ROMMELKRUID.
De Kikvorschprins.
Even laehen.
Zij naderden elkander. O! hoe schoon was alles zeggen, wat ge gevoelt, maar wij zijn tot
Ada geworden; met welk eenen smaak was zij zwijgen gedoemd. (Hier zuchtte zij diep.)
gekleed; en hoe regt wellevend wist zij den
heuschen groet van den jonker te beantwoor-1 De Jonker. Gij zucht, schoone vriendin?
den! Waar is do wot, welke een gevoelig meisje
verbiedt, om met den vriend harer jeugd over
jonker!" sprak Hoogland, „heb de goedheid; de genoeens dor kindschheid te spreken? 0!
„een weinig met mijne zuster rond te wande
llen; ik heb hier iets bij Hoflaan, op de Ter-
„pen, te verrigten Regt bevallig, regt k F Es-
pagnole bood de jonker der schoone Agda zij
nen arm aan, et, ol hoe juist wist zij een ge
lijken tred met hem te houden! Neen! zulks
konden andere burgermeisjes zoo niet: deze
liepen nog veelal, oven als kinderen, hand aan
hand met hare geliefden.
„Lieve jonkerP begon Ada, „vergun mij, dat
„ik u ook nu weder met dusdanig hij voege! ijk
woord mag noemen: zóó noemde ik u, toen
„wij nog kinderen waren, ja zóó noemde ik u
„altoos, wanneer ik, staande mijne verwijde-
„ring, aan u dacht. Hoe aangenaam is het mij
„u in zulk eene bloeijende gezondheid weder te
„zien! Hoe schoon heeft zich uwe edele gestal
de ontwikkeld! In waarheid, uw geheel over-
„treft nog het verhevene denkbeeld, dat ik mij
dn mijne eenzaamheid van u vormde."
De Jonker. Dacht de vriendin mijner kindsch
heid, de beyallige Ada, dan nog dikwijls aan
mij?
het zijn zulke schoone, zorgeloozo
nimmer keeren dezelve terug.
Ada. En wanneer wij, bij derzei ver genot,
ook slechts de kunst van genieten verstonden.;
maar hoe snol gaan die jaren, onder gestadig
reikhalzen naar hoogere genoegens, voorbij!
Hoe spoedig is de tijd daar, waarin men het
hobbelpaard met een rijpaard en de kinderjurk
met een tunika verwisselt. Dan treden die zoo
genoemde hoogere genoegens, met nog onge
kende zorgen, hand aan hand te voorschijn.
Kinderlijke onbedachtzaamheid wordt, ja, ge
straft; maar hoe? vaak door een donker ge
laat, of wel op eene wijze, waarin steeds ouder
liefde doorstraalt; overijling wordt slechts door
©ogenblikkelijke teleurstellipg gevolgd, terwijl
onvoorzigtigheid ten hoogste eene buil in het
hoofd verwekt; maar dan, dan heeft onna
denkendheid soms zulke noodlottige gevolgen,
en overijling laat niet zelden eene vlek voor
het geheele leven achter; en wanneer 't schen
den van nu eerst gevorderde verpligtingen die
onrust verwekt, dat zij zelfs den balsem des
slaaps aan den lijder ontzegt, dan wcnscht men
vruchteloos de verbeuzelde kindschheid te
rug. Is het niet dus gelegen, mijn vriend?
De Jonker. (Zuchtende.) Ach ja, bevallige
vriendin! Maar hoe schoon is intusschen uw
denkvermogen ontwikkeld! Hoe juist weet gij
te redeneren! Toen wij nog kinderen waren,
luisterde ik reeds gaarne naar uwe zoete kout;
doch nu, nu voert dezelve mij geheel buiten
mij zeiven, Ach! waarom wü mijn noodlot mij
Ach, hoe wreed!
Wordt vervolgd.
Ada. Zulks wil flt niet ontveinzen. Menigma-
len, wanneer ik binnen de akelige kloostermu
ren. slapelooze nachten doorbragt, en mot mij
ne gedachten hierheen dwaalde, dan was het
altoos, de lieve goede jonker, welke mij onwil
lekeurig voor den geest kwam; dan klopte
mijn hart, bij de berinnering, hoe schuldeloos
en vrolijk wij dikwerf, als kinderen, met elkan
der speelden en rondhuppelden,; dan reikhals-
de ik naar het oogenblik, waarin wij deze onze I juist nu ik u weder bezit
kinderlijke overeenstemming in eene warme
vriendschap zonden verwisselen; dan (Hier
hield zij plotseling stil, en sloeg hare oogen be- I
schaam d neder.)
De Jonker. Ga voort, beminnelijke Ada! gij
wekt ook in mij zulke aangename herinnerin
gen op.
Ada. Laat mij zwijgen: het betaamt geen
meisje om al hare gewaarwordingen eenen In Zuid-Duitschland vereerde men een go-
jongcling te openbaren; dat voorregt behoort, din, die Frau Holle genoemd werd en die aan
bij uitsluiting, aan uwe kunne: gij, gij moogt de menschen vele gaven schonk, natuurlijk al
HOE HET VLAS OP AARDE KWAM.
leen aan hen, die waardig gekeurd worden
haar gaven te ontvangen. Daar iedereen dit
wist, werd Frau tfolle algemeen geëerd en ver
eerd. Blijkbaar werden vele menschen ook toen
reeds door sluwe berekening gedreven bij de
\ereering van hun goden en godinnen.
Frau Holle beheerschtehet weer. En als het
sneeuwde, zei men, dat zij haar bed schudde,
waardoor de voeren als vlokken naar beneden
dwarrelden. Regende het, dan was zij bezig
haar kieeren te vasschen. De witte wolken
stelden dan haar linnen kieeren voor, die te
bleeken lagen. Ep, lange grijze wolken aan den
hemel waren voor de menscheni een aanwijr-
ziug, dat Frau Holle aan 't spinnen was.
Een3 leefde er in Tyrol een schaapherder, die
eiken dag met zijn vee het gebergte m trok en
daar op de sappige Alpenweiden zijn schapen
liet grazen. Ondertusschen maakte hij zelf met
pijl en boog jacht op gemzen, die daar menig
vuldig leefden.
Toen hij eens oen gems achtervolgde, zag hij
het dier achter een rotsblok verdwijnen. Hij
had het dier reeds geruimen tij'd achtervolgd
en was ongemerkt hooger in het gebergte ge
komen. Achter het rotsblok ontdekte hij een
poort in een gletscher, maar de gems zag hij
niet. Hij ging door de poort en kwam in een
ruimte, die schitterde van al de prachtige ju-
woelen, waarmede de wandx en het gewelf
bezet waren. Te midden van die prachtige om
geving stond een beeldschoone vrouw met een
bouquet blauwe bloemen in de hand. Zij keek
den schaapherder glimlachend aan en toen de
ze van zijn eerste verbazing wat bekomen was,
hoorde hij haar zeggen, dat hij van al het
schoons iets mocht uitkiezen om mee te neinen
naar zijn woning in het dal.
De herder stond in tweestrijd wat hij zou kie
zen. Do schitterende juweelen in afwisselende
kleurenpracht maakten de keuzo wel moeilijk.
En bovendien werden zijn oogen telkens als 't
ware aangetrokken door de blauwe bloemen,
die de schoone vrouw, niemand minder dan de
godin Frau Holle, In haar hand droeg. Einde
lijk nam hij een besluit en vroeg, of hij het bou
quet bloemen mee mocht nemen.
Frau Holle reikte bem de bloemen over en
zei, dat hij een verstandige keuze gedaan had,
cn dat hij niet sterven zou. zoolang de bloe
men niet verwelkten. Bovendien gaf zij hom
zaad met de opdracht dit op zijn land uit i«
zaaien.
Plotseling was de schoone vrouw met do schit
terende grot verdwenen en onze herder stond
weer op de berghelling bij zijn grazende scha-
Jan ging met zijn zusje
Netjes hand in hand
Op een dag eens waudten
Naar Luilekkerland.
O, wat was H da&r heerlijk!
-Alles even fijn!
'n Brug van rosé "borstplaat,
*t Gras van marsepein.
Huizen en ook keiken
Waren van banket.
Fijn bestrooid met suiker
Als een ommelet
Tusscben kleine heuvel»
Bij een suikerboom.
Zag je zachtjes vloeien
Een limonadestroom.
v.u ücuiouvim oemen
Groeiden langs den rand.
Tc Ga gauw Jan eens vragen:
Waar is toch dat land? M. L.
(Een sprookje.)
Lang had Prins Edeïtrouw door *t boech ge
zworven, oan het kasteel te zoeken, waar Prin
ses Zonnestraal woonde bi| haar vader, koning
Rechtgeaard. I
Hij rustte uit bij een bron, terwijl zijn wak
kere dienaar Heinrich onder een boom lag. Sa
men praatten ze over de schoone Prinses, naar
wie Prins Edeïtrouw heen ging, en met wie
hij wilde trouwen. Dat had zijn vader zoo be
sloten.
Plotseling sprong luid kwakend een kikker
om Prins Edeïtrouw heen. „Leelijk beest, je
doet me schrikken", riep de Prins, terwijl hij
opsprong en een eind op zij ging. Maar do kik-
vorsch sprong den Prins achterna, totdat deze
het dier met zijn stok opzi) wierp! Toen stond
op <le plaats, waar zooeven nog het groene
dier zat, een oude heks, die haar kromme vin
gers dreigend naar Prins Edeïtrouw uitstak.
„Prins", krijschte ze „Prins, nooit zal Prinses
Zonnestraal tl aan willen zien, tenzij ge wilt
j drinken van de wonderdrank, die ik heb en
die gij moet drinken, oan haar tot vrouw te
kunnen krijgen!"
i „Geef mij die drank," zei Prins Edeïtrouw,
„indien gij tenminste waarheid spreekt!"
j „Waarom zou ik liegen?" lachte de heks.
„Doe het niet, Prins", zei Heinrich, „ver-
j trouw haar niet ze is een heks!"
Maar 't was te laat! Reeds had do Prins het
j xicochje, dat de heks in Laar hand hielJ, ge
nomen' en) met één teug leeggedronken.
En toenlangzaam veranderde de Prins
in een groote, groene kikvorschl
„Ilaha", lachte de heks, „dat is Uw loon.
omdat gij ons hebt weggestooten met een stok,
ihaha, hahaha1" Weg was ze!
I Prins Edeïtrouw zette zich in zijn kikvor-
i schcngedaante neer bij een waterplas. Heinrich
ging hulp zoeken om de "heks te vangen!
„Ik heb wrel oens gehoord," dacht de Prins,
„dat, om weer unensch t© worden, een prinses
je een kus op het voorhoofd moet geven! Ach,
als Prinses Zonnestraal dat eens deed! Maar
zou ze mij, een kikvorsch, willen kussen?"
Daar naderde de prinses Ze speelde met een
gouden bal, haar liefste speelgoed. Op en neer
gooit ze haar bal, totdat die opeens in het wa
ter terecht kwam! Och, wat jammerde de Prin
ses!
„Lieve Prinses Zonnestraal", zei de kikvorsch
prins, „als ik do bal voor U uit het water haal,
mag ik dan Uw spee!kameraadje wezen?"
„Ja ja!" zei de.Prinses, „als je hem dan maar
gauw baalt!"
Wip! Weg dook Prins Edeïtrouw in *t water,
,en kwam een ©ogenblik later met de bal terug.
Blij liep de Prinses weg, terwijl do kikvorsch
prins haar met groote sprongen achterna ging1
Hield de Prinses haar belofte? Speelde ze
met den kikvorsch? Noen, zo vergat, wat ze be
loofd! had:, en telkens als de kikvorschprins bij
haar kwam, liep zo weg cn achold hem uitl
Haar vader, koning Rechtgeaard, zag eens,
dat ze den kikvorsch rfloeg. Toen hij hoorde
wat de Prinses beloofd had, werd1 hij boos en
beval, dat zij heel vriendelijk voor den kik
vorsch moest zijn!
„Vanavond moet hij bij jou in jouw ledik&n-
ije slagen. Zoanootra&l", zei de koning, en ging
toen heen.
Pruilend: ging de Prinses naar haar kamer.
De kikvorschprins volgde haar. Maar weer wil
de de Prinses haar belofte verbreken, en den
kikvorsch de deur uitzetten. Ze struikelde ech
ter en viel boven op den kikvorsch, zoodat
haar mond zijn kouden kop raakte! En
toen stond, daar niet een kikvorsch, maar rrins
Edeïtrouw voor haar!
Spoedig was de geheele historie verteld en
opgelost. En ik behoef nu niet meer te vertel
len, dat de Prins en de Prinses na een poosje
gingen trouwen, en dat ze hun geheele leven
alle dieren, maar vooral de kikvorschen, in
hooge eere hielden!
Volgende week voortzetting van „Bij Groot
vader'.
Alle kinderen wensch ik een prettig Kerst
feest toe! R.
pen. Hij ging met zijn kudde weer terug naar
het dal, want het was ondertusschen reeds
avond geworden. Natuurlijk Vertelde hij zijn
wedervaren aan zijn vrouw, maar deze was
niets in haar schik en deed haar man heftige
verwijten, dat hij die onnoozele bloemen en
wat zaad gekozen had! in plaats van een der
kostbare juweelen.
Min of meer bedroefd over de onaangename
bejegening van zijn vrouw borg de herder zijn
bouquet op en ging met het zaad naar buiten.
Bij het licht van de man zaaide hij het uit op
zijn akker.
Gedurig ging hij daarna kijken naar zijn land
nieuwsgierig wat er uit het zaad zou groeien,
liet duurde niet lang, of de kleine groene
spruitjes van 't nieuwe gewag kwamen boven
den grond. En op een avond zag hij een gestal
te over zijn velden zweven, die haar handen
zegenend uitstrekte. Deze gestalte was Frau
Holle.
Eindelijk waren de plantjes hoog opgescho
ten, zij bloeiden met prachtige blauwe bloemp
jes, die spoedig daarna verwelkten, en toen
rijple het zaadL Zoodra dit volkomen rijp ge
worden was, verscheen Frau Holle nog eens
en onderrichtte den boer en zijn vrouw, op wel
ke wijze zij van de plantjes, het vlas, linnen
draden moesten spinnen, en hog zij die draden
moesten weven en bleeken.
Zoo kwam hot linnen, waaraan de menschen
weldra groote behoefte gevoelden. De herder en
zijn vrouw werkten hard, verkochten linnen en
zaad aan de boeren in den omtrek, en worden
zeer rijk.
De herder leefde zeer lang, maar op een goe
den dag merkte hij, dat de bloemen van het
zorgvuldig bewaarde bouquet verwelkten. Hij
wist, wat dit beteekende, en beklom den berg.
Hij vond den gletscher achter den rots, stapte
door de poort en niemand heeft hem ooit terug
gezien.
Volgens de legende is de herder door Frau
Holle liefderijk ontvangen in haar woning,
waar al zijn wenschen verhoord worden
VERANDERINGSGEZIND.
In een vacante Gemeente traden achtereen
volgens elf predikanten op, van wie er tien
preekten over:
„Wij hebben hier geen blijvende stad, maar
zoeken de toekomende." Hebr. 13—14.
DE VINGERHOED.
ïn 1648 heeft Nicolaas Bcnschoten, juwelier
te Amsterdam, den vingerhoed uitgevonden,,
omdat hij een tikje verliefd was op de slanke
ingertjas van me juffer Van Renselaere. „Me-
jufvrouwe, schreef hij, ziehier eepi gouden hoe
deken voor Uwe zoo 9dhoone en nijvere vin-
gerkens.' De jonkvrouwe Van Renselaere was
er hoogelijk mede vereerd en huwdo een an
deren man.
ENGELSCHE KALMTE.
De „Daily Express" vertelt hoe onlangs een
moordenaar, juist op het oogenblik, dat de
rechter zijn vonnis ging uitspreken, hartstoch
telijk uitriep:
„Dat de Hemel mij hier laat doodblijven, als
ik den moord begaan heb!"
De rechter hield een lange pauze en sprak
vervolgens:
.„Aangezien de Voorzienigheid hier in deze
zaak blijkbaar niet wil tusschenbeide komen
blijft het slechts aan mij over u hier uw dood
vonnis voor te lezen."
VALSCHSPELEN ALS KUNST.
Men kan in alles een meester zijn, ook in de
kunst van het valsch spelen. Onlangs stierf in
het Zuiden van Frankrijk zekere Ardisbon, die
zich in dit opzicht een solide reputatie had ver
worven. Ontelbaar zijn de streken, die hij wist
uit te halen om zijn medespelers te bedotten.
Geldt voor den kampioen-bokser, dat hij te
gelijk een .gentleman" moet zijn de ont
troonde Siki heeft het tot zijn schade onder
vonden! voor den kampioen-valschspeler
kan men denzelfden eisch niet stellen. Het be
drijf zelf is in oneer geraakt.
Vroeger was dat niet het geval In de 17e en
18e eeuw was het aantal vaJschspelers buiten
gewoon groot, zoo groot, dat men nauwelijks
meer spelen kon, wanneer men streng wilde
zijn in de keuze van zijn partners.
Madame de Staël vertelt een geschiedenisje
van een hertogin de la Ferté, die een zoo groo-
ten hartstocht had voor het spel, dat zij, wan
neer zij geen deelgenooten had1 haar bedienden
om de speeltafel deed zitten en een soort lans-
quenet met hen speelde, waarin zij groöte be
drevenheid had. 'n Te groote bedrevenheid wel
is waar. want dank zij haren kunststukjes,
won de hertogin altijd. De bedienden konden
betalen.
Toen iemand haar verweet, dat zij arme lie
den plunderde, die nog wel opgecommandeerd
werden om te spelen, antwoordde zij:
U hebt gelijk, Abbé, ik speel een beetje
valsch. Maar ze bestelen mij zoo....
Volgens de logende moet ook Napoleon valsch
gespeeld) hebben: bij het ving-et-un.- Hij
had er veel pleizier in, zijn medespelers te be
dotten, vooral wanneer dezen het niet bemerk
ten. Tot zijn eer moet worden gezegd, dat Bo
naparte zijn winst niet behield. Hij gaf aan het
eind van het spel al het valsch gewonnen geld
ferug. Om winst was het hem niei te doen. Al
leen vond hij, dat de fortuin hem wel een aas
of 'n tien- schuldig was op z'n tijd en wanneer
zij in haar verplichtingen te kort schoot, hielp
hij een handje. Hbld.
EEN KONING ALS JOURNALIST.
De koning van Siam is de modernste aller
koningen, want hij is journalist. Geregeld
schrijft hij in allerlei Siameesche bladen hoofd
artikelen over kunst, wetenschap en politiek.
Hij hoopt, daarmede zijn volk to kunnen die
nen, want het is achterlijk en hijzelf moet erg
..bij*' zijn. Tenminste hij heeft ook al een boek
gepubliceerd over de ontwikkeling vanPo
len, en dat moet menigmaal uitmunten door
diepgaande bronnenstudie en 'n origineelen
kijk op de zaken.
Een Siamees, die uit Polen wijs wordt!....
ALLEKMISERABELST.
'n Voordeelige jeugd tegenwoordig!. In de Ver
eonige Staten van Amerika neemt het aantal
■huwelijken van 15-jarigen onrustl>arend toe.
In 1910 waren er 531 voetbalbroekjes, die zoo
trouwden, en in 1920 reeds 1000. De stijging
voor 16-jarigen was van 993 op 3222.
Nog tragischer is dit: in 1910 werden 60 van
zulke hummels weduwnaar en in 1920: 82.
"n Goede, degelijke. Hollandscfhe opvoeding
hadden ze moeten hebben!
EEN GRILLIG EILAND.
Het Falcon Eiland in de Stille Zuidzee is
volgens .Everyday Science" het meest ruste-
looze en veranderlijke eiland ter wereld. Het
komt op de meeste atlassen niet voor, omdat
hot onderhevig is aan vormveranderingen en
daarom niet bewoond is.
In 1865 werd het eiland ontdekt en in kaart
gebracht door het stoomschip de „Falcon", dat
het zijn naam gaf. In 1877 constateerde een
ander schip, dat het eiland verdwenen was.
hoewel rook uit de zee opsteeg. De zeekaarten
moesten dus weer veranderd1 worden.
In 1885 verscheen het eiland weer en bleef
dozen keer zoo lang dat het stoomschip
„Egeria" het in 1889 opnieuw in kaart bracht;
't eiland was toen. een en een kwart mijl lang,
oen mijl breed, terwijl zijn hoogste punt 153
voet boven den zeespiegel lag. Zijn formatie be
stond uit uitgedoofde vulkanische asschen en
sintels, welke voortdurend in zee vielen, wan
neer de golven de kustlijn ondermijnden.
In 't voorjaar van 1894 berichtte een onder
zoekingsschip, dat alleen een stuk zwarte rota
van het eiland! zichtbaar was, maar in Deëem-
ber van hetzelfde jaar wa® het eiland grooter
dan ooit te voren. Het bezat een nieuwe krater,
die 50 voet boven den zeespiegel uitstak, en
het wa® meer dan 3 mijl lang en1 meer dan een
mijl breed. In 1898 verdween het eiland behalve
een zandbank van 100 yard lengte.
Het eiland) bleef tot 1900 in rust; in dat jaar
begon het eiland weer aan te groeien en onder
ging nadien talrijke veranderingen. Op het
oogenblik gelijkt het volkomen op de honder
den andere eilandjes in den Stille Oceaan.
HET OUDSTE BOEK DER WERELD.
Pater HilLaire de Barenton van de orde der
capucijnen is er in geslaagd, de z.g. Goudear
cylinders van het Louvre-museum te ontcijfe
ren, een volledige vertaling ervan wordt thans
gepubliceerd.
De Goudeo-cylinders zijn rollen uit een har
de substantie vervaardigd en dragen inschrif
ten van Chaldeeschen oorsprong.
Ze worden Goudea-rollen genoemd naar den
Chaldeeschen priesterkoning, die omstreeks
2100—2080 voor Christus geleefd heeft. De tekst
dor beide rollen vormt om zoo te zeggen het
oudste boek der wereld. Er wordt, een gedetail
leerd verhaal in gegeven der geschiedenis van
deni bouw en de inrichting van een tempel, en
er blijkt uit, dat tal van Chaldeesche gebrui
ken naar het Westen zijn overgebracht.
Herhaaldelijk was reeds gepoogd, deze in
scripties te ontcijferen, tot dusver echter ver
geefs. De capucijner-pater, die er thans in
slaagde, bewijst thans uit die teksten, dat ver
scheiden oude Chaldeesche dynastieën waar
van men tot dusver meende, dat ze elkander
opgevolgd waren, naast elkaar bestaan 'hebben.
KERSTLIED.
(Nadruk verboden)
O wereld, die vertrapt ligt en vertreden,
Door eigen schuld en eigen dwazen waan,
Waarin door velen naamloos wordt geleden
En duizenden in armoe ondergaan,
Waarin wij menschjes dwaasjes redeneeren
Van een toekomstig heerlijk ideaal
En dogelitksch dat ideaal onteeren
Door zelfbedrog en schetterende taal!
Ga niet ue toekomst eigenmachtig dwingen.
't Is Kerstmis en de klare klokken zingen! 1
C wereld, die uzelve hebt vergeten
En steeds kunstmatig naar den vrede zocht,
Die steeds ontkende, wat ge hebt geweten
En inenschenhaat met menschenlevens kocht!
Die nimmer eigen fouten wilt erkennen,
Al sterft een volk een zworen hongerdood,
Die zich aan eigen fouten gaat gewennen,
Die schateiiuch' en steenen geeft voor brood!
Erken de eeuwig ware levensdingen....
't Is Kerstmis en de klare klokken zingen! I
j
O wereld, die geen uitweg moer kunt vinde',
Die uw wanhopig spel verliezen moet,
Die rondtast als een hulpelooze blinde,
En angstig wacht op uw fataal bankroetI
Tracht toch niet langer vree door s t r ij d
te winnen,
Een strijd, die eindigt in dit fel verdriet,
Ga stil devoot uw arbeid herbeginnen,
Komt tot bezinning neemt de vreeom niet!
Laat u. niet weiflend in den afgrond dringen^,
"t Is Kerstmis en de vredesklokken zingen!!
't Is Kerstmis en de reine lichtjes stralen,
De kind'ren zingen rond den denneboom
En luistr'end naar de schoone Kerstverhalen^
Is H leven hun een zoete sprookjesdrooml
Die weten knus zich veilig en geborgen,
Die voelen vrede binnen hun bereik,
Dit is de redding, wereld vol van zorgen.
Word* in uw hart den kinderkens gelijk,
Zij, aio van alles 't beste deel ontvingen....
*t Is Kerstmis en de klare klokken zingen 1!
Kerstmis 1922. KROES.
HIJ LAG BOVEN!
't Zoontje van Kobeken kwam in een draf
ken bij een commissaris geloopen:
„Haast u mijnheer, mijn vader en Pikkee
van Triene liggen daar al een half uur voor
ons deur te vechten."
„Gij stinker van 'n jongen, waarom hedde
zoo lang gewacht van dat te komen zeggen?"
„Ja maar, mijnheer, zei de snotneus, in het
begin lag mijn vader boven."
DAT GING TOCH NIET.
„Mijn man is op reis, maar daar Ik op de
hoogte ben van ai zijn zaken, zal ik hem wel
kunnen vervangen. U komt voor.
„O, pardon, mevrouw", zei de bezoeker, jat*
kwam om zijn nieuw pak te passen."
EEN GOED IDEE.
Levie komt op straat zijn vriend! Isaac tegen.
„Aha" zegt Levie, „Ik weet wat je doen gaat".
„Dat kan je niet weten" antwoordt Isaac.
„Wedden voor een knaak?" vraagt Levie.
Do weddenschap werd aangegaan en Levie
zegt: Jij loopt te zoeken naar een goedkoop
buis, je huurt *t en je stopt 't vol met goed.,
dan wil je het hoog verzekeren, em op een goe
den dag brandt de boel af.
Isaac denkt n' oogenblik na, dan gaat hij in
z'n zak en geeft een rijksdaalder.
„Wist ik 't niet?" lacht Levie verheugd.
„Neen", zei Isaac, „weten doe je T niet, maar
het idee is 'n knaak waard."
HIJ DEED HET PRECIES.
Een dokter en een veearts komen dikwijls in
gezelschap. De dokter beweerde steeds, dat zijn
vak verre stond boven het vak van veearts.
Waartegenover de veearts stelde, dat de pa
tiënten an den dokter hem steeds vertelden wat
ze mankeerden en hij als veeartsa uit de ver
schijnselen alleen moest opmaken, welke ziek
te hij te bestrijden had.
Na eenigen tijd wordt de veearts ziek. De dok
ter wordt geroepen en om zijn bewering te star
ven, antwoordt <je veearts op geen enkele vraag
van den dokter. Na veel moeite besluit de dok
ter er een eind aan te maken, geeft voor de be
terschap een poederrecept en voegt er bij, drie
maal daags een poeder. Als het niet helpt moet
hij afgemaakt worden.