Uitstapje naar Napels.
BATO R U WIE l.FN
Agent voor Sctiagsn G. ANNtVELDT.
<clmjnfcuUncLci> Nieuws-
N.V. „De TIJDGEEST"'
slechts waarde had als men tevens beschikte over de
werkkrachten, de ingenieurs en scheikundigen, over de
jonge mannen aan het begin hunner carrière, die
feitelijk een soort van „gestudeerd proletariaat' waren
en die men in alle andere landen zoowat miste. Zeker in
Frankrijk waar wel ingenieurs voor de praktijk, doch
niet voor studiedoeleinden waren te vinden.
Als men nu zou trachten de Duitsche industrie te
laten loopen, zonder de Duitschers, lijkt ons het gebrek
juist aan die 'klasse van arbeiders de klip waarop beft
plan reeds dadelijk zal stranden.
De man, die een puddlestang kan hanteer en, een
stoomhamer kan besturen, een acobsladdcr kan laten
werken, is te vinden. Zoo niet in Frankrijk zelf. dan
in de vele landen waar werkloosheid is en zelfs in
Duilschland als het een jaar verder zou zijn. Algemeone
leiders zijn er ook, commercieel, zoowel als technisch,
doch de tusschenschakél zal nog vele jaren blijven
ontbreken.
We meenen, dat men in Frankrijk ook inziet, dat
geweld op den duur niets zalt opleveren on dat een
schikking dus komen moet.
Duitscnland heeft erkend een schikking te willen,
zonder als van ouds te zeggen wat het aanbiedt^
alleen wat het eventueel zou kunnen aanbieden. Welnu,
dan moesten do heeren nog maar eens, doch liefst
spoedig, redevoeringen gaan houden. Wellicht komen
Zij dan het doel ietwat naderbij. Allebei oen voet
vooruit is al meer dan een halven meter tot elkaar
genaderd....
Niet dat het veel is na vier jaar. UITKIJK.
Een lichte aardschok, die we waarnamen, terwijl
we om de middagdisch zaten bracht het gesprek op
de sterkere aardbevingen, die we in Rome gevoeld
hadden en op de uitbarstingen van Ve9uvius en Etna
en zoo vertelde ons een pas uit Napels aangekomen
pensiongast, dat niet alleen de Vesuvius weer sterk
rookte, maar dat de Solfatara, die als nagenoeg ge
heel uitgebluscht te boek stond, weer bedenkelijke
teekenen van leven begon te geven.
Een en ander was voldoende om in ons de lust aan
te wakkeren eens een uitstapje naar Napels te ma
ken en toen den volgenden ochtend de zon ons wak
ker riep, voerden we direct" ons plan uit en sttfhden
's middags al aan den klourrijken haven van Napels,
met zijn druk menschenverkeer, met zijn visschers
kleurig aangekleede menschen en kinderen, kortom
te midden van oen geheel andere wereld dan waar
in we ons hier bewegen.
Ons eerste bezoek gold de Solfatara, die hier de
kleine Vesuvius genoemd wordt. Haar latste uitbar
sting was elfhonderd jaar geleden en men was ge
woon geworden haar als een uitgebrande krater te
beschouwen, sinds zich een aardkorst van een meter
dikte vormde over de opening die eeuwen geleden
gloeiende lava en kokende zw&velstroomen uitwierp.
Een weelderige plantengroei ontwikkelde zich op de
zen bodem, wel beschut als hij was door het cordon
van .bergen er om heen, terwijl hij voortdurend ge
koesterd werd door de gelijkmatige warmte, die van
uit de diepte naar boven steeg, getuige een spleet in
de bergen, een soort grot, waar lijders aan rheuma-
tiek genezing van hun kwaal kwamen zooken. Toen
we deze plek ruim tien jaar geleden bezochten, zagen
we wel lichte rookwolkjes hier en daar uit de rots
wanden opkronkelen, maar over den krater liepen
we als in een grooten tuin en plukten er geurige
myrre, rosmarijn en bloeiende erica.
Nu lazen we bij den ingang op een bcfrd, dat het
hoogst gevaarlijk was, zonder geleide den krater te
betreden, we namen dus oen gids, die ons verzocht,
heel nauwkeurig achter hem te blijven loopen op de
paadjes, die tusschen de groene gewassen aangege
ven waren. Plekken die vroeger door een witte zand
laag bedekt waren, zagen nu zwart van kleur. „Dat
is een stuk grond dat elk oogenbllk door een uit
barsting verzinken kan", vertelde onze leidsman.
Wat! verder sloeg ons een heete zwaveldamp tegen en
zagen we eon, terrein waar het zand mot kleine trech
tervormige bewegingen kokeud rond draalde. „Maar
kijk nu eens hier", riep onze gids, „eerst vijf dagen
geledon werd dit gat in den grond geslagen!" We
stonden bij eon opening van een paar meter in door
snede, waaruit een zware damp opgolfde en daaron
der een zwarte kokende massa lava, die blazen vorm
de; één grooter dan do anderen staarde ons aan als
't oog van ?en cycloop, ondoorschijnend, luguber,
mysterieus!
„Alles is hel onder onze voeten", zei de gids en
stampte op den grond; een dof, dreigend geluid
scheen van beneden te antwoorden, het klonk ala
een: „pas maar op! gij en uw kornuiten, gij kleine
menschen...."
„Wat ge hior ziet, is veel belangrijker dan op de
grooto Vesuvius", zei onze leidsman met een gering
schattende handbeweging naar den berg achter ons,
die met zijn top in do wolken zat en oen violet- en
wit gestreepte mantel scheen te dragen, daar do dam
pen, die er overvloedig uit opstijgen door de koude
winden gekristaliseerd worden. Wie die hier geboeid
en wonderlijk ontroerd werd, door de geheimzinnige
wereld, waarboven heel dit menschen-volk, zoo zor
geloos leeft, zou niet verlangen meer te zien van wat
daar beneden in vulkaan's geweldige smidse gesmeed
en gebrouwen wordt? Dit bezoek aan de Solfatara,
de doodgewaande, nu onheilspellend kokend en brui
send onder een nog altijd groen aardoppervlak en de
onheilspellende blik uit het booze cycloopen-oog, die
we op ons voelden rusten, vermeerderde ons verlan
gen den Vesuvius op te gaan, wiens verstarde ge
daante ons nu nog meer fascineert. Zijn grondvlak
is zóó breed, hij schuift zoo geleidelijk van boven af
naar beneden, alsof hij altijd maar verder zou willen
glijden, tot over de stad en de golf aan zijn voeten
iloe klein wordt dat huizen complex, waarin meer
dan een millioen menschen op elkaar gepakt zijn, als
we er van de berghelling op neer gaan zien! De weg
naar boven, waarlangs we eerst opgetrokken werden,
is vol van het weelderigste, eerste leven; als argeloo-
ze communie-kinderen staan daar de am&ndelboo-
men met hun roze bloesem; het koolzaad fonkolt er
tusschen, vergeet-me-niet cn margrietjes onder den
zaeht-grijzen olijfboom; dan weer een tuin waar over
vloed van mandarijnen, sinaasappelen en citroenen,
de takken naar beneden buigen en overal kinderen,
die met de vruchten knikkeren of er in bijten; al
hooger wordt de donkere lava-laag waarop, sinds de
laatste uitbarsting in '06, de beroemde wijn van den
Vesuvius aangeplant is; daartusschen staan nu hoog
opgeschoten tuinboonen te bloeien. Dan worden hui
zen en vruchtbare velden schaarscher eindelijk
niets meer dan een onafzienbare vlakte van lava;
het gebied van den dood omringt ons van alle zijden.
Het monster van vernieling van al wat leven is,
hoeft hier den vorm van wonderlijk verstijfde dieren
aangenomen, voorwereldlijke gedrochten met open
muil en vooruitgestoken klauw als om hun prooi
straks te grijpen. Zij schijnen in lange rijen vooruit
en langs elkaar heen te schuiven, grijs-zwart en don
ker purper; maar daartusschen stolde de lava rood,
glanzend en glad; ze scheut een golf van bloed die
de ondieren uitbraakten, in kleine stroemen siepelt
zij naar beneden waar zware steenklompen haar den
weg versperren. Iioe uitgestrekt schijnt ons die
dcods-vallei en dat een heirleger van op verdelging
belustte monsters, van steenen, asch en lava in woe
de voorthollend over lachende velden, zonder inode-
doogen vernielend, begravend al wat zich verheugde
te leven....
We staan aan den rand van den geweldigen kra
ter, Hoe anders hadden we ons dien voorgesteld; we
hadden gemeend, dat zich hior een donkere afgrond
voor ons openen zou, niet dat we hier verbijöterd
zouden worden door zooveel sprookjesachtige kleu
renpracht 1 Gloeiend rood, teer roze, dof purper rezen
ruw geformeerde steenige massa's uit de diepte om
hoog; op de gootste, die ver naar binnen schoof, lag
een laag witte lava tuschen karmijn-roode; de gril
ligste vormen waren or als in gebeeldhouwd, zoo ge
lijkmatig was haar breedte, dat zij een fries geleek,
waarop, zooals op die van het Parthenon een rij rui
ters verbeeld schenen; fonkelend rood was de lava
massa daarboven en beneden, zij schenen door een
groot koraalrif to rijden.Welke architektuur werd
niet klein in onze verbeelding bij de tooverachtige
monumenteele pracht van deze rots-formatiel De
heete dampen, de rookwolken die er voorbij vlogen
maakten de illusie volkomen.... op eens een zonne
straal en een windstoot, die de wolken uit elkaar
joegeen roepen van: „men ziet den bodem van
den kraterl", een verlangend zich vooroverbuigen
Uit de holte, waar soms vuur zichtbaar is, drong
nog een dichte rookkolom, maar daarnaast een op-
eenhooping van zwavel, zooals de gids zei, mij
scheen het echter in dat ééne snel voorbijgaande
moment een zich bewegend gewirwar van reusach
tige geelgroene kikvorschen, die de pooten zwem
mend uitsloegen en daartusschen een netwerk van
fjoudgele slangen, een onguur, helsch gewriemel daar
n de diepte, dat door de damp-vorming nu eens ver
vaagd, en dan weer verduidelijkt werd. De zwavel
liet een bittere smaak op onze tong achter ,het Hel
dere oogenbllk was van korten duur, een wolk
spreidde zich boven den berg uit en werd door den
krater als ingezogen, maar wat we gezien hadden,
was zoo fantastisch mooi ,dat wo niets meer begeer
den.
Langzaam gingen we terug door het wonderlijke
woud van monsterlijke gedrochten, die straks zullen
opspringen, om die kleine wereld aan hun voeten te
vormorsolen on alles wat daar straalt en ademt, al-
los wat er blij is en in schoonheid baadt te vernie
tigen.
De nacht zeefde neer over de onheil zinnende Sol
fatara en Vesuvius, over al de kleine dorpen die
tusschen de bergen slapen en over de groote stad, die
van de hoogte gezien niet anders dan een blanke
schelp schijnt die door een gril op het strand werd
geworpen. Morgen zal zij zich weer ia het zonlicht
baden om even later wellicht als een speelgoed door
elkaar geworpen en in de zee gesmakt te worden.
en boven de hoogopspattende blauwe golven zal dan
de zon met haar: „groszer Bliek voll Liebe" opstijgen
terwijl een helsche vreugde het oog doet fonkelen
van den verwoeden cycloop daar beneden in de on
derwereld. E. F.
HET SALDO VAN DE OROENTENCENTHALE.
In de Telegraaf lozen wij:
's Gravenhage, 18 April. Einde Maart werd te
Utrecht een algemeene vergadering gehouden van
de groep Veilingsvereenigingen. Op deze groep kwam
ter sprake het batig saldo van de groentencentrale,
waarvan f 3 millioen aan de drogers en zouters zou
zijn uitgekeerd en de rest, men beweerde van f 3 mil
lioen, in 's Rijks schatkist zou zijn gestort. De ver
ontwaardiging hierover was groot omdat men meen
de, dat deze millioenen aan de tuinders hadden moe
ten worden uitbetaald. Speciaal richtte de veront
waardiging van een aantal leden zich tegen den heer
C. van Spronsen, oud-voorzitter der Groentencentrale
en oud-directeur van het Rijksbureau voor groenten
en fruit, ter vergadering aanwezig, omdat hij het ge
weest zou zijn, die den minister van Landbouw des
tijds had geadviseerd dit millioenenpotje niet aan de
tuinders te geven maar in do schatkist te storten.
Men riep op deze vergadering den heer van Spron
sen ter verantwoording, maar deze weigerde inlichtin
gen te geven.
Tot zoover een résumé van het verslag der verga
dering dat wij in een vakblad aantroffen.
Nadien heeft de centrale veilingsvereeniging „War-
menhuizen en omstreken" nogmaals in de pers deze
zaak ter sprake gebracht.
Wij meenden goed te doen den heer C.v an Pron-
sen te Loosduinen eens te gaan opzoeken en te vra
gen ons -ie willen uiteenzetten hoe de kwestie met
het batig saldo der groentencentrale nu feitelijk in
elkaar zit. Niettegenstaande do heer van Sprongen
druk bezet was door de juist uitgebroken staking der
tuinarbeiders, was hij bereid ons te woord' te Rtaan.
Wat hij ons vertelde over de geruchtmakende mil-
lioenenaffaire komt op het volgende neer.
Vooreerst ontkende hij de juistheid v&n de bewe
ring, dat het batig saldo der groentencentrale ton
minste f 600 millioen zou hebben bedragen. Het over
schot bedroeg f 3,600.000, waarvan f 2 millioen bij ar
bitrage uitspraak aan do groentendrogers is uitge
keerd. Zij hadden voor de binnenlandsche consump
tie tijdens het seizoen 1917—1918 groote hoe
veelheden versche groenten beschikbaar gesteld ala
compensatie voor uitvoervergunning voor gedroogde
groenten. Toen hun later geen uitvoer werd toege
staan, leden zij daardoor groote schade en hadden zij
hun producten dus feitelijk voor niets ter beschik
king van de Groentencentrale gesteld. DaArom maak
ten zij aanspraak op vergoeding. Do zouters hadden
een andere regeling. Zij hadden een garantieprijs,
om de gezouten boonen op prijs te houden, omdat dit
ook van belang voor de Regeering was, die een groo
te hoeveelheid boonen in haar bezit had.
Toen de uitvoer misliep heeft do minister een bij
drage van ten hoogste f 1 millioen aan de betrokken
zouters toegezegd uit het batig saldo. Nadat f45.000
als steun aan de tuinders-zouters was uitgekeerd
bleef er ten slotte een restant van f555.000.
Wanneer de Regeering het standpunt zou innemen
dat dit aan dogenen, die hiertoe hebben bijgedragen
moest worden gerestitueerd, dan zouden de tuinders
slechts in de laatste plaats en dan nog voor een zeer
klein percentage in aanmerking komen.
Want het saldo is, behalve een aanzienlijk bedrag
uit andere hoofde als winst gemaakt, hoofdzakelijk
te danken aan de bijdragen van exporteurs en soutera
doch inzonderheid dor groontendrogers, die over het
algemeen evenzeer in financieels moeilijkheden ver-
keeren. Waar het overschot door allerlei personen
is bijeengebracht zal het voor wien dan ook een on
doenlijke taak zijn, daarvan naar billijkheid een uit-
keering te doen.
Door de behandeling dezer zaak in de vergadering
te Utrecht, werd de geheimhouding geschonden van
de besluiten van de liquidatiecommissie der Groen
tencentrale,
Dlr, was dan ook de redon, waarom de heer van
Spronsen niet kon ingaan op de beschuldigingen aan
zijn adros geuit en waarom hij dus geen inlichtingen
kon verstrekken. Het was, naar onze zegsman on9
vertelde, een welkome gelegenheid voor de heeren
Trienekens en Slot, ledon der liquidatie-commissie,
om de aandacht der vergadering af te leiden van
den aanval door hen gedaan op de Leidtrig van het
Centraal Bureau. In 't bijzonder wa£ de credletrege-
ling voor de tuinders betreft, welke naar zijn oor-
doel door de <vijze van optreden van dat bestuur op
niets is uitgeloopen. Behalve dan in Noord-Holland
door bemiddeling van Gedeputeerde Staten. Voor de
regeering zou een credietregeling in den vorm van
veilingcrediet, z.g. oogstvorband, het meest aanneme
lijke geweest zijn, Doch toen dit door de leiders van
do veilingen, zonder de organisatie hierin te kennen
en toeh marasxa haar, verworpen werd en werd voor.
gesteld een vorm van crediet, vrijwel overeenkomend
met het voegore kweekerscrediet, log het voor de
hand dat de Regeering op dit laatste niet kon ingaan,
MEPPEL IN OPSTAND.
Wij lezeu Jn de „Meppeler Courant
Onze handelswereld heeft jZatcrdngivond van den
ontvanger der registratie en domeinen een oplrisscher
bekomen.
De stoombootmaatschappij N.V. Gebr. v. d. Booin's
Stoombootrcederij (de Paul Krugers) tc RottonJam heeft
beuriveeradressen,.waarop zo de naamtcokenirtg van ue
geadresseerden voor het ontvangen der goederen eis oh t.
i'uvens slaat op die z.g.n. kwituntie het bedrag der
vracht ingevuld, 't Is echter absoluut geen kwitantie
voor bctaa.de vracht, want in dat geval zou de kwi
tantie getcékend moeten zijn door ac stoombootmaat
schappij, cn zouden deze papieren ook' allo in banden
zijn der verschillende firma's. Maar noen, de rwxlerij1
eiwht ondertcelkening van do firma's als bewijs, dat zij
de goederen heelt afgeleverd.
Nu schijnt de nieuwe zegelwet voor te scnrijvenl,
dat op zoo'n bewijs, indien daarop een vrachlbedtag
is ingevuld boven f 10, een zegel van 25 ct. wordt
geplakt. En dat doet geen enkele reederij in ons land.
/e gaan daarbij uTit van de zuiver Jogisune redeneenng,
dut de woorden: „ontvangen per stoomboot<tic on
die goederen' cnk'of slaan op do door haar afgeleverde
stukgoederen en niet op de vracht.
Do Stoomb. Mij. Verschurc te Amsterdam (de Mqt-
a" booten) heeft voor de grootste firma's een apart
Eens in do week of in do maand intzij de
vrachten per kwitantie, voorzien van een gewoon zegel
vun 10 cent voor alles te zamen.
Nu heeft de ontvanger der Registratie en Domemon
to \fcppci inzage genomen van alle bcurtvecr-adressen,
gedurendo de laatste drie maanden binnengekomen, en
voor elk adres, waarop hij een vrachtcijfer boven f 10
aantrof, heeft hij de lirma, wier naam op het adre^
voorkwam, beboet met f 100.
Dti is geen late Aprilmop. Neen, Zaterdagavond kre
gen wel een 30-tal der grootste firma's boeten, vari-
cerende van f 100 tot f 1700. De firma Boom oil Zoon
f 100, Idema f 500, Jan Blom f 500, J. v. d. Bosch
f 400. Kuurmau f 700, Brocades cn Stheemun r 12(10.
lirma R. Houwlnk f 1300, Jacob v. Esso f 1700. de
firma Pasman uit Steenwijk, naar men zeel. over
de f 2000.
Maandagmorgen al vroeg werd het kantoor der Paul
Kruger bestormd door gramstorige zakenmensohen, die
luide hunne ontevredenheid te kennen gaven.
Men begrijpt» de situatie dan ook goed. Al' die zaken-
monschcn wisten van. den prins goen k\vaad. De ont
vanger schijnt destijds wol de stoomhootreederij gewaar
schuwd te hebben, maar deze, mecncnde. dat zij geen
ongunstige uitzondering behoefde te maken op allo
undere rccdcrijen in ons land, stoorde zich daaraan
niet. en liet kalm door, de aaressen door of namens
de firma's teekenen of stempelen. En nu ontvingen daar
al die firma's plotseling de mededeeJing van de hun
opgelegde hooge boete.
.eer terecht werd ojigemerict, dat de ontvanger al' die
herrie en drukte had kunnen voorkomen door één
advertentie of bcrioht in de courant. Ook Zou Z.Ed
verstandig gedaan hebben het officieel* lichaam voor
den handel, de Knjner van Koophandel, tijdig te hebban
ingelicht. Deze zou dan wel gezorgd h&ben voor
behoorlijke waarschuwing.
Maar enfin, de categorie ambtenaren is nu eenrrtant
een soort wezen, dat er bijzondere Ideeën betrerfendo
plicht en geweten op nahoudt fHoc Jammer is het toch,
dat niet voorgeschreven staat, dat dergelijke ambtenaren
vóór hun aansteiing eerst een jaar werkzaam moeten
zijn in het practsirh zakenleven. Maandagavond was in
Tivoli een protest-vergndering bejegd door dc getroffe
nen, Meer dan 30 zakenmensehen waren npgOKomertf.
Besloten werd, zich per. request tot den minister te
wonden, met het vorzoek om kwijtschelding der boeten.
EERSTE KAMER.
Volgens het Dev. Dagbl. zou het plan bestaan, de
oud-ministers mr. P. Rink on dr. C. Lely tot lid van
de nieuwe Eerste Kamer te kiezen.
Trekking vn 109 nmmm ten ovtntaan van
Nouri» A. O. Mul li.
Donderdag 19 April 1923
Pr» van f 100 11116 17206
Prllren van I 90.— telgen geld).
2493 6084
414 2574 6225
577 2602 6495
604 77 6602
153 2693 6776
1017 3187 6947
1480 3239 7196
1502 3714 7381
1793 5056 7744
2213 5379 52
2391 3777 7932
7962 10637
8027 49
8784 10925
f 9157 11159
9255 11623
62 11993
i 9525 12173
- 9718 124611
4 10187 78
2 10325 12513
2 10572 70
12819 14935 17323 19465
13035 15020 24 IÜ751
13102 15251 20 198,19
60 I5:<17 17623 «6
13212 15494 51 20141
13312 15813 18387 20244
39 16020 18593 20423
13881 16264 IböOO 33
14090 16828 65 20585
14589 16957 18733 20877
14819 170.7 18314
Vorig. Ujri Kond, 18286 m. 18288
hebben overtuigd dat lady Ethelrida hem beminde.
Dat hij haar liofhad met al de kracht van zijn in be
dwang gehouden natuur, was boven allen twijfel
verheven. De liefde houdt er gewoonlijk weinig re
kening mee, wanneer ze een hart verovert, 01 er
rang- en standsverschillen bestaan, maar zelfs dit is
in enkele govallen een bekoring te meer. Francis
Markrute had tot zijn zes en dertigste jaar gewaoht,
steeds vasthoudend aan zijn ideaal, totdat hij dit
vond en wel in oen graad van volmaaktheid, waar
van hij nooit had durven droomen. Zijn theorie
waarvan zijn geheele leven de juistheid had bewe
zen, was, dat niets buiten het bereik kon zijn van
een man, die meestor was van zichzelf en van zijn
govoelens. Maar zelfs zijn ijzeren zenuwen voelden
de spanning, waarin hij verkeerde, toen de lunch ten
einde liep en hij wist, dat hij over een half uur, wan
neer de meesten van het gezelschap veilig on wol ge
borgen zouden zijn weer den weg zouden vinden anra
de kamer van zijn geliefde.
Ethelrida keek niet naar hem. Zij was zooals ge
woonlijk de lieftalligheid zelf voor haar tafelburen,
was bezorgd over Tristams hoofdpijn. Tristam was
zoo juist verschenon en zag er uit, zooals hij zich ge
voelde als een wrak. Zij interesseerde zich voor
enkele berichten uit de Zondagsbladen, die zoo juist
gokomen waren; kortom, niemand kon vermoeden,
hoe opgeruimd het lieve schepsel was en hoe haar
hart sneller klopte om de eerste liefde, die zij op haar
levensweg ontmoette.
Zelfs de Spreeuw, die zooveel belang stelde in t jong
gehuwde paar, had niets ongewoons opgemerkt in
de houding van de gastvrouw tegjenover bare
gestort.
Ik vind mijnheer Markrute een buitengewoon
aantrekkelijk mensch, vindt ge óók niet, Spreeuw?
zeici.' lady Anningford, toen zij hun gewone wan
deling gingen doen. Zondags na den lunch naar
de Lvnton Heuvels te wandelen wa9 op Montfichet
een bijna onveranderlijke gewoonte. Ik kan niet
zeggen wAt in hem aantrekt, het is iets subtiels
en buitengewoons, zooals zijn nicht ook heeft. Vin je
dat ook niet?
Kolonel Lowerby zweeg: 'twas hem eensklaps op
gevallen dot'hij te zeer van iets anders vervuld
was geweest om op dezen merkwaardlgen man te
letten.
Wel, Ik heb er waarachtig niet op gelet, zei hij,
maar nu je er over spreekt, moet ik zeggen dat ik
hem ook een interessante kerel vind.
Hij is zoo buitengewoon kalm, ging lady An
ningford voort, en waarover hij ook spreekt, het M
altijd de moeite waard naar hem te luisteren en a.s
hot gesprek op boeken of schrijvers komt, dan is
hit een volmaakte encyclopaedie. Hij maakt op mij
den indruk van een man, in wien al do krachten van
macht on wil saamgetrokken zijn. Ik vraag me af,
[wie hij toch is. Niet, dat dit er in onze dagen iets
toe doet. Vindt, ge dat er iets Joodsch aan hem Is?
Hij heeft er niets van in zijn gezicht, maar als
vreemdelingen zoo buitengewoon rijk zijn, staan zij
gewoonlijk óp een of andere manier met het Joden
dom in verband.
Zeker, en hij is ook zoo intelligent, bromde de
Spreeuw. Let cr maar eens op, in tal van Engelsche
families, die bewijzen hersens te bezitten, is in vroe
ger tijd Joodsch bloed gekomen. Als"het maar lang
genoeg geleden is, heb ik er niets op tegen ik ga
Helst niet met dwazen om.
Ik geloof dat ik heelomaal geen vooroordeelen
heb, zei lady Anningford, als ik van menschen houd,
vraag ik er niet naar, wat voor bloed ze in hun
aderen hebben.
i Dat gaat goed, totdat je hen krabt, want dan
komt het er uit. Maar als het lang genoeg geleden
ris dat het Joodscho bloed in Markrutes geslacht ge
komen is, dan zal het 't toekomstige ras der Tan-
creds een massa goeds doen, door er wat gewonen
handelszin in te brengen. Jaren geledon heb ik
Maurice Grey, haar vader, gekend en die stelde even
min eenig belang in geld en goed als Tristam zelf.
De verbetering zal dus van de zijde der Markrutes
komen, willen we hopen.
Ik vraag me wel eens af Spreeuw, of er nog
ooit latere Tancreds zullen komen. Ik geloof dat we
gisteren een erge nederlaag geleden hebben en die
zaak door niets meer goed te maken is. Ik geloof
niet dat zij elkaar ooit zien tusschen den eenen dog
en den anderen. Het is buitengewoon treurig,
Ik zei je immers al, dat zij op een kritiek punt
in hun leven gekomen wareln, veroorloofde Spreeuw
zich zijne vriendin nog even te herinneren. En waar-
'aebtig ik zou je niet durven voorspellen hoe het
j loopen zal.
Onderwijl had Ethelrida zich, onder voorwendsel
j dat zij brieven te schrijven'had, in haar kamer te
ruggetrokken en toen de klok kwart over drie ge-
slagen had, wachtte zij daar wat? Zij wilde zich-
i zeiven niet bekennen, dat het haar noodlot was; zij
strooide zichzelve zand in de oogen en noemde het:
j een gezellig praatje.
i Zij zag er buitengewoon jong uit voor haar zes-en
i twintig jaar, echt een schitterend type van een prac-
Itisch meisje, zooals zij daar oj) haar eenvoudige sofa
zat, met haar frisch patroon van lila's en teeder
groen en alles aan haar was in harmonie, tot zelfs
haar zadht-violette-japon met bont gegarneerd.
En toen haar klokje hot afgesproken uur sloeg,
trad haar aanbidder do kamer binnen.
Dat toch is een heerlijk idee, zei hij en in zijn
oogen schitterde een ondeugend pleizier als van een
schooljongen, die zijn kameraads heeft ibeet gehad,
dat al die goede Jieden mijlen ver weg in kou en
mist ronddwalen, terwijl wij met ons beiden gaan
genieten van een goed vuur en een prettig babbel-
part ijtje.
Zoo ontwapende hij haar zenuwachtigheid en gftf
haar wat tijd.
Mag ik bij u komen zitten, ladv Ethelrida?
vroeg hij en toen zij glimlachte, nam hij plaats,
maar niet al te dicht bij haar: niets moos^ ook
maar in 't minst overhaast worden.
Zoo praatten zij ongeveer een kwartier lang over
hun geliefkoosde boeken. De hare waren allen een
voudig en kuisch; hij had er in alle soorten, alle
echter uitnemend geschreven, meesterstukken van
smaak en evenredigheid, en terwijl een groot stuk
hout in den open haard neerviel en een zwerm
vonken deed pvliegen, boog hij zich ietwat voor
over en vroeg haar of hij haar mocht vertatlen, wear-
voor hij gekomen was: de geschiedenis van een man.
Het daglicht begon af te nemen en zij hadden nog
een heel uur vóór zich.
Ja, zei Ethelrida, maar laten we eerst het vuur
wat opstoken en alleen dat ééne zachte licht aan
steken, en zij wees naar een groote grijze porce-
ïoinen schemerlamp, met een wit scherm, waarop
lila's geschilderd waren.
Dan behoeven we ons niet meer te verroeren,
want ik verlang zéér die geschiedenis van een man
te hooren.
Hij gehoorzaamde haar bevelen en trok ook de
zijden gordijnen dicht.
Nu zijn we waarlijk gelukkig ik althans ben
dat, zei hij:
Lady Ethelrida leunde achterover tegen haar ge
borduurd kussen en maakte zich met een verrukt
gelaat tot luisteren gereed.
Francis Markrute bleef een poos bij 't vuur staan
en begon:
Ge moet met me terug gaan naar verleden da
gen, naar een paleis in een statige stad --en naar
een kunstenares een'balletdanseres maar levens
een groote musicienne en een goede en schoone
vrouw, een vrouw met prachtig rood haar, evenals
mijn nicht. Zij woonde daar in een paleis en ver van
de wereld met haar beide kinderen, en een keizer
was haar minnaar en de vader van haar kinderen
en alle vier waren gelukkig, den ganschen dag lang.
Die kinderen waren een jongen en een meisje en
ze begonnen groot te worden; de Jongen begon na te
donken over het leven en met zichzelf over allorlei
dingen te redeneeren. Hij had die eigenschap wel
licht geërfd van zijn grootvader van moedors zijde,
dio een beroemd dichter en wijsgeer was geweest,
een Spaansche Jood. Zijn moeder, :lo soh »ono dan
seres, was dus half een Joodsche, en duor haar mce-
der weer half Spaanscho edelvrouwo wan. dn wijs
geer was gevlucht met de dochter van een Spaan-
sche grande en zij was uit de lijsten van den ade
geschrapt. Ik ga zoover terug, niet om u met dit
bijzonderheden te vervelen, maar om u te doen zien
welk verband er bestond tusschen het karakter var
deu knaap en de ras-eigenschappen. De doeht9r van
dit paar nu werd een kunstenares, en danseres, en
dsar zij uitstekend opgevoed was en daarbij een
heerlijke schoone vrouw, een vrouw met al de be
koorlijkheid van Zara en nog veel.fijner besnedj.i ge
laat, verwierf zij de innige liefde van den keizei
van het land waar zij woonde. Ik wil niet inga.in op
de moreele zijde van deze geschiedenis; een groene
liefde acht niet op moraliteit het zij genoeg te
zeggen dat zij idyllisch gelukkig waren, /.oolang de
schoone danseres leefde. Zij stierf toen de knaap on
ge veer vijftien jaar oud was tot zijn groot en blij
vend verdriet. Zijn zuster, die een paar jaar jongei
was, was toen al wat hem overbleef om lief te heb
ben, want staatkundige en -maatschappelijke redenen
maakten het in dat land toen zeer moeilijk voor hem
om dikwijls zijn vader, den keizer te zien.
De jongen was heel zorgvuldig opgevoed en Iw-
gon, zooals ik zei. reeds vroeg zelfstaudig te denken
-— te droomen. Hij droomde van wat er gebeurd zou
zijn als hij de troonopvolger was geweest, do zoon
van de Keizerin, in plaats van een kind van haar,
die in zijn oogen een veel voornamere dame en ko
ningin was: zijn eigen moedor, do danseres en hij
loerde inzien, dat droomen, op spijt gebaseerd, nut
teloos zijn. en voor een man alleen maar een factor
tot demoralisatie, niet tot opheffing. De jongen beeou
to begrijpen dat die van zijn lieve moeder, hoewel de
wereld haar een onzedelijke vrouw had genoemd, ieti
geërfd had, dat nog kostbaarder was dan zelfs de
Keizerskroon waarnemingsvermogen en lichame
lijk en zedelijk evenwicht, waarop de familie van
den Keizer, zijn vader, nu juist geen aanspraak kon
maken. Van hen beiden hadden zoowel zijn zuster
als hij een stugge ontembare trots geërfd ge
kunt dat zien en zult dat wel reeds opgemerkt heb
ben in Zara, het kind van de zuster.
Wordt vervolgd.