FRECO's ZENUWTABLETTEN
Brieven uit IJsland.
De luinbouwdeSjatten in
de Tweede Kamer.
Hef Geheim van Eldsfone.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
Zaterdag 23 December 1922.
65ste Jaargang. No. 7152.
Door Mr. P. J. OUD.
BIJ de begrooting van Waterstaat werden de be
langen van den tuinbouw met betrekking tot de
spoorwegvrachten behandeld. De heer Loyink, de
oud-directeur-generaal van don Landbouw en sedert
korten tijd lid van de Tweede Kamer, gaf hierom
trent beteokenisvolle cijfers. Hij deelde mede, dat do
prijzen der producten thans waren gezakt benoden
die van 1913. De plaatsruimte laat niet toe al zijn
cijfers weer te geven. Teneinde don lezers, dia niet
rechtstreeks hij den tuinbouw zijn betrokken, echter
eonig denkbeeld te geven van den noodtoestand, zij
ei op gewezen, dat volgens de gegevens van den heer
Lovink in hot tijdvak van 13 tot 25 November 1922
do gemiddelde veilingprijs te Broek op Langendijk
voor roodc kool was (110.— per 1000 Kilogram, ter
wijl dio prijs in 1913 f120 tot f150 bedroeg. Verge
lijking met het jaar 1921 leert, dat toen de prijs was
f G00 h f 800 per 1000 Kilogram, zoodat de prijsdaling
in het eerste jaar er ongetwijfeld een tot noodpeil is
geweest.
Daarbij komt, dat do spoorwegvrachtprijzen zich
Juist in stijgende richting hebben, bewogen; vergele
ken bij» 1913 zijn de vrachten meer dan verdubbeld.
Hot gevolg daarvan is, dat verzonding bijv. tot I-Ieer-
lon van een wagen roode kool die op de veiling f55
opbrongt, f49.50 aan vracht kost. Bij de roode kool
evenaart dus de vrachtprijs nagenoeg den prijs van
hot product. Voor do witte kool is het nog erger.
Een vagen van dit product ter waarde van f50,
kost bij verzending naar Vortlo-grens f52.50 aan
vracht. Het behoeft wel geen betoog, dat op deze
wijzo het exporteeren in het bijzonder naar de va-
luta-zwakko landen tot do absolute onmogelijkhe
den .behoort. Het was dus hoog noodig, dat de Mi-
rist©^ van Waterstaat zijn invloed zou aanwonden
om tót verlaging Van vrachtprijzen te geraken.
Minister van Swaay was in beginsel niet ongene
gen deze zaak nog eens in overweging te nemen.
Hij meende echter, dat tariefsverlaging alleen zou
kunnen geschieden, indien oen zeker minimum-ver
voer word gegarandeerd. Hij opperde het denkbeeld,
dat de tuinders de verzending van bijv. 5000 wa
gens in 2 maanden zouden garandeeren. Geschiedde
dit. dan zou hij oen vrachtprijsverlaging met de
spoorwegen willen bespreken. De Minister stelde
zich daarbij echter op hot standpunt, dat de vracht
prijs in geen geval zou kunnen worden verlaagd tot
beneden den kostprijs def spoorwegen. Anders toch
zoudom de spoorwegen verlies op het vervoer lij
den en, waar dit verlies ton laste van den Staat
komt krachtens do nieuwe spoorwegovereonkom-
sten, zou dit neerkomen op een subsidie aan den
tuinbouw en daarvoor moest men niet bij het de
partement van Waterstaat doch bij dat voii Bin-
nonlandsche Zaken en- Landbouw zijn.
Luatstgemelde uitlating van den Minister kwam
dj bedenkelijk voor. Immers zij kwam neer op hot
,ysteem,_ dat aan de departementen zoo gaarne
wordt toegepast, en waarbij men de menschen van
liet kastje naar don muur stuurt. Het heet dan bij
den oenen Minister: Gij moot bij mijn collega zijn,
terwijl de collega u straks woer naar den ander te
rugstuurt. Op do/<o wijze komt. er echter van de
zaak waaróm het gaat niets. Nu had juist bij het
groote debat ovor de opheffing van hot departement
van Landbouw do Minister-president verklaard, dat
Bloohts door de grootst mogelijke samenwerking
van alle loden van het kabinet aan de moeilijkhe
den, waarin land- en tuinbouw vorkoeren, het hoofd
kon worden geboden. Zoo wees hij bij' wijzo van
voorbeeld erop, dat voor do. bevordering van don
afzet in hot buitenland do krachtige modewerking
noodig zpu zijn van den Minister van Builenland-
scho Zaken, terwijl mon voor do vermindering dor
spnorwogvraehten en do verbetering van de afwa
tering do medewerking van den Minister van Wa
terstaat noodig zou hebben. Wanneer nu ochtor de
Minister van Waterstaat, ons weer zou ga,an ver-
wljzon naar dien vaii Birraenlaridsche Zaken, dan
bleven wij nog. oven ver van huis.
Daarbij kwam, dat mij de opvatting van den Mi
nister, dat hot hier zou gelden een subsidie voor den
landbouw, die bij hem niet thuishoorde, ook in be
ginsel onjuist voorkwam. Hoe toch staat hier de
zaak?,'De Minister van Waterstaat is belast met
de zorg voor het verkeerswezen. Een goed verkoors-
wezon komt ten goede aan alle mogelijke takken
Vrij naar het Engelsch bewerkt d. FRED. C. BRENT.
13.
XXL f
Winston en de familie Pickering.
Winsten. was den volgenden morgen vroeg bij de
hand, en hij bereikte de stad ongewoon vroeg, zoodat
bij het kantoor van Henderson en Barman nog ge
sloten vond, waarom hij besloot daar te wachten.
Hoe vroeg hij echter was, was daar een ander
paartje nóg vroeger gekomen, en zat reeds te wach
ten.
Het waren do_ heer en mevrouw Pickering, met
wie Winston bij oene vroegere gelegenheid reods
kennis gemaakt had
Hij had een oogenblik daar stil gezeten. Hij
was opgewekt en vroolijk. "Ep. toch was de geheela
zaak, die hij meende zoo fijn uitgeplozen te hebben,
misgeloopen. Het spoor, dat ihem naar de boeren
vrouw geleid had, was gebleken waardeloos te zijn.
D'e vrouw had alleen uit goedheid! af en toe aan den
Niemendal wel eens wat lichte schrijfarbeid opge
dragen en hom daarvoor beloond Verder stond ze
echter met hem niet in de geringste vérbinding.
Winston had. al zijne listigheid1 aangewend om te
pogen iot.s uit haar te krijgen, doch de vrouw was
wezenlijk tor goeder trouw. Zo kende Bano zelfs
niet van naam.. In hoeverre het gestorven ploegdoch-
tertjo van haar te maken had, mot de gezochte erf
gename van Eldstone, kon Winston niet uitmaken.
Doch do geheela muizenval was nutteloos geweest,.
Toen hij zoover met zijne onderzoekingen geko
men was, had Winston godacht: Arbeid is hot bes
te togongif voor alle smart en teleurstelling', en hij
had vorder gezocht. Op óón zaak had de geheole his
torie zijn aandacht, gevestigd, en dat spoor had hij
zorgvuldig gevolgd, tot hot doodliep.
Toen was h.ij kalm aan zijno gewone onderzoekin
gen gegaan, alsof hij nog niets ontdekt had, met het
goodo gevolg, dat hij öón en ander kon combineoren,
oh een gowenscht resultaat bereiken.
van bedrijf, aan handel, nijverheid, landbouw, enz.
Toch zal niemand beweren, dat daarom de kosten
van het verkeerswezen moeten worden afgevoerd
van de begrooting van Waterstaat, en overgebracht
naar die der verschillende departementen, waar
onder al die takken van bedrijf ressorteeren. Als
bijv. ergens een kanaal wordt aangelegd, dan denkt
men er toch ook niet aan, om de kosten daarvan
op de landbouwbegTOoting, te brengen, omdat dit
kanaal in hoofdzaak voor vervoer van landbouw
producten zal dienen. Waarom zou dan bij de spoor
wegen iets anders gelden? De spoorwegen zijn te
genwoordig een openbare dienst. De tijd, dat zij een
zuiver particulier bedrijf vormden, is lang voor
bij. Wel wordt het spoorwegbedrijf ook tegenwoordig
nog uitgevoerd in den vorm van naamlooze ven
nootschappen, doch de Staat heeft in de aandeel
houdersvergadering en in het college van commis
sarissen de overmacht. Bovendien ontvangen de
aandeelhouders een vaste rente, onverschillig of er
winst is gemaakt of niet. Het eventueel verlies
komt ten laste van de Staatsbegrooting
Onder deze omstandigheden is er niet de minste
reden, om de spoorwegen anders te behandelen dan
de gewone verkeerswegen. Uit een algemeen finan
cieel oogpunt is het natuurlijk gewenscht, te trach
ten een sluitend spoorwegbedrijf te verkrijgen.
Blijkt echter, dat dit alleen mogelijk is ten koste
van groote schade voor het economisch leven, dan
dient hel belang van een sluitend spoorwegbedrijf
voor de belangen van dit economisch leven te wij-
kern Immers dan zijn de voordeélen van een goed
en een goedkoop spoorwegvervoer oneindig veel
grooter dan het nadeel; dat, de Staat eeriige millioe-
nen op het spoorwegbedrijf moet toeleggen. Do Mi
nister kon de juistheid van deze beschouwingen
niet ontkennen. Het woord is thans echter in de eer
ste plaats aan den georganiseerden tuinbouw. Ziet
deze kans een vervoer van eenigen omvang te ga-
randeeren, dan bestaat er alle hoop op een betere
tariefregeling.
Ten slottp werden de belangen van den tuinbouw
besproken bij de behandeling van de interpellatie,
aangevraagd door den heer Duys. Dezei afgevaar
digde neemt het in don laatsten tijd gaarne voor de
belangen van den tuinbouw op. Er is in de houding
van hem en zijn vrienden wel een groote verande
ring gekomen. Vroeger moest d'e sociaal-democra
tische partij niet veel van de landbouwende bevol
king weten. Gedurende den distributietijd deed zij,
niets liever* dan de stedelijke arbeiders tegen de
landbouwers opzetten. Het heette toen, dat de ste
delijke arbeiders genoodzaakt waren armoede te lij
den. tengevolge van de groote winsten, die op het
platteland werden gemaakt. Men kan, niet anders
doen dan zich er over verheugen, dat dit thans an
ders geworden is. liet tegen elkander opzetten van
stad en platteland is toch de bedonkelijkste poli
tiek, die men kan voeren.
Jammer genoeg echter heeft de bekeering van de
sociaal-democraten een wrangen bijsmaak Zij
smaakt al.te zeer naar de politiek. De redevoering,,
waarmede de heer Duys zijn interpellatie inleidde,
was éen politieke eq geen zakelijke, uitsluitend aan
de belangen van den tuinbouw gewijd. Dit is zeer
te betreuren. Het onderwerp leent zich toch volko
men voor een zakelijke behandeling. Personen van
de meest uiteonloopende politieke overtuiging kun
nen rustig van gedachten wisselen over do vraag,
welke maatregelen moeten worden genomen. Dit
leert het voorbeeld van do Provinciale Staten van
Noordholland. Daar heeft men de zaak buiten de
politiek gelaten, en dit met het goede gevolg, dat
een bedrag van aanvankelijk f200.'000 op do bo-
grooting werd beschikbaar gesteld voor maatrego-
len, om aan de nooden der tuinbouwers tegemoet te
komen.
De heer Duys is echter van alle leden der Kamer
wellicht do minst geschikte om een onderwerp za
kelijk te behandelen. Zijn redevoering van ongeveer
twee uur was ©en aaneenschakeling van aanvallen
op alle politieke partijen, zoowel aan de linker- als
aan de rechterzijde. Daardoor hield' hij zelf reeds
niet veel tijd over, om zakelijke punten te, behan-
delon, doch was bovendien het gevolg dat bij den
beperkten tijd, die de Kamer gedurende de begroo-
tingsdebatten voor deze interpellatie beschikbaar
had, alle andere sprekers, waaronder verschillen
den, die op tuinbouwgebied- zeer deskundig zijn,
slechts acht minuten spreektijd konden ontvangen.
Uit het zakelijko debat moeten drie punten naar
voren woruen gebracht. Het eerste betrof de kwestie
der bultonlandsche credieten. Gelijk men zich herin
noren zal, zijn eenige jaren geleden aan verschillen
de buitonlandsche mogendheden door ons land cre
dieten verloend, mot de bedoeling, dat deze zou
den worden gebruikt om hier te lande verschillende
oankoopen te doen. Mon .hoopte, "daardoor niet al
leen mede te werken aan den wederopbouw in het
buitenland,, doch tevens do belangen van hot Ne-
derlandsche bedrijfsleven te behartigen, Nu dit be
drijfsleven in zoo, moeilijke omstandigheden ver
keert, lag het voor de hand de vraag te stellen,
of hot niet mogeliik was aan de buitenlanders, die
van de credieten profiteeron, de voorwaarde op te
leggen, dat een deel daarvan zou moeten worden be
steed voor den, aankoop van tuinbouwproducten.
Jammer genoeg moest de Minister daar op ant
woorden, dat* dit niet mogelijk was. De landen aan
welke een crediet is verleend.,zijn vrij bij de bepa
ling van den aard der goederen, die- zij op reke-
En thans zat hij tevreden te wachten tot zijne
lastgevers gereed zouden zijn hem te ontvangen, en
hen d'e belooning voor zijn werk te vragen.
Twintig-duizend gulden belooning kwam hem toe.
Toen hot wachten heim begon te vervelen, maakte
Winston een praatje met de kermisreizigers. ft
„Wel, Pickering", vroeg bij, „ga je een proces be
ginnen, man?"
„Dat niet, meneer," was het antwoord. „Ik kom
hier-om heel wat beters dan om processen."
„En wat mag dat dan wel zijn?" lachte de detec
tive.
„Slijk, meneer, slijk!" riep Pickering uit.
„Wat?" riep Winston verbaasd uit, het tweetal
voor hem, aankijkend. Het viel hem op, dat ze eer
der behoefte schenen te hebben aan een bad, dan
aan nog meer slijk.
„Ik bedoel het aardsche slijk!" zeide Pickering
op een© welsprekende wijze met zijnen duim over
zijn wijsvinger schuivend.
„Ah zool" lachte Winston. „En kom je dat hier
halen?"
„Dat-zou ik ddnkonl" viel vrouw Pickering uit,
„En niet zoo'n beetje ook. Twintigduizend gulden
bolooning. Hier heb ik het zwart op wit gedrukt,
mijnheer, zwart op wit."
Ten tweede male stond Winston verrast. Doch
thans zeer onaangenaam,
„Je wilt toch niet zeggen, dat je iets afweet van
Claudine Eldstone?" riep hij uit.
„En waarom zou ik daar niets van af weten,
mijnheer? Waarom niet?" herhaalde mevrouw Pic
kering strijdlustig met de handen in de zij.
„Zou je misschien zoo vriendelijk'willen zijn mij
dat eens te vertellen? Wat weet je van Claudine?"
„Zoo vriendelijk wil ik niet' zijn, mijnheer! Die is
goed! Ik zou u daar even alles gaan vertellen, dat
u straks bij den advocaat kon binnengaan en het
hem oververtellen en dan uw hand ophouden voor
do twintig duizend gulden. Neen vader, zoo zijn we
niet getrouwd!"
Pickering hield zijn dierbare wederhelft de hand
voor don mond, uit vrees, dat ze zich een woord zou
laten ontsnappen, en beduidde den detective, 'dat
ook hij een hangslot aan de lippen had.
Op dit oogenblik word do deur geopend door Mr.
Barman, die verwonderd het vroege bezoek aan
staarde.
ning van het crediet hier te lande willen koopen.
De Regeering kon de bedoelde landen in dit opricht
tot niets verplichten.
Het tweede punt betrof de mogelijkheid om produ
cent en consument dichter tot elkaar te brengen.
Bij de bespreking van deze vraag kwam de inter-
pellant in een eenigszins lastige positie. Hot sociaal
democratische standpunt ton deze is immers, dat de
uitschakeling van den tusschenhandel zooveel moge
lijk moet geschieden door ambtelijke regelingen van
overheidswege. Het bekende voorbeeld daarvan le
vert de politiek van den Amsterdamschen wethou
der de Miranda met zijn streven-naar levensmidde
lenvoorziening van gemeentewege op allerlei gebied.
Het is den heer Duys echter niet onbekend, dat men
in de kringen van den tuinbouw voor dergelijk
ambtelijk ingrijpen niets gevoelt. Men heeft gedu
rende den distributietijd' met de regelingen van
overheidswege genoeg ervaring opgedaan, om naar
herhaling daarvan niet te verla/ngen. De sociaal-de
mocratische interpellant, wien het er voor alles om
te doen scheen politiek voordeel uit deze zaak te
trekken, maakte zich daarom van deze ambtelijke
regeling geheel los. Hij veroordeelde daarmede feite
lijk het sociaal-democratische stelsel van de Mi
randa. Ten einde echter de kool en de geit te spa
ren, verkondigde hij de stelling, dat het voor den'
tuinbouw om een tijdelijke regeling, ging,, terwijl de
heer do Miranda een duurzame organisatie als on
derdoe' van een geheel systeem wenschte. De Mi
nister sloot zich aan bij dit deel van het betoog Van
den heer Duys, waarin hij verklaarde de ambtelijke
bemoeiing te' verafschuwen. Een niet-ambtelijke re
geling kan echter alleen in overleg met de organi
saties worden getroffen. Haar advies daaromtrent
wachtte de ijiinister nog af.
Het laatste en belangrijkste punt betrof de kwestie
dor credietverleening. Het ging hier over de vraag
of het mogelijk was hetzij rechtstreeks, hetzij met
steun van overheidswege maatregelen te nemen om
hen, die bij particuliere credietinstellingen geen cre
diet meer kunnen krijgen, steun te verschaffen. De
Minister deelde mede, dat deze zaak nog in studie
was en de credietverleening nog niet gelcomón was
in een zoodanig stadium, dat daaromtrent een be
slissing kon worden genomen. De Regeering moest
daarbij rekening houden met den moeilijken finan-
cieelen toestand van het Rijk, alsmede met de om
standigheid, dat ook andere bedrijven in moeilijk
heid verkeeren en eveneens op crediet van regee-
ringswege aanspraak zouden kunnen gaan maken.
Het valt niet te ontkennen, dat dit antwoord wei
nig bevredigend was en het is begrijpelijk, dat de
lieer Duys een motie indiende, waarbij op crediet
verleening werd aangedrongen. Hij maakte daarbij
echter de fout, dat hij het crediet wilde laten ver-
leenen door de Regeering, terwijl er omtrent dit
punt nog geen eenstemmigheid bestaat. De orga
nisaties in den tuinbouw toch wenschen geen regee-
ringscrediet, doch hebben liever, dat de boerenleen
banken het crediet verleenen, terwijl de regeering
borg blijft. De heer Dresselhuys diende daarom een
motie in, waarin gevraagd werd, dat de Kamer zich
vcor laatstgemelden vorm zou uitspreken.
De heer Ketelaar heeft er daarna op gewezen, dat
men in deze zaak met praten niet verder komt. Dit
hadden ook de Staten van Noordholland begrepen.
Wij moeten spijkers met koppen slaan, en terstond
een bedrag op de begrooting brengen. Gaan we eerst
uitvoerig onderzoeken en daarna in de Staten de
zaak bespreken, dan wordt het veel te laat. Met
het beginsel van de motie Duys en Dresselhuys
ging ook de heer Ketelaar mede; tegen beide had
hij echter het bezwaar, dat de Kamer reeds nu voor
een bepaalde wijze van steunverleening stelling zou
nemen. Hij achtte het beter, dit aan het overleg
tusschen de Regeering en de belanghebbenden over
te laten.
Ten slotte deed de Minister aan de Kamer de toe-
legging, dat hij met grooten spoed de bescheiden
over deze zaak, die hij binnenkort compleet zou heb
ben, zou bestudeeren en daarna ten spoedigste een
beslissing zou nemen, Na deze verklaring vonden
de voorstellers der moties geen termen meer aan
wezig om deze te blijven handhaven, en trokken zij
ze dus in. Het woord is thans in de eerste plaats
aan de Regeering. Moge zij nu spoedig het voorbeeld
der Noordhollandsche Staten navolgen en daardoor
toonen, dat zij die vreezen, dat de landbouw onder
het bestuur van den Minister van Binnenlandsche
Zaken niet veilig zou zijn, te zwart hebben gezien.
Dat zal het beste middel zijn, om de landbouwende
bevolking de opheffing van het departement van
Landbouw althans eenigermate te vergoeden.
per koker 60 cent, tegen Examenvrees, Slapeloos
heid, Gejaagdheid.
N. Noot, Julianadorp; J. Boekei, Callantsoog; L. v.
d. Oord en F. Randwijk, 't Zand; D. de Graaf en II.
Borst, Breezand; P. Neuvel, P. Muntjewerf, G. de
Jong, Anna Paulovvna; M. v. d. Klooster, Kolhorn;
Wed. K. Stapel, Winkel; J. Kruif, N. Niedorp; Dro
gisterij „Het Groene Kruis", Schagen. Voor engros
Gebrs. Rotgans, Schagen.
„Mag ik u even voorstellen", zeide Winston lachend
„de heer en -mevrouw Pickering, die gekomen zijn
om u een gewichtige mededeeling te doen."
Nauwelijks had Barman den naam Pickering ge-
hoorfd, of hij sprong op van vreugde. Dit waren im
mers d'e kermisreizigers waarvan Jenny geschreven
had. Hij zou thans een f linken stap vorderen met
zijn onderzoek naar Jenny's ouders.
Hij Jiet het echtpaar binnen en deed hen plaats
nemen.
„En vertel nu maar wat u te vertellen hebt", zei
de hij.
„We komen eens praten over die twintigduizend
gulden belooning," merkte Pickering bedaard op..
„Wat blieft u?"
„Hebt u soms geen twintigduizend gulden uitge
loofd voor nieuws van Claudine Eldstone?" vroeg
mevrouw Pickering scherp. „O, manlief, pas nu op?
nu wil hij ons met een kluitje in bet riet sturen
die advocaat!"
„Ik heb die belooning uitgeloofd", zeide Barman
glimlachend.
Winston 'had plaats genomen en tuurde scherp
naar den donkeren hoek achter de boekenkast, waar
de schamele figuur van den Niemendal op de sofa
lag te slapen.
„Komaan mijnheer Pickering", zeide hij, „begint u
maar eens met uw verhaal. Ik was juist van plan
geweest ook aanspraak te maken op die twintigdui
zend gulden) 'belooning, doch spreekt u maar eerst,
want ik ben er van overtuigd, dat ik de meeste
rechten zal kunnen laten gelden."
„Dat klinkt veelbelovend," zeide Barman. „Mijn
heer Pickering, ik luister."
„Geen stom woord, mijnheer. Geen stom woord
zeg ik, voor we de geldkwestie behandeld hebben.
Hobt u twintigduizend gulden uitgeloofd voor nieuws
van Claudine Eldstone, of niet? Zaken zijn zaken."
„Ik betaal twintigduizend gulden aan ieder, die mij
op het spoor brengt van de tegenwoordige verblijf
plaats van Claudine Eldstone".
„De tegenwoordigeDus, waar ze nu is?"
„Jawel".
„Daar heb je het al. Dat is nu pech, vrouw, heb
ik het niet altijd gezegd; bij mij loopt altijd alles
mis."
„Je hebt ook te lang je mond gehouden, stommerd!
Je hebt niet willen sproken, toen het tijd was, ezel!"
HL
Reykjavik.
Wij zijn caan wandelen. Het is zoo koud in IJsland,
dal ik besluiten proest wol te gaan dragen. Ik had
pooit wol gedragen en het was ecne overwinning op mi]
zelf. Ik ging naar een winket, waarvan dé keurige
uitstalling mij opgevallen was.
Terwijl namelijk onze eerste indruk van hotel en
huizen in Reykjavik op den avond van onze aan
komst erg ongunstig was geweest, wellicht omdat het
reusachtige reederij'kantoor en andere gebouwen aan
de haven onze verwachtingen wat hoog gespannen
hadden, viel Reykjavik bij verdere 'kennismaking erg
mee. De twee groote banken, de Islands Banki en de
Landsbanki hebben keurige gebouwen. D'e laatste, de
IJsIandsche Staatsbank en de grootste der beiden, is
feitelijk maar tijdelijk onder dak in het huidige kantoor
en is bezig het gebouw, dat 4 jaar geleden afgebrand
is, weer op te bouwen. Naar ik verneem is de safe-in
richting opgedragen aan de firma Lips te Diordrecht en
moet hier ook een Hollander zijn om het werk uit
te voeren. Alhoewel ik al 20 personen aangesproken heb
in het Hollandsch denkende: „dat zal hem zijn", heb
ik onzen landgenoot nog niet gezien of gesproken.
Verder heeft men verscheidene zeer groote winkels
en moet men bij eenigen bepaald den goeden smaak der
uilstallingen bewonderen.
Mijn winkel, waarboven stond: Haldurur Arnason'^
was mij door de keurig3 etalage opgevallen en buiten
dien als heerenzaak door de leuke reclame bij een stroo-
hocd: „As wórn bij King Gcorge V."
In de winkel Werd ik in het Engelsch te woord
geslaan door een bediende, die echter blijkbaar den eige
naar liet roepen. Deze, de^ heer Haldurur Arnason,
sprak vloeiend Engelsch en liet was een genot bij hem
te koopen. Zooals bijna alle winkeliers in IJsland is
hij behalve winkelier ook groothandelaar, importeur
en exporteur, zeer ontwikkeld en breed van opvattingen.
Ik ging mijn betere helft halen voor aankoop in tle
dam es-af deeling en onwillekeurig keken wij in den
winkel 'rond, totdat ons oog getroffen werd door; „Hol-
landsche katoenjas", ja, wij hadden goed gezien.
De heer Arnason betrok dit al jaren iang ook zijn
voorganger had dat reeds gedaan van de firma
Scholten te Almelo en hij kon de stoffen, die zeer
gewild zijn, en do fabrikanten niet genoeg prijzen. Het
is gék, maar je voelt je toch vereerd als je een land
genoot hoort waardeeren en in gedachten arukte ik 'de
groote Twentsche industrieelen dankbaar de hand.
De heer Arnason liet ons verder zijn geheele winkel
huis zien. Het was het oudste huis in Reykjavik' ruim
100 jaar geleden' als Rechtsgebouw, zoodat wij boven nog
de 2 primitieve cellen konden zien, waarvan o.a. do
met ijzer beslagen deuren nog geheel' intact waren.
De heer Arnason die een gezellig prater is, maakte ons
plotseling er op attent,: dat ihet beter was_ als wij
's middags terugkwamen, omdat hij van uit zijn winkel
zag, dat het luik van d© klokkentoren van de Luthersche
Domkerk open was, hetgeen Beteekende, dat er een
lijkdienst zou wezen, hetgeen wij niet moesten missen.
Wij beloofden den volgenden dag terug te komenv daar
wij 's middags bij de familie Jóu 'Magnusson zouden
theedrinken.
De lijkdienst was zeer sober en plechtig. Een klein,
gemengd koor zong heel goed en een violist speelde
bijzonder gevoelig. De dominee draagt nog de kraag
uit den tijd van Halgrimur Petersson, den bekenden
IJslandschen predikant. Deze, die in den titfd van
ons twaalfjarig bestand, hier op den voorgrond trad,
droeg den witten, geplooiden halskraag uit dien tijd en
do dominee's dragen dien nog. Wanneer zij van hunhe
woning naar de lierk wandelen, dragen zij' een soort
zwart soutane, den witten, ouderWetscnen kraag en een
hoogen hoed.
Er waren niet veel kransen. De bloemen zijn hier
schaarsch en kostbaar zoodat men er op bedacht heeft
om in de plaats van bloemen een soort re?u te sturen,
waaruit blijkt, dat men ter eere der nagedachtenis
van den dooae aan een of andere liefdadige instel
ling of hospitaal' een som geld gegeven heeft.
Jón Magnusson, de oud-minister, woont óp den heu
vel, die van den haven oostwaarts opklimt en niet
vér van de verhoogde plek. waar volgens de overlevering
do eerste bewoner, ingólfur Arnarson. de Noorman,
van 874 tot op hoogen leeftijd zijn boerderij bezat.
Het is een vriendelijk huis van steen gebouwd, onpre
tentieus in architectuur, maar zooalis de eigenaar mij'
vertelde met de groote-fout, dat het trappenhuis slechts
tot de le verdieping gaat en men de 2e verdieping door
een achtertrap van uit de keuken beneden, kan berei
ken. Hoe omslachtig. In dit land met oude beschaving,
'"doch jonge zelfstandigheid mist men op architectonisch
gebied ane ervaring. Qok op ander gebied natuurlijk
maar wij verwende menschen uit Holland en Enge
land, wij voelen dagelijks juist 'in een stad de gebreken
van oen huis, gebreken die wij aan een woning op het
plnltsland van IJsland gaarne willen vergeven.
Goede architectuur, zoowel' wat exterieur en interieur
betreft, practischc uitvoering, prima sanitaire inrich
tingen, eischen wij verwende menschen in een stad
en wij missen dan ook dagelijks ons bad in Hotel lslandf
waar nipt eens een badkamer is. Naast Mr. Magnusson
is het groote Museum-Bibliotheek-gebouw en even verder
de fraaie woning van den Deenschen gezant Maar
vlak bij worden smalle straten met oude en nieuwe
.krotten aangetroffen. De oude krotten laat ik nog daar,
maar de nieuwe. De heer Magnusson en ook anderen
verklaarden mij' dat als volgt. Allereerst is 'het de ge
woonte in IJsland om zooveel mogelijk standverschil te
negeeren, dus waarom zou de havenarbeider niet wonen
merkte de teerhartige gade op.
„Het doet er niet toe, het was mijn schuld, en ik
maak je er geen verwijt van.' Trek het je maar niet
aan, en wees maar niet bang, want ik zal jou er geen
standje voor schoppen. Tk zal het dragen als een
man!"
„Wees zoo goed te vertellen, wat u weet", zeide
Barman ongeduldig. „Ik zal u ruim beloonen voor de
moeite".
x„Dat klinkt veelbelovend", was de heer Pickering
van oordeel. „IJet klinkt werkelijk veelbelovend,
vindt je ook niet, vrouw?"
„Hebt u Claudine Eldstone gekend?"
„Zoo is het".
„Tot onzen spijt!" voegde mevrouw Pickering er
ibij
„Het is misschien beter als ik bij het begin be
gin", stelde Pickering voor.
„Als u zoo goed wilt zijn", zeide Barman.
„Dan moeten we' teruggaan tot November voor
twintig 'jaar terug, het jaar waarin de groote oor
log uitgebroken is. Ze noemen het hier een burger
oorlog, een kleintje maar, doch ik verzeker u
„Blijf bij de zaak", zeide zijne vrouw, bits.
„Dat 'zal ik doen", vervolgde Pickering. „Om dan
bij de zaak te blijven; ik had toentertijd een kermis
tent, en deed groote zaken. Ik kwam met een gezel
schap liliputters. Dat waren allemaal kleine kinde
ren, die paard reden en door hoepels sprongen en zoo
meer. In het eerst vonden1 de menschen) dat erg mooi,
maar later vonden ze het niet goed om kinderen zoo
te dresseeren. Maar in den tijd waarvan ik spreek,
deed ik groote zaken er, mee, en in den zomer reis
den we naar het Noorden1 en""in den winter naar
het Zuiden".
„Blijf bij de zaak, Pickering", zeide zijne vrouw
nogmaals nadrukkelijk.
XXII.
Het verhaal van Pickering*
„Op èen avond don, zat ik op een klein plaatsje,
nier niet ver van daan, in de grootste ellende. Mijn
eigen, lief kind, dat nu gestorven is, was ziek ge
worden en mijne vrouw ook. Ik had niemand-om de
tien kinderen te verzorgen die moesten paardrijden,
en niemand om mijne vrouw te verzorgen en nie-