r
PRIJSVERLAGING
THANS
JUBILEUMFEESTEN TE LONDEN.
CT5PER POND
De dingen om ons heen.
VOEDZAAM - HEERLDK - VÜDRQEEL1G
ten Levensweg
Zaterdag 22 September 1923.
66ste Jaargang. No. 7303.
TWEEDE BLAD»
FEUILLETON.
Zü zijn achter den rug.
De feesten begonnen met den dienst in de Jtiol-
landsehe Kerk in Austin Friars, waaromtrent ik
reeds in mijn artikel over die kerk gewaagde.
Toen bet orgel het Oude Wilhelmus inzette,
trilde het in mij, ik voolde mü Hollander eni
Oranjeklant en zag weer voor mh de dagen var
do Kroning, toen de jeugdige Koningin. Haai
regeeringstaai: aanvaardde.
Ik hau Haar in die dagen, als lid van een Eere-
wacht te Baarn, gehaald van hot Koninkiijk Baleis
te Soestdijk, feitelijk van den huiselijken haard van
Haar Moeder, om. haar eerste stap te eraan doen
als Jonge Vrouw, te gaan naar Hare Residentie,
om vandaar dan Haar, joyeuse intocht te hou
den binnen Amsterdam.
Wat een heerlijken tijd was dat. toen ik als lid
van de Amsterdamsche Eerewacht iederen dag
dienst deed voor onze mooie, jeugdige, begaafde
Koningin.
In later jaren werd wél eens getwijfeld aan onze
Koningin, werd Haar wol eens verweten Haar
leven naast Haar volk. Men vergeleek ons Hof dan
wel eens met het Engelsche Hof, waar zooveel
belang wordt gesteld in. daden van onderdanen,
waar onderdanen, die daden doen, ontboden wor
den om rustig eens te vertellen van hetgeen zij
ondervonden nebben of hetgeen zij ondernemen,
zoowel op wetenschappelijk als op zakelijk-, indu
strieel of scheepvaartgebied.
Worden er bij ons wel eens mannen, die groote
ondernemingen in den Vreemde geentameerd heb
ben, door Hare Majesteit ontboden, zoo vroeg
men zich af. Zoo waren er ook andere dingen.
Ik wil er niet over schrijven, want toen de dienst
in de kerk voortgang had, voelde ik, dat met
critiek paste, doch slechts dankbaarheid. Wie heeft
zelf geen fouten gemaakt, wie is gerechtigd critiek
op anderen te oefenen?
Het Wilhelmus deed in mij trillen al de zenuwen
van mijn wezen, deed in mij opwellen een grootsch
gevoel van liefde voor, mijn Vaderland, liefde voor
mijn vorstin.
Het is deze liefde, die slechts door een andere
liefde geëvenaard, zoo niet overvleugeld wordt,
de liefde voor zijn vrouw en de liefae voor zijn
moeder.
Onze dominéé, Baart de la Faille, heeft mooi
gesproken en zeer juist ook ons Nederlanders in
den vreemde op onzen taak als Nederlaners gewe
zen, om wel trotsch te wezen op ons -Nederland
schap, doch niet dwaas, ij del en fcet beseffen, dat
wij slechts dan toonen waard te zijn de schooncC
historie en traditie van ons Volk en de Oranje's,
indien wij zelf er naar streven, om door daden te
bewijzen, in arbeidzaamheid en oprechtheid, dat
het ons niet genoeg is om prat te gaan op onze
voorouders, maar hun voorbeeld voor oogen te
houden en na te volgen.
Dat is zoo juist en wordt zoo dikwijls vergeten,
Onze voorouders hadden zeker hunne fouten,
maar zij waren overigens zulke kante kerels, de
vrouwen zulke moedige vrouwen.
Hollandsché vrouwen, gaat naar het Rijksmuseum
en zet u voor het portret van Elisabeth Bas, .op.
het doek getoqverd door den toovenaar Rembrandt.
Wat zou die Elisabeth Bas wel in dagen van
malaise gezegd en gedaan hebben?
IloUanasche mannen! Gaat naar een ander van
Rembrandt's meesterwerken, gaat naar de Staal
meesters en vraag u af hoe deze mannen, kooplie
den, die voor- en tegenspoed gekend moeten heb
ben de slechte tijden doorgeworsteld hebben.
Ik sprak van de week een mijner Hollandsché
vrienden een hoogst bekwaam, arbeidzaam en de
gelijk man. Hjj vertelde mij, dat hij tobde, niet
om hetgeen hij zelf door te worstelen had, dooh
door het getob om hem heen.
Ik heb hem geraden: Ga 's morgens niet meer in
trein of tram met anderen zitten, zorg dat je
alleen blijft of althans uit de buurt van tobbers en
klagers, die 's morgens om 9 uur, door gebrek aan
gezonde doorstraling, al tobben en klagen en an
deren somber stemmen.
Lees opgewekte lectuur, bestudeer de zaken, die
je interesseeren, zorg voor je gezondheid, en herwin
uw levensvreugde.
Ik zal hem schrijven de Staalmeesters te gaan
bezichtigen.
In 6 maanden tijd Is de snor van mijn vriend
grijs geworden.
Och, zei hij, iedereen meent knaar tegen mij te
moeten klagen, ik kan er niet meer tegen, ik
voel het, ik ben een schaduw in mijn huisgezin
inplaats van een zonnestraal.
Ik hoor, dat in Holland dit geval niet een uit
zondering, dooh een regel is.
Maar zoo moeten wij peen Jubileumfeest vieren,
zoo moeten wij niet getuigen van liefde voor vader
land, voor Oranj'e's, voor traditie en historie.
We moeten worstelen ten einde te ontkomen. Het
leven is feitelijk één strijd, voor niemand het
zelfde, maar juist daarom belangrijk.
Toen wij het vWien Neerland's bloed" en andere
vaderlandsche liederen zongen, dacht ik aan die
duizenden Hollanders, die de moeilijkheden, die hot
leven hun biedt, even ontvloden #zijn, om zich
een te voelen met Vaderland en Koningin.
Het Jubileumlied werd door een solo-zangeres
de gescheiden vrouw van den schaker Rud. Loman
niet erg moqi gezongen, ik vind de muziek van
het lied ook niet erg mooi, maar toch zit er in
de woorden van het lied iets wat waar is, dat zijn
die duizend kelen, zielen en harten van Nederlan
ders. dio een zelfde bede hebben, de bede voor
Vaderland en Oranje.
Wü hebben nog een ander feest gehad, een feest
voor alle Nederlanders in Londen.
Het was een tuinfeest in de Royal Botanical
Garden in het Regent Park te Lonaen.
Van 3 tot 8 uur zou het feest duren.
Het was prachtig weer. De mooie boomen, hees
ters en bloeien waren ondanks den schitterenden
zon, tooh al even omgeven door het toovergaas
dat in den herfst zoo sprookjesachtig tot ond
spreekt.
Tusschen 2000 en 3000 personen woonden het
feest bij, verspreidden zich door den tuin.
Precies om drie uur speelde de muziek van do
Iersche Garde het Wilhelmus van Nassauwen en
daarna het Wien Neerland's bloed.
Het was een mooi feest. Goed geregeld I Hulde
aan de hoeren die voor de regeling gezorgd hadden.
Er waren allerlei attracties. Men kon schieten,
gooien, grabbelen, visschen en wat al niet meer.
Er werden door echte Goesche boerinnetje^ en
boertjes in hun mooie Zeeuwscho costuum dansen
uitgevoerd. Er werd door hen gezongen.
Het publiek kon dansen. Het was werkelijk
aardig.
De Gezant, Jhr. Mr. R. de Marees van Swinde-
ren heeft eene bijzonder aardige redevoering ge
houden, eerst in hét Hollandsen, toen in het En
gelsch want onder die Joodsche Hollanders uit
het Eastend, uit Whitechapel zijn er honderden,
die geen Hollandsch meer kennen, doch slechts Jid
disch en cockney (plat) Engelsch.
Er werden door een dameskoortje weer Vader
landsche liederen gezongen, het was echt feestelijk.
De Gezant wees er op, hoe ons Volksbestaan ge
groeid is met den Oranjeboom.
Dat is natuurlijk ook de kern vanonze liefdeJ
voor ons Vorstenhuis.
Onze strijd tegen Spanje was geen kerkelijke,
doch een politieke strijd, die gevoerd werd aoor
het Hollandsché Volk met steun en in gemeenschap
met de Oranjes.
Onze vaderlandsohe geschiedenis is ook die der
Oranje's.
Wie Hollandsoh denkt en voelt kan niet anders
dan met fierheid denken aan wat aohter onn ligt.
Wat achter ons ligt was een Oranje-Holland.
Wie Hollandsch denkt en voelt zal de onafhan
kelijkheid van ons Volksbestaan willen zien voort
duren. De grootste waarborg te dien opziohte ia
ook weer een Oranje-Holland.
In iedors leven en denken moet een ideaal be
staan. Het zelfde geldt voor een Volk. Dat ideaal
zou kunnen wezen een streven naar een werkelijk
Groot Nederland, een streven naar het vereeni
gen van volkskracht.
Dat Groot-Nederland, het Europeesch Nederland
en dat in Oost- en West-Indië, moet een symbool
hebben. Laat dat symbool zijn het Koningschap der
Oranje's.
Omdat dit met ons gegroeid is en innerlijk
en uiterlijk nog zal kunnen groeien, mits wijs
overleg tusschen Koningshuis en Volk onze ontwik
keling in juiste banen leidt.
In de banen van eendrachtig streven naar wel
vaart, ontwikkeling en beschaving.
Geschaard om ons Koningshuis en ons vrijheide-
teeken, ons Oranje, blanohe, bleu.
Wat men in Genua heeft bereikt, in zake het bijleg-
gen van het Grieksch-Italiaansch geschil' is: voor bel-
de pertijen niet veel meer dan een papieren1 over
winning.
Italië heeft het doen voorkomen, alsof de Gezanten-
raad aan Griekenland letterlijk dezelfde eischen
heeft gesteld, die Mussolini oorspronkelijk formuleer
de. Daardoor kon de Italiaamsche premier zich aan
den volke verioonen als de ware overwinnaar in hot
geschil, als den man, die zonder Volkenbond en zon
der vreemde inmenging de kwestie had geregeld;.
De Volkenbond daarentegen neemt den schijn aan
alsof de belofte tot ontruiming van een, in vollen
vrede bezet gebied voldoende is om het feit do bezet
ting niet te doen vallen in de termen van art. XI van
het Volkenbondsstatuut, waar gesproken wordt van
het optreden van' leden van den Bond als or oorlog
dreigt.
Volgens de hoeren te Genève dreigt er dus geen
oorlog als bij'v. België biji een verdere discussie over
de Wielingen op een goeden morgein Staatsv laande
ren zou bezetten als onderpand voor de riebtige na
koming van zijn wenschen. Mits Brussel er maar
voor zorgt te Genève plechtig te beloven, dat Staats-
Vlaanderen wordt ontruimd zoodra op de Wielingen
een boel met 'n Belgische vlag aal zijn gelegd.
Het behoeft geen betoog, dat deze opvatting ten
eenenmale onjuist ia in het oog van iedereen, die het
goed meent met den Volkenbond. De opvatting is
natuurlijk want wat is dit niet? juridisch te verde
digen door de hyperjuriston, die zetelen in Geneve.
Doch voor ieder ander is zij glad verkeerd.
Dat het standpunt van den Volkenbond zoo zwak
Is, blijkt wel het allerbeste uit het feit, dat Musso-
lini zelf zulk een uitspraak niet verwachtte en er dus
„de eer en het prestige van zijn land bij haalde om
zich te onttrekken aan de jurisdictie van den Bond,
waarvan hij blijkbaar niet veel goeds voor zijn stand
punt hoopte.
Vermoedelijk heeft men in Volkenbondskringen
door de zaak aan den Gezantenraad over te laten,
waarin n.b. Italiëzelf zitting heeft, doch niet Grie
kenland, kool en geit willen sparen. Hetgeen' deze
raad dan ook zeer behoorlijk gedaan heeft door in
60
JURGENS'
PLAMTA
naar het Engelsch van E. TEMPLE THURSTON
door W. J. A. ROLDANUS Jr.
28.
Hoe kon zij dat zeggen Het zou zichzelf ver-
koopen zijn erger nog dan zichzelf verkoopeni
Zij zou misbruik maken van de liefde, die hij voor
haar voelde, en meer, oneindig veel meer ontvangen
dan haar toekwam. Het zou nog beter zijn de
straat op te gaan en ruilen met hen, die niet
meer vroegen dan zij geven kon.
Zij huiverde, toen zij dacht aan de zware omstan
digheden, waarin zij gebracht was. Twee jaar, zes
maanden geleden zou het denkbeeld niet in haar
opgekomen zijn; thans beschouwde zij het als een
mogelijk alternatief voor wat haar laatste hoop
scheen te zijn. De hand der Wet was waarschuwend
voor baar opgeheven. Wanneer die neergelaten
werd soheen het, dat zij slechts haar eigen on
dergang tegemoet kon gaan. Daarom de Wet ge
hoorzamen? Zij, die onder haar hand opgevoed zijn,
eschouwen het zoo goed als onmogelijk uit de
sohaduw te sluipen.
Maar wat moest zij dan doen? Zij leunde op de
ïot? haar handen haar hoofd, dat klopte
TfJ1 ^anhoop, vasthielden. Het Noodlot, dat haar
?ver het schaakbord des Levens gevolgd
naa, had haar op het fatale vierkant gedreven. Zij
naar reóhts noch naar links. Er bleet
siecnts een zwart vierkant over en dat nóg achter
T^ei Xan het Verkeer dwong haar verder
te gaan. Het Noodlot, de Omstandigheden er
Ü?n.iZOa maar geen enkele, die de drij-
vende macht feitelijk goed definieert liet dien
weg slechts voor haar open. Zou het een schaak
mat zqn?
binnen ^"U(^son ^ee<^ deur open en keek naar
Shand zou je graag even spreken, lieve.
Miss Shand, die vroeger zoo dikwijls kwam."
Nanno hief met plotselinge hoop haar hoofd op.
hét \oofd.0 gezien1 hd 6611 erna^e^ over
HOOFDSTUK IH,
Had Nanno de subtiele bedreiging, dié achter de
komst van Miss Shand verborgen lag de vergiftig
de dolk onder den fluweelen mantel gekend, dan
zou zij de deur gesloten en zich tegen haar binnen
komen verzet hebben. Maar de diepe bedoeling lag
verborgen onder het oppervlakkige feit, dat zij' een
vriendin was in een oogenblik van nood. Zij1 verwel
komde haar zooals een man de eerste sprietjes van
den oogst verwelkomt, die zich boven den grond ver
heffen. Op dat oogenblik scheen het, dat zij haar
redding gevonden had.
Zoo en onder zulk een vermomming brengt het
plan des Levens menschen samen voor zijn eigen
doeleinden, Het zal een man en een vrouw van de
uiterste einden der wereld samenbrengen en een in
gewikkeld staketsel van gebeurtenissen bouwen, die
met een zekerheid, welke het zand, dat de zee aan
spoelt tot op een korrel telt, hun aanraking onvermijV-
delijk maken zullen. Het zal vrienden van hen maken
minnaars, man en vrouw, met het doel om .voor hen
beiden zware beproevingen of zegeningen te schep
pen.
Toen Miss Shand dien avond in een omnibus wil
de s,tappen, die haar naar haar etage, waarheen zij
verhuisd was, brengen zou, zag zij een jóng meisje
den weg oversteken, dat haar aan Nanno denken
deed. Dat meisje kwam heelemaal uit de City een
boodschap doen en het was na drie jaar voor het
eerst, dat zij zoover Westelijk gekomen was. Een
oogenblik vroeger of een oogenblik later zou Miss
Shand haar niet gezien hebben en het denkbeeld om
naar Fulham Road te gaan en haar vriendschap met
Nanno te hernieuwen, niet in haar opgekomen zijn.
Maar het incident werd geregeld mét een accuraat
heid, welke elk menschelijk begrip te boven gaat
Miss Shand sprong van haar bus vóór deze zich in
beweging zette, liep naar de overzijde der straat en
nam een anderen bus, die in de richting van den
Fulham Róad ging. Twintig minuten later kuste zij
Nanno's wang met de hartelijke verzekering, dat de
ruzie over was.
Zoo ontmoetten deze twee, beiden onbewust van
het feit, dat zij ledepoppen waren' in een machtige
hand, elkaar om haar rollen te spelen^ even onwe
tend, als zij' het vroeger gedaan hadden,
Nanno liet Miss Shand plaats nemen in den paar-
deharen fauteuil en ging zelf naast haar zitten. Een
uur lang praatten zij over den -oudeni tijd, over de
veranderingen, die na Nanno's vertrek in het restau
rant gekomen waren, over ieder onderwerp, dat een
vtouw onverschillig welke opvoeding zij gehad
heeft steeds onmiddellijk te hulp roepen kan, om
het eene onderwerp, dat haar het meest na aan het
hart ligt, niet aan te roeren.
Maar ten slotte moest er toch over gepraat wor
den. Beiden beseften dat. Wanneer zich maar even
een gelegenheid aanbood, bracht Miss Shand hei
gesprek op Nanno's ontslag bij Maynard en een tijd
lang wist Nanno het onvermijdelijke resultaat han
dig te ontwijken. Eindelijk gaf zij zich gewonnen en
met lippen, die soms trilden, en een. stem die soms
beefde, vertelde zij opnieuw haar verhaal.
In groote spanning luisterde Miss Shand naar ieder
woord, terwijl zij nu en dan een vraag deed die
haar nieuwsgierigheid betreffende intieme bijzonder
heden, welke zij niet onderdrukken kon, bevredigen
moest.
„En nu", beëindigde Nanno haar verhaal, „kan ik
geen werk krijgen. De laatste week heb ik op zooveel
advertenties gesolliciteerd, dat het zien van een cou
rant me al misselijk maakt."
„Hoeveel heb je overgespaard, lieve meid?" vroeg
Miss Shand, die zonder aarzelen op het vitale punt
afging.
ABes wat ik overgespaard had* is op. Ik heb nog
een pond en een paar shilling en ik ben Mrs. Hud-
son hier een heele boel schuldig."
„En Mr. Jeniingham? Hij zou je helpen dat weet
ik zeker."
Tot op dat oogenblik was Jerningham's naam niet
genoemd. Nanno was er zoover mogelijk van af ge
bleven als was de naam een draaikolk, ofschoon zij
vóór de komst van ehaar vriendin juist zooveel aan
hem gedacht had.
„En Mr. Jerningham?" herhaalde Miss Shand. Zij
wist, dat Nanno opzettelijk zijn naam niet genoemd
had. Nu zou zij het zelf doen. Het is een prakUsche
onmogelijkheid om een vrouw af te brengen van een
idéé fix, die haar instinct haar ingegeven heeft, en
Miss Shand's gedachten waren, toen zij voor het eerst
hoorde, dat Nanno ontslagen was, onmiddellijk naar
Jerningham als de oorzaak daarvan gevloden. Nu
had zij een heel ander verhaal gehoord. Uit het niet
was een echtgenoot geschapen, dien zij nu als den
vader van het kind aanvaarden moest. Maar waar
was de vader nu? Hij was weer in het niet, waaruit
hij gekomen was, verdwenen. Toen zij Nanno leerde
kennen, woonde zij alleen op haar kamer. Geen zin
speling was ooit gemaakt, dat zij getrouwd was. En
thans, na een paar maanden, kwam zij terug en vond
Nanno als moeder van een kind, maar nog precies
evenals vroeger alleen wonend. Met vooraf opgevat
te meeningen omtrent dengene, die zijn vader wae
meeningen, die niet op ijdele gissingen berustten
vroeg men haar te geJooven in een echtgenoot, die
binnen zoo korten tijd uit hot onbekende gekomen en
er weer in verdwenen was.
Nanno was van nature gereserveerd. Miss Shand
wist, dat zij heel wat deugdzamer was dan vele an
dere meisjes, die zij kende, maar die niet in zoo'n
impasse gebracht waren. Het was heel redelijk om te
veronderstellen, dat zij de volle waarheid liever n.iet
vertelde. Maar een nog dringender reden dan dit was
de eerste overtuiging, die zich bij Miss Shand geves
tigd had, dat Jerningham de vader was. Zij zou dat
echter niet openlijk durven zeggen. Zij wilde Nanno
niet in haar gevoelens kwetsen. Maar in haar hart
geloofde zij eraan oordeelde zij ernaar richtte
zij er haar plan -de campagne op in. Waarom hielp
Jerningham haar niet? Voor de derde maal deed zij
de vraag:
„En Mr. Jerningham?"
„Waarom blijf je dat toch vragen?" zeide Nanno,
die nu niet langer over hem kon zwijgen. „Mr Jer
ningham heeft niets met mij' te maken Vroeger waren
we misschien vrienden, maar een vrouw kan om
dat zij een vriendin is, moeilijk aan een man gaan
vragen, om haar met geld te helpen."
Miss Shand zette groote oogen op.
„Waarom niet? Hij zou het wat prettig vinden.''
„Dat geloof ik niet. Hij zou het niet prettig vinden.
Ik ben niets voor hem. En laten we nu niet verder
over hem praten. Wat Jij voorstelt is absoluut onmo
gelijk." Zij boog zich voorover en legde haar hand
op die van Miss Shand. „Spreek nu niet meer over
hem", smeekte zij.
Er is reeds gezegd, dat Miss Shand volstiekt niet
de slechtste van haar soort was. Zij was niet zoo op
gevoed om de volle beteekenis van. het woord moraii-