JURGENS7
Nieuwe Abonné's
PLANTENBOTER
N.V. „DE TIJDGEEST-.
naast den professor of advocaat Verder was hier gedu
rende den oorlog woningnood, terwijl cr tevens door
arbeiders en visschers veel geld verdiend werd. Die'
lieden bouwden huizen waar zij wiLden en zooals zij
wilden. Zoo ziet men afschuwelijke kubissen van ruw
bewerkte beton, die het oog pijn doen, niet ver van de
dierlijke, wel onderhouden woningen, mot fraaie bloe
mentuinen, van den Deensehen Gezant en Mr. Jóh
Magnusson. De woning van den laatste was 'overigens
zoo goed, dat hij gedurende zijn ministerschap geen
Sebruik behoefde te maken van de ambtswoning voor
en Premier bestemd en gelegen aan do andere zijde
van de stad, niet ver van de Domkerk aan ccn soort,
meer. dat door een, thans overdekte, beek uitmondt in
den haven.
Die Ministerswoning staat met andero keurige wo
ningen om dat meer, maar, 'leve de goede smaak, eenige
visenzouterijen, afschuwelijke gebouwen, ontsieren het
geheel.
Toch moet men veel vergeven. Ziet de sprongen waar
mede deze slad geworden is, wat zij is.
In Reykjavik woonden in 1801 310 personen, in 1850
1100 personen, in 1901 6600 personen, in 1920 18000
personen.
Daarbij hebben de IJslanders altijd tegen de Denen
-moeten aanleunen en zijn zij beginnelingen op velerlei
gebied en natuurlijk niet het minst op technisch gebied.
Thans is dit volk 4 jaar zelfstandig en wie hier het
•pogen gezien heeft om op allerlei terrein vooruit te
komen en verbeteringen aan te brengen, kan slechts
respect en vertrouwen iri de toekomst heDben.
Het méést merkwaardige gebouw in Reykjavik is
overigens zeker wel de museum-woning van aen IJs-
landschen beeldhouwer Einar Jónsson.
Op het hoogste punt van Reykjavik's Oostelijken
heuvel, nadat men talrijke monsterachtige betonkrotten
gepasseerd is, staat alleen, groot en frosch, ccn merk
waardig stuk architectuur, meer vreemd dan mooi,
maar toch treffend, zodtlat men onwillekeurig zich
aangetrokken voelt, om het meer naderbij te bekijken.
liet gebouw is piassïef en monumentaal öh men
loevlt in den ontwerper mee rden beeldhouwer dan den
architect. Het gebouw, dat als museum voor de werken
en als woning voor het gezin van 'den beeldhouwer
Einar Jónsson dient, is door hem zelf ontworpen en
door het Rijk en eenige zijner vrienden betaald.
Buitendien geniet Jónsson een jaargeld van het Rijk en
hij is dat .ten volle waard. Zijn veelal mystiek werk is
buitengewoon mooi en interessant en vóór alles zoo
geïnspireerd door IJsland, door zijn bergen, zijn fjor
den, zijn gletchers, zijn geysers en zijn lava.
Een dame, die veel van kunst hield, bezocht Einar
Mónssonn. Zij wist niet, "wie het gebouw ontworpen
'had. Zij was opgetogen over het werk van den artist
'als beeldhouwer. Prachtig, zei zij, wat doodjammer dat
dit schitterende werk in zulk een leelïjk gebouw geplaatst
werd.
Arme architect Einar 1 Maar niet arme beeldhouwer,
'Wat zou ik U dolgraag al zijn werk beschrijven.
Hoe werd ik getroffen door een van zijn eerste ont
werpen. Het is een arme IJslandsehe boer. een banneling
uit vervlojgen tijden, 4ie ver van het kerkhof af aan de
andere zijde van een onherbergzame ,^heide", hoog
vlakte in zijn schamele schuilplaats woonde en
wiens jonge vtouw gestorven is. Hij torst op zijn rug zijn
dierbare overledene, heeft zijn eenig kind op den arm,
don bergstok in de hand en gaat met groote moeite
tegen den storm in over de heide, naar de kerk en do
gewijde aarde, op den voet gevoigd'door zijn trouwe
pond. Wie die IJslandsehe boeren in de donkere dalen
bij de onafzienbare hoogvlakten heeft lecren bennen,
voelt de tragedie van dit werk en leeft mede met de
ontzaglijke smart van dien somberen man en het
den vogelvrijverklaarde. De liefde voor zijn vrouw gaat
boven net gevaar voor eigen leven.
Waar hebben we dat beeld „de Ochtendstond" en dat
andere „Natura Mater" meer gezien? Neen wij hebben
die beelden niet eerder gezien, doch wel de rotsen
daar midden in IJsland op onze tocht naar IJsland's
grootste waterval, de Dettifas, die rotsen, welke ons
opvielen, als de ruwe, natuurlijke inspiratie voor Einar's
werk. Steeds weer meent men in IJsland te zien de
modellen van steen, ijs, water of lava, waarnaar Einór
Jónssons génie de heerlijke beeldhouwwerken „Man en
Vrouw", „Smart en Vreugde", ,,de Verloren Zoon',
„Golf der Tijden" en „Ochtendstond" schiep.
Ziet hoe in dien golf der tijden het water, gestuit
door- de rots deels opklimt als een schoone, jonge
vrouw, die het leven zonnig tegemoet treedt, deels terug
valt. als in loomheid, meesleepend de ouden van dagen,
de levensmoeden.
Daar staat het beeld „De Ochtendstond". Hebben
gteenen
overmoed verschijnt.
Hoe prachtig zet Einar daar tegen elkaar, die mooie,
^onge vrouw, opjuichend in heerlijke lijnen van^jeugd
(en weelde, zich losmakend uit 'den greep van den tot
{steen verstijvenden mannenfiguur, de nacht f
Wij zijn van Einar Jónsson weggegaan met dank
baarheid voor dit werk.
Er is natuurlijk meer. Hij heeft hier het model van
de figuur van Leifur Heppin, den IJslander, die in
het jaar 1000 Amerika ontdekte, aan wiens beeld in
brons gegoten, door Jónsson voor Philadelphia ont
worpen werd.
Maar ik moet u meenemen verder d!oor Reykjavik.
Ik wil u even in de kerk het d'oopfon.t laten zien, een
geschenk van Thorvaldsen, wiens bronzen beeld op
een plein nabij de kerk staat.
Thorvaldsen was IJslander van vaders- en Deen
van moederszijde en werd, naar men beweert, aan
boord tusschen IJsland en Denemarken geboren.
Wij gaan theedrinken mot den. hoer Arnason, onder
de „Rio" eni luisteren naar het vioolspel van den1 ar
tist, die gisteren) de viool in de kerk bespeelde,
Met den heer en mevrouw, Arnason gaaii wij naar
Hafnafjörden, eon van de goudmijnen van IJsland.
Bij het vertellen over onze tocht word onze Engel-
sche mijningenieur bij: het woord „goudmijn" oppnerk
zaam, hij dacht dat. wij geweest waren naar de plek
waar men oen beetje goud gevonden had'. Neen, wij
waren geweest naar Hafnafjörden, een plaatsje aan
zoe gelegen, waar voor millioenen kronen aan ka
beljauw tot zoutevisch bewerkt wordt.
Trawlers en motorbooten brengen de visch aan,
die dan dadelijk schoongemaakt en gezouten wordt.
Later wordt die gezouten visch naar buiten gebracht
naar keurig geplaveide droogvelden, lava, waar
mannen, vrouwen en kindoren de visch dan over het
droogveld uitspreiden en 's avonds, of zoodra het
gaat regenen, in hoopen opstapelen en zorgvuldig
teedekken.
De lava is uitstekend' geschikt voor de visch te
drogen, zij neemt elkè zonnewarmte gretig op, en
houdt de warmte tamelijk lang bij zich.
De grootste afnemer van IJslands zoutevisch is
Spanje. Er was eenigen tijd geleden oen moeilijke
quaestie gerezen met Spanje.
IJsland heeft tien jaar geleden een absoluut
drankverbod ingevoerd. De Spanjaarden dreigden la
ter met boycot van IJslands zoutevisch, indien IJs
land de wet niet zoodanig wijzigde, dat Spaansche
wijnen (22% pet. alcohol) gedronken mochten worden.
IJsland wist verleden jaar dat Noorwegen op de
loer lag en gaf aan Spanje's eischen to#, om niet de
leverantie te verliezen en t.e zien overgaan op Noor
wegen. Op 1 Juli zou d'e nieuwe wet in werking tre
den, vandaar, dat in ons hotel de restauratiezaal op
geknapt werd, want men verwachtte met 1 Juli meer
publiek.
Toch waren er toen wijl uit Hafnafjörden terugkwa
men, veel menschen in de restauratiezaal, al. was het
pas 17 Juni. Maar het mooie weer had veel personen
naar de Jón Sigundssonfeesten gelokt en nu waren
zij honger en dorst aan het stillen. Dorst met thee,
koffie, bier (2% pet. alcohol) en water.
Volgens Sir John F. was het water sterker en lek
kerder dan het bier.
Hoe dit, ook zij, wij dronken meestal bij; preferen
tie water.
In de verte aan een tafeltje zaten twee IJsland
sehe heeren te eten. Zij schenen citroenlimonade te
drinken.
Na een poosje werden zij zoo luidruchtig, dat wij
tegen elkaar zeiden, als wij niet beter wisten, zouden
wij zeggen, dat ze dronken waren, maar in een land
met een drankverbod, sterker nog, een eiland' met
een absoluut drankverbod, is dat toch niet mogelijk.
Een poos later gingen zij. vechten, toen wisten wij,
dat in dit land van drankverbod toch dronkenschap
mogelijk is. Wij zouden er later nog meer kijk op
krijgen. Het beloofde een prachtige zonsondergang
to worden. De Magnussons belden ons er over op, de
Arnasons waron or cpgowonden over,' want een
mooie zonsondergang in Reykjavik zou volgens hen
heel bijzonder zijn.
Wij zijn later naar den zonsondergang gaan kijken.
Wij stonden aan dc haven. Twee dronken matrozen
wie zegt daar iets over een drankverbod wet
zongen „Stille Nacht, Heilige Nacht" terwijl het geen
nacht werd.
Gelukkig verdwenen zij gauw aan boord van "een
der booten.
De baai lag daar badend in karmozijh en orfinjie.
De wolken dreven, paarsblauw met karmozijnen ran
den in het gloeiend luchtruim, de bergen, links en
rechts, stonden als donkere reuzen, als te waken bij de
zoepoort, doch kleurden langzamerhand fi'uweelig groen
grijs en als brandend op 'de toppen.
De schepen in de haven werden omkoesterd door een
laatste warmteuiting van den verdwijnenden zon.
De tinten veranderden steeds, soms vloeide alles in
elkaar om zich even later weer los te worstelen, de
kleuren dartelden en stoeiden, zij fantaseerden tafe-
roelen van karmozijn zich vcrteoderend tot zllvcr^roen
in een fond van violet, het zilvergroen overglijdend
in oranje en tenslotte in fijn geel. In de verte de Snee-
felsjókull, de machtige gletcher, het koele witte voor
hoofd omlijst door een kroon van gouden stralen, be-
heerschte don horizon.
tdaatselnk Nieuws
wees op d'e noodzakelijkheid voor de melkveehou
ders om zich te vereenigen, opdat zij in ieder geval
door de kapitaalkrachtige melkfabrieken worden ge
kend wanneer het gaat om de vaststelling van den
melkprijs. Verschillende resultaten door de organi
satie bereikt, werden als voorbeeld meegedeeld.
Ook de voorzitter van de afdeeling Helder wees
op het nut van organisatie en deelde mee, dat die
afdeeling nog bij den Provincialen Bond W> aangeslo
ten en wol degelijk steun van dezen bond had on
dervonden.
Daarentegen gingen ook weer stemmen op, die
over te weinig medewerking van den Prov. Bond
klaagden en waarvan begrafenis van enkele af dee
lingen het gevolg was.
Tijdens de besprekingen werd naar voren gebracht
het, verschil dat bestaat tusschen de industrié-mel-
kers en de consumptie-melkers. Toch achtte men or
ganisatie gewenscht, in ieder geval zou tusschen dié
twee groepen cóntact kunnen bestaan. Het resultaat
der besprekingen was, dat in de afd. Schngen van
consumptiemelkers de vraag naar voren zal worden
gebracht, of aansluiting bij1 den Bond „Hollands Noor
derkwartier" gewenscht wordt geoordeeld, terwijl
getracht zal worden voor een_ eventueel© oprichting
van een afdeeling 't Zand—Callantsoog voldoende
belangstelling te" wekken. Melkveehouders b.v. van
Burgerbrug en St. Maartensbrug zouden zich bij de
afdeeling Eenigenburg kunnen aansluiten.
IN DIENST.
De gewone dienstplichtigen dezer gemeente, lich
ting 1923, zijn aan onderstaande korpsen toegewezen:
Bakker A., 21 Regiment Infanterie; Keesman W.,
idem; Lampe B. J., Ie Regiment Huzaren; Leertou
wer L. J. S., Zeemacht; Modder C., 21 Regiment In
fanterie; Raven K., idem; Schouten Th. L., idem;
Sneekes N., idem; Spierdijk N., Zeemacht; Swakipan
IC., Regiment Genietroepen; Vader A. J. C. W., 21
Regiment Infanterie; Voerhuis Chr. G„ le Regiment
Huzaren; Weeland K., 21 Regiment'Infanterie.
BENOEMD.
Onze vroegere plaatsgenoot, de heer L. Roggeveen,
onderwijzer, thans té Leiden, is als zoodanig benoemd
aan de O. L. School, Zuidwal B5, Den Haag,
BOND VAN MELKVEEHOUDERS.
De Bond van Melkveehouders „Hollands Noorder
kwartier", hield Donderdag j.1. in het café van den
heer Igesz een propaganda- vergadering.
De voorzitter, de heer M. Mulder, deelde mede,
hoe men uit ontevredenheid over den weinigen
steun van het Hoofdbestuur, op initiatief van de
afdeeling Eenigenburg gekomen was tot oprichting T
yan den Bond „Hollands Noorderkwartier". Spr. gen de nummers, tot 1 Januari
op de Schager Courant ontvan-
mand om op mijn. eigen dochtertje te passen. De
knechts, die ik had, waren daar niet geschikt voor,
en de eenige vrouwelijke hulp die ik had, was er
van door gegaan.
Ik zat bij mijn wagen en liet het hoofd hangen,
toen daar komt aanstappen.' een mager, lang meisje
met een klein kind in haar armen. Ze zag er uitge
put van vermoeienis uit, als had ze den geheelen
dag geloopen, en ze vroeg of ze een oogenblikje bij
het vuur mocht gaan zitten,-omdat ze zoo koud was.
Ik zei: „Ja", en dacht weer over mijn ellende. Maar
ze bleef zoo lang zitten, dat ik naar haar ging kijken,
en toen zag ik, dat zo flauw gevallen vvas bij het
vuur. Ik sprenkelde water in haar gezicht, en ze
kwam weer bij.
Toen zei ze: „Ik sterf van honger. Geef me een
stukje brood." f,n dat deed ik. Heel gauw ging ze
weer overeind zitten, en wou me betalen voor het
brood, maar ik wou geen cent van haar aannemen,
heeren, geen centl"
„Zoo is hij nu altijd!" klaagde mevrouw Pickering.
„Hij zou zijn laatste stuk brood met iedereen dee-
len, zonder aan zichzelf te denken. Zoo'n ezel!" En
ze bleef hoofdschuddend ritten kijken naar haren
roekeioozen echtvriend.
„Terwijl zo daar zat met haar kindje, hoorde ze
mijne vrouw kreunen, en toen ging ze naar den wa
gon, zette haar kindje neer, en zeide iets van den
eenen dienst, die den anderen waard is, en ik weet
niet wat ze uitvoerde, maar even later was mijne
vrouw gerust in slaap gevallen. Toen ging ze naar
ons kindje .en wiegde het in hare armen in slaap,
en een poosje later kondon we op weg gaan.
Ik had wel voor haar op mijne knieën willen val
len, doch ze zelde, dat ze alleen maar met ons rtiocht
meegaan, en werken voor ons, dat ze niet tot last zou
zijn, dan was ze al heel dankbaar. Om kort te gaan,
ze bleef bij ons, en. het meisje was ons van onbere
kenbaar nut den geheelen winter en hot volgend
voorjaar. Ze deed van alles, koken, naaien, alles. Ze
was niet erg op gezelschap gesteld, en als er men
schen in de buurt waren, zette ze een grooten tuin
hoed op, dio haar gezicht geheel bedekte, en ging
achter den wagen zitten met wat naaiwerk of zoo
iets. Ze was zoo stil, dat we eerst niet er mee inge
nomen waren, maar ze werkte zoo hard, en hield de
costuums voor de tien kinderen in orde, en zoo meer,
dat ik spoedig anders over haar ging denken".
a.s. nog verschijnende, GRATIS.
DE UITGEVERS.
Reclames.
VOEDZAAM
HEERLUK
V00RÜEELIG
RvS
Urinezuur en de nieren.
Overtollig urinezuur is de werkelijke oorzaak van
rheumatiek, ischias en spit, en het kan zoowel de
oorzaak als het gevolg zijn van nierzwakte. Zware,
moeilijk verteerbare spijzen, alcohol, overwerking
en nadeelige gewoonten leiden tot de vorming van
een dusdanige hoeveelheid van dit vergift, dat de
niereru overweldigd worden door de overspanning orü
het uit het bloed te filtreoren.
Voorzorgen en matigheid verminderen de hoeveel
heid urinezuur, vergemakkelijken de taak der nie
ren en voorkomen, dat niet-gefiltreerd urinezuur
zich in de aderen, spieren, zenuwen en gewrichten
afzet en kristalliseert. Deze voorbehoedende maat
regelen kunnen worden aangevuld door tijdige ver
sterking van de nieren door Foster's Rugpijn Nieren
Pillen. Dit speciale niergeneesmiddel verschaft suc
ces, zelfs in gevorderde gevallen van nieraandoening
en verschijnselen als rheumatiek, steen, spit, ischias,
niergruis, nier- en blaasontsteking, en urinozuur-ver-
giftiging.
Foster's Rugpijn Nieren Pillen werken-niet op de
ingewanden, doch louter op de nieren en blaas.
Antiseptisch, voorbehoedend en genezend, wordt dit
niergeneèsmiddel alom aanbevolen als gevolg van de
uitmuntende resultaten, die men ermede behaalde,
Te Schagen verkrijgbaar bij de bekende drogisten
a f 1.7$ per doos.
Trekking van 100 nummers ten overstaan van
Notaris A- G. Mulié.
Donderdag 21 December 1922.
Prijs van /2000 11492
1000 7445
100 5420 19804
Prijzen van i 90 eigen geld.)
73 2956 6412 9123 10403 13297 15638 17206 19042
314 84 6621 2y 4 14114 15776 17380 19130
139 3171 6919 9387 10698 14389 15872 17683 19483
734 3559 7060 9403 11350 14506 16114 18247 20156
17(6 3647 7136 84 11585 47 16226 18535 20378
1916 4976 8105 9883 11959 14825 45 18711 20559
2233 5088 8315 10035 12075 95 16643 66 20823
2586 5138 8441 72 12179 14916 55 85 50
2765 5586 8760 10302 12203 15227 16714 18841
28U6 5952 8961 - 65 1245.0 15370 97 61
2948 6333 9074 70 13o30 1547U 17148 19039
„Maar ik niet!" viel mevrouw Pickering hem in
de rede. „Ik niet, heeren. Ik vond haar altijd een
kruiperig, sluiperig mensch, die het achter .de mou
wen had. Met dat witte gezicht, eerder van een
dooie dan van een levend mensch, heb ik altijd ge
dacht. dat ze iets op haar geweten moest hebben."
„Mijne vrouw", verklaarde de kermisreiziger, „was
jaloersch op Lydia. Maar het scheen wel, dat som
mige van de kinderen het geheele jaar door ziek wa
ren, en ze verzorgde ze, en ze hielden van haar als
van eene moeder. En toen ten laatste ons eigen
kindje den laatsten adem uitblies op haar schoot,
wol heerenikhmeh't riekt hier naar
uien. Je krijgt er tranen van in je oogen.
Wel heeren, op een voorjaarsdag zit ik op een
stoel, voor den wagen en Lydia is bezig met de klee-
ren van één van de paardrijdstertjes te verstellen,
toen er op eens een veldwachter naar me toekomt,
en vraagt:
„Heb jij ook een vreemde vrouw bij je troep?"
„Neen," zeg ik.
Toen begint hij me uit te leggen, en als hij achter
den wagen had kunnen zien naar Lydia, had hij
haar direct verdacht, want ze1 rilde aan handen en
voeten, en kroop in hare kleeren weg, als wilde ze
wel door den grond zinken. De agent liet me een
paar papieren na, en zegt dat ik wél kans heb de
gezochte te ontmoeten, omdat ik overal kom. Wel,
ik lees die papieren door, en geef ze toen aan mijne
vrouw, die zegt direct, dat het Lydia is."
„En dat was ook zoo", riep mevrouw Pickering
uit. „Ik heb den heelen winter voorgevoelens en
drpomen gehad. Ik wist het wel".
„Loop naar den koekoek", zeide Pickering met
gedempte stem.
„Maar hij wou niet naar me luisteren. En dat. komt
er nu van, nu hebben we ons dat buitenkansje la
ten ontglippen; we hadden toén een kapitaal kun
nen verdienen, maar mijn man was zoo idioot week
hartig
„Dat was een geluk!" zeide Barman gestreng. „Als
uw man niet zoo idioot weekhartig geweest was, dan
zou eene ongelukkige vrouw vermoord zijn gewor
den".
„Zooals ik gezegd heb", ging Pickering voort, zon
der zich aan iets te storen, „was mijn vrouw doode-
lijk jaloersch op het arme schepsel, en toen ze haar
beschuldigde, dat ze de gezochte Claudine Eldstone
moest zijn, daar valt me het arme kind op. de knieën
en bekent dat het zoo is, en smeekt ons haar niet
aan het gerecht over te leveren."
„En toen was mijn man zoo gek om haar te zeg
gen, dat ze veilig bij ons was. en dat ze mocht blij
ven en dat hij geen woord zou zeggen. Maar ik ver
telde haar heel wat anders, dat beloof ik u!" piepte
meVrouw Pickering.
Pickering glimlachte. „Gelukkig had mijne vrouw
toentertijd juist haar been gebroken en lag ze lang
uit, en kon geen vin verroeren. Ze zeide, dat, zoodra
ze beter was, of iemand te spreken kon krijgen, ze
haar zou verraden. Maar ze lag plat te bed, en haar
woede hielp haar geen duit.
Maar ik begreep wei, dat zoodra ze beter was,
ze Lydia een poets zou spelen. Daarom nam ik haar,
op een avond, toen mijne vrouw vast in slaap lag,
apart-, en legde haar de zaak klaar en duidelijk uit.
Toen sprong ze op, pakte haar kindje, en zei, dat ze
zich in de rivier wilde verdrinken. Ik hield haar
terug, en zeide dat ik in haar onschuld geloofde. Ik
kan nóg nooit gelooven, heeren, dat dit meisje in
staat geweest zou zijn oen moord te begaan. Ik wist
haar te overreden om haar kindje bij ons achter te
laten. Zoowel ik, als mijne vrouw, waren dol op dat
kind, sinds ons eigen dochtertje gestorven was. Ik
overtuigde haar, dat wo er voor zouden zorgen, als
voor ons eigen, en dat het maar lastig was voor
haar, om er verder mee te vluchten, want iedereen
zou daar argwaan door krijgen; het Zou gelijk staan
mét zich bij het gerecht aangeven.
Wel, Lydia luisterde naar raad. Ik verdeelde al het
geld, dat ik bezat, met haar.
„Wat een gemeenheid! Dat heb ik nooit geweten.
Pickêring! Je bent een gemeene, lage vent! Een
uilskuiken! Een bedrieger! Eenmevrouw Picke
ring barstte bijna van spijt.
„Ik zeide tegen Lydia", ging Pickering voort, als
had hij niets gehoord, „Lydia, je bent erg lang en
mager voor een meisje. Zou je er niets in zien, van
gedaante te verwisselen' Wel, ze begreep me direct.
Ik had een koffer met oude kleeren, waar ik zeer
aan gehecht was, omdat ze het eenigste aandenken
waren aan den besten vriend, dien ik ooit gehad
heb. Maar er was toen geen tijd om sentimenteel te
zijn, daarom zeide ik: Lydia, daar heb je een vol
ledig pak manskieeren en nog meer rommel, als je
dien noodig hebt, en ze verkleedde zich, en toen ik
haar het haar had afgeknipt, zou haar eigen moe
der haar niet herkend hebben. Toen dat allemaal in
orde gemaakt was, en ze het geld had aangenomen,
dat ik voor haar beschikt had, kuste ze haar kindje
voor het laatst vaarwel, en maakte zich gereed om
te' gaan.
„Mijnheer Pickering", zeide zé, „pas goed op mijn
kind. Ik vertrouw het- u toe. Alles wat ik haar ach
ter kan laten, is dit halskettinkje", ze snikte, bukte
zich over het kind, én nam een gouden balletje in
de hand, dal aan het kettinkje hing. „Hierin", zeide
ze, „zit haar geboortebewijs. Als u hief op drukt,
springt het open. Maar in 's Hemels naam, maak het
niet open, en laat 'ze niet weten wie ze is, tenzij het
voor haar geluk kan wezen."
XXIII.
Vervolg.
„Dit heeren, beloofde ik haar", ging Pickering
voort, een traan wegpinkende, „en die belofte heb
ik gehouden. Tot vandaag den dag weet ik niet
wat er in dat balletje zat".
„Mijn man stelt er een eer in om consequent te
zijn", smaalde mevrouw Pickering. „Hij zegt: Eens
een ezel altijd een ezel!"
„En?" vroeg Barman, „wat toen?"
„Toon niets meer mijnheer. Ik heb u alles verteld
wat ik weet."
„Dus ze is weggegaan?" vroeg Winston, terwijl een
glimlach om zijne lippen speelde.
„Dat zou ik zoo zeggen. Ze kuste haar kind, en
ze drukte mij de hand, en^ toen ging ze weg, na
mij nog vorschrikkelijk bedankt te hebben. Ik heb
na dien tijd nooit meer iets van haar gehoord. Dat
islaat eens kijken nu negentien jaar geleden".
De heer Barman knarsetandde. Zooveel gevorderd
te zijn, en toch nog zoover vaft het doel at Het was
een bittere teleurstelling.
„Dan ben je negentien jaar te laat", riep hij uit.
„Te laat?" riep mevrouw Pickering uit. „Dat dacht
lk wel. Mijn man is altijd te laat. Het is een ge
woonte van hem, hij kan het niet heipene hij is er
mee geboren!"
Wordt vervolgd.