Uitstapje naar Napels. BATO R U WIE l.FN Agent voor Sctiagsn G. ANNtVELDT. <clmjnfcuUncLci> Nieuws- N.V. „De TIJDGEEST"' slechts waarde had als men tevens beschikte over de werkkrachten, de ingenieurs en scheikundigen, over de jonge mannen aan het begin hunner carrière, die feitelijk een soort van „gestudeerd proletariaat' waren en die men in alle andere landen zoowat miste. Zeker in Frankrijk waar wel ingenieurs voor de praktijk, doch niet voor studiedoeleinden waren te vinden. Als men nu zou trachten de Duitsche industrie te laten loopen, zonder de Duitschers, lijkt ons het gebrek juist aan die 'klasse van arbeiders de klip waarop beft plan reeds dadelijk zal stranden. De man, die een puddlestang kan hanteer en, een stoomhamer kan besturen, een acobsladdcr kan laten werken, is te vinden. Zoo niet in Frankrijk zelf. dan in de vele landen waar werkloosheid is en zelfs in Duilschland als het een jaar verder zou zijn. Algemeone leiders zijn er ook, commercieel, zoowel als technisch, doch de tusschenschakél zal nog vele jaren blijven ontbreken. We meenen, dat men in Frankrijk ook inziet, dat geweld op den duur niets zalt opleveren on dat een schikking dus komen moet. Duitscnland heeft erkend een schikking te willen, zonder als van ouds te zeggen wat het aanbiedt^ alleen wat het eventueel zou kunnen aanbieden. Welnu, dan moesten do heeren nog maar eens, doch liefst spoedig, redevoeringen gaan houden. Wellicht komen Zij dan het doel ietwat naderbij. Allebei oen voet vooruit is al meer dan een halven meter tot elkaar genaderd.... Niet dat het veel is na vier jaar. UITKIJK. Een lichte aardschok, die we waarnamen, terwijl we om de middagdisch zaten bracht het gesprek op de sterkere aardbevingen, die we in Rome gevoeld hadden en op de uitbarstingen van Ve9uvius en Etna en zoo vertelde ons een pas uit Napels aangekomen pensiongast, dat niet alleen de Vesuvius weer sterk rookte, maar dat de Solfatara, die als nagenoeg ge heel uitgebluscht te boek stond, weer bedenkelijke teekenen van leven begon te geven. Een en ander was voldoende om in ons de lust aan te wakkeren eens een uitstapje naar Napels te ma ken en toen den volgenden ochtend de zon ons wak ker riep, voerden we direct" ons plan uit en sttfhden 's middags al aan den klourrijken haven van Napels, met zijn druk menschenverkeer, met zijn visschers kleurig aangekleede menschen en kinderen, kortom te midden van oen geheel andere wereld dan waar in we ons hier bewegen. Ons eerste bezoek gold de Solfatara, die hier de kleine Vesuvius genoemd wordt. Haar latste uitbar sting was elfhonderd jaar geleden en men was ge woon geworden haar als een uitgebrande krater te beschouwen, sinds zich een aardkorst van een meter dikte vormde over de opening die eeuwen geleden gloeiende lava en kokende zw&velstroomen uitwierp. Een weelderige plantengroei ontwikkelde zich op de zen bodem, wel beschut als hij was door het cordon van .bergen er om heen, terwijl hij voortdurend ge koesterd werd door de gelijkmatige warmte, die van uit de diepte naar boven steeg, getuige een spleet in de bergen, een soort grot, waar lijders aan rheuma- tiek genezing van hun kwaal kwamen zooken. Toen we deze plek ruim tien jaar geleden bezochten, zagen we wel lichte rookwolkjes hier en daar uit de rots wanden opkronkelen, maar over den krater liepen we als in een grooten tuin en plukten er geurige myrre, rosmarijn en bloeiende erica. Nu lazen we bij den ingang op een bcfrd, dat het hoogst gevaarlijk was, zonder geleide den krater te betreden, we namen dus oen gids, die ons verzocht, heel nauwkeurig achter hem te blijven loopen op de paadjes, die tusschen de groene gewassen aangege ven waren. Plekken die vroeger door een witte zand laag bedekt waren, zagen nu zwart van kleur. „Dat is een stuk grond dat elk oogenbllk door een uit barsting verzinken kan", vertelde onze leidsman. Wat! verder sloeg ons een heete zwaveldamp tegen en zagen we eon, terrein waar het zand mot kleine trech tervormige bewegingen kokeud rond draalde. „Maar kijk nu eens hier", riep onze gids, „eerst vijf dagen geledon werd dit gat in den grond geslagen!" We stonden bij eon opening van een paar meter in door snede, waaruit een zware damp opgolfde en daaron der een zwarte kokende massa lava, die blazen vorm de; één grooter dan do anderen staarde ons aan als 't oog van ?en cycloop, ondoorschijnend, luguber, mysterieus! „Alles is hel onder onze voeten", zei de gids en stampte op den grond; een dof, dreigend geluid scheen van beneden te antwoorden, het klonk ala een: „pas maar op! gij en uw kornuiten, gij kleine menschen...." „Wat ge hior ziet, is veel belangrijker dan op de grooto Vesuvius", zei onze leidsman met een gering schattende handbeweging naar den berg achter ons, die met zijn top in do wolken zat en oen violet- en wit gestreepte mantel scheen te dragen, daar do dam pen, die er overvloedig uit opstijgen door de koude winden gekristaliseerd worden. Wie die hier geboeid en wonderlijk ontroerd werd, door de geheimzinnige wereld, waarboven heel dit menschen-volk, zoo zor geloos leeft, zou niet verlangen meer te zien van wat daar beneden in vulkaan's geweldige smidse gesmeed en gebrouwen wordt? Dit bezoek aan de Solfatara, de doodgewaande, nu onheilspellend kokend en brui send onder een nog altijd groen aardoppervlak en de onheilspellende blik uit het booze cycloopen-oog, die we op ons voelden rusten, vermeerderde ons verlan gen den Vesuvius op te gaan, wiens verstarde ge daante ons nu nog meer fascineert. Zijn grondvlak is zóó breed, hij schuift zoo geleidelijk van boven af naar beneden, alsof hij altijd maar verder zou willen glijden, tot over de stad en de golf aan zijn voeten iloe klein wordt dat huizen complex, waarin meer dan een millioen menschen op elkaar gepakt zijn, als we er van de berghelling op neer gaan zien! De weg naar boven, waarlangs we eerst opgetrokken werden, is vol van het weelderigste, eerste leven; als argeloo- ze communie-kinderen staan daar de am&ndelboo- men met hun roze bloesem; het koolzaad fonkolt er tusschen, vergeet-me-niet cn margrietjes onder den zaeht-grijzen olijfboom; dan weer een tuin waar over vloed van mandarijnen, sinaasappelen en citroenen, de takken naar beneden buigen en overal kinderen, die met de vruchten knikkeren of er in bijten; al hooger wordt de donkere lava-laag waarop, sinds de laatste uitbarsting in '06, de beroemde wijn van den Vesuvius aangeplant is; daartusschen staan nu hoog opgeschoten tuinboonen te bloeien. Dan worden hui zen en vruchtbare velden schaarscher eindelijk niets meer dan een onafzienbare vlakte van lava; het gebied van den dood omringt ons van alle zijden. Het monster van vernieling van al wat leven is, hoeft hier den vorm van wonderlijk verstijfde dieren aangenomen, voorwereldlijke gedrochten met open muil en vooruitgestoken klauw als om hun prooi straks te grijpen. Zij schijnen in lange rijen vooruit en langs elkaar heen te schuiven, grijs-zwart en don ker purper; maar daartusschen stolde de lava rood, glanzend en glad; ze scheut een golf van bloed die de ondieren uitbraakten, in kleine stroemen siepelt zij naar beneden waar zware steenklompen haar den weg versperren. Iioe uitgestrekt schijnt ons die dcods-vallei en dat een heirleger van op verdelging belustte monsters, van steenen, asch en lava in woe de voorthollend over lachende velden, zonder inode- doogen vernielend, begravend al wat zich verheugde te leven.... We staan aan den rand van den geweldigen kra ter, Hoe anders hadden we ons dien voorgesteld; we hadden gemeend, dat zich hior een donkere afgrond voor ons openen zou, niet dat we hier verbijöterd zouden worden door zooveel sprookjesachtige kleu renpracht 1 Gloeiend rood, teer roze, dof purper rezen ruw geformeerde steenige massa's uit de diepte om hoog; op de gootste, die ver naar binnen schoof, lag een laag witte lava tuschen karmijn-roode; de gril ligste vormen waren or als in gebeeldhouwd, zoo ge lijkmatig was haar breedte, dat zij een fries geleek, waarop, zooals op die van het Parthenon een rij rui ters verbeeld schenen; fonkelend rood was de lava massa daarboven en beneden, zij schenen door een groot koraalrif to rijden.Welke architektuur werd niet klein in onze verbeelding bij de tooverachtige monumenteele pracht van deze rots-formatiel De heete dampen, de rookwolken die er voorbij vlogen maakten de illusie volkomen.... op eens een zonne straal en een windstoot, die de wolken uit elkaar joegeen roepen van: „men ziet den bodem van den kraterl", een verlangend zich vooroverbuigen Uit de holte, waar soms vuur zichtbaar is, drong nog een dichte rookkolom, maar daarnaast een op- eenhooping van zwavel, zooals de gids zei, mij scheen het echter in dat ééne snel voorbijgaande moment een zich bewegend gewirwar van reusach tige geelgroene kikvorschen, die de pooten zwem mend uitsloegen en daartusschen een netwerk van fjoudgele slangen, een onguur, helsch gewriemel daar n de diepte, dat door de damp-vorming nu eens ver vaagd, en dan weer verduidelijkt werd. De zwavel liet een bittere smaak op onze tong achter ,het Hel dere oogenbllk was van korten duur, een wolk spreidde zich boven den berg uit en werd door den krater als ingezogen, maar wat we gezien hadden, was zoo fantastisch mooi ,dat wo niets meer begeer den. Langzaam gingen we terug door het wonderlijke woud van monsterlijke gedrochten, die straks zullen opspringen, om die kleine wereld aan hun voeten te vormorsolen on alles wat daar straalt en ademt, al- los wat er blij is en in schoonheid baadt te vernie tigen. De nacht zeefde neer over de onheil zinnende Sol fatara en Vesuvius, over al de kleine dorpen die tusschen de bergen slapen en over de groote stad, die van de hoogte gezien niet anders dan een blanke schelp schijnt die door een gril op het strand werd geworpen. Morgen zal zij zich weer ia het zonlicht baden om even later wellicht als een speelgoed door elkaar geworpen en in de zee gesmakt te worden. en boven de hoogopspattende blauwe golven zal dan de zon met haar: „groszer Bliek voll Liebe" opstijgen terwijl een helsche vreugde het oog doet fonkelen van den verwoeden cycloop daar beneden in de on derwereld. E. F. HET SALDO VAN DE OROENTENCENTHALE. In de Telegraaf lozen wij: 's Gravenhage, 18 April. Einde Maart werd te Utrecht een algemeene vergadering gehouden van de groep Veilingsvereenigingen. Op deze groep kwam ter sprake het batig saldo van de groentencentrale, waarvan f 3 millioen aan de drogers en zouters zou zijn uitgekeerd en de rest, men beweerde van f 3 mil lioen, in 's Rijks schatkist zou zijn gestort. De ver ontwaardiging hierover was groot omdat men meen de, dat deze millioenen aan de tuinders hadden moe ten worden uitbetaald. Speciaal richtte de veront waardiging van een aantal leden zich tegen den heer C. van Spronsen, oud-voorzitter der Groentencentrale en oud-directeur van het Rijksbureau voor groenten en fruit, ter vergadering aanwezig, omdat hij het ge weest zou zijn, die den minister van Landbouw des tijds had geadviseerd dit millioenenpotje niet aan de tuinders te geven maar in do schatkist te storten. Men riep op deze vergadering den heer van Spron sen ter verantwoording, maar deze weigerde inlichtin gen te geven. Tot zoover een résumé van het verslag der verga dering dat wij in een vakblad aantroffen. Nadien heeft de centrale veilingsvereeniging „War- menhuizen en omstreken" nogmaals in de pers deze zaak ter sprake gebracht. Wij meenden goed te doen den heer C.v an Pron- sen te Loosduinen eens te gaan opzoeken en te vra gen ons -ie willen uiteenzetten hoe de kwestie met het batig saldo der groentencentrale nu feitelijk in elkaar zit. Niettegenstaande do heer van Sprongen druk bezet was door de juist uitgebroken staking der tuinarbeiders, was hij bereid ons te woord' te Rtaan. Wat hij ons vertelde over de geruchtmakende mil- lioenenaffaire komt op het volgende neer. Vooreerst ontkende hij de juistheid v&n de bewe ring, dat het batig saldo der groentencentrale ton minste f 600 millioen zou hebben bedragen. Het over schot bedroeg f 3,600.000, waarvan f 2 millioen bij ar bitrage uitspraak aan do groentendrogers is uitge keerd. Zij hadden voor de binnenlandsche consump tie tijdens het seizoen 1917—1918 groote hoe veelheden versche groenten beschikbaar gesteld ala compensatie voor uitvoervergunning voor gedroogde groenten. Toen hun later geen uitvoer werd toege staan, leden zij daardoor groote schade en hadden zij hun producten dus feitelijk voor niets ter beschik king van de Groentencentrale gesteld. DaArom maak ten zij aanspraak op vergoeding. Do zouters hadden een andere regeling. Zij hadden een garantieprijs, om de gezouten boonen op prijs te houden, omdat dit ook van belang voor de Regeering was, die een groo te hoeveelheid boonen in haar bezit had. Toen de uitvoer misliep heeft do minister een bij drage van ten hoogste f 1 millioen aan de betrokken zouters toegezegd uit het batig saldo. Nadat f45.000 als steun aan de tuinders-zouters was uitgekeerd bleef er ten slotte een restant van f555.000. Wanneer de Regeering het standpunt zou innemen dat dit aan dogenen, die hiertoe hebben bijgedragen moest worden gerestitueerd, dan zouden de tuinders slechts in de laatste plaats en dan nog voor een zeer klein percentage in aanmerking komen. Want het saldo is, behalve een aanzienlijk bedrag uit andere hoofde als winst gemaakt, hoofdzakelijk te danken aan de bijdragen van exporteurs en soutera doch inzonderheid dor groontendrogers, die over het algemeen evenzeer in financieels moeilijkheden ver- keeren. Waar het overschot door allerlei personen is bijeengebracht zal het voor wien dan ook een on doenlijke taak zijn, daarvan naar billijkheid een uit- keering te doen. Door de behandeling dezer zaak in de vergadering te Utrecht, werd de geheimhouding geschonden van de besluiten van de liquidatiecommissie der Groen tencentrale, Dlr, was dan ook de redon, waarom de heer van Spronsen niet kon ingaan op de beschuldigingen aan zijn adros geuit en waarom hij dus geen inlichtingen kon verstrekken. Het was, naar onze zegsman on9 vertelde, een welkome gelegenheid voor de heeren Trienekens en Slot, ledon der liquidatie-commissie, om de aandacht der vergadering af te leiden van den aanval door hen gedaan op de Leidtrig van het Centraal Bureau. In 't bijzonder wa£ de credletrege- ling voor de tuinders betreft, welke naar zijn oor- doel door de <vijze van optreden van dat bestuur op niets is uitgeloopen. Behalve dan in Noord-Holland door bemiddeling van Gedeputeerde Staten. Voor de regeering zou een credietregeling in den vorm van veilingcrediet, z.g. oogstvorband, het meest aanneme lijke geweest zijn, Doch toen dit door de leiders van do veilingen, zonder de organisatie hierin te kennen en toeh marasxa haar, verworpen werd en werd voor. gesteld een vorm van crediet, vrijwel overeenkomend met het voegore kweekerscrediet, log het voor de hand dat de Regeering op dit laatste niet kon ingaan, MEPPEL IN OPSTAND. Wij lezeu Jn de „Meppeler Courant Onze handelswereld heeft jZatcrdngivond van den ontvanger der registratie en domeinen een oplrisscher bekomen. De stoombootmaatschappij N.V. Gebr. v. d. Booin's Stoombootrcederij (de Paul Krugers) tc RottonJam heeft beuriveeradressen,.waarop zo de naamtcokenirtg van ue geadresseerden voor het ontvangen der goederen eis oh t. i'uvens slaat op die z.g.n. kwituntie het bedrag der vracht ingevuld, 't Is echter absoluut geen kwitantie voor bctaa.de vracht, want in dat geval zou de kwi tantie getcékend moeten zijn door ac stoombootmaat schappij, cn zouden deze papieren ook' allo in banden zijn der verschillende firma's. Maar noen, de rwxlerij1 eiwht ondertcelkening van do firma's als bewijs, dat zij de goederen heelt afgeleverd. Nu schijnt de nieuwe zegelwet voor te scnrijvenl, dat op zoo'n bewijs, indien daarop een vrachlbedtag is ingevuld boven f 10, een zegel van 25 ct. wordt geplakt. En dat doet geen enkele reederij in ons land. /e gaan daarbij uTit van de zuiver Jogisune redeneenng, dut de woorden: „ontvangen per stoomboot<tic on die goederen' cnk'of slaan op do door haar afgeleverde stukgoederen en niet op de vracht. Do Stoomb. Mij. Verschurc te Amsterdam (de Mqt- a" booten) heeft voor de grootste firma's een apart Eens in do week of in do maand intzij de vrachten per kwitantie, voorzien van een gewoon zegel vun 10 cent voor alles te zamen. Nu heeft de ontvanger der Registratie en Domemon to \fcppci inzage genomen van alle bcurtvecr-adressen, gedurendo de laatste drie maanden binnengekomen, en voor elk adres, waarop hij een vrachtcijfer boven f 10 aantrof, heeft hij de lirma, wier naam op het adre^ voorkwam, beboet met f 100. Dti is geen late Aprilmop. Neen, Zaterdagavond kre gen wel een 30-tal der grootste firma's boeten, vari- cerende van f 100 tot f 1700. De firma Boom oil Zoon f 100, Idema f 500, Jan Blom f 500, J. v. d. Bosch f 400. Kuurmau f 700, Brocades cn Stheemun r 12(10. lirma R. Houwlnk f 1300, Jacob v. Esso f 1700. de firma Pasman uit Steenwijk, naar men zeel. over de f 2000. Maandagmorgen al vroeg werd het kantoor der Paul Kruger bestormd door gramstorige zakenmensohen, die luide hunne ontevredenheid te kennen gaven. Men begrijpt» de situatie dan ook goed. Al' die zaken- monschcn wisten van. den prins goen k\vaad. De ont vanger schijnt destijds wol de stoomhootreederij gewaar schuwd te hebben, maar deze, mecncnde. dat zij geen ongunstige uitzondering behoefde te maken op allo undere rccdcrijen in ons land, stoorde zich daaraan niet. en liet kalm door, de aaressen door of namens de firma's teekenen of stempelen. En nu ontvingen daar al die firma's plotseling de mededeeJing van de hun opgelegde hooge boete. .eer terecht werd ojigemerict, dat de ontvanger al' die herrie en drukte had kunnen voorkomen door één advertentie of bcrioht in de courant. Ook Zou Z.Ed verstandig gedaan hebben het officieel* lichaam voor den handel, de Knjner van Koophandel, tijdig te hebban ingelicht. Deze zou dan wel gezorgd h&ben voor behoorlijke waarschuwing. Maar enfin, de categorie ambtenaren is nu eenrrtant een soort wezen, dat er bijzondere Ideeën betrerfendo plicht en geweten op nahoudt fHoc Jammer is het toch, dat niet voorgeschreven staat, dat dergelijke ambtenaren vóór hun aansteiing eerst een jaar werkzaam moeten zijn in het practsirh zakenleven. Maandagavond was in Tivoli een protest-vergndering bejegd door dc getroffe nen, Meer dan 30 zakenmensehen waren npgOKomertf. Besloten werd, zich per. request tot den minister te wonden, met het vorzoek om kwijtschelding der boeten. EERSTE KAMER. Volgens het Dev. Dagbl. zou het plan bestaan, de oud-ministers mr. P. Rink on dr. C. Lely tot lid van de nieuwe Eerste Kamer te kiezen. Trekking vn 109 nmmm ten ovtntaan van Nouri» A. O. Mul li. Donderdag 19 April 1923 Pr» van f 100 11116 17206 Prllren van I 90.— telgen geld). 2493 6084 414 2574 6225 577 2602 6495 604 77 6602 153 2693 6776 1017 3187 6947 1480 3239 7196 1502 3714 7381 1793 5056 7744 2213 5379 52 2391 3777 7932 7962 10637 8027 49 8784 10925 f 9157 11159 9255 11623 62 11993 i 9525 12173 - 9718 124611 4 10187 78 2 10325 12513 2 10572 70 12819 14935 17323 19465 13035 15020 24 IÜ751 13102 15251 20 198,19 60 I5:<17 17623 «6 13212 15494 51 20141 13312 15813 18387 20244 39 16020 18593 20423 13881 16264 IböOO 33 14090 16828 65 20585 14589 16957 18733 20877 14819 170.7 18314 Vorig. Ujri Kond, 18286 m. 18288 hebben overtuigd dat lady Ethelrida hem beminde. Dat hij haar liofhad met al de kracht van zijn in be dwang gehouden natuur, was boven allen twijfel verheven. De liefde houdt er gewoonlijk weinig re kening mee, wanneer ze een hart verovert, 01 er rang- en standsverschillen bestaan, maar zelfs dit is in enkele govallen een bekoring te meer. Francis Markrute had tot zijn zes en dertigste jaar gewaoht, steeds vasthoudend aan zijn ideaal, totdat hij dit vond en wel in oen graad van volmaaktheid, waar van hij nooit had durven droomen. Zijn theorie waarvan zijn geheele leven de juistheid had bewe zen, was, dat niets buiten het bereik kon zijn van een man, die meestor was van zichzelf en van zijn govoelens. Maar zelfs zijn ijzeren zenuwen voelden de spanning, waarin hij verkeerde, toen de lunch ten einde liep en hij wist, dat hij over een half uur, wan neer de meesten van het gezelschap veilig on wol ge borgen zouden zijn weer den weg zouden vinden anra de kamer van zijn geliefde. Ethelrida keek niet naar hem. Zij was zooals ge woonlijk de lieftalligheid zelf voor haar tafelburen, was bezorgd over Tristams hoofdpijn. Tristam was zoo juist verschenon en zag er uit, zooals hij zich ge voelde als een wrak. Zij interesseerde zich voor enkele berichten uit de Zondagsbladen, die zoo juist gokomen waren; kortom, niemand kon vermoeden, hoe opgeruimd het lieve schepsel was en hoe haar hart sneller klopte om de eerste liefde, die zij op haar levensweg ontmoette. Zelfs de Spreeuw, die zooveel belang stelde in t jong gehuwde paar, had niets ongewoons opgemerkt in de houding van de gastvrouw tegjenover bare gestort. Ik vind mijnheer Markrute een buitengewoon aantrekkelijk mensch, vindt ge óók niet, Spreeuw? zeici.' lady Anningford, toen zij hun gewone wan deling gingen doen. Zondags na den lunch naar de Lvnton Heuvels te wandelen wa9 op Montfichet een bijna onveranderlijke gewoonte. Ik kan niet zeggen wAt in hem aantrekt, het is iets subtiels en buitengewoons, zooals zijn nicht ook heeft. Vin je dat ook niet? Kolonel Lowerby zweeg: 'twas hem eensklaps op gevallen dot'hij te zeer van iets anders vervuld was geweest om op dezen merkwaardlgen man te letten. Wel, Ik heb er waarachtig niet op gelet, zei hij, maar nu je er over spreekt, moet ik zeggen dat ik hem ook een interessante kerel vind. Hij is zoo buitengewoon kalm, ging lady An ningford voort, en waarover hij ook spreekt, het M altijd de moeite waard naar hem te luisteren en a.s hot gesprek op boeken of schrijvers komt, dan is hit een volmaakte encyclopaedie. Hij maakt op mij den indruk van een man, in wien al do krachten van macht on wil saamgetrokken zijn. Ik vraag me af, [wie hij toch is. Niet, dat dit er in onze dagen iets toe doet. Vindt, ge dat er iets Joodsch aan hem Is? Hij heeft er niets van in zijn gezicht, maar als vreemdelingen zoo buitengewoon rijk zijn, staan zij gewoonlijk óp een of andere manier met het Joden dom in verband. Zeker, en hij is ook zoo intelligent, bromde de Spreeuw. Let cr maar eens op, in tal van Engelsche families, die bewijzen hersens te bezitten, is in vroe ger tijd Joodsch bloed gekomen. Als"het maar lang genoeg geleden is, heb ik er niets op tegen ik ga Helst niet met dwazen om. Ik geloof dat ik heelomaal geen vooroordeelen heb, zei lady Anningford, als ik van menschen houd, vraag ik er niet naar, wat voor bloed ze in hun aderen hebben. i Dat gaat goed, totdat je hen krabt, want dan komt het er uit. Maar als het lang genoeg geleden ris dat het Joodscho bloed in Markrutes geslacht ge komen is, dan zal het 't toekomstige ras der Tan- creds een massa goeds doen, door er wat gewonen handelszin in te brengen. Jaren geledon heb ik Maurice Grey, haar vader, gekend en die stelde even min eenig belang in geld en goed als Tristam zelf. De verbetering zal dus van de zijde der Markrutes komen, willen we hopen. Ik vraag me wel eens af Spreeuw, of er nog ooit latere Tancreds zullen komen. Ik geloof dat we gisteren een erge nederlaag geleden hebben en die zaak door niets meer goed te maken is. Ik geloof niet dat zij elkaar ooit zien tusschen den eenen dog en den anderen. Het is buitengewoon treurig, Ik zei je immers al, dat zij op een kritiek punt in hun leven gekomen wareln, veroorloofde Spreeuw zich zijne vriendin nog even te herinneren. En waar- 'aebtig ik zou je niet durven voorspellen hoe het j loopen zal. Onderwijl had Ethelrida zich, onder voorwendsel j dat zij brieven te schrijven'had, in haar kamer te ruggetrokken en toen de klok kwart over drie ge- slagen had, wachtte zij daar wat? Zij wilde zich- i zeiven niet bekennen, dat het haar noodlot was; zij strooide zichzelve zand in de oogen en noemde het: j een gezellig praatje. i Zij zag er buitengewoon jong uit voor haar zes-en i twintig jaar, echt een schitterend type van een prac- Itisch meisje, zooals zij daar oj) haar eenvoudige sofa zat, met haar frisch patroon van lila's en teeder groen en alles aan haar was in harmonie, tot zelfs haar zadht-violette-japon met bont gegarneerd. En toen haar klokje hot afgesproken uur sloeg, trad haar aanbidder do kamer binnen. Dat toch is een heerlijk idee, zei hij en in zijn oogen schitterde een ondeugend pleizier als van een schooljongen, die zijn kameraads heeft ibeet gehad, dat al die goede Jieden mijlen ver weg in kou en mist ronddwalen, terwijl wij met ons beiden gaan genieten van een goed vuur en een prettig babbel- part ijtje. Zoo ontwapende hij haar zenuwachtigheid en gftf haar wat tijd. Mag ik bij u komen zitten, ladv Ethelrida? vroeg hij en toen zij glimlachte, nam hij plaats, maar niet al te dicht bij haar: niets moos^ ook maar in 't minst overhaast worden. Zoo praatten zij ongeveer een kwartier lang over hun geliefkoosde boeken. De hare waren allen een voudig en kuisch; hij had er in alle soorten, alle echter uitnemend geschreven, meesterstukken van smaak en evenredigheid, en terwijl een groot stuk hout in den open haard neerviel en een zwerm vonken deed pvliegen, boog hij zich ietwat voor over en vroeg haar of hij haar mocht vertatlen, wear- voor hij gekomen was: de geschiedenis van een man. Het daglicht begon af te nemen en zij hadden nog een heel uur vóór zich. Ja, zei Ethelrida, maar laten we eerst het vuur wat opstoken en alleen dat ééne zachte licht aan steken, en zij wees naar een groote grijze porce- ïoinen schemerlamp, met een wit scherm, waarop lila's geschilderd waren. Dan behoeven we ons niet meer te verroeren, want ik verlang zéér die geschiedenis van een man te hooren. Hij gehoorzaamde haar bevelen en trok ook de zijden gordijnen dicht. Nu zijn we waarlijk gelukkig ik althans ben dat, zei hij: Lady Ethelrida leunde achterover tegen haar ge borduurd kussen en maakte zich met een verrukt gelaat tot luisteren gereed. Francis Markrute bleef een poos bij 't vuur staan en begon: Ge moet met me terug gaan naar verleden da gen, naar een paleis in een statige stad --en naar een kunstenares een'balletdanseres maar levens een groote musicienne en een goede en schoone vrouw, een vrouw met prachtig rood haar, evenals mijn nicht. Zij woonde daar in een paleis en ver van de wereld met haar beide kinderen, en een keizer was haar minnaar en de vader van haar kinderen en alle vier waren gelukkig, den ganschen dag lang. Die kinderen waren een jongen en een meisje en ze begonnen groot te worden; de Jongen begon na te donken over het leven en met zichzelf over allorlei dingen te redeneeren. Hij had die eigenschap wel licht geërfd van zijn grootvader van moedors zijde, dio een beroemd dichter en wijsgeer was geweest, een Spaansche Jood. Zijn moeder, :lo soh »ono dan seres, was dus half een Joodsche, en duor haar mce- der weer half Spaanscho edelvrouwo wan. dn wijs geer was gevlucht met de dochter van een Spaan- sche grande en zij was uit de lijsten van den ade geschrapt. Ik ga zoover terug, niet om u met dit bijzonderheden te vervelen, maar om u te doen zien welk verband er bestond tusschen het karakter var deu knaap en de ras-eigenschappen. De doeht9r van dit paar nu werd een kunstenares, en danseres, en dsar zij uitstekend opgevoed was en daarbij een heerlijke schoone vrouw, een vrouw met al de be koorlijkheid van Zara en nog veel.fijner besnedj.i ge laat, verwierf zij de innige liefde van den keizei van het land waar zij woonde. Ik wil niet inga.in op de moreele zijde van deze geschiedenis; een groene liefde acht niet op moraliteit het zij genoeg te zeggen dat zij idyllisch gelukkig waren, /.oolang de schoone danseres leefde. Zij stierf toen de knaap on ge veer vijftien jaar oud was tot zijn groot en blij vend verdriet. Zijn zuster, die een paar jaar jongei was, was toen al wat hem overbleef om lief te heb ben, want staatkundige en -maatschappelijke redenen maakten het in dat land toen zeer moeilijk voor hem om dikwijls zijn vader, den keizer te zien. De jongen was heel zorgvuldig opgevoed en Iw- gon, zooals ik zei. reeds vroeg zelfstaudig te denken -— te droomen. Hij droomde van wat er gebeurd zou zijn als hij de troonopvolger was geweest, do zoon van de Keizerin, in plaats van een kind van haar, die in zijn oogen een veel voornamere dame en ko ningin was: zijn eigen moedor, do danseres en hij loerde inzien, dat droomen, op spijt gebaseerd, nut teloos zijn. en voor een man alleen maar een factor tot demoralisatie, niet tot opheffing. De jongen beeou to begrijpen dat die van zijn lieve moeder, hoewel de wereld haar een onzedelijke vrouw had genoemd, ieti geërfd had, dat nog kostbaarder was dan zelfs de Keizerskroon waarnemingsvermogen en lichame lijk en zedelijk evenwicht, waarop de familie van den Keizer, zijn vader, nu juist geen aanspraak kon maken. Van hen beiden hadden zoowel zijn zuster als hij een stugge ontembare trots geërfd ge kunt dat zien en zult dat wel reeds opgemerkt heb ben in Zara, het kind van de zuster. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1923 | | pagina 6