De verkiezingen in Engeland.
Zaterdag 18 November 1922.
65ste Jaargang. No. 7132.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
Hel Geheim van Sldslone.
JURGENS
PLANTENBOTER
VOEDZAAM
HEERLUK
VII.
LORD ROBERT CECIL OVER ECONOMY
AND UNITY.
„Deze verkiezingen worden in de geheele wereld
„met belangstelling gevolgd, maar vooral zal ieder,
„waar ook in de wereld woonachtig, die de idealen
„deelt omtrent de toekomst van den Volkerenbond,
„welke ik daarvan koester, zich verheugen, indien
„Lord Robert Cecil met groote meerderheid door het
.kiesdistrict Hitchin. herkozen zal wezen."
Aldus sprak een der heeren op het podium giste
renavond op de drukbezochte kiezersvergadering te
Kimpton, terwijl wij wachten op de komst van Lord
Robert Cecil, den spreker-candidaat.
Precies om 8 uur werd de vergadering geopend
door den voorzitter van het Plaatselijk Comité. Het
plaatseelijk comité te Kimpton ie Liberal, er is ech
ter geen Liberale candidaat, wel een Labour-candi-
claat, en de Liberale heeren steunen den Indepen-
dent-Conservative Lord1 Robert Cecil.
De voorzitter, een oude boer,moest den tijd een
beetje aanvullen, want het was bekend geworden,
dat Lord Robert over tijd zou zijn, daar hij elders
sprak en door Labour heeren zou worden bestormd
met vragen, waardoor hij pas later weg zou komen.
De oude heer vertelde van het jaar 1863, hoe er
toen ook verkiezingen geweest waren, die hij zich
riog goed herinnerde.
Hertfordshire, het graafschap vormde toen één
kiesdistrict met 4 leden en het ging altijd zoo, dat
er van de minderheid ook één inkwam n.1. degeen,
die de meeste stemmen had.
Ik moet daar nog eens precies naar informeeren,
want het lijkt mij eene gelukkiger oplossing om
minderheden te bevredigen dan de E. V.
IliJ vertelde hoe er eigenlijk van geheimhouding
geen sprake was, want iedereen vertelde op wien
hij stemde en dat werd nog voor en in het stem
bureau druk bepraat.
Een der toen verkozenen was de heer Brand, die
daarop Speaker (president) van het House of Com-
mons werd en later in den adelstand verheven als
Viscount Hampden. Hetwas de vader van onzen
Lord Hampden, zei de voorz. Onmiddellijk brak er
een oorverdoovend applaus en gejuich lo.s; wel een
bewijs hoe populair Lord Hampden is.
Na den voorzitter sprak een conservatief uit
Hitchin. Het was een Londensche makelaar in ef
fecten, die te Hitchin woonde. Hij sprak keurig en
was aardig op de hoogte. Het is typeerend' voor En
geland, hoe gedurende de verkiezingen allerlei lie
den zich voor het goede doel tot politieke sprekers
opwerpen en het goed doen.
Niet altijd natuurlijk. Ik heb juist de verzuchtin
gen van een candidaat gelezen en ik heb uit oude
herinneringen met hem meegevoeld.
De candidaat vertelde van allerlei akelige hin
dernissen gedurende de campagne. Van een voor
zitter, die zoo langdradig bij zijne, introductie van
den candidaat was, dat het publiek onrustig begon
te worden. Van den voorzitter, die zelf een soort po;
litieke redo ging houden en het daarom voor den
candidaat al bedierf. Van den voorzitter of inleider,
die het nuttig en noodig vond den grappenmaker
te spelen, waardoor de candidaat wel gedwongen
was ook grappen te gaan vertellen, wilde hij de
menschen niet in te groote somberheidsreactie bren
gen.
Van den voorzitter, die de vergadering ergerde, din
gen zei, die prikkelden of verzet uitlokten, waardoor
de candidaat zelf, alvorens tot zijne eigenlijke rede
te komen, een kwartier lang moest spreken om de
opgewonden gemoederen tot bedaren te brengen en
geschikt voor het in zich opnemen van zijne ver
klaringen. Van het lid der plaatselijke kiesvereeni-
ging, die zich uit de 'actie terug, wilde trekken in
dien de candidaat niet in gekleede jas kwam spre
ken, een meubel, dat de candidaat als uit de mode
zijnde, niet moer bezat, waarna het hem met heei
veel moeite gelukte een soort compromis te sluiten
voor het pan dj es jasje.
Onze effectenmakelaar sprak goed1 en zette dui
delijk en netjes het verschil tusschen den bolsje-
wistischon Labo'urcandidaat Mackay en Lord* Ro
bert Cecil uiteen. Zoowel de persoonlijke als de po-
litieke tegenstelling werd duidelijk en correct be
licht en viel treffend uit in het voordeel van Lord
Robert en werd ook door de vergadering, met luid
applaus gewaardeerd.
Belangrijk was ook hetgeen deze spreker zeide
V
ov9r kpyd Hefcgri als vertegenwoordiger voor Zuid-
Afrika ter Volkenbond vergadering in Genève.
Hij vertelde hpe onlangs nog een Fransch gedele
geerde had gezegd, op Lord Robert wijzende, daar
gaat de man, die door den Volkerenbond den wereld
vrede zal weten te scheppen.
Wie is Lord Robert Cecil nu eigenlijk? Velen
der lezeressen en lezers zullen zich nog de Markies
van Salisbury, de oude Premier van Gropt-Britannië
onder Koningin Victoria herinneren.
De familienaam van den Markies is Cecil'. De oud
ste zoon erft den titel, de oudste broeder van Lord
Robert, is de Markies van Salisbury, die thans als
President of the Council, lid van het Kabinet Bonar
Law is. Maar terwijl Lord Salisbury een Diehard
was, is Lord Robert Cecil veel gematigder. Hij is
Independent Conservatief.
Na den makelaar in effecten, sprak eerst een dame
uit Kimpton een kort woord tot de vele aan
wezige vrouwen, om, nu zij voor het eerst stemrecht
mochten uitoefenen, daarvan ook te profiteeren, een
winkelier uit Kimpton een liberaal, die er op wees
dat hij veel lieden kende, die zich liberaal noem
den maar cc n^'rvati.-I waren en lieden, die zich
conservatief noemden maar in handel en wandel li
beraal deden. Tot die laatsten behoorden de Lord
Robert Cecil en de Lord Hampden, twee mannen
uit het graafschap Hertford1, waar het graafschap
trotsch op was. Daverende toejuichingen.
Ik moet nog even op Lord Robert terug komen.
De titel Lord hebben Robert en zijne andere broe
ders, Lord Hugh Cecil en Lord William, de bisschop
van Ex eten als hoffelijkheidstitel gekregen, zij zijn
geen Baron. Viscount, Count of Markies, dus feite
lijk geen Lord. Zij zijn ook geen Peer, geen lid van
het Hoogerhuis, maar uit eerbied voor hetgeen de
oude Markies gedaan heeft, kregen zijn zoons den
persoonlijken titel Lord.
De Cecils is een goed geslacht, het zijn goede, be
kwame en eerbiedwaardige menschen, werkelijk een
sieraad "voor den Britschen.adel.
Onze liberale winkelier, die aan het woord ge
komen was om den tijd aan te vullen, begon later
wat men in Holland noemt „te zwammen", en ik
dacht juist aan dé ontboezemingen van den ge-
plaagden candidaat, toen wij op straat gejuich hoor
den en precies op het goede oogenblik, toen de ver
gadering rumoerig begon te worden, kwam de can
didaat Lord Robert Cecil zelf binnen, met achter
hem Lord Hampden. De laatste zocht een plaatajo
bij ons, maar werd op het podium verzocht en is
daar blijven zitten met die keurige onverschilligheid,
die den aristocraat teekenden, want hij, de am
bachtsheer van Kimpton, wilde vooral niet, dat iets
de aandacht en glorie van Lord Robert Cecil zou
afleider-
Lord Robert is in werkelijkheid knapper van
uiterlijk dan op de portretten. Hij heeft een aristo
cratisch voorkomen, maar daar zijne trekken nogal
geaccentueerd zijn, neigen zij op een portret of tee-
kening lichtelijk naar den carricatuur.
Lord Robert is niet een groot redenaar, daarvoor
komt hij soms te moeilijk uit zijn woorden, stottert
soms bijna, herhaalt te veel: now, now, now, in snel
tempo die woordjes, zoodat hij; het wellicht wel 4
keer achter elkaar zegt, maar hij heeft een prettige
klankvolle stem, en het is prettig om naar hem te
luisteren.
Hij gesticuleert nogal vrij druk en is heelemaal
geen „stijve Engelschman". s
Lord Robert maakte dadelijk een begin en sprak
zijn excuses uit voor zijn laatkomen.
„Heckiers", vragenstellen der tegenpartij dus,
hadden hem zoodanig bestookt, dat hij gemeend
I had niet de gelegenheid te mogen laten voorbijgaan
om die vragenstellers, allemaal Labour-men, met
den tegencandidaat incluis, eens goed de waarheid
j te zeggen omtrent zijn en hun program en, zei Lord
Robert, ik geloof, dat z© genoeg gehad hebben voor
vanavond en mij belaas niet de gelegenheid geven
het, hier nog eens dunnetjes over te doen,
De principes, die ik in dezen verkiezingsstrijd
naar voren breng, zei Lord Robert, zijn: Economy
en Unity: Zuinigheid en Eenheid.
Zuinigheid in de Staatshuishouding was dringend
noodig, vooral omdat- er zaken waren, waaraan
men niet mocht tornen, nl. aan de betaling van ren
te en aflossingen der aangegane schulden en ahn
de betaling der pensioenen.
Dat waren.verplichtingen, die het land op zich ge
nomen had en die het moest nakomen uit een gewe
ten van eer en van vertrouwen.
Op vertrouwen berust het crediet van een land.
Van een land niet alleen. In de geheele maatschap
pij was de waarde van vertrouwen en crediet niet
te onderschatten.
Negentiende der finantieele transacties berusten
op crediet, slechts éen tiende wordt jantje contantje
in geld betaald.
Maar er waren andere zaken waar Engeland wel
op "zou kunnen bezuinigen, mits in overeenstemming
met do andere mogendheden, dat was op marine en
vloot. Lord Robert meende niet aan Engeland te
mogen aanraden: geeft gij het voorbeeld, ontwa
pen!
Want de wereld zou dat wellicht op drastische
manier beantwoorden.
Maar wel meende hiji, dat Engeland moest mede-
werken aan hei denkbeeld om te geraken tot algé-
meene beperking en ontwapening.
Lord Robért vertelde, dat 3/4 der Britsche uitga
ven worden besteed aan huidige bewapening en ge-
van Iégs-r en vloot. kosten
veroorzaakt door vroegere oorlogen.
Vroegere oorlogen en gereed zijn voor nieuwen
strijd is 3/4 van het belastingbiljet. Wanneer men
die 3/4 eens niet had te betalen, hoeveel gelukkiger j
zou men in Engeland kunnen zijn. Industrie, han
del, scheepvaart zouden toenemen, werkloosheid
zou verminderen, hooge rechten zouden kunnen j
verdwijnen, met minder loon zou de arbeider geluk-
kiger zijn.
Er zou bespaard kunnen worden op tallooze depar-1
tementen. Hij zou er niet voor zijn te sparen op i
volksontwikkeling, op onderwijs, want hij meende
dat dit verkeerde zuinigheid zou zijn, omdat in
volksontwikkeling hersenkapitaal voor de natie ge
kweekt wordt.
Hij was tegen het programma der Labour Party,
omdat die verkeerde zuinigheid preekten, een zui
nigheid, die de wijsheid bedriegt.
Hij wilde hier niet het geheele programma be
spreken, maar er op wijzen, dat de heffing ineens
over het kapitaal onuitvoerbaar zou zijn en zou be-
teekenen het slachten van de hen, die de gouden
eieren legt.
Duizenden ambtenaren zouden weer aangesteld
moeten worden om die heffingen te organiseeren
en te innen. Hoe zou dat innen moeten gaan? Het
geld zou losgemaakt moeten worden. Geld belegd
in effecten, in huizen, in landerijen, in fabrieken,
zou moeten worden gerealiseerd om de kapitaalshef
fing te kunnen betalen. Het zou allemaal tegelijk
op de markt komen. De koopman of fabrikant zou
hypothecair of bankcrediet moeten opnemen om de
heffing te kunnen betalen.
Zij zouden allemaal tegelijk met hun verzoek bij
banken en andere credietinstellingen komen.
Het aanbod van huizen, van effecten, van lande
rijen, van fabrieken zou overstelpend zijn. Allemaal
verkoopers! Maar waar zouden de koopers zijn?
De vraag naar hypotheek, naar crediet zou onge
kend groot zijn. maar waar zou het geld wezen om
de vraag te voldoen?
Wat de nationalisatie betrof, vroeg. Lord Robert,
of men nog niet genoeg had gehad aan de proefne
mingen met spoorwegen en mijnen gedurende den
oorlog, proefnemingen die 100 millioèn gekost had
den.
Nationalisatie van land. Hij begreep sedert het de
bat van dezen avond, dat Labour al het
land door den Staat wilde doen koopen. Daar zou
den niet zoo dadelijk te becijferen mMlioenen mee
gemoeid gaan. Het Rijk had die millioenen niet.
Zou die moeten Jeenen, tegen 6 of 7 pet.
Wat bracht land thans op?
De eigenaar kreeg meestal 2 pet. en was al heel
gelukkig als diij 3 pet. maakte.
5 of 4 pet. schade voor den Staat. Wie moest dat
betalen? De belastingbetaler!
Maar zou het land, dat aan deni Staat behoorde
nog 2 pet. opbrengen?
Lord Robert betwijfelde het. Want al die ambte
naren, die zouden komen om te zeggen, wat geteeld
zou moeten worden, dat stroeve staatshuishouden in
landbouwzaken werkend, zou wel bedroevend weinig
resultaat opleveren en slechts geld, veel geld aan
ambtenaren en proeven, enz. vorderen, maar heel
weinig oogst en geld binnen brengen.
Ging do landarbeider daarmee vooruit? Lord Ro
bert gaf toe, dat de toestand slecht was. De boer zei,
dat hij geen hooger loon kon betalen, de landarbei-
der, dat hij van het aangeboden loon niet kon leven.
Lord Robert meende, dat de Regeering de landbouw
crisis moest bestudeeren, goed en wel, ten einde met
eene oplossing te Een der punten die opge*
lost kan worden, was net ongehoorde feit, dat- tarwe
bijna niet duurder was dan ni 1013 en het brood 70
pet. duurder. Dat was geen goede verhouding.
Door eenheid, door samenwerking, zou men betere
toestanden scheppen en hij wilde, indien verkozen,
de tolk zijn der kiezers, om bij de Regeering die za
ken aanhangig te maken.
Het was noodig, dat Engeland naar eenheid streef
de, zoowel in het binnen- als in het buitenland.
De geheele wereld keek naar Groot-Britannië, om
dat dit Rijk zooveel millioenen menschen, over de
geheele aarde verdeeld, in zich vereenigde.
Men hoopte in andere landen, die ook naar vrede,
rust en arbeid hunkerden, op het initiatief van Bri-
tannië, zooals, zei Lord Robert, men in den vreem
de Engeland noemde, omdat men gaarne Engeland
wilde volgen bij pogingen tot vrede, rust, arbeid en
voorspoed te geraken.
Engeland moest vooraan in daden van eenheid, zoowel
in het Rijk zelf als daarbuiten.
In het Rijk zelf zou het steeds gaarne de wenschen
en wenken der kiezers volgen.
Hij zou ook, ai was hij independent convervative, de^
huidige regeering steunen, zoolang deze een wijze poli
tiek zou voeren.
Eenheid buiten- het Rijk trachtte hij vooral door
den Volkerenbond te bereiken.
Nog was die instelling geen ideaal instituut. Het liet
nog te wenschen over, maar in die 3 jaren, dat hij
de vergaderingen bijwoonde, was reeds veel ten goede
veranderd. De vertegenwoordigers der 40 aangesloten
rijken hadden het dit jaar allen erkend, er kwam meer
vertrouwen en meer eenheid in den Bond.
Wat de Bond echter noodig had, was het, vertrouwen
en de steun van de volkeren, van de individuen.
Daarom prees Lord Robert de Vereenigingen van
den Volkerenbond en hij meende met trots te mogen
constateeren, dat er geen land was, waar het publiek zulk
een belang stelde in den Volkerenbond als in Engeland.
Hij verheugde zich dat Engeland in dat opzicht een
voorbeeld gal Wat ib zijn vermogen lag, zou hij dus
m Binnen- en Buitenlandsche politiek streven naar
Bezuiniging en Eenheid.
Na deze luid toegejuichte rede, die soms onderbroken
werd door applaus of door een geroep van: „Wjes
maar niet bang Mylord. ge wordt zeker herben",
mochten er vragen gesteld worden.
Eerst riep nog een oude werkman j Je moet Premier-
Minister worden, Mylord I"
De vragen gingen over goedkoop brood, over goed-
koopere thee, koffie enz. Lord Robert beloofde niet
alleen zelf de zaak te onderzoeken, maar ook bij de
Regeering op een ernstig onderzoek aan te dringen.
Feitelijk was dit het stereotiepe antwoord.
De lui die vragen deden werden door hunne vrienden
in de zaal, arbeiders, gehoond, maar Lord Robert
vroeg dit na te laten, hetgeen gebeurde en gaf altijd
keurig antwoord.
Een oude boer vroeg of deze moeilijkheden met
Turkije nu niet door de League of Nations had kun
nen worden beslecht.
Lord Robert legde uit, dat 'helaas de tijd nog niet
gekomen scheen, dat zooiets gebeurde, maar hij had
hoop, dat Frankrijk de pogingen van Engeland om door
flink optreden den vvrede te bewaren, zo- usteunen en
dat later of liever binnenkort de League of Nations
een geheel andere positie zou hebben dan thans en alle
naties zou vertegenwoordigen en populair zou wezen
met den daadwerkelijken steun van alle volkeren, van
de individuen zelf achter zich. Daartoe krachtig mede te
werken, beloofde hij en hij deed een beroep op de aan
wezigen om hem te vertrouwen en op hem te stemmen.
Dit verzoek van den candidaat zelf om op hem te
stemmen, doet een Hollander, die zelf meermalen candi
daat is geweest en nimmer om een steun zou hebben
willen vragen, raar aan. 1
Andere landen, andere zeden.
Zoo schijnt het huren van auto's niet geoorloofd te
zijn. Eigenaren mogen gratis hunne wagens ter be
schikking stellen, maar huurwagens mogen niet meedoen.
Nadat Lord Robert mei algemeene stemmen op één
na, tot candidaat geproclameerd was, werd de vergade
ring met dé gebruikelijke plichtplegingen gesloten. We
spraken nog wat met Lord Robert Cecil en Lord
Hampden, die beiden moe waren, met onze vrienden
en kennissen gingen zeer voldaan huiswaarts.
Ik stak ook met groot genoegen mijn hand op, toen
het om de resolutie ging, om Lord Robert tot candidaat
Vrij naar het Engelsch bewerkt «L FHED. C. BRENT.
3.
Het onophoudelijk geschuifel werd ondragelijk om
aan te hooren. Barman greep een wandelstok, en
klopte daarmee driemaal stevig tegen den zolder aan.
Het kloppen werd beantwoord. Er scheen een soort
afspraak te bestaan, een soort code met kloppen,
clie de bewoner van de bovenverdieping kende. Bar
man klopte nogmaals, doch dezen keer zachtjes. De
stappen hielden een oogenblik stil, doch klonken
toen weer. Een deur werd geopend en weer gesloten.
Iemand liep de gang in. Barman luisterde scherp
toe; hij glimlachte, stond vlug op, en zette een dik-
buikigen koperen ketel op het vuur. De schuifelende
voetstappen klonken thans op de trap, en kwamen
nader. Barman schudde het hoofd, als hij hoorde
hoe zwak en onzeker ze waren. Hij haalde twee
groote glazen te voorschijn, een zakje suiker, en
twee groote goudgele citroenen netjes in vloeitjes ge
wikkeld. Een flesch met een verdacht uitziende
vloeistof gevuld werd er naast geplaatst, toen de
deur geopend werd, en een schamele figuur binnen
trad.
„Op mijn woord Mattew!' riep Barman vroolijk
uit. „Het was zoo vervelend om hier zoo alleen te zit
ten, dat ik, toen ik je boven hoorde loopen, maar be
sloot om je naar beneden te roepen, en je hier te
houden tot Henderson terugkomt".
„Tracht uw vriendelijkheid voor mij niet zoo te
bemantelen. Ik ben bang dat mijn gehoest u gehin
derd heeft. Het hindert mij maar al te dikwijls", zei-
de de Niemendal met bevende stem.
„Neem een stoel en maak het je gemakkelijk", zei-
de Barman gastvrij. „Ik zal een „slaapmuts" voor
je klaar maken, waar je van omvalt!"
De Niemendal ging zitten en hield zijn magere,
bevende handen naar het vuur uitgestrekt. Zijn ma-
gor lichaam, scheen weg te slinken in de plooien van
zijne slóchtpassende plunje, en eenige dunne lokken
rood haar vielen van onder den breeden rand van
zijn, slappen vilten hoed weg.
„Heb ik je niet verboden", zeide Barman half
schertsend, half ernstig, „om zoo den heelen nacht
door je kamer op en neer te loopen? Wel man, je
had al lang moeten slapen, dat is goed voor je. Je
maakt jezelf nog veel zieker op die manier".
„Wat kan mij dat schelen. Ik heb u toch al zoo
lang gezegd-dat het leven mij een last is. Laat de
dood mij! maar verlossen. Hoe eerder hoe liever".
„Zoo mag je niet spreken", zeide Barman, den
dikbuikigen ketel van het vuur nemend. „Ik wed dat
je in de laatste vier en twintig uur nog geen mond
vol gegeten hebt. Ik heb opgemerkt, dat als je je
onrustbuien krijgt, je nog geen oogenblik rust
neemt om te eten, lang genoeg om een vlieg te voe
den laat staan een man".
„Neen", zeide Bane met een ziekelijken glimlach".
„Soms denk ik wel, dat als het niet was voor 'uw
liefderijke belangstelling in mij, ik, wel nooit meer
iets zou willen eten".
Barman was bezig de citroenen uit te persen. Hij
ruimde de tafel af, en het sap in de glazen gietend,
maakte hij met groote vaardigheid een uitstekende
punch klaar. Hij haalde uit een kast in de andere
kanher wat koud vléesch en wat brood te voorschijn
en een stukje oude kaas.
„Komaan vriend", zeide hij eenvoudig en harte
lijk, „kom hier, bij de tafel zitten, en breng jezelf
eens op andere gedachten met zoo'n glas groc. Het
is niet sterk, want ik heb een afschuw van dronke
manspartijen, het is eenvoudig citroen met warm
water en suiker en een scheutje cognac erdoor. Ik
heb het recept van een ouden dokter, en die zei, dat
niets zoo goed was, om treurige gedachten te ver
drijven".
Bane schoof naar de tafel toe, en slurpte lang
zaam uit het glas heeten groc, dat Barman naar hem
toegeschoven had. Zijn manieren waren schuw en
angstig.
„Heb je wat te doen op het oogenblik?" vroeg
Barman, zijn eigen glas vullend.
„Eigenlijk niet", antwoordde Bane, naar het vuur
terugkeerend. „Ik wou dat het waar was".
„Wij hebben morgen wat copieerwerk voor je als
je je goed genoeg voelt."
„Ik zal heel blij zijn met werk", antwoordde Bane
snel. „Ofschoon mijn gezondheid geknakt is, voel ik
me veel gelukkiger als ik een kleinigheid omhanden
j heb".
j „Hoe komt het toch, dat je altijd zoo in eenzaam-
jheid leeft, Bane?"
I „Dat weet u, mijnheer. Vrienden of verwanten
heb ik niet. En ik verlang het ook niet anders. Ik
wil alleen leven en alleen sterven".
VQORÜEELIG
te proclameeren.
Zoo
,oo iemand is een sieraad, een zegen in de wereld.
Hij wordt ook zeker weer verkozen.
De bolsjewist krijet wat men noemt, geen been aan
den grond. Dit vertelde mij ook een herbergier, die niet
ver van ons af woont
Hij woont op de grens van twee dorpen, de eene
helft van zijn huis staat in het eene, de andere helft in
I het andere dorp. Hij betaalt in twee dorpen belastingen
en heeft twee stemmen. Hij stemt voor het eene dorp
op Davidson en voor het andere op Lord Robert Cecil.
Wanneer Labour nog .het ouderwetsche Labour ge
weest was, dan zou hij Labour gestemd hebben.
Dat socialisten, communisten en bolsjewisten zich
onder den dekmantel Labour verbergen, ergerde den
ouden heer en daarom stemde hij niet op Labour' maar
op de conservatieven, die tenminste eerlijk kleur beken-
.j den.
Dat typeert weer het Engelsche kiezersvolk.
Men verwacht dan ook een nederlaag voor Labour.
Er valt niets van te zeggen.
Winston Churchill, de bekende Minister uit het Kabi-
net-Lloyd George, is na een blinde darm-operatie nog
Hij schoof nog iets van de tafel terug, en zat daar
als een hoopje schunnige lompen bibberend: in een
donker hoekje bij het vuur.
Barman zuchtte. Zoo ooit iemand hem gevraagd
had, waarom hij toch zoo vriendelijk en goedhartig
voor den armen man was, hij zou geen enkele re
den hebben kunnen opgeveru Nooit beloonde de Nie
mendal zijn goedheid met vertrouwelijkheid. Altijd
bleef hij even terughoudend en schuw. Toch ging
Barman .door met hem' zooveel -mogelijk te steunèn.
Het was voor hem'voldoende, dat er een medemensch
bestond die zijn hulp noodig had.
„U sprak daar van copieerwerk", zeide Bane van
uit zijn donkeren hoek. „Is het werk, dat ik in
mijn eigen- kamer kan doen?"
„Ik denk van niet", antwoordde Barman. „Wat ik
bedoel is het overschrijven van eenige documenten
betreffende de nalatenschap van Eldstone".
is Eldstone dood?"
De hand van den verworpeling beefde zichtbaar
toen hij ze uitstrekte, om het glas weer op de tafel
te zetten.
„Hij is dood. Hij stierf hedenavond om ongeveer
tien uur. Mijn compagnon kwam net van hem van
daan."
Het hoofd van den Niemendal was op zijn borst
gezonken, en hij beefde van het hoofd tot de voeten,
als van hevige onderdrukte emotie.
„Hij stierf zonder zijn testament te teekenen, zoo
dat de geheele erfenis nu aan zijn kleinkind komt.
Tenminste als we haar vinden kunnen. Het is een
verbazend fortuin om zoo ineens te erven."
De Niemendal stond plotseling op en schuifelde
naar de deur. „Ja", mompelde hij. „Een enorm for
tuin, maar mijns inziens komt het te laat".
„Dat hangt ervan af", zeide Barman opgeruimd.
„Als beheerderes van de landgoederen, moeten wij
haar in ieder geval zien op te zoeken, en dan zul
len we wel hooren of ze vindt, dat het te laat komt
of niet. Volgens mijn inzicht zal ze in de wolken
zijn."1
„Neen!" riep de Niemendal, die de hand van den
advocaat gegrepen had, en met hevige ontroering
sprekend. „In 's Hemels naam tracht haar niet op
te sporen!"
„Het is mijn plicht."
„Plicht!" riep Bane, de hand loslatende, en de
deur uitschuifelende. „U spreekt van plicht, en God
moge u vergeven, mijnheer Barman; maar ik had
gedacht dat u een goedhartig man was."
Mr. Barman staarde in sprakelooze verbazing de
schamele figuur na, die de trap met moeite be
steeg. Het was de eerste keer dat Bane eenige ont
roering getoond had.
„Voorouders gevraagd."
Den volgenden morgen, toen Mr. Barman in zijn
kantoorstoel zat, bezig met het nalezen van eenige
gewichtige documenten, kwam iemand buiten op zijn
deur een roffel trommelen.
Mr. Barman had niet zooals gewoonlijk een goede
bui, en deze stoornis beviel hem in het geheel niet.
Hij wist dat degene, die stond tè kloppen, een jonge
vriend van hem was, de zoon van een rijk bankier,
dien hij in zijn kinderjaren had laten paardje rij
den op zijn knieën, en in zijne schooljaren met zijne
lessen had geholpen, en ook nu nog met raad en
daad terzijde stond. Openhartig, knap van uiterlijk
en goedig van karakter*als Teddy Franklin was,
had hij' altijd' een goeden en oprechten vriend gehad
aan den ouden, slimmen advocaat. En ofschoon Mr.
Barman van Teddy hield!, alsof het zijn eigen zoon
was, waren er toch wel eens tijden dat hij' hem
liever niet dan wel zag, en zoo'n oogenblik was het
ook nu.
.„Ouwe beer", riep een frissche jongensstem, „bent
u binnen! Ik moet u noodzakelijk spreken".
Barman opende knorrig de deur.
„Kom dan maar, als het zoo verschikkelijk noo
dig is", zeide hij een weinig kort, „maar blijf daar
niet staan trommelen. Je brengt het heele huis op
stelten."
Een jonge man, met heldere blauwe oogen, en een
aantrekkelijk gezicht trad binnen, en liet zich in
een gemakkelijken stoel vallen, met een luchtigheid
en gemakkelijkheid in zijne manieren, die duidelijk
aantoonden, dat hij door de fortuin verwend was.
„Nou ga ik je iets kolossaals vertellen", zeide hij.
„Goed, maar maak een beetje voort, want ik heb
veel te werken vanmorgen, en de firma Henderson
en Barman moet werken om-haar kost te verdienen,
en die heeft geen rijken vader waar ze naar toe kan
gaan als ze slecht bij kas is".
„Ja, dat is waar".
„En geld is iets heel noodzakelijks".
„In sommige gevallen wel."