ROMIELKRUID.
Bij Grootvader.
Even laehen.
DAMRUBRIEBi.
De President Stil, wij rullen ons vooreerst
bij de twee eersten bepalen: verbaal ons vooraf,
hoedanig zich die zaak heeft toegedragen.
Hier deed KnoopsiiFt een verbaal, dat, in ma
nier cn langvilligtteid. zelfs het geduldigste
mensch zoude verveeld hebben. Daarop werden
de gevangenen geboord. nIk acht het beneden mij,
Don. de laffe en verwarde taal van dezen man
te beantwoorden,*' sprak Hoogland. JEn," liet
Hofiaan daarop volgen, „antwoord den dwaas
naar fijne dwaasheid, is ons geteerd."
beriepen och op hunne getuigen. Lenige
derzei ven werden gehoord, en onder deze oc*
de waard nit de "witte Boot, welke onder anderen
verklaarde. dat men niet Knoopsüft den geroepe
nen naar den geest, maar Knoopstift eu> r den
vleesche, gevolgeiïjk den kleeraakerabaas te N,
over zijne onkunde omtrent zijn ambacht, bespot
had, en dat hij zich verbeeldde, bq die gefegerhêid
we! het meest gdagchea te hebben. Deze wel
eenvoudige, maar tevens doelmatige verklaring,
cl aan oe zaak een ander aanzien: echter scheen
Sonoi daar niet mede tevreden. Toen stona een
der kdes op, en met wdgevaüen noem ik zijnen
naam: het was Jonkheer JohiS van Forecst, die,
hoezeer, zijns ondanks, tot lid van dezen raad be
noemd, zich in z^ne mensrhlievende gevoelens
altoos gei jk faieeL Jsmzncr, dat hq niet altoos
tegen de irie overige leden en Sonoi bestand was,
anders zouden vele wreerïe en schandelijke vonnis
sen voorgekomen zijn. Dikwijls moest hij zich
daarom met oei bloedend hart verwijderen: in het
gehcei" liet hij ixh met dusdanige zaken zoo min
mogelijk in.(2) Jdijna heeren", zeide hij. ..er
„beeft zadh iemand aang&odcn, om de raak
^dezer gevangenen te verdedigen; ik verzoek,
„dat derehre gehoord worde.1* Zulks vond, om
te spoediger van deze zaak af te komen, bijval,
en Ada trad binnen. Men had hier eeuet,
pSeitberr<rger, en geene vrouw verwacht Maar
hoezeer zulks aanmerking verdiende, schenen aöen
over hare vrijmoedigheid en haar innemend voor
komt a verstomd, en eer men zich koode herstel
len, trad zq met een fiere, bevaHige houding voor,
en begon bare rede, met eene wegleidende stem,
Sonoi knikte haar toe, en nu vervolgde zij met
eene meer blijkbare gerustheid:
i
„Vooreerst dan, Mijne Heeren, geef ik 'u in
„bedenking, of het dus is, dat men zijnen ijver
„voor de goede zaak moet aan den dag leggen,
„door onschuldigcn in boeijen Ie slaan, enkel "op
„:iank!agt van cenen man, welke zijn ambacht
„verlaat, o:u zich, ten koste van onnoozelen en
„HgtgeSoovigen, een lui en vadsig leven te be-
zorgen, van cenen man, welke zich, tot
„oneer der ,wure ieer, eenen geroepenen tot voort-
„ul nting der waarheid noemt, en echter geheei
„vreemd is san die ware leer. welke alle noog-
^evodi^nui eigene geregtigheid, en het steunen
eigene krachten tegengaat, wier Stichter lie-
„vrr tot zondaren, dan tol dusdanige schriftge
leerden Inkeerde; de pharize?.n over hun bid-
„<>:n op dc hoeken der straten bestrafte, en zoo
„verre van wraakzucht verwijderd was, dat Hij
„zijnen leerlingen bevai en voorging, om zelts
„voor hunne vijanden te bidden, van eenen
^man eindelijk, wiens godsdienstige kennis geheel
„oppervlakkig is, en jneestaï bestaat in eenige
„van buiten geleerde Bijbef- en andere spreuken,
„met behulp van welke hij eenvoudige lieden
„voor zich weet in te nemen, ftiaar die zich
„bij elk verstandig measch, als een waanwijze
doet kennen t
Sonoi en de raad waren geheel aandacht
„Men heeft" ging zij voort, „het werkeloos
„h-ven, en dc vervolgzucht yan vele vorige geor-
„cknden verfoeid; men heeft tegen vervolgzucht
,,eu gewelnsuwang de wapenen opgevatinen heeft
„des Hemels zegen op deze regtmatige pogingen
„mogen ondervindenen zoude men nu, in plaats
„van, raar de voerschriften der eenige ware leer,
„zachtmoedigheid en verdraagzaamheid met ge-
,regiïg}»ejd te paren, door eenen nietswaardigen
„gehoor te geven, diezelfde misdaden in de hand
.werken, en zich aJzoo aan dezelve schuldig
.maken? Neen, Mijne Heeren, zulks mogen wn
,van uwe uaauwlettendheid, zucht voor waarheid
,en geregtigheid, welke uwe gewigtige betrekkin
gen van u vorderen, niet vooronderstellen."
KLEINE BIJZONDERHEDEN.
Do steek van een bij gaat niet dieper dan on
geveer een millimeter.
Op een belastingkantoor in China is een amb
tenaar 45 jaar in „tijdelijken" dienst geweest.
1 lot tweewielige rijwiel, waarvan de beide
wielen ongeveer even groot waren, dateert van
het jaar 1885..
Het aantal millionnairs in Nederland is het
laatste jaar teruggeloopen van 1239 tot 1125.
De huid van een walvisch is op sommige
plaatsen twee voet dik.
Er worden tegenwoordig reeds meer dan 70
bladen en tijdschriften in de wereld-hulp-taal
Esperanto gedrukt.
In Engeland zijn meer dan 40.000 dokters.
Op het Rennnell-eiland in den Grootem Oceaan
gebruikt men geen geldstukken. Als eenig ruil
middel heeft men er de landen van vliegende
honden, een soort vleermuis.
Het is niet mogelijk iemand tegelijkertijd in
de beide oogen te zien.
Do Fransche kolonistenbevolking van Cana
da, in 1763 nog maar 65000 zielen tellende, is nu
aangegroeid tot bijna 2% millioen. M.
„Fdete, ernfeste, manhafle heer Gouverneur.
„Eerzame, wijze, regtyaardige Heeren. Mijne Hee-
^resx. Dewijl hel mij vergund wordt," om hier
verdedigster van mijnen echtgenoot, en broe-
„der op te "tredet^ betuig ik u allee voor deze
„uwe goedheid mijne-n hartetijken dank, terwijl
,ïk tc\cns uliedcr toegevendheid inroep, wanneer
Jk. die aan beide deze uwe gevangenen door de
„tecderate en naauwste banden verbonden ben,
door het diep besef van hun gevaar, in deze
„dagen van wrevelmoed en wraakzucht, en hel
„bewustzijn hunner onschuld weggesleept,
„een te scherp woord mogt spraken.
2. Schaar Plaats nevenstaande woorden zoo-
Asch danig onder elkaar, dat er van bo-
Haas ven naar beueden een plaats te le-
Tiuin zen komt. die we allen wel goed
Gast kennen!
Molen Uit elk woord één letter gebruiken.
(IX Deze raad bestond uit dc Heeren Mr. J.
Iluigens. Schout van Hoorn; Willem Kalf, Baljuw
var. Waterland; Willem Zonnenberg, Baljuw van
Bergen, en Jonkheer Johan von Forocst, Schout
van Alkmaar.
(2). Dit wordt, onder anderen, dbor Boomkamp,
in zijne meergenoemde Geschiedenis van Alk
maar, bevestigd.
Wordt vervolgd.
I Een spreekwoord van 14 letters en 3 woor
den.
De 142—84 Is een groote rivier.
10127 is zeer bitter.
Ken 13—13—4 is een vreesachtig dier.
*12—6 Is een uitroep van pijn.
Eén 58910 staat bij de kacheL
II ia de laatste letter van *t a'fabeth.
4. G.-n r..s x.nd.r d..rn.n.
Welk spreekwoord staat hier te lezen?
Op elk puntje een letter invullen!
Oplossirgen aan L. Roggeveen, Nieuwe Rijn
49. Leider
Van de vorige week ontving ik nog goede
oplossineen van Ai se Rentenaar, Texel (Neen,
ik beu èr nog nooit geweest); Simon en Keeltje
Mam». 1 Buurtje. Schagerbrug; D. Dikstaal,
Veisen; en Marie» Adriaan en Jacob Hoogeste-
ger. Anna Paulowna!
Brieven uiterlijk Dinsdagavond wegzenden!
TOEN HET WOEL
De herfstwind raast en giert door *t bosch.
De laatste blaadYcn vallen.
Klein Dickie stapt er ferm op los,
Het schijnt hem te bevallen.
Z*n jasje, helder rood van kleur,
Dat wappert om hem heeucn.
Toch stapt .ons ventje waf hij kan.
Hij heeft heel sterke beeneDl
Het kwastje van z*n lange muts,
Dat wappert ook al mede!
Maar kleine Dickie schaterlacht,
Hij wordt niet ontevreden.
Z*n voetjes gaan maar immer voort,
Zoodat de blaad'ren knappen.
En eindelijk komt hij na een uur
'evree Let dorp in stappen.
HET KIND VAN MELAATSCHE OUDERS.
Sinds 1906 worden de leprozen der Philippij-
nen saamgebracht op hot eiland Culion; er ont
wikkelde zich aldus een lepra-kolonie van on
geveer 5000 besmette individuen. Het huwelijk
tussohen de melaatschen is toegestaan, zoodat
hel kindertal toeneemt," In 1916 word een be
perkt aantal van <te gezond gebleven kinderen
in het „Negative Childrcn's House" geisoleerd,
en enkele kinderen worden door familie of
vrienden buiten de kolonie verzorgd; bij gebrek
aan ruimte en gelegenheid moest echter de
groote masa van uit melaatschen geboren kin
deren bij de zieke ouders blijven.
Van 1906 tot eind 1921 werden.op Culion 689
kinderen geboren. Hiervan stierven aan aller-
Een eindje nogdaar is de school.
Daar moet klein Dickie heenen.
Maar eensklapsachl Wat ziet hij daar?
Stil siaaD de kleine beenenl
De deur is al gesloten, och!
De klok wijst over negen.
Hij belt. en Meester komt naar voor
Ons ventje is verlegen.
Maar Meester kijkt hem vriend'lijk aan
Fn lacht hem toe, heel even.
H»j zegt: ..Zoo'n kleine flinke vent
Zal ik geen strafwerk geven 1"
(Vervolg.)
Omdat Tante zoo zwak was, was Loes nooit
erg druk geweest, cn als ze eens een oogenblik
je uit de band sprong, hoorde ze weer tante's
stem: „Kalmaan, Loesjo, niet to druk. Dat kan
ik niet verdragen."
„Ik houd van u 't meest, Grootvadertje", zei
Loes. „Niemand vertrouw ik zoo, als u en als
ik eens iets akeligs hob, mag ik dan altijd bij
u komen?"
„Natuurlijk kindje, dat spreekt vanzelf," zei
i Grootvader. „Maar nu moet jij me ook een ding
beloven!"
„Wat dan, Grootvadertje?"
„Dat je zult prolieeren, om hot juffrouw Jan
sen goed naar den zin te maken en haar ge
hoorzaam te zijn, zoodat ze niet crp je behoeft
te knorren!"
„Ik zal het proboeren, maar 't is vreeselijk
moeilijk," zei Loes zuchtend.
„Ja, en dat vergat ik nog," vervolgde Groot-
vader, '„ook niet brutaal tegen haar zijn. Je
moet in de eerste plaats bedenken dat. zij een
oude dame iè. en tegenover oudere menschen
mag je nooit, brutaal zijn."
„Ja maar, Grootvader", zei Loes (terwijl ze
toch oveiToan haar droom van dokter Bloem-
gordijn dacht), „ze is dikwijls zoo vervelend
met haar aanmerkingen over alles en dan
noemt ze me Louise!"
„Ze meent het zoo kwaad niet. kind; dat zij
er wat ouderwetsche begrippen op na houdt,
moet je haar maar niet kwalijk nemen. Zij
heeft haar heele leven op een dorp gewoond,
en is zoodoende niet met haar tijd meege
gaan!"
Wordt vervolgd.
bande kinderziekten 333 en 48 werden wegge
zonden. Zoo waren er dus eind 1921 308 kinde
ren op Culion, de meesten levend te midden
der zieken. Hun lichamelijke toestand is nauw
keurig onderzocht door de geneeskundigen Go-
mez, Basa en Nicolas en beschreven in het Phi-
lippine Journal of Science (vol. 21, no. 3) Aan
het verslag, dat ook veel belangwekkends be
vat over eerste verschijnselen en beloop der
ziekte, willen wij slechts enkele cijfers ontlee-
nen, die de kans der te midden van leprozen
opgroeiende kinderen, zeiven melaatsch te
worden, in het licht stellen -Het was noodig te
onderscheiden positieve leprozen (typisch en
bacteriologisch positief)» klinische (typisch doch
de bacteriën zijn niet aangetoond) verdachte en
negatieve leprozen.
De 308 kinderen waren voor het meerendeel
niet ouder dan 8 jaar; 28 waren van 9 tot 13
jaar. Zij omvatten 24 positieve, 20 klinische ge
vallen en 58 verdachte gevallen tegen 206 ne
gatieve gevallen. De percentages stijgen met de
hoogere leeftijdsklassen. Van 280 kinderen on
der 9 jaar waren er 31 positief of klinisch le
preus (11 procent); van de 28 oudere kinderen
13, dus bijna 50 procent. Het jongste positieve
geval was 3 jaar oud: het jongste klinische ge
val 2 jaar, het jongste verdachte geval 1 jaar.
De omstandigheden waren gunstig tot het na
gaan hoe lang het kan duren eer de ziekte bij
weggezonden kinderen na verblijf in besmette
omgeving uitbreekt; de kortste duur was 4
maanden, de langste 3 jaar en 3 maanden.
Van belang voor de beoordeeling van de wer
king van geneesmiddelen is het ook door deze
onderzoekers eenige malen waargenomen feit,
dat lepreuze verschijnselen, zelfs bacteriolo
gisch kunnen verdwijnen, zonder een spoor na
te laten.
KABEL, HOU DE LANTAARN.
Karei V, wel bekend uit onze geschiedenis,
was in zijn jeugd en niet alleen toen
iemand, die volop van het leven wist te genie
ten. Meermalen trok hij er alleen op uit in de
omstreken van Brussel, en beleefde daarbij al
lerlei avonturen.
Eens raakte Karei V op een avond verdwaald
en kwam aan een herberg in een der omliggen
de dorpen. Hij klopte aan en verzocht den
waard hem met een lantaarn naar Rmsspl te
geleiden. Toen deze merkte een goede belooning
te kunnen bedingen, verklaarde hij zich bereid
mits de onbekende zich eerst bekend maakte.
„Ik heet Karei", was het korte antwoord, en
de herbergier vroeg niet verder. Hij nam een
lantaarn en ging met Karei op weg naar Brus
sel.
Toen zij een eind geloopen hadden, moest
de waard even aan den kant van den weg en
hij duwde zijn metgezel de lantaarn in de hand
met de woorden: .„Karei, hou de lantaarn".
Toen zij te Brussel aankwamen, liet keizer
Karei zich naar zijn paleis brengen en maakte
zich bekend aan den herbergier. Deze schrok
geweldig en rende als een bezetene naar het
dorp terug, waar hij het gebeurde in geuren en
kleuren aan zijn gasten vertelde. M.
THOR
In de Nooreche mythologie is naast Odin een
der meest bekende goden Thor of Donar, de
dondergod, Hij was een zoon van den opperste
der goden. Odin en geweldig sterk. Reeds in
zijn jeugd verbaasde hij de andere goden door
zijn geweldige kracht.
Ongelukkig was Thor van tijd tot tijd ge
vaarlijk voor zijn omgeving door zijn onbeteu
gelde woede. Daarom werd hij door zijn moe
der aan de zorg van een paar pleegoudere toe
vertrouwd. Die wisten hem met verstand op te
voeden, zoodat hij leerde zijn driftbuien te be
dwingen. Toen werd Thor tot Asgard, de woon
plaats der goden, toegelaten; Pe Noorsche vol
ken stelden zich den dondergod voor als een
jongen sterker man met rood haar, waaruit
stroomen vonken spatten indien hij boos werd.
Voorts droeg hij een hamer, waarmee hij zijn
vijanden verpletterdfe. Die hamer had de eigen
schap na eiken worp in de band van Thor te
rug te keeren. En omdat die hamer doorgaans
rood-gloeiend was, droeg Thor een ijzeren hand
schoen om het wapen te kunnen beetpakken
zonder zich te branden.
Die gloeiende hamer was het symbool van
den bliksem, terwijl het gerommel van den
donder veroorzaakt werd door het rollen van
Thoris wagen. Want te paard rijden deed de
dondergod nooit; hij reed op een koperen kar,
door twee geiten getrokken.
In Zuid-Duitschland geloofde men voorts
noer. dat de koperen wagen alleen niet zooveel
lawaai kon maken. Daar dacht men zich de
knr met koperen ketels geladen, die onder het
rijden tegen elkaar botsten. Heel oneerbiedig
gaf men Thor daar den bijnaam van kotelver-
kooper.
De naam Thor komt nog voor in den Noor-
schen geslachtsnaam Thorwaldsen en in den
naam van den vijfden dag der week, Donder
dag, ontstaan uit Thors dag.
Zoo herinnert ons de naam Woensdag nog
aan Odin, die ook Wodan genoemd werd. M.
OUDE BEGRAAFPLAATSEN.
Men schrijft uit Twenthe:
Op de Twentsche heidevelden, waar de spade
of ploeg van den ontginner nog geen „vernie
lingswerk" verrichtto, zien wij hier en daar
kleine verhevenheden, heuvels in miniatuur,
soms nogal dicht bij elkaar, vaak ook zeer ver
spreid. Het zijn zeer oude begraafplaatsen, uit
den tijd der lijkverbranding. In die heuveltjes
toch kan men bij groote omzichtigheid de ur
nen nog uit den grond graven, waarin de ver
brande menschenbeenderen met houtskool nog
aanwezig zijn. Heel wat heuveltjes zijn voor
dat doel voor en na „in exploitatie" genomen
en de vondsten verrijken thans de verzamelin
gen der plaatselijke Oudheidkamers, waarvan
men er enkele in Twente aantreft. Het opgra
ven dier urnen, werkelijk een interessant werk
behoort door deskundige handen te geschie
den.
Nu tengevolge der werkloosheid in Twente
heel wat heidevelden worden ontgonnen, mee-
nen we goed te doen, de aandacht eens» op deze
urnenvelden te vestigen, want het zou jammer
zijn, dat dit merkwaardig vaatwerk werd' ver
nield. Met wat goeden wil en eenige attentie,
vooral ook van de zijde van hen, die, zooals de
Nederl. Heide-maatschappij, met het toezicht
op deze ontginningen, belast zijn, kan misschien
nog menige urn ongeschonden voor den dag
worden gebracht. N.R.Cr.
GELIJK HAD IE.
Een kaalhoofdig man met een baard van vier
dagen kwam in -hot barbierssalon en nam
plaats op een der operatiestoelen. De ridder
van het scheermes danste naar hem toe en
vroeg:
„Scheren, meneer?"
„Neen", bromde de man; „ik wou me nieu
we kleeren laten maken."
Dit verraste hooglijk den artist-coiffeur; doch
hij verwaardigde zich te zeggen:
,,'t Is hier geen kleermakerswinkel, meneer".
„Is het niet?"
„Neen."
„Wat is t dan?"
„Een kapperssalon
„Wat voor soort werk doe jelui hier?"
„Scheren en haarknippen, meneer".
„Denk je, dat iemand zonder haar op zijn
hoofd hier zou komen om geknipt te worden?"
„Neen, méneer".
„Zie ik er uit als een gek?"
Dit werd slechts beantwoord door een hoofd
beweging, die ontkennend moest zijn, doch
twijfel overliet.
„Nu, wat denk je dan, waarvoor ik hier
kwam?"
„Om geschoren te worden."
„Welnu, waarom vraag je dat dan nog?
Waarom begon je niet dadelijk in te zeepen,
inplaats van je tijd met praatjes te verspillen
begrepen?"
De bediende begon de soheeroperatie en was
zoo uit 't veld gslagen, dat hij na afloop zelfs
vergat te vragen, of meneer ook een sham-
pooiing verlangde.
HIJ WILDE MEER WORDEN.
Het gebeurde dezer dagen in een onzer groo
te steden. Een jongen, hijgend en transpiree-
rend achter een handwagen loopend, wordt
door oen agent staande gehouden, die, de vracht
op den wagen en daarna den knaap met ken
nersoog beziende, van. meening is, dat de last
voor het jongmensch veel te zwaar is.
De baas van den jongen, die op eenige pas
sen afstand zijn ondergeschikte volgt, vraagt
dep agent verwonderd, wat er gaande is.
Wel. die wagen is veel te zwaar voor dien
jongen, dat kun je al. direct zien, antwoordde
de politieman.
Maar dat is toch onmogelijk te zien, of
dat vrachtje te zwaar is, luidt het wederant
woord.
Nou nog mooier, zie je dan niet, dat het
zweet dien jongen van het gezicht druipt, roept
de politiebeambte nu verontwaardigd uit.
Ja, maar die jongen wil iets meer wor
den dan politieagent, verklaart de patroon la
coniek.
HIJ WAS VOETBALLER GEWEEST.
Rechter: „Hoe is het je gelukt, den beklaag
de te pakken te krijgen?"
Agent: „Hij is een voetballer, mylord, en hij
hield qp met loopen, toen ik op mijn fluit
blies."
DAAR HAD HIJ ZIJN GOEDE REDEN VOOR.
Dokter: „Steek je tong uit, ventje".
Jantje: „Kun je begrijpen! Om van Moeder
een oplawaai te krijgen!"
Verzoeke alles betreffende deze rubriek te
zenden aan C. Amels Wz., Winkel.
Oplossing
PROBLEEM Na S.
Wit: 48-43 17—12 16-43 22 15, wint.
Zwart: 30 48 47—17 48—7.
Oplossino
PROBLEEM Na t.
Wit: 28—22 46-44 27-22 29 20 24 2 48—43
5044 25 44 2 24.
Zwart: 17 28 26 17 18 40 40 29 15 24 16 4»
49 40 24 35, wint.
Goede oplossingen ontvangen van A. Slooves
Kz„ D. Kleen, Winkel, P. de Groot, Warmen-
huizen, L. Schuitemaker, Wognum; A. Wit, K.
C, Troostheide Hz„ Lutjewinkel, J. Sterk,
Hoogwoud, M. Grootes, Langereis.
L0K2ET Na 1.
Auteur C. Amels Wi, Winkel
ZWART.
WIT.
Stand Zwart, 12 schrijven op: 3 7 8 9 11
12 18 19 20 24 29 30.
Stand Wit, 11 schijven, op: 26 27 31 33 36
38 39 42 43 45 49.
PROBLEEM Na 9.
Auteur D. Kleen, WinkeL
ZWART.
WIT.
Stand Zwart, 8 schijven, op 1 7 8 14 17
20 24 40, dam op 26.
Stand Wit, 11 schijven, op: 15 18 23 31 32
j 33 35 37 38 44 48.