ROMMELKRUID. Klein Anneke. Even laehen. lijken, die eïk oogenblik kwamen aanspoelen: ook was de dijk met verdronken vee en huisraad als bezaaid. Mijn vader, die ooggetuige dezer overstrooming was, heeft mij, onder andere voorvallen, welke destijds plaats hadden, als een voorbeeld van zorgeloosheid en een' vasten slaap, verhaald, dat zeker timmermansknecht, Oojenberg genoemd, die met zijne vrouw' en drie kinderen in eenc poldcrschuit (1) woonde, eu te dier tijd, met dezelve, aan de bocht der Zijpe lag, zich, met Zijn gezin, ondanks den storm, en de vrees voor doorbraak, gerust te bed begaf; en die schuit, des nachts losgerukt zijnde, tol aan het gehucht den Lagendijk dreef, zonucr dat een hunner van dat alles iets gemerkt had. Hoe ellendig had het er intusschen voor hem uitgezien, indien de "Wind oens veranderd ware, en nen in zee hadde ge dreven. De wond, door "deze overstrooming geslagen, was nog niet geheeld, toen zich het voor deze gemeente allertreurigst gerucht verspeldde, dat haar' geliefde pastoor, na eenc driejarige gevangenis, in den Haag veroordeeld was, om levend verbrand te worden §5). „Maar, waarmede beschuldigt men dien goeden ^man tochf vroeg de Heer dezer plaats, bij gedegenheid, 'dat zijn baljuw hem zulks berigtte. ..Vooreerst," antwoordde de baljuw, „beschul- „digt men hem, dat hij, op eigen gezag, eenige „veranderingen in het misboek gemaakt heeft; „ten tweede, dat hij, staande deze onlusten, wei- „nig missen deed, maar des te ijveriger predikte; ,'ten derde, dat hij een oud kerkelijk goedgekeurd „gebed, onder voorwendsel, dat men daarin de „Moeder Gods meer eer bewees, dan den Zalig maker, zeil afgekeurd heeft; ten vierde, dat „hij den doop niet in het Latijn, maar in het „Nedrrduitsch bediende; cn eindelijk, dat hij, ten tijde, dat bier ecne bende rondzwierf, welke [kerken plunderde, het beeld van den H. Chris-1 tuffel, en andere, benevens cene lade met over-! wiifceis van heiligen, hoewel met overleg van „kerkmecsteren, uit de kerk heeft laten wegne men, en naar elders vervoeren. Dit was niets minder dan heiligschennis." ,en alzoo in meerdere veiligheid gebragt (3). bij zijn dood een algemeen zoeken plaats onder ,Alle andere beschuldigingen mogen schijn van de pasgeborenen in Tibet naar de nieuwe vleesch- waarheid dragen, deze is echter geheel van wording van den Dalai Lama. En daar de Chinee- allen grond ontbloot, en behoort zijn lot niet zen veel invloed hebben in Tibet, zorgt de Chi pte verzwaren; derhalve, heer baljuw, meen ik, necsehe regeering er steeds voor, dat alleen een „dat wij verplict zijn, iets voor dien braven man kind uit een Chineesch gezinde familie als nieuwe „op wiens zedelijk 'gedrag niets te zeggen valt, Dalai Lama wordt erkend. Daarbij deinst men „te doen.'' niet terug voor de grofste misleiding der gtüoovige Tibetanen. I'Het wordt ook voor mogelijk! gehouden, dat er (1). Deze schuit, waarin zich een overdekte tegelijkertijd meerdere incarnaties bestaan. Zoo timmermans-winkel bevond, diende slechts, om gebeurt het, dat nevens den Dalai Lama nog een met dezelve naar die bruggen en molens te va- tweede en derde hcerscht met ongeveer den- ren, waaraan iets gemaakt, of hersteld moest wor- zelfden invloed, bijv. de Tashi Lama of Bogdo den. I Lama. (2). Behalve door Brandt, Geschiedenis der Re- De macht van den Tibetaanschen hoerseher is formatie, Hooft en anderen, wordt van dit voor- in werkelijkheid vaak niet groot. Veelaf hebben Chi- val gewag gemaakt, in een, in den noordweslhock 1 ncesche mandarijnen grooten invloed. Maar hij der Kerk tc lezen, vers, door JVluizenvoet^ de wordt steeds met een praai omringd, die den vermoe()delijko steller van' dit stuk. Zie het Voor- berigt. (3). Hot is opmerkelijk, dat, toen in 1826 dit slot geheel gesloopt werd, inen in een der muren schijn wekt, dat hij de van God gegeven hccrscher is. 's Zomers woont hij in een paleis op twee mijlen afstand van de hoofdstad, in een breed dal gcucu gvsuuopt wexu, mcu ui cku uw muan oasuiuu vau uo nooiusiaa, m een breed dal ge- eene houten, maar geheel tot stof vergane, lang- I legen, waardoor de Kyitsjoe of rivier van geluk" werpige lade vond, waarin zich twee stukjes van stroomt. Het dal ligt 12000 voet Loven den zeespie- een ijzeren kettingje twee ijzeren pennen, eénó gel en is door heuvels ingesloten, dio zich 5Ö00 langwerpig ronde glazen pijp, ecnig haar, en j. tot 8000 voet boven het dal verheffen, en natuuriij- 1riimitran ..n. U.< i1i eeriïgc kleine beentjes bevonden. De overschrij ver bezit dezelve, doch alles is zoo verroest en onoogiijk, dat het niet bezienswaardig is. Wordt vervolgd. Wat het laatste betreft," antwoordde de Heer, dït geschiedde ook met mijne "voorkennis. Ten "einde die heilige zaken voor de plundcrzucht "der beddstormers te beveiligen, zijn dezelve thans "geplaatst in een nis, welke ik in dgn muur der [benedenzaal van mijn slot heb laten maken, spreekwoord voorkomeh; telkens één woord in ©lk antwoord. Laten we een voorbeeld nemen: degene, die weggezonden is, en nu *t spreekwoord moet ra den, vraagt: „Jan. hoe laat is het?" Jan, die T woordje „de" in zijn antwoord moet brengen, zegt: „De klok wijst acht uur!" De volgende vraag luidt b.v.: „Hou jij van borstplaat, Anna?" Anna kan dan zeggen: „Ja wel, maar ik krijg er altijd kiespijn van, ik heb liever een appel!" Je begrijpt, dat het wel eens moeilijk is, om een goed antwoord te geven. Is b.v. de vraag aan Anna: „Hoe laat gaat de trein naar Alk maar?" dan is het voor Anna Hang niet gemak kelijk om het woord ^ppel" zóó in T antwoord ie jku ie Liciigcu, üal u6i ilitil opvalt: Zijn all© woorden gebrluikt, dan moet de vra ger 1 spreekwoord raden. *t Is niet zoo moeilijk als jullie misschien denken zult Probeert het maar eens! Ik wed, dat je er veel plezier mee zult hebben! Op vrien lelijk verzoek nog eens een sprookje. Ik weet niet, of het moeders schuld was, dat kleine Anneke de achterdeur kon uitloopen. Misschien was moeder even een boodschap gaan doen bij de kruidenier of stond ze te pra ten met buurvrouw. Ik zou *t heusch niet kun nen zeggen, maar Anneke was de achterdeur uitgeloopen in het kleine bleekveld, waar Trees de oude geit, rustig de aardappelschillen opat, dei moeder bij haar had neergegooid, en waar Baa de hond, lekker in het zonnetje lag te sla pen. Het was niet erg, dat kleine Anneke in het ke muren vormen om het grootsche oord. De Dalai Lama wordt bijgestaan door twee bestuurslichamen een Raad van State en een Nationale vergadering. De eerste beslaat uit drie leeken en een monnik, met een vijfde lid ais president. Dat is de minister-president dié als tusschenpersoon optreedt tusschen den Dalai La ma en den Raad. De Nationale vergadering bestaat uit vertegen woordigers van alle standen Maar de abten, als vertegenwoordigers van de 20.000 monniken oefe nen er de meeste macht uit. Het schijnt, dat het Tibetaansche volk zeer onzindelijk is. De tegenwoordige D. L. is een groot voorstander van zindelijkheid, maar is tac tisch genoeg zijn zindelijkheid niet aan zijn on derdanen op te dringen. Hij vergenoegt er zich mee een voorbeeld te steilten. Ambtenaar worden is voor een Tibetaan het - meest begeerlijke. De inwijding van de nieuwe een blanke daar een kijkje te nemen en eenigszms j ambtenaren is het grootste feest van het nar dl op de hoogte te komen van de gebruiken der NieuwjaaiSplechtigheid. Zoodra iemand ambtenaar bevolking. De hoofdstad is Lhasa en aan 't hoofd van het rijk staat de Dalai Luma, die naast wereldlijk beheerscher van Tibet- de hoogepriester is van alle Boeddhisten, die in hem zien de incarnatie van den als God vereerden Bodhisattwa Awalohita TIBET. Tibet is een eigenaardig land in Azië gelegen op een hoogvlakte ten Noorden van het Himalaja- gebergte. Wc weten nog niet alles van dat land, doordat het zoo uiterst moeilijk is er in door tc dringen. De vreemdelingen worden er stelselmatig geweerd. En flechts een enkelo keer gehikt het 'f _,v. ambtenaar wordt brengt hij verandering in zijn haardracht. Dan draagt hij zijn haar in cirkelvormige krullen boven op zijn hoofd en niet meer in eca vlecht zooals voor dien tijd. s Scholen zijn er slechts weinige, in de hoofdstad slechts twee. Het onderwijs wordt mivsi in da Men gelooft, dat de Dalai Lama bij het sterven huizen der edelen en boeren gegeven En wat dadeüjk als kind herboren wordt. Daarom heeft er we! een merkwaardigheid is ïn zód'n feodaal bleekveld liep, maar achter het bleekveld) was een sloot, een heel diepe sloot. Daar zwom Jans, de eend, in met haar 12 kin dertjes, lieve kleine rolletjes geel dons met zwarte kraaloogjes. Ze pikten met hun snaveltjes van het mal- sche gras, dat aan den kant van de sloot groei de. Ook doken ze wel eens onder water, om 'n vlug waterdiertje te verschalken. Moeder Jans keek goed uit, of er geen ge vaar was voor haar kindertjes, maar niets was er, dan de zou en do blauwe hemel. Klein Anneke liep naar de sloot. „Dag Jans", zei ze. Jans zei niets, maar keek met haar hel dere oogen oven naar klein Anneke. Toen richtte ze zich op in het water, klapte met haar vleugels, en snaterde luid. „Ga weg, Anneke, ga weg!" beteekende dat. Maar Anneke begreep het niet. Ze wilde Jans aaien over haar kop, boog zich voorover toen gebeurde het, dat klein Anneke viel in het water van de sloot.De sloot keek even boos, met diepe rimpels in het voorhoofd maar-even tjes! Toen keek do sloot weer of er niets ge beurd was. Even was kleine Anneke geschrokken van het koude water, heel even maar; ze viel op een bank van groen mos, en die was heel zacht. Mooie kleuren zag ze, groen en goud en blauw, en heel rood. En alles draaide in het rond, over en door elkaar. Toen hoorde ze muziek. Het k'.onk als, het or gel, dat in de kerk speelde, maar veel zach terEn engeltjes in groene kleedjes dansten om kleine Anneke heen en zwaaiden met sluiers. Daar waren ook kleine mannetjes, met bruine pakjes aan, en die zongen, maar klein Anneke kon hot niet verstaan. Ze begonnen heel zachtjes, maar langzaam gingen ze luider I en luider zingen. Ze klapten in de handjes en duikelden over elkaar heen. En nóg luider zon gen. ze. Klein Arihoke ward bang. Ze wildo opstaan, maar de .mannetjes hielden haar vaat en tilden haar op „Naar den Waterkoning", zeiden ze. En ze brachten Anneke bij hem De Waterkoning was al heel oud! Hij had lange haren, dio golfden als het water. De man netjes brachten klein Anneke bij hem. „Je moet maar bij me blijven", gromde hij, en ruw pakte hij klein Anneke bij de hand' én trok haar naar zich toe. „Kr zijn hier meer kleine meisjes, die ondeu gend zijn geweest en in 't water gevallen". Anneke begon te huilen, maar de Wa ter» mg stoorde er zich niet aan en begon haar «en groen kleedje aan te trekken, juist zooals de engeltjes aan hadden. Nog harder huilde klein Anneke. De bruine mannetjes dansten om haar heen. Ze hadden nu een groen masker voor en sta ken hun tong tegen haar uit. Plotseling werd klein Anneke ruw beetge pakt en zweefde ze omhoog. Ze zag nu de brui ne mannetjes niet meer en ook de engeltjes waren verdwenen. De orgelmuziek werd al zachter en zachter „Ze leeft!" riep moeder, toen Klein Anneke heel langzaam de oogjes opende. „Goddank", zei vader en tranen blonken in zijn oogen. Zachtjes streek hij Bas over de natte kop. „Dat zullen we nooit vergeten, Bas. dat jij on ze Anneke hebt gered.' Bas zei niets, hij knipte met de oogen en likte heel voorzichtig klein Anneke's handje. land, de kinderen van knechts en pachters krijgen van denzelfden onderwijzers les als de kinderen des huizes. Kunst wordt bijna uitsluitend in de kloosters beoefend. Voorat schilderen op zijde is er een ge liefkoosde bezigheid, waarin sommigen het een heel eind gebracht hebben. En elk klooster heeft zijn orkest van strijk- en blaasinstrumenten. Geneesheeren zijn er niet erg in aanzien. Bij ziektegevallen wendt men zich eerst tot den pries ter, die besluit of de ziekte te wijten is aan oen boozen geest of aan gewoon lichamelijk lijden. Van drinken houdt een Tibetaan bijzonder,, en vooratbij feestelijke gelegenheden. Dan is het een eerezaak zooveel te drinken, dat men onder do tafel roltx dan stroomt het gerstebier, de ge- lieflioosde drank. Overigens is Tiet zedelijkheids peil nu niet bepaald laag. De Tibetaan is meer natuurlijk dan conventioneel, zoodat polygamie, veel voorkomt, ofschoon olficieel de monogamie in acht wordt genomen. M. POKKEN IN DE 18DE EEUW. Pokken is een ziekte, die in West-Europa te genwoordig maar zeer sporadisch meer voor komt. Door d* inenting met koepokstof, een substantie uit de lebmaag van het kalf getrok ken, zijn de mensehen over 't algemeen onvat baar geworden voor de ziekte. Alleen in tij den dat de ziekte hier of daar opdoemt, is her inenting noodig, omdat het voorbehoedmiddel slechts oen jaar of zéven werkt. Bovenstaande overwegingen mogen nog wel eens onder de aandacht van het publiek ge bracht worden, nu er groepen in onze bevolking zijn en wat erger is: in het parlement die er op aandringen de verplichte vaccinatie af te schaffen. Dat zulks een ramp zou kunnen worden is recht duidelijk, wanneer men een blik in het verleden werpt, toen nog niet bekend was, dat inenting zoo goed als geheel vrijwaarde voor de vrceselijke ziekte. In de 18e eeuw bedroeg de gemiddelde sterfte aun de pokken 2.32 per 1000 inwoners, wat en kele jaren zelfs opliep tot 8.58 per 1000. Gemid deld stierf er van de 9 kinderen beneden de tien jaar één aan pokken. Wat een en ander beteekebt wordt pas duidelijk door een verge lijking te maken met de sterfte, zooals die nu in Amsterdam zou zijn, indien er sinds de 18de eeuw niets veranderd was. Deze stad zou dan weer jaren krijgen, dat er meer dan 1000 aan de pokken stierven. En de gelukkigen, die er het leven afbrachten, zouden hun verdere leven met een van de pokken geschonden gezicht rondloopen, wat ook niet zoo pleizierig is. Men kent de scheldwoorden van toen nog wel: de pokdalige, de mottige. Neen, de vaccinatie is een zegen, geweest voor de bevolking. En hoe verder de wetenschap op dit terrein voortschrijdt, hoe gelukkiger voor het menschdom. Men ent tegenwoordig al in tegen diphtheritis, tegen typhus en cholera, en met succes. Misschien beleven we nog den tijd, dat we tegen de meeste en ergste besmet telijke ziekten worden ingeënt en daarmede die ziekten uit de rij der menschel ijko kwalen ge bannen worden. m. DUIDELIJK GEZEGD Liszt speelde eens aan het Peterburgsche hof, De czaar zit onder het concert met zijn buur dame te praten. Een oogenblik houdt Liszt zijn ergernis in. Als echter het gesprek steeds lui der wordt, breekt hij plotseling zijn spel af. Verwonderd kijkt de vorst op en vraagt naar de reden. En Liszt antwoordt met een diepe buiging: Als vorsten spreken, moeten de die- naren zwijgen. VAN EEN POSTDUIF. De beroemdste postduif ter wereld overleed onlangs in Derby (Engeland) in den leeftijd van 14 jaren. Dezo beroemdheid, koning van Ro me geheeten, vloog in 1913 van Rome naar Der by. 'n afstand van meer dan 1600 K.M. De duif verliet Rome bij de internationale wedvlucht op 29 Juni 1913 en kwam precies een maand later te Derby terug. EEN NIEUWE METHODE TOT VERDELGING VAN SCHADELIJKE DIEREN. Reeds rneermalen, zoo lezen wij in „Wetensch. bladen", heeft men vooral in Amerika, van in secten en visschen gebruik gemaakt om scha delijke insecten te bestrijden. Zoo lang als het bestrijding door wezens van een andere soort betrof, is het lukken van deze pogingen alge- meen toegejuicht. Onlangs publiceerde „Die Umschau" achter het bericht, d$t men op Java proeven neemt om de ratten .te bestrijden door zo tot ratten- eters op te voeden. Hierdoor sluit men drie ratten samen in een hok op en gooft hun geen eten. De uitgehongerde dieren beginnen dan el- kandór op te eten, eerst twee sterksten de zwaksto en daarna een der twee overblijven de de andere. Men heeft opgemerkt, dat de dan o verblijven den aan rattenvleesch boven andere spijzen de voorkeur geven; daarom laat men ze in vrijheid rondloopen. In hoever dit middel succes heeft, weet de briefschrijver niet mede te deelen. Afgezien van de wreedheid van dit middel zal men eerst moeten nagaan, of deze ratten- eters niet in het algemeen liefhebbers van vleesch zijn geworden en daardoor gevaarlijk voor kinderen pn rnsischien ook voor zieke of slapende menscben, - DEUGDELIJKER DAN IJZER, Hot zal menigentimmerman goeddoen het volgende te vernemen.: De Westminster Abdij te Londen wordt nagekeken en bijgelapt. Nu is gebloken, dat sinds 1399 (het. jaar van de vol tooiing) het dak bijna 40 centimeter doorgezakt is. Reeds lang zou er een geweldig ongeluk ge beurd zijn, als niet de dekking van het- majes tueuze gebouw steunde op gesteelde eikenhou ten balken en sparren van zoo'n prachtkwali- teit, dat zij het eeuwen lange proces der ver zakking beter droegen dan ijzer of staal had den kunnen doenl KONING EN DOKTERS. Koning Ernst August van Hannover, die van 1837 tot 1851 regeerde, leefde uiterst matig en mocht zich verheugen in een uitstekende ge- zondhoid. Als ieder mensch gevoelde hij zich wel eens minder lekker; de hofarts schreef dan 't eene of andere geneesmiddel voor, dat de ko ning liet klaarmaken, doch waarvan hij nooit iets gebruikte. Zoo als het van den apotheker kwam, riep de koning zijn kamerdienaar en reide: „Zet het in de kast". Eens echter duurde do ongesteldheid wat langer dan de gebruike lijke paar dagen en was dp koning zelfs een paar weken bedlegerig. De lijfarts riep verschei dene kunstbroeders in consult en dezen beijver den zich 's ochtends, 's middags, 's avonds en zelfs 's nachts den patiënt te bezoeken, en hem iets voor te schrijven; doch telkens als er een drankje, een pakje poeders of een doosje pillen word gebracht, klonk het: „Zet het in de kast". Dioot, rust en. geduld gaven den koning zijn eetlust terug en op zekeren ochtend stond hij heel in de vroegte op, klocdde hij zich en ging hij naar zijn werkkamer. Toen ook de kamer dienaar zich vertoonde, gelastte de koning hom, alle fleschjes, pakjes en doosjes uit de kast te halen en op tafels langs den muur der werkkamer ten toon te stellen. De kamer was niet groot en weldra besloegen de drankjes, poeders en pillen bijna de geheole lengte van den muur. Zoodra de dokters hadden verno men, dat Z.M. was opgestaan en aan zijn werk gegaan, kwamen zij hem geluk wenschen met zijn herstel en. verklaarden zij, dat zij er zeer verheugd over waren, dat Z.M. er zoo goed uit zag en dat zijn kostbaar leven voor het vader land een halve waarheid, want de koning was de 5e zoon van George II van Engeland en zijn getrouwe onderdanen was gespaard ge bleven. „Ja heeren, dat is zoo', zei de koning droogjes, „ik ben boter, maar zoudt u niet den-'' ken, dat ik reeds lang begraven, zou zijn als ik en met koninklijk gebaar wees hij naar de expositie dien rommel werkelijk had ge slikt?" De dokters keken elkaar eens aan, bogen en verdwenen. SCHOLIEREN EN STUDENTEN. Londen telt 900.000 scholieren en studenten. 1264 Treinen komen iederen dag aan in of vertrekken van Liverpool Street Station te Londen. DE EERSTE BRIL. De eerste bril is waarschijnlijk omstreeks 1289 in Italië uitgevonden en van daar over Europa verspreid. In 1483 lezen we reeds in de kronie ken van een brillemakersambacht. Deze brille- makers waren meest reizende joden, die waar schijnlijk ook uit Italië de bril verspreid heb ben. Meestal verkochten die Joden behalve bril len nog andere koopwaar, "die met groot ge schreeuw werd aangeprezen. Brillenwinkels kende men' toen nog niet. die kwamen eerst veel later in de mode. WARE WOORDEN. Van iedereen te willen leeren, getuigt van hooge wijsheid. Het kind moet men niet te vroeg groot doen zijn, want dan hebben zij een kinderwil op la- Uren leeftijd. Er is niets nuttigs, wat niet ook zedelijk is; ma ar niets is zedelijk omdat het nuttig is, doch alles ontleent zijn nut aan zijn zedelijke waarde Men ziet de bloemen verwelken en de blade ren vallen, maar men ziet ook vruchten rijpen en nieuwe knoppen ontluiken. Ontvangen vreugd is groot'geneugt; Geschonken vreugd is grooter vreugd; Gedeelde vreugd is vreugd en deugd. VICTORIA! Hoera, ons volk? eischt weer een vloot, De Kamer heeft gesproken, Die was weer zeer bewust zichzelf, Ondanks 't geniepig stoken 1 Er komt in dezen weeldetijd, Met weinige millioenen, Een vlootje, dat er wezen mag, Een zeemacht om te zoenen 11 De vuren aan, de touwen los, Dat gaat er op een varen 1 We zoeken weer den ouden roem Op d'ongewisse baren! Al wie zich iets brutaals vermeet, Aan Indië durft raken, Zal met het zwaarste scheepsgeschut Van Holland kennis maken!! Japan is ganschelijk bekeerd, Amerika lacht lieflijk, Dat eischt geen oliebronnen meer.... Zoo'n vloot is zeer gerieflijk! Wie Insulinde's kusten naakt, Dio schieten we aan partjes, Tot heil van 't vreedzaam voortbestaan Van al die arme zwartjes!! Michiel de Ruyter kom terug, Piet Hein ga weer herleven, Uw volk heeft met een prachtgebaar, Uw la©d een vloot gegeven!! Uw volk doorvoelt den geest des tijds, Het windt hierom geen doekjes En smijt in gulle harflijkheid* Met volle spaarbankhoekjes! - Welaan dan trotsche vloot, vaart uit, Als sterke kampioen en Al hapert het soms hier en daar Aan sommiger pensioenen. De zee is ons! Japan blijf kalm, Want anders, als ik goed zie, Dan is je vrije volksbestaan In veertien dagenfoetsie!II! Nadruk verboden. Jan. 1923. KROES. 0»r'« EEN VRAAG VAN JANTJE. Jantje ziet voor 't eerst de zon ondergaan in zeec „Moesje, kruipt de zon iederen avond in het water?" „Ja, jongen". „Maar hoe krijgen ze haar dan 's morgens weer droog genoeg om ze aan te steken?" GOED GEANTWOORD. Verkiezingsagent: .„Wel, Stoffenson, ik hoor, dat je tegen ons gestemd hebt. Ik kan me niet begrijpen, dat jij conservatief bent." Boer: „Kunt u dat niet? Nou, mijn vader was het, en mijn grootvader was het en daarvoor mijn overgrootvader." Agent: „O, cn als je vader nu eens idioot ge weest was en je grootvader idioot en je over grootvader idioot?" Boer: „Ja, dan, mijnheer, dan zou ik waar schijnlijk liberaal geweest zijn." DAT WAS DE BEDEN. „Zou je mijn zoon niet op je kantoor kunnen plaatsen?" „Jawel, wat kan hij?" „Wat ie kan? Als ie wat kon, zou 'k hem na tuurlijk zelf wel nemen". EEN ROOS MET DOORNEN. De derde vrouw van Milton was een allesbe halve gemakkelijke tante. Wel had ze een prachtige huid, een zeldzame teint, wat een be zoeker van den dichter deed uitroepen: Mijnheer Milton, uw vr<Jliw heeft de frisch- heid van een roos! Ik kan dat niet zien, antwoordde Milton, zuchtend, ik voel alleen de doornen 1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1923 | | pagina 12