijn goedheid met vertrouwelijkheid. Altijd bleef hij even terughoudend en schuw. Toch ging Barman .door met hem' zooveel -mogelijk te steunèn. Het was voor hem'voldoende, dat er een medemensch bestond die zijn hulp noodig had. „U sprak daar van copieerwerk", zeide Bane van uit zijn donkeren hoek. „Is het werk, dat ik in mijn eigen- kamer kan doen?" „Ik denk van niet", antwoordde Barman. „Wat ik bedoel is het overschrijven van eenige documenten betreffende de nalatenschap van Eldstone". is Eldstone dood?" De hand van den verworpeling beefde zichtbaar toen hij ze uitstrekte, om het glas weer op de tafel te zetten. „Hij is dood. Hij stierf hedenavond om ongeveer tien uur. Mijn compagnon kwam net van hem van daan." Het hoofd van den Niemendal was op zijn borst gezonken, en hij beefde van het hoofd tot de voeten, als van hevige onderdrukte emotie. „Hij stierf zonder zijn testament te teekenen, zoo dat de geheele erfenis nu aan zijn kleinkind komt. Tenminste als we haar vinden kunnen. Het is een verbazend fortuin om zoo ineens te erven." De Niemendal stond plotseling op en schuifelde naar de deur. „Ja", mompelde hij. „Een enorm for tuin, maar mijns inziens komt het te laat". „Dat hangt ervan af", zeide Barman opgeruimd. „Als beheerderes van de landgoederen, moeten wij haar in ieder geval zien op te zoeken, en dan zul len we wel hooren of ze vindt, dat het te laat komt of niet. Volgens mijn inzicht zal ze in de wolken zijn."1 „Neen!" riep de Niemendal, die de hand van den advocaat gegrepen had, en met hevige ontroering sprekend. „In 's Hemels naam tracht haar niet op te sporen!" „Het is mijn plicht." „Plicht!" riep Bane, de hand loslatende, en de deur uitschuifelende. „U spreekt van plicht, en God moge u vergeven, mijnheer Barman; maar ik had gedacht dat u een goedhartig man was." Mr. Barman staarde in sprakelooze verbazing de schamele figuur na, die de trap met moeite be steeg. Het was de eerste keer dat Bane eenige ont roering getoond had. „Voorouders gevraagd." Den volgenden morgen, toen Mr. Barman in zijn kantoorstoel zat, bezig met het nalezen van eenige gewichtige documenten, kwam iemand buiten op zijn deur een roffel trommelen. Mr. Barman had niet zooals gewoonlijk een goede bui, en deze stoornis beviel hem in het geheel niet. Hij wist dat degene, die stond tè kloppen, een jonge vriend van hem was, de zoon van een rijk bankier, dien hij in zijn kinderjaren had laten paardje rij den op zijn knieën, en in zijne schooljaren met zijne lessen had geholpen, en ook nu nog met raad en daad terzijde stond. Openhartig, knap van uiterlijk en goedig van karakter*als Teddy Franklin was, had hij' altijd' een goeden en oprechten vriend gehad aan den ouden, slimmen advocaat. En ofschoon Mr. Barman van Teddy hield!, alsof het zijn eigen zoon was, waren er toch wel eens tijden dat hij' hem liever niet dan wel zag, en zoo'n oogenblik was het ook nu. .„Ouwe beer", riep een frissche jongensstem, „bent u binnen! Ik moet u noodzakelijk spreken". Barman opende knorrig de deur. „Kom dan maar, als het zoo verschikkelijk noo dig is", zeide hij een weinig kort, „maar blijf daar niet staan trommelen. Je brengt het heele huis op stelten." Een jonge man, met heldere blauwe oogen, en een aantrekkelijk gezicht trad binnen, en liet zich in een gemakkelijken stoel vallen, met een luchtigheid en gemakkelijkheid in zijne manieren, die duidelijk aantoonden, dat hij door de fortuin verwend was. „Nou ga ik je iets kolossaals vertellen", zeide hij. „Goed, maar maak een beetje voort, want ik heb veel te werken vanmorgen, en de firma Henderson en Barman moet werken om-haar kost te verdienen, en die heeft geen rijken vader waar ze naar toe kan gaan als ze slecht bij kas is". „Ja, dat is waar". „En geld is iets heel noodzakelijks". „In sommige gevallen wel."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1922 | | pagina 5