Schager Courant
Kinderen
Zaterdag 8 September 1923.
66ste Jaargang. Mo. 729S.
TWEEDE BLAD.
On the River.
FEUILLETON.
Een Levensweg
^Sonig's
ipMaizena
Srieven uit Rome.
Die woorden zeggen voor eene Engelsche of En
gelschman meer dan men in boekdeelen lezen kan.
„On the river"\ dat wekt illusies op bij jongeren
en berinneringen bij ouderen.
On the triver, gewoon in bet HoMandscb vertaald
beteekent niet meer en niet minder dan „op de ri
vier
Maar on the river beteekent zelfs voor een Hollan
der, die als jongmensch in Engeland gewoond beeft,
veel meer dan: op de rivier.
Wat is de rivier die* hier bedoeldi wordt?
Het is eigenlijk maar een stuk rivier, betrekkelijk
zelfs maar een klein gedeelte van een rivier.
Maar die rivier is de Tbames en dat gedeelté ligt
boven Londen, een 20 K.M., hooger de rivier op.
Het is de rivier de Tbames bij Surbiton, Richmond,
Wimbledon, Hampton Couri en Henley. Sommigen
zullen zeggen tot. Oxford, maar- ik geloof dat bet zich
culmineert in bet stuk tot Henley en wel in het bij-
bijzonder bij Hampton Court.
Ik ben Zondag „on the river" geweest'
Wij logoerden in Téddington, een allerliefst plé-ats-
je, dat in 30 minuten per electriscben spoorweg van
Waterlob-station uit Londen te bereiken is.
Die electrische spoor is een ceintuurbaan, zoodat
men van Téddington in twee richtingen weg kan, éen
via Wimbledon en éen via Richmond.
Zondags 's morgens gingen wij tijdig uit huis, door
het mooie Bushy Park naar Hampton Court
Bushy Park gaf Zondags een geheel anderen blik
dan Zaterdags 's middags toen we er ook gewandeld
hadden.
Zaterdagsmiddags werd er op verschillende plaat
sen cricket gespeeld. Cricket is eigenlijk het nationa
le spel der Engelschen, datNop elke school geleerd
wordt.
De jongens van de volksscholen leeren het even
goed als de jongens van Eton en Harrow.
Ieder Engelschman speel cricket. In ons dorp heb
ben wij twee cricketclubs, éen in bet dorp en éen bij
ons, in ons gehucht
In ons gehucht hebben de spelers jongens en
Aannen tusschen 18 en 50 ajar op 'n paar na, geen
geld om een witflanellen broek te knopen, zij spelen
in hun werkpakjes, soms met bun ve#t aan, maar
spelen doen ze toch.
Daar in Bushy Park waren bet rijkere clubs, ieder
een in keurig wit flanel gestoken, met het eigenaar
dige cricketpetje op.
Er speelden jongelui van 18 zoowel ais ouderen, en
zelfs een meneer met spierwit haar.
Die oude heer sloeg in vijf minuten tijd zestien
punten bij elkaar, waaronder twee vieren.
Zondags werd er heelemaal niet aan sport gedaan,
maar waren er tal van wandelaars.
De' groote allée van Téddington naar Hampton
Court is prachtig. Het is een allée beplant met heel
oude, bijzonder hooge kastanjeboomen, zoo hoog als
beukenboomen. Ik heb nooit zulke hooge kastanje
boomen gezien.
In het voorjaar ongeveer de 2e Zondag in Mei
zijn de kastanjes in vollen bloei. (De couranten ver
melden dat dan en men gaat bij duizendéni uit Lon
den naar Bushy Park om de kastanjeboomen in
bloei te zien. Die Zondag heet Cbestnut Sundiay (ka
stanje-Zondag). Er rij dien bussen langs die alée en die
rijden allemaal langzaam, zoodat de passagiers de
„allée kunnen bewonderen.
Wij hebben in Hampton Court, genoten van de
bloemenweelde in het Park. Het is éen van de be
zienswaardigheden van de omstreken van Londen,
die bloemenschat van Hampton' Couri
Prachtige perken met de meest varieerende bloe1-
men, waaronder natuurlijk ook de gewone bekende
soorten, liggen overal verspreid in de keurig onder
houden gazons.
Grasperken in Engeland is iets bijzonders. Het
moet niet uitsluitend aan het onderhoud liggen,
maar ook aan grond en klimaat. Ik sprak onlangs
een Engelschman, die op zijn buiten schitterende
grasperken heeft, maar tevergeefs getracht had, ge
durende de 10 jaar dat hiji in Amerika gewoond had,
de Engelsche gazons te iiniteeren. Van alles had' hij
naar het Engelsch van E. TEMPLE THURSTON
door W. J. A. R O LD ANUS Jr.
24.
„O, als je er zoo over denkt, zulten we er (heelemaal
niet over platen.' Hij kwam' dicht bij haar en sloeg zijn
arm om haar middel. Zij stond daar als een steenen zuil.
„Zou je me geen zoen geven?y vroeg hij.
Zij keerde een koud, marmerbleek gezicht n^1" het
zijne. Het zou zooveel gemakkelijker geweest zijn dén
dood in de oogen te zien. Hij martelde haar mond onet
zwarekussen en fluisterde dan iets in haar 'oor.
Een rilling huiverde door haar lichaam. Haar oogen
keken alsof zij hulp zochten.
„Ik zal je wat ëten Haten brengen," zeide zij'. „En
dan zou 'ik maar naar bed gaan, als ikf jou
je moet moe zijn."
Hij bekende, dat hij het was.
„En jij zelf?" vroeg hij. Moet jij niets eten?
„Neen, ik heb al gegeten.
„Prachtig maar je komt toch terug?"
Zij liep naar de deur ©n hield die open. t
„Vannacht niet" antwoordde zij.
„Verdomme nog toe," riep hij uit terwijl hij een
stap naar haar toe deed.
Zij vluchtte uit de kamer, vóór hij 'bij haa rkon zijn,
en sloot de deur. Zij hoorde hem vloeken, terwijl' zij .de.'
trap afvloog.
HOOFDSTUK TI,
Nsanno bad gehoopt, dat Mrs. Randai nog een ka
mer voor haar vrij: zou hebben. Haar besluit werd
echter niet aan het wankelen1 gebracht, toen' zijl boor
de, dat het onmogelijk was.
„Waarom ga je vannacht' niet bij hem slapen?'
Yro^%. 4e kost juffrouw argwanend.
„Hij is moe", antwoordde Nanno, „hij zal alleen
lekkerder slapen."
Mrs. Ranctal haalde haar neus op. Er was iets in
deze zaak, dat haar gemoedsrust stoorde. Zij nam
zich voor op alles, wat zij deden, een wakend oogje
te houden,
„Zoudt u niet een bed voor mij kunnen maken' op
den divan in de zitkamer?" opperde Z&
„Soms nog iets?" vroeg Mrs. Randal.
„O, ik zal er apart voor betalen," riep zij uit.
„Mijn beste paarde haren divan? Neen AmV je
feestelijk!"
„Dan zal ik een vriendin moeten vragen of iki bij
haar logeeren kan,"
er aan gedaan, maar het ging niet.
'Bijna elk Engelsch huis buiten, een kleine villa
zelfs beeft een grastennisbaan.
Het kost veel onderhoud, maar het gaat. De villq-
bewoner is dikwijls al qm 6 uur op om zelf zijn gras
te rollen, want behalve bet heel kort houden is ook
bet rollen strikt noodig.
Dezelfde Engelschman vertelde over zijn grasten
nisbaan in Amerika.
•Het was niets dan teleurstelling en verdriet gewéést,
ondanks dat hij noch geld, noch moeite gespaard,had.
Men behoefde zijne gazons en twee grastennisbahen in
Engeland maar te zien, om te wéten, dat men met ©en
expert-liefhebber te doen had, iemand dus. die in
Amerika precies kon zorgen dat alles in ae puntje9
gedaan werd, maar te vcrgecfe.
Er is in Hampton Court Park veel te zien. Men heeft
de drie mooie lanen met groote coinifeeren, die als stra
Jen vanuit het middengebouw getrokken zijn.
Men heeft er de beroemde druivenkassesi, men hééft
er het doolhof.
Wij hebben het niet gewaagd, het doolhof in te gaan,
want je bent soms twee uur kwijt voor je er (weer uit
bent.
Jerome K. Jerome, de humoristische Engelsche schrij
ver, /heeft in zijn beketnd boek' „Three men in a
boat'/ (ik meen in het Hollaindsch vertaald als Drie
man in een boot) een alleraardigst verhaal1 gedaèn over
den doolhof van Hampton Court.
Hij vertelt hoe Harris een van d'e drie beweórt
dat hij den doolhof heel goed kent, zoodat het vóór
herni geen moeite zal opleveren om dadelijk dén térug-
*weg te vinden. Hij spreekt met zulk een overtuiging,
dat niet alleen zijhe vrienden meegaan, maar allerlei
omstanders zich bij Harris aansluitetn.
Zelfs vrouwen met zuigelingen, die anders nooit ge
waagd zouden hebben te gaan, meenen recht te héb
ben het te wagén.
Het loopt ontzettend af.
Harris kent absoluut den weg niet en men dwaalt en
dwaalt maar door.
De zuigelingen en grootere kinderen beginnen te
huilen, de vrouwen zijn doodmoe en ongedurig, de
mannen worden woedend.
Ten slotte komen de parkwachters met ladders om de
ongelukkige doolhof- en Harris-sllachtoffers te dredden..
Wij hebben geen tijd om de pas gerestaureerde Wol-
seyzaïen in bet kasteel zelf, te gaan bekijken.
Ik wil hier even aanstippen, dat het gebouw heel
duidelijk vertoont in twee tijdperken gebouwd te zijn.
Een gedeelte door den Cardiinaal WoLsey minister
van Hendrik VIII, dit gedeelte is streng Tudorsfijl.
en één gedeelte door den Koning-Stadhouder Willem III
en dus Louis XIV mei een overgang naar Louis XV.
(We willen echter geen zalen hoe mooi ook zien,
wij laten het gebouw ondanks de vele herinneringen aén
den grooten Oranjevorst achter ons liggen, want...?
wij' willen„On the river.
Bootjes- Zijn er genoeg te huren. "Een mOtorbootjfe
vonden wij O. W., dus aaar werd niet over gedacht.
D» dames vonden die leuke pondjes (pupt in het
Engelsch en ikk' geloof schouw 'in het Holiandsch), die
als een zolderschuit geboomd worden, maar dan ele
gant en niet met den stok tegen den schouder, zoomI.n
onze schuitenvoerders dat' doen.
Wij heeren beweerden, dat we wel als Hollandsehe
schuitenvoerders zouden kunnen boomen, maar niet
op de elegante Engelsche „om the river"-manier. Met
een meer juiste dan vleiende opmerking over slanke
mannenfiguren en de aanwezige Ho^andsche heeren,
besloten de dames hun ideaal, het „pontje", te laten
varen. Later op 'den dag kreeg ik gelegenheid revanche
te nemen over Ge slankheidsópmerking. Onze dames
vonden namelijk, dat de meeste dames in zoo'n pontje
blijkbaar zeer ongemakkelijk Zaten of lagen, waarop ik
meat de mij' kenmeikende gepaste bescneidémhéid op
merkte, dat dergelijke pontjes in Waterland en de Zaan
streek gebruikt worden voor veevervoer, dus allerminst
geschikt zijn om leiftalHige dames een prettigen achter
middag te bezorgen. Ik moet echter zeggen, dat heel
slanke figuurtjes op veel Russens geworpen, Wel een
sympatffieken blik' van het. sterke geslacht waard zijn.
Maar het moeten heel veel kussens zijd, zoodat er
veel, heel veel mfeer "kussen dan het slank pérsoontjé
te zien is. Diat is dan juist de groote attractie, fwaar
mannen altijd inloopen. (Die opmerking is niet van
mW. jjoch van een dame).
Wij huurden een wherry en zouden roeien.
Dat roeien is eigem.lijk (niet de pret, maar het 'kijken.
Wat een gezellige boel is het op het water. Aan 'den
kant de terrassen van mooie buitens én sierlijk villa's,
d© boomen die over het water* hangen en een schuil
plaats bieden voor een bootje, waarvan de passagiers
willen drooimen, flirten, lézen of picniooen of alle
maal van die heerlijke zaken in opeenvolging.
Verder aan den kant 'kleine bungalons met schuiten
huis, speciaal gebouwd om te huren voor de zomer
maanden en dan te genieten van roeien, zeilen, zwém-
mem en het geheele leven van „on the nver."
Daar tusschen door liggen aan den kant gemeerd, de
woonschepen, de houseboats, werkelijk soms bijna vil
la's op een schip getimmerd.
(Het dak, in een bloemen- en planten-terras herschapen.
Kijk, daar zijn ze op Zoo'n terras bij de muziek van
©en gramophoon aan net dansen.
„Dat is iets, dat je zelf moet weten. maar als hij
je man is, zooals je beweert, dan is jè plaats bij hein
als je het mij vraagt. Een man, die moe is, slaapt
niet minder lekker, omdat zijn vrouw bij hem ligt."
Nanno liet het onderwerp rusten, bestelde eten
voor Jamesy en ging naar buiten.
Toen Nanno over een vriendin sprak, had. zij er
over gedacht naai* Miss Shand te gaan. Maar toert
aij een eindje geloopen had, zette zij dat denkbeeld
uit haar hoofd Den laatsten keer was het afscheid
niet al te vriendschappelijk geweest en daarna had
Miss Shand's glimlach haar in h£t restaurant nog al
gedwongen toegeschenen. Haar trots dwong haar dat
plan op te ge^en. Maar in plaats van dat denkbeeld
was een verlangen in haar opgekomen om naar Jer-
ningham's kamers te gaan kijken. Zij' kende het raam
dat op Middle Temple Lane uitzag en misschien zou
zij, als zij een tijdje op korten afstand bleef staan,
hem in zijn kamers kunnen' zien bewegen. Het enkele
feit alleen van hem te zien zou, dacht zij, haar hel
pen vergeten wat haar thuis te wachten stond. Het
was een wanhoopsbesluit een 'besluit om nog een
maal de Vlam, die haar bijna verteerd bad, te gaan
zien vóór zij weer wegging in de diepste duisternis.
Zij wist op dat oogenblik niet of Jerningham reeds
naar den Fulham Road geweest was, om haar eind
beslissing te vernemen. Hij was haar nog niet in het
restaurant komen opzoeken, wat zij vermoed had, dat
hij doen zou, wanneer hij gehoord had, dat zij; zonder
een adres achter te laten vertrokken was. Alle om
standigheden wezen er op, dat hij haar een volle week
gegeven had om te komen tot heit besluit waarop hij
wachtte.
Den geheelen weg naar Middle Temple Lane legde
zij te voet af. Het onderhouden van twee personen in
de nieuwe kamers, die zij gehuurd had, zou haar
toch al moeite genoeg kosten. Maar in haar hart
hoopte en verwachtte zij, dat Jamesy werk zoeken
zou. Maar daarin werd zij teleurgesteld. Jamesy be
hoorde niet tot het type mannep, die werken, om
hun bestaan te rechtvaardigen. In zijn oogen had hij
geen rechtvaardiging noodig. Wel had hij zekere
lusten en instincten, die hij niet aarzelde te bevredi
gen. Maar werken behoorde daar niet toe.
Toch, tenminste in den beginne, zocht Nanno naar
de lichtere zijde van de situatie, die een vrouw on
der het oog moet zien. Zij zag geen enkel licht vobr
zich. Zij had haar schepen verbrand. Uit de haven'
van wat haar vluchtoord had kunnen zijn, kon zij
de rook zien opstijgen in zuilen vanx opoffering,
terwijl voor haar de ondoordringbare eindeloosheid
der open zee lag. Maar de wanhoop was op dat oogen
blik nog niet tot haar gekomen. De vallei, die zij
eens aan Jerningham beschreven had, waarin de
sombere, grijze, stille gedaante des Doods loerde, lag
Wij naderen een. lock (sluis); wij geven er dit keer
den voorkeur aan. om uit de boot te stappen en die
dan tezamen, geholpen door een sluisknech^ naar boyen
te sleepen over de glijplank.'
We roeien weer door. We passeeren eén drijvéndé
•winkel. r-
Twee juffrouwen en een meneer hébben eèn pojitjó
tot winkel gepromoveerd, de bananen en andere vruch
ten. zoowel als chocolade en andere zoetigheden, zijn
keurig uitgestald. Langs boord ziet men de halzen van
allerlei soort flesschen,
Eén juffrouw en de meneer pagaaien het pontje lang
zaam; voort.
Zij hebben ook een gramöphoon en een hond aan
boord,
Trouwens 50 pet. van de bootjel hebben een bond
als passagier.
Wij komen aan een volgende sluis. Wij varen er bin
nen en ziin met wel dertig of veertig andere vaartuigen
tusschen ae sluisdeuren en muren geperst.
Het is allergezelligst. Iedereen is goed gehumeurd.
Een duw of prik tegen de boot geeft slechts aanleiding
tot een grapjje over en weer.
Er zijn allerlei echte Zondags-schippers bij, die bijna
tei tfrater raken als eindelijk' ae sluisdeur opengaat eh
iedereen zich naar buiten wil haasten.
Er waren* punters bij, die de kunst om' hun vaartuig
vooruit te boomen,. prachtig verstonden en werkelijk de
moeite „waard waren om gade te slaan, hoe of ze
daar rechtop in hun boot staande, keurig in het wit,
de hemdsmouwen opgestroopd, den boom' hanteerden,
waardoor de boot vooruit schóót.
Er waren dikwijls allerliefste meisjes in de booten
om1 ons heen en knappe gezellige jongelui.
De jongelui, allen to wit flanellen pantetons, en witte
overhemden, meestal zonder hoed, de dames hetzij; in het
wit of met fdeuren aan.
Soms wel eens te veel kleuren, maar dat Vergeeft mén
graag op het water.
Wij roeien naar een restaurant, waar we onze boot
vastleggen en op het terras gezeten, profiteeren van
een gezellig strijkje, inmiddels onze oogen de kost
gevend.
Er voeren bootjes af en aan en het uitstappen en
instappen gaf soms tot grappige tooneeltjes aanleiding,
vooral als die dames of heeren mat corpulent waren.
De toon, die overal op en om' de rivier heerschta
was allergenoegelijkstBuitendien, het was zoo mooi,
en zoo lieflijk en zoo bijzonder.
Aan de overzijde brachten jongelui een öiek te water
'en even later schoot het ranke vaartuig als een snoek
wee. Onder de schaduw van de boomen van da over
zijde gingen de velschillende vaartuigen voorbij, altijd
weer een ander beeld vormend.
Vlak bij ons in het water fe den zon, zag öllei er
feller uit, was het beeld nog pittiger.
In do verte zagen Wjj' een troepje jongens van een
springplank bij1 een, bungalow te water dtuken.
In ae zaal van ons restaurant werd gedanst, maar
nooit lang door een zeUfcfo paar. Het paar werd blijkbaar
weggetrokken door een magneet, Die magneet woa de
rivier.
Toen wij den tocht naar huia ondemamem eerst te
%?ater, toen per bus, zagen wij nog in oen boot onze
zijn. het meest gebaat met
zuiver, licht verteerbaar, doch
voedzaam eten. Pap van
Honig's Maizena voldoet
ten volle aan deze nood-
zakelijke eischen.
Let op de slaitzegels als bewijs
van echtheid.
1
nog aan den horinzont; er waren nog wegen rechte
en links, die ingeslagen konden worden om haar te
vermijden.
Het was reeds over achten, toen zij van Fleet
Street door het hek de Middle Temple Lane ingang.
De klok van de Law Courts speelde kwart over
acht, toen' zij bij Jen^ngham's kamers kwam. Een
oogenblik later scheen de avond te leven met de
sonore antwoorden van honderd andere klokken, die
het uur aangaven. Nanno ging tegen het hek over
Plowden Buildings leunen en keek op naar Jerning-
ham's kamer. Er was, zooals zij verwacht had, licht.
Eerst was het slechts het licht van een flikkerend
vuur, maar even later kwam een donkere gestalte
naar het raam; een lucifer werd aangestreken en zij
zag hem de lamp, die op de tafel stond, aansteken.
Dit was de laatste maal, dat zij hem zien zou, zeide
zij tot zichzelf, en met een poging om daaraan e%n
schijn van waarheid te geven, herhaalde zij dat, ter
wijl zij naar hem keek. Dit was de laatste, de aller
laatste, allerallerlaatste maal. Haar levenskracht
scheen met ieder woord, dat zij zeide, lager weg te
zinken. En Jerningham, totaal onbewust, dat de
oogen, die hijl liefhad, naar hem keken, maakte de
marteling nog grooter door hij het raam te blijven
staan lezen in een boek, dat bij- van de tafel opgeno
men bad.
Zoolang bij daar stond, kon zij; zich niet van haar
plaats losrukken. 'tWas haar niet voldoende, dat zij
hem gezien had. Zij legde zich vrijwillig op de pijn
bank van haar eigen maaksel en vond de pijn een ge
not.
Eindelijk ging hij verder de kamer in, was hij niet
meer te zien, maar eerst, toen de klokken negen uur
sloegen, verwijderde zij zich. Haar hoop, dat hij nog
bij het raam zou komen, was uitgeput. De vrees,, dat
zij de trap opklimmen en aan zijn deur kloppen zou,
joeg haar weg.
Juist toen de hekken gesloten, werden, liep zij de
Embankment op, maar zij durfde niet naar huis gaan.
Den geheelen nacht door liep zij van het eene plekje
naar het andere, hier en daar rustend, wanneer er
niemand te zien was, verder loopend, als iemand na
derde.
In den hemel boven zich, waar de sterren fonkel
den in den bitter kouden nacht, zag zij God den
God, dien zij nog kon aanbidden', den God, dien zij
nog den hare kon noemen; maéfr voor haar, om haar,
beneden haar lag een groote stad, waarin zij alleen
was.
HO OFDSTUK Iïï.
Voor een vrouw: wordt het leven wanneer het op
houdt een wonder te zijn, een vernedering. Vanaf
grijze cricketer van den vorigem middag, au druk bezig
een pontje voort te boomen.
Die grijsaard was wel grijs, maar niet oud. Wel' oud
in jaren, maar nog jong van lichaam, van geest ten
van hart.
Hij genoot nog zoo echt van het zijn „on thexiver".
Toen wij thuis waren en gezellig- over onzen tocht
zaten te boomen, toen waren wij het over één ding
eens. Wij hadden allemaal veel gereisd, zooals wij
daar zaten, kenden ons éigen land, kenden Amstel,
Spaarne en Maas, wij kenden Frankrijk met Parijs,
de Seine en de Manie, wij kenden Petersburg en de
Newa, Weenen en de Donau, New York en de Hudsou
maar er was, verklaarden wij éénstemmig, maar één
Theems.
Er is maar één rivier, waar men zoo zonnig en 'pret
tig, genoegeiyk cn eenvoudig geniet van watersport.
Ér is maar één rivier,, waar men als één groote
familie geniet van wat water voor genoegens kan bieden.
Er is maar één rivier, waarlangs men de beeldige
buiten en villa's zoowel als de bungalows en de
houseboats heeft, allemaal meewerkend tot verhooging
van het mooie en bekoorlijke van de rivier
Er is maar één rivier^ waar men kan profiteeren van
watersport, kan roeien to sloepen, wherries en gieken,
kan boomen to de oergenoegelijke punts (schouwen)
waar men de gezellige sluizen, de opgestopte overvolle
sluizen heeft.
Die rivier heet de Thames.
I love to be on the river i
VAN ROME NAAR DE VLAAMSCHE STEDEN.
Het werd al te heet in Rome; .we namen een snel
trein naar het Noorden en toen we 'sochtens wak
ker werden in Brigue en de Simplon ons van Italië
scheidde, stonden we niet alleen tusschen de met
sneeuw bedekte bergen, maar te midden'van een
volk dat uiterlijk wel heel verschillend is van dat
bevallige Siciliaansche ras, waartusschen we ons de
laatste weken bewogenl
Wat blies dat fanfarecorps er dapper op los,, de
hard koperinstrumenten pasten bij de gebruinde ge
zichten der Zwitsers die op het perron een welkoms-
groet toeterden ter eere van een afdeeling der „Al
pen verein", die van hier haar stoutmoedige tochten
in de bergen begon.
We dachten terug aan dien laatsten warmen zomer
nacht toen we op de Spaansche trap in Rome zaten;
aan het klagend geluid dat opsteeg uit de sdhrale
violen die door een paar blinden bespeeld werden;
aan het zingen vanj een vrouw bij de harp in een
stille straat, dat we nog tot in den nacht hoorden;
aan het murmelen der fonteinen bij gevoelig snaar-
getokkel hier en ginder en toen onze ooren zoo pijn
lijk werden aangedaan door dit bazuingeschetter in
de koude ochtendlucht en we een blik wierpen op de
bolle wangen der muzikanten, die van inspanning
zich rood en violet kleuren, begrepen we de toorn
van God Appollo, die den fluitspeler Marsyas strafte
omdat hij, door het_ opblazen van zijn wangen, de
schoonheid beleedigd' had! Maar hier bij; de onver
zettelijke gletschers past kopermuziek; trompetge
schal is als harde sneeuw en in het gejodel van de
menschen die op de groene Alp hun vee weiden, is
iets van het tjuiken van een vogel die zijn vleugels
uitspreidt in de koude doorschijnende lucht. -
Onze coupé vult zich elke halte met beigbestijgers,
mannen en vrouwen, die, gewapend met Alpenstok
en „Rücksack" met de klare blauwe oogen voor zich
uit staren in het landschap en geen ander verlangen
schijnen te hebben dan straks den strijd met een
hoogen sneeuwberg aan te .binden.
Wamt het onbewogen in die geweldige massa's,
haar naakte starheid, die ons zoo benauwt als we
er tusschen gevangen zitten, prikkelt den Zwitser al
zijn krachten in te spannen die gevaarten te bestij
gen als of het er om gaat de brute materie te ver
overen en te domineeren. De vorm der Zwitsersche
beenen die zoo botweg van de kuit tot de hiel in
een rechte lijn doorgaan^ getuigt van de behoefte
om urenlang te loopen en te klauteren, getuigt van
de geweldige energie die hier gebruikt wordt om een
in ons oog nuttelooze inspanning te verrichten.
Maar de bergstroomen die, neerstortend van de
rotsen, het land electrificieeren, vragen ook niet
waarvoor de kracht dient die ze in overdaad geven,
ze zijn één met de natuur en haar product en de
Zwitser zal .van zijn Alpentocht met verdubbeld, ar
beidsvermogen terugkeeren in het dal; we zien de
meisjes hier aan het werk zonder gratie weliswaar,
maar vol ambitie en veerkracht en voelen bewon
dering voor de trouw, de vlijt, het eerlijke aspect
van dit volk, eigenschappen die we aan de andere
zijde van de Alpen zoo noode missen.
We reizen verder en staan vier en' twintig uur
later op de groote markt in Brussel.
De hoofdstad van België is een vriendelijke, mo
derne stad zonder eigen stempel, maar de histori
sche plek in haar midden is alleen reeds een be
zoek waard, in heel Italië vindt ge niet zóó'n gaaf
stuk oude, gezonde volkskunst, zoo'n ongeschonden
het oogenblik, dat Nanno haar plichten als vrouw
van Jamesy Ryan weer opvatte, verloor het leven
voor haar zijn mysterie; het dunne weefsel van illu
sie. waarmede zij* het bekleed had, was weggerukt,
en in de naakte werkelijkheid ervan zag zij niets
dan de vreeselijke afschuwelijkheid|Van alles.
'De priesters mochten haar gezegd hebben, dat
haar eenige weg tot behoud was naar Jamesy Ryan
terug te keeren, maar zij konden haar gemoed niet
beschermen tegen de vernedering en het verlies van
achting voor zichzelf, welke zulke een hereeniging
met' ziqh mee moest brengen.
Don eersten nacht vocht zij ertegen, maar het slot
was onvermijdelijk. Zij was zijn vrouw, als haar man
had zij hem terug ontvangen. Binnen- drie dagen ver
afschuwde zij zich.
In zulk een gemoedstoestand vond Jerningham
haar, toen hij, nadat hij in den1 Fulham Road gehoord
had, dat zij zonder een adres achter ,te laten, ver
trokken was, zich den volgenden middag om vier
uur naar het restaurant van Maynard'a Stores
haastte.
„Wat 'beteekent dat, Nanno?" waren zijn eerste
woorden, toen zij kwam vragen) wat hij gebruiken
wilde. „Vindt je, dat je me netjes gehandeld hebt?"
Zij antwoordde niet. Hij had haar er nog nooit zoo
uit zien zien als zij er nu uit zag.
„Waarom ben je uit den Fulham Road weggegaan
zonder een adres achter te laten zonder met het
antwoord, hetzij dan ja of neeii, te geven, waarop ik
toch zeker wel recht had?"
,Jk heb u dien dag," antwoordde zij kalm, „gezegd,
dat wat u vroeg onmogelijk was. Ik zou geëxcommu
niceerd zijn, als ik gedaan had wat u wilde".
„En dat is voor jou het hoogste?"
„Is het dat dan niet?"
„,I thank whatever Gods there be for my uncon-
querable soul,' "1( citeerde hij.
„Er is slechts één God," zeide Nanno eenvoudig.
„O, voegde zij er bitter aan toe, „u begrijpt het niet.
Hoe zoudt u het ook kunnen? U weet niet wat het
zou 'beteekenen, eenmaal te sterven en te lieten dat
er geen dienst gehouden zal worden bij je graf, dat
er niet gebedep 'zaf worden voor je ziel in het Vage
vuur. U weet niet wat het zou beteekenen zonder ab
solutie regelrecht naar de hel te gaan en daar eettwig
te lijden nooit verlichting te kennen, altijd gemar
teld te worden altijd bedenk dat toch eens
feoed!"
„Mijn God!" riep Jerningham uit. „Geloof je dat?"
„Ik moet het gelooven,"
„En geloof je dat ik, als ik met je trouwde, dat al-
1) Ik dank welke Goden er ook zijn mogen, voor
mijn onoverwinlijke ziel.