1 JUREENS' VQEQZMM-HEERLIJK-VÖÜRQEEUG PRIJSVERLAGING Geestelijk Leven. THANS 60 CT. :p. pomd Fen levensweg De dingen om ons heen. Zaterdag 15 September 1023. No. 7200. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. r liet vorige artikel heb ik besloten met -te wijzen op het bekende gebed van Christus in Gethsomanó.. Daarin zie ik het bidden in, zijn allerhoogste uiting En waar ik het vraaggebed onvoorwaardelijk ver werp, daar zeg, ik miet nadruk dat m.i. voor een waar achtig ernstig, miensch dit bidden allereerste noodza kelijkheid is en zonder dd-t" bidden het leven zijn kracht en zijn schoonheid verliezen gaat. Nu is bet niet de vraag of wiji, menschen van de- zen tijdi, dezelfde geloofsvoorstellingen hebben als een Jezus höeft gehad. Wij, die van hem gescheiden zijn door een twintigtal eeuwen, doniken uit den aard der zaak anders dan hij heeft gedacht; onze wereldbe schouwing moet wel van de zijne' verschillen. Neen, de allesbeheerschen.de vraag in deze is; Kun nen wij ons inleven in den gemoedstoestand van Je zus; kunnen wij n&voelen, wat hiji moet heüben ge voeld; kunnen ook wijl genieten d'e stemming, welke over hem kwam in dat zeldzame oögenblik, toen hij zich volkomen1 gaf aan die Macht, welke voor hem de eenige, de opperste en heiligste was. We hebben te begrijpen, dat de waarde van het gebed' wordt bepaald enkel en alleen door de stemming welke het wekt en de gevoelens, welke het doet' opleven, en de heilige gedachten en voornemens, welke het oproep! En dan is de gebedsvorm slechts bijzaak. Het wezenlijke bidden is het zich losmaken uit het tijdelijke en vergankelijke. Bidden is het stille inkeeren van den mensch tot zich zelf en het beluisteren van de inwendige stem. Bidden is het ervaren en innerlijk beleven, de waarheid dat het reine ook 't meest begeerenswaardi- ge is. Bidden, is de extase, de verrukking der ziel, die stijgt naar ongekende hoogten, waarheen niet door dringen de ruwe wereldkreten. Bidden is verzinken in mystiek aanschouwen van oen wereld, waarnaar de zuiverste verlangens zich richten. Bidden is het zich bewust worden van waarheden, welke het verstand, ook het scherpste niet, nooit ven- mag te doorgronden. Bidden is de beleving der eenheid met het Eewige- zelf. Naar ik meen, is het prof. Tiele geweest, die aldus over het gebed zich uitdrukte: „Een wondere macht voelt onder 't gebed de bidder in zich dalen; hij voelt dat hij het leven overwinnen kan. Een stroom van wil gaat van hem uit, die ruimte en hare wetten schij nen opgeheven voor de macht des geestes., die tijd noch ruimte kent. Hier zijn de meest verheven oogen- blikken van het leven; ooge inblikken, waarin het on bewuste in ons wijzer blijkt, dan alle wijsheid des verstands." Mij dunkt, dat het voor iederen verstandigen, den kenden lezer duidelijk zal zijn, dat. zulk bidden niet is gebonden aan plaats of tijd, .dat diit niet is het uit spreken van. mooie met zorg gekozen woorden (ik vind de pieeste uitgesproken gebeden profaan!) waar bij de oogen gesloten en de handen gevouwen zijn. Ik ga nog een stap verder en zeg: dit bidden veron derstelt zelfs niet de noodzakelijkheid van geloof in een persoonlijke Godheid! Dit bidden is behoefte voo* iederen mensch,, in wien sterke levensdrift woontI Ik bedoel hiermede, dat ieder die met bewustheid wil leven, die van zijn leven iets wil rpaken; die iets^ wil z ij n, d.i. tot pe r s o o n 1 ij k h ei <L wil uit groeien, noodwendig zijn heilige, ernstige mystieke uren moet hebben. Want: bewust leven 'is een zwaar werk. Dat is iets gansch anders dan „be staan"! Bewust leven is: een doel voor oogen hebben, ts werken aan zich zelf, is dienken, is zich in volheid ontplooien, is strijden voor een ideaal! Wie naar bewust leven1 streeft, heeft voortdurend met groote moeilijkheden te kampen. Daar is zoo ontzaglijk veel, dat ons neerdrukt en dreigt te ont moedigen en te verlammen. In ons is vaak êen onuitsprekelijke weemoed; dit gebeurt, als wij 't heiligste zien vertreden door een ruwe wereld), als wij stuiten op de-ergerlijke banali teit van den kuddé-mensch en ons gelóóf in het hei lige dreigt verloren te gaan en dan klagen wij wel eens, dat onze idealen niet te verwezenlijken droom beelden zijn of wanhoop vlaagt in ons op en wij sta ken den strijd tegen wat we slecht moesten noemen, zoowel i n ons als o m ons. Wie, die het,ooit heeft, aangedurfd1 om over zich zelf te richte*, wie weet 't niet1, hoe taai de fouten in hem stand houden. Soms voelt hij zich zoo gelukkig, al# hij een kleine overwinning heeft behaald «en dan..,, wordt 't kwaad hem weer te machtig en droef rijst in hem op de vraag: «trijdlt niet de motiech tevergeof»? Of bij ziet de zonde (met dit woord vat ik samen ai wat wij al# onreehtvflurdlg en liefdeloos bwohotB wen) dor wereld en, hij. voelt den» drang osa haar te Jbeeffijdêfh j Als- eof! heilige riddëtf, ate eeti tweede §töt ims mi hij dêtt gedtjoh'ieii draak geen veilen.. Vooral in en* /.y rijoero jeugd, als hot jonge leven nog gist in ons lichaam, lils ouzo geest nog frisch Is, voelen Wo do zen drang heel sterk, dun kunnen wo nog-„goddelijkei dwazen" zijn, vurige idealisten. Maar ras bemerken wij1, dat het kwaad in de wereld, de zonde, heel sterk is. Onoverwinnelijk misschien? Én de gedachte sluipt bij ons binnen, dat we) eeuwig zal blijven' d!e onge rechtigheid on liefdeloosheid'on nimmer zal komen die boschaving, welke is de verwerkelijking en uit-1 leving van reine beginselen* de verwezenlijking dor heerlijke hroederschapsideo. En ons hart krampt bijwijlen van pijn als, in ant-1 woord op ons klagen, wij hooren don. ruwen spotlach j van de oppervlakkigheid, welke dien ernst des levens vvegschatert bij spel eh festijn, En uit dat arme hart j breekt de verzuchting: is dan leugen al wat ik eens geloofde; is leugen al wat wordt gezegd van men- schenadel, is leugen al wat is geleerd door die groo- töfl eni jfooden, die hebben getuigd in de wereld, zoo als een' Jezus het deed, in vol geloof en vertrouwen óp'do komst van „het koninkrijk Gods", Nietwaar? Wat Ik hierin heb gepoogd te offlêdhrtj- Yfli», hebben wij allen, indien we idealisten zijn ge* wesst, of nog zijn, in mm of windof stofko wato doorleefd.- Uit wil Mggiuii .wij hebben gehad mm tlj- den van twijfel en van vertwijfeling, mm tijden van iumkinif en ontmoediging en wanhoop zei fa ISn dan zijn er twee mdgei ijk heden, Of wo geven one geloof en ons idealisme prije en wij worden zeer prakt lach (de wereld zou zeggen: wijze!) menschen én bekommeren ons om beginselen en idealen niet meej> Of wij gaan bidden en zoeken in 't gebed nieuwe kracht. En dit bet eek ent, dat wij gaan naar de een zaamheid en'do stilte; dat wij inkeeren tot onszelf, en dit geburt soms bulten ons bewuste wil Ion om. Dan voelen wij, dat ons denken de werkelijkheid loslaat on wij uitstijgen boven1 do woreldscho kleinheid. Dit kan op vorschillendo wijzen geschieden. Wij komen b.v. onder den indruk van de majesteit der natuur of ondier de betoovering der kunst. Wiji zitten neer en zien op paar den flonkerenden sterrenhemel of luis teren Daar het suizen van de avondkoelte. Misschien zijn wij in de kerk en een enkel woord of een orgel- PLANTA naar het Engelsch van E. TEMPLE THURSTON door W. J. A. ROLDANUS Jr. 26. Mrs. Randal, keek nieuwsgierig naar Nanpo om te zien welke uitwerking 'deze dramatische onthul ling op deze had. Voor haar was die nog steeds dramatisch, ofschoon zij haar zeker al twintig maal van de lippen van het kind gehoord had. Maar .Nanno leunde slechts tegen den muur. 'Haar ademhaling ging niet sneller; haar hart klopte 'niet vlugger. Mrs. Raridal wist niet wdt Nanno vroeger medegemaakt had, waardoor zij immuun was voor het afschuwelijke van zao'n moddELeling. Zij vermoedde niet hoe kleine gebeurtenissen, kleine toevalligheden er Nanno toe gebracht hadden een dergelijke crisis te verwachten. De -wetenschap, dat hij, als zij thuis kwam, dikwijls meer alcohol gedronken had dan hij verdragen kon; de herin nering aan den nacht, dat hij heelemaal niet thuis gekomen was; deze en verscheidene andere kleine feiten hadden haar voorbereid op den cli max, die onvermijdelijk was. Nu was hü gekomen. H\j had zijn absolute verachtelijkheid bewezen. Hu had de hopelooze onmogelykheia van een nieuw samenleven aangetoond. Maar wanneer Mrs. Ran- d&l verwacht had, dat het hooren van dit alles l a^j° sc.hande brengen zou, dat zij haar v. j nle.^ meer zou durvflö. opheffen, dan had zij zich deerlijk vergist. Nanno voelde geen schaamte. uf °°£en vaQi God was deze man haar echtgenoot, maar zijn bestaan stond zoo totaal buiten het hare, dat zij zich niet schaamdo voor wat nu deed. G°d heb jè daar niets op te zeggen?" riep JVlrs. Randal uit, toen zij op Nanno's gezicht vergeets naar een spoor van gevoel gezocht had. Nanno schudde haar hoofd. „Wat heeft hü tegen je gezegd?" vroeg Mrs. Kandal aan het kind. „Hoe heeft hij uitgelegd wat hu in het huis deed met die „Hij zei: ,Is mijn vrouw thuis?' zei-die." „En verder?" Nee,'zeg ik, ,zij is niet thuis.' ',Nou,' zei die. ,dat is een vriendin van der en zij komt hier wachtentot zij thuis komt,' zei-die." „Verder!" riep Mrs. Randal, die op heete kolen stond om bij dat gedeelte van het verhaal te ko men, waarin zij zelf een rol had vervuld. „Nou ze gingen naar boven en ik zag niets meer van ze behalve wat ik hoorde." „En wat hoorde je?" ...Zingen en lachen net als vader Zater dagsavonds zingt." Mrs. Randal joeg haar dochter weg met een goed gemikten slag. opdat er niet meer huiselijke bij zonderheden bekend zouden worden. „Nou wat denk je ervan?" vroeg zij, toen Annie de keukendeur dichtgetrokken had. „In mijn huis, dat altijd, den naam gehad heeft hoogst fatsoenliik te zijn. Zingenten lachen dronken waren zij. Toen ik thuis kwam, was het precies een tingeltangel. Ik wil jou er niet har 1 over vallen. God in den hemel weet, dat wij vrouwen heel wat meer te verdragen hebben dat we moes ten. Maar toen ik terugkwam en Annie me vertel de wat er boven aan het handje 'was. ben ik naar de deur geslópen en, God vergeve het me. dat ik het je vertel" Mrs. Randal „groeide" juist in haar verhaal „maar ik heb altijd wel gezegd, dat jij beneden je stand getrouwd was. Enfin ik ging naar de deur en zoo waar als ik hier voor je sta, ik hoorde, dat hij haar aan het zoenen was. Ik ging niet naar binnen, ik heb nog fatsoen in mijn lichaam. Neen ik ging niet naar binnen ik klopte op de deur. ,Wut u even buiten komen, Mr. Ryanr zeg ik, en toen toon. brengt on# i® de «temming. En wij zwijgen. ons denken vervaagt tot drooóien on we zien wonde re dingen: nieuwe werelden rijzen voor on# op; de mensch staat voor ons al# een gel out orde; de tactisch- held als een broederschap en dan verstaan wij de Stem, de mysterievolle, de eeuwige, welke ons epraekt van de zekerheid dezer dingen, Ëa wij geluo-- Vêhl Waai die Stem van Mfitien aM m ma «iet liegen, zij te de Sl-ëtö der «toitite waarheid, de Slem V«* hei eeiiwi^seheppemie IwmmUI Ëti tltitt ken er etm jubel gaan door 4e ziel ven den meneeii; hij voelt ?i als een heerlijkheid deze Stem te velgen; ook hij spreekt zijn „uw wil geschiede"! En als h ij uit zijn hooge wereld van mystiek weer uittreedt ia de werkelijkheid, dan voelt hij zioh gesterkt, dan kan hij wo.o» werkon, streden» 'lüaeni Hot la toch wol oen zoor arm mensch, dlo dezo din gen niet hooft d'oorloofd. Ik ben or me zoor goed van bewust dat mijn poging om over hot gebod waar wij ons noodzakelijk op hot terrein dor mystiek) moe»- ten begeven, slechts oen zwakke on onvolkomen po ging Is geweest. Niettemin hoop ik dat vele lezers mijne bedoeling zullen hebben begrepen. Ik ben er echter tevens haast zoo goed als zeker van, dat bij velen omtrent één punt een vraagteeken zal rijzen. Ik sprak over de Stem! En zij zullen ger neigd zijn te zeggen: wat is dat toch d!ie Stem? Van- i waar, van wien komt zij? Wat hebben wij daaronder toch te. verstaan? Ik voel het -gewicht dezer vragen en zal daarom daarovr in een volgend artikel schrijven. ASTOR. In weerwil van allerlei tegenspraken begint het er toch naar uit te zien, dat Duitschland het lijdelijk verzet in het Roergebied zal moeten staken en de partij gewonnen zal moeten verklaren. Ruim acht maanden heeft Berlijn het verzet weten vol te. houden en te steunen, doch langza merhand schijnt het te zwaar te worden. Eenerzijds wordt het te kostbaar dagelijks vliegtuigladingen j markbiljetten naar het Roergebied te zenden en J anderzijds kan de bevolking, die daar werkloos- heidsuitkeering ontvangt, met dat papieren geld coch niets koopen. Er begint zich eenige moedeloosheid te open baren onder de bevolking, die inziet hoeveel beter zii er aan toe zou zijn, als er werd gewerkt, in- plaats .van geheel te moeten leven van steunpenniu- gen, die wat bedrag aangaat, ontoereikend zün voor de dagelijks stijgende prijzen, van alle levensbehoef ten. Van deze situatie nebben de Franschen gebruik gemaakt door nu de levensmiddelen in beslag te némen in streken, waar de mijnwerkers volharden in het besluit voor den „overweldiger", geen slag te doen en dppr te verhinderen, dat er- uit het onbezette gebied voorraden voor deze werkweigo- raars worden, ingevoerd. Het spreektj dat deze methode, als. Frankrijk zo werkelijk tot. in de verste consequentie wil toepas sen, moet leiden tot het gewenschte resultaat en dat deRoerbevolking gedwongen zal worden het hoofd in den schoot te leggen en door honger genoopt, werk en brood uit Fransche hand zal moeten aanvaarden. De overwinning zal dan zijn behaald, na een strijd van ruim aeht maanden. Behaald op niet zeer fraaie wijze, doch zoo als i in alle oorlogen wordt ook hier het doel geacht de middelen te heiligen. Frankrijk is uitgetrokken om. kolen en cokes machtig te worden en om Duitschland zoo erg mogelijk te ruïneeren en dit doel. is, van Fransch standpunt gezien, volkomen bereikt als de Duitschers capituleeren. Dan kan Poincaré zijn eischen stellen. Met het Roergebied m volle exploitatie in Fransche handen en voof Duitschland gesloten, kan hij zijn voorwaarden dic- ceeren,.. evenals destijds te Versailles geschiedde. Mogelijk of niet mogelijk, de Duitsehe regeering zal moeten inwilligen, wat Frankrijk eisent, zal moeten beloven, wat haar ter teckening wordt voorgelegd. I Alle krachtsinspanning van Duitsehe zijden ge- j durende deze acht maanden aan den dag gelegd, de gevallen slachtoffers, de gevangenen, dóoden, verminkten in de worsteling aan Rijn en Roer, alles zal veTgeefsch zijn geweest: Poincaré's haan zal koning kraaien. Van den beginne heeft de Fransche premier in zijn Zondag.spreeken medegedeeld, dat Frankrijk tot geenerlei onderhandelingenboreid was.' zoolang net door Berlijn bevolen en gaande gehóuden lijde lijk verzet steeds is volgehouden, dat dit verzet apontaan was an dat de regeering niet anders deed dan haar plicht door de mannen, die vrij willig den strijd voor Duitschland tegen den over weldiger streden, te voorzien van geld en nood druft. Beide beweringen zijn onjuist. Het verzet is ongetwyfeld spontaan begonnen: wij werkeiv niet onder dwang van vreemde bajonetten. Dit stand punt is te begrijpen, vooral van arbeiders, die toch al op buitengewone wijze met socialisme door- drenkt zijn1. Voor hun eigen patroons werkten zij j reeds met tegenzin en voor den kapitalistisch en I staat" haddon zij ook vroeger zoo weinig over, dat de regeoring gedurende den oorlog de mijn werkers aan dé Roer met allerlei zorgen omgaf en uiet allerlei consideratie behandelde om in die moeilijke dagen maar geen conflict te zien ont staan. Van diezelfde mijnwerkers, die toen voor I hield het zingen op, precies alsof ik mijn hand op hun monden gesP^n..had. Na een minuut ging de deur open en kwam hy naar buiten. Nou Goa weet, dat ik niet overdryven wil maar hij was drOnke" f KavAnon mo r»_iA Tl* mm MM j stom bezopen was-ie. Ik zei niks •ing alleen maar naar beneden, het huis uit en naaide een agent. Nou ik wil de taal, die hij uitgeslagen heeft, niet herhalen zij sloeg haar oogen naar den hemel, vertegenwoordigd door een I smerig plafond „Enfin, hjj is nu in Bow Street, waar je hem kan gaan opzoeken, als je 1 nst hebt." 1 Op dat heelo verhaal had Nanno niets gezegd. Met haar hoofd tegep den muur geleund luisterde zii naar dit alles, zooals het portret van een man luisterend naar de gillen van zijn levende vrouw. Mrs. Randal wachtte nog een paar oogen blikken nadat zij uittgesproken had, om te zien oi Nanno iets te antwoorden had; dan kwam zij tot het voornaamste van wat zij te zeggen had. „Het spijt me, dat ik het zeggen moet," begon zij, terwijl zij. het zweet van haar voorhoofd veegde, „maar, ik ben bang, dat ik je zal moeten vragen een ander kosthuis, te zoeken. Wanneer de straat erachter komt, zal ik mijn reputatie verlie zen en het zal een heelen tijd duren voor ik die weer terugkrijg, als ik niet zeggen kan, dat ik jullie eruit gezet heb snap ]e" Nanno keek haar aan. „Ik zal mijn boeltje gaan pakken," zei zij dadelijk. „Nou, maar je hooft vanavond niet te gaan," zeide Mrs. Randal. „Ik ga onmiddellijk," antwoordde Nanno. BOEK V. De opgeheven hand. HOOFDSTUK HL De wetten van het Verkeer zijn onverbiddelijk. Het leven kan niet tot stilstand! gebracht worden voor het paard, dat dood tusschen de disseüboomen of voor dien koetsier, die dóód van zijn bok valt. Verder verder is de voortdurende kreet en bet ratelen van alle voertuigen in dié wereld houdt nooit op. Zal, mocht een paard vallen of een koetsier de teugels loslaten, het Verkeer'stil houden? Nooit. Om de hin derpaal, die zijn weg verspert, zal de eeuwig vloeien- j de stroom zich in tweeën verdeelen met de precies heid van een molentocht, die gescheiden wordt door een tak. Soms zal een voorbijganger in het Voorbij- Ipopen even- kijken naar het stille lichaam en de stij ve beenen; anderen wenden zicji af, daar zij liever niet herinnerd worden aan het lot, dat hen verder op den weg wacht; maar niemand blijft staan, het Ver keer gaat voort. Binnen enkele uren zal de kooper van het doode paard nergens vandaan met zijn wa gen komen. Het lijk. zal erin gelegd worden. De koet- J sier zal met een grap de zweep over zijn paard leg gen zijn paard', dat misschien, terwijl het zijn doo- I den makker vervoert, zelf neer zal vallen tusschen de disselboomen en dé wagen zal wegratelen naar het, nergens, waaruit hij gekomen is. Dan zal het Ver keer weer doorgaan over dezelfde plek, en het spoor van wat daar gebeurd is, zdl voor eeuwig uitgewisent zijn. K En wat, wanneer het Verkeer verstopt geraakt? Wat, wanneer de menigte samendeiwt op één piek. de wielen in elkaar grijpen en bij een zijweg het ver der gaan van hen. die uit een andere richting komen, bele-tten? Wat dan? Dan zult gij op de hoeken des Levens iemand vin den, die in zijn. uniform van de wet, het onder, zijn hoede geplaatste Verkeer regelt. Er zijn veel van zul ke hoeken en velen dragen den uniform der macht. Door het opheffen van zijn hand of een knikken met zijn hoofd, kan hij dit voertuig laten doorrijden, dat tegenhouden. Hij Werkt medo aan een groolseh plan rnaar de takt, waarmede hij optreedt, is zijn werk. Maar aan welk. soort mannen wordt zulk een groot recht gegeven? Is hij deëls menschelijk, deels godd<- lijk? Druppelt de groote despoot, voor wien hij werkt, hem iets van zijn eigen afwetendheid in? Neon. Hij is even goed mensch als de karren voerder, die, nadat de hand hem toegestaan heeft door te rijden, zich op zijn bok omkeert en lacht om degenen, die na hem tegengehouden worden. Hij is even zéér een mensch als deze. En stel dat zijn takt verkeerd is? En stel, dat zijn oordeel niet juist is? Dag in dag uit kan hij het Ver keer in de goede richting leidenmaar toch zou hij op een gegeven oogenblik dit voertuig of dat, hetwelk aan zijn wil gehoorzamen moet, aan, totale vernieti ging kunnen prijs geven. Wat is hel geheele Verkeer voor zoo'n voertuig, wanneer zijn eigen vernietiging bewerkt is door zijn meedoogenlooze hand? Er is geen antwoord!. De stroom zwelgt nog steeds aan. De wielen knar sen, de zwepen knallen nog .Gij moet naar den muur der verdoemenis gedreven worden, opdiart uw buur'le den ongedeerd kunnen passeeren. Maar wat is dat. voor u? Er is een stem, die antwoordt uit het Óósten: „Het is de Wet." Voor de tweede maal verliet Nanno haar man. Haar leven was haar leven redeneerde zij; en al mocht zij er niet mede doen wat zij wilde, haar bleef tenminste de vrijheid om het af te scheiden, vam dat. hetwelk haar vernederde, i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1923 | | pagina 5