Jan Kb]assen als Prins nua heette do opeiste magistraat, die met vor stelijke macht bekleed was, doge. Het was in de Middeleeuwen, reeds in. de 8ste eeuw, dat de dogen, door die burgers gekozen werden, maar dan met absolute macht konden heer- echon, Te Genua werden de dogen voor twee Jaar, ite Venetië voor 't leven gekozen. Vaak echter ook traden de VenetLaansche dogen eer- dor af, vrijwillig of gedwongen door verban ning. Soms vielen zij ook door aluipmoorde- naarshanden. Naarmate die staatsinrichting zich meer aristocratisch ontwikkelde, werd het gezag van den diogo meer ingeperkt. De wetgevende macht kwam in de twaalfde eeuw aan den „Groote Raad", bestaande uit 470 personen, waaruit do „Kleine Raad" gekozen werd, die met dien do- go de uitvoerende macht vormde. Dan was er nog een collego van 60 edelen, waarmede de ttogp geducht ta rekenen hadk Do aristocratie wist de macht van dien doge ftöeods meer te beperken* zoodot ten alotte eflochta de luister overbleef. Merkwaardig was de manier waarop de do« ge gekozen werd door den Grooten Raad!, De 470 leden kwamen daartoe bijeen in 't paleis van Sint Marcua Ieder fid trek een belletje uit een bus. De balletjes waren van zilver, maar daarbij waren 30 vergulde. De dertig gelukkigen mochten opnieuw balletjes uit oen bue trekken, waarin 21 zilveren en 9 vergulde balletje waren. Door de 9 leden die weer een verguld balletje trokken, werd een verkie- ringaraad van 40 personen aangewezen. Op de zelfde wijze werden de 40 personen weer bij loting herleid <tot 12, die een verkiezingsraad van 25 koos. Die 25 werden door loting tot 9 teruggebracht, die weer een raad van 45 aan wezen. Ten slotte werden nogmaals bij loting 11 personen aangewezen, die dan eindelijk den Zeer vrij naar Fr&nz Graf Poe cl. Vervolg. Jan K laags en: Als een mensch den hee- lon dag gewerkt heeft, ia hét billijk, dot hij eens van zijn vermoeienissen uitrust 1 Katrijn (terwijl ze hem toedekt): Zoo, en slaap nou moor gauwn 9 (Na een poosje snorkt Jan Kiaassen.) Katrijn: Goddank, hij slaapt 1 Ik zal de gor dijnen, dichtschuiven, zoodat de hoeren hem olet kunnen zieni (De Prins en Edelfals komen binnen.) Prima: Dat was heel aardigi Katrijn: Ik vraag u vergeving, hoeren! Maar zoo ia hij nu, mijne heeren, en zoo gaat heit bijna alle dagenI Prins: AJa u mij vertrouwt, zou ik gaarne uw heer echtgenoot eena een poosje onder behandeling nemenl Katrijn: Onder behandeling? Ié u rfkn dok ter? Prins: Zoo half en halfi Ik heb al heel wat menschen van hunne kwalen afgeholpen^ En bierdrinkers heb ik binnen twaalf uur genezen. Nietwaar, mijn vriend? Edelfela: Ja zekerl Ik kan het getuigen! Katr ij n:Ja, dat zou prachtig zijn, als u mijn man genezen kon. (Ze gaat naar het venster.) Daar hoor ik buiten wat rommelen, ik ge loof, dat uw rijtuig daar aan konyt mijne hoeren! Prins (zacht tegen Edelfels): Gauw naar buiten! Vertel jij alles aan mijn lakeien. Ik zal Jan naar de stad brengen. Edelfels: Maar Hoogheidl Prins: Neen, dan zullen we eens heerlijk kunnen, lachen; Gauw danl heuschen verkiezingsraad van 41 personen benoemden; De meerderheid werd nu bij de verkiezing geacht er te zijn, indien de candl- tiaat-dogp 25 van, de 41 stemmen op zich ver- eenigde, Gebeurde dit niet, dan begon do raad van 470 weer van voren af aan. M. t VONDEL» Ieder heeft wol eens wat gelezen van onzen grooten dichter Joost van den Vondel, die in de 17de eeuw leefde, de eeuw, waarin op schier elk gebied welvaart en voorspoed te conatotee- ren viel, de gouden eeuw. In die dagen beschikte men nog niet over da moderne vervoermiddelen van tegenwoordig; Men moest zich tevreden stellen met dilligonce of .trekschuit enmet den billewagen» Het is bekend, dat in die dagen veel meer aan wandelen gedaan werd dan tegenwoordig. Uren aan een stuk wandelen was toen niets geen bijzonders. Maar kom daar nu eena cm. Een boodschap in de buurt wordt nog vaak op de fiets gedaan. Of in de stad men neemt oen trammetje,. Wandelen is totaal uit de ma de geraakt. Ook Vondel hield van wandelen. En dikwijls ontvluchtte hij zijn woonhuis In de Warmoes- straat te Amsterdam om ver in de omstreken van do stad rond te dwalen. Zoo was hij op een goeden dag de stad weer eens ontvlucht en bevond zich op verren af stand van zijn woonplaats, toen hij vermoeid een dorpsherberg binnenstapte om wat uit te rusten en zich te verkwikken. Toen hij op zijn gemak had plaats genomen in de gelagkamer, hoorde hij boven zich 'ge stommel, alsof zich ook daar boven de zware eikenhouten balken gasten bevonden, Dit wek te zijn nieuwsgierigheid en 'hij vroeg aan den Edelfels: Als u 't beveelt, Prins, ga tk. (HU gaat weg.) Prins: Nu, goede vrouw, vertrouw mij gerost Ik neem mijnbeer Kiaassen nietwaar, zoo heet Uw man toch? ik neem mijnheer Kiaassen met mij mee; een klein geneesmid deltje. en hij is voor goed genezen] K a t r ij n: Nee, dat wil ik niet Wie weet, wat er met hem gebeurt! Prins: Er gebeurt niets met hem! Hier.... (en hij legt zijn volle portemoimale op de tafel) hier hebt u een bewijs, dat ik geen bedrieger ben. Veertig gulden als pandt K a t r ij n: O, als het zoo gaat, neemt u hem dan meteen maar mee! Prins: Dat geld is voor u, om er zoo lang van te leven, voor uw onderdakverschaffing. K a t r ij n: Maar dat mag ik toch allemaal niet aannemen, Uwe Excellentie. En dan, u hebt mij toch heelemaal geen moeite veroorzaakt, het was mij een groote eer. Prins: Goed, goed.... (Edelfels komt binnen met twee lakeien.) Edelfels: Hij ligt in zijn bed. Vlug aan H werk nul (De lakeien halen den slapenden Jan Kiaas sen uit zijn bed, en dragen hem naar buiten). Prins: Nu, goede nacht, mevrouw! Wij wo nen in hotel „De gouden kroon", Morgen ochtend zullen wij u dadelijk melden, hoe het met uw man is. Katrijn: Wat zal hij groote oogen opzetten, als hij niet in zijn eigen bed wakker wordt Hij slaapt zoo vast, dat hij met geen kanon schot wakker gemaakt kan worden. Maar ik smeek u, dat hem niets kwaads overkomt 1 Prins: Op mijn woord hij zal niets, dan veel plezier hebben! Adieu! (Hij gaat weg.) Katrijn (alleen): Nu nemen ze mijn lieve Jan mee! Hoe heb ik het kunnen toestaan? Maar die portemonnaie met veertig gulden heeft me heelemaal van streek gemaakt. waard of hij boven ook nog bezoekers had. Dé waard vertelde hem, dat daar boven dé Rede rijkerskamer bijeen was. Dat was juist Iets voor den grooten dichter. Hij zou gaarne eens met de leden van dé Rederijkerskamer ken nis maken en hij; vroeg den herbergier, of hier toe gelegenheid bestond. Volgens den waard1 zou dit wel gaan, maar dan moest hij zich aan een bepaalden regel onderwerpen. Het was name lijk gewoonte, dat eèn gast door den voorzit ter van de Rederijkerskamer met een vers toe gesproken werd en zoo'n toespraak moest eveneens met een vers beantwoord worden. Welnu, hiertegen bestond bij Vondel niet het minste bezwaar en welgemoed stapte 'hij de kamer binnen, waar de Rederijkers bijeen wa ren. Hij maakte kennis met dé heeren en toen de voorzitter hem vroeg, welk beroep hij uit oefende, zei Vondel, dat hij doodgraver was. 'Hiorop verhief dé voorzitter zich van zijn zetel en sprak den vreemdeling als volgt toe: „Gij leeft, waar niemand! leeft, Gij sterft, -waar niemand! sterft, Dat geeft u bier en brood, Dusleeft gij van den dood," Nu was het de beurt van Vondel, om in dichtvorm ite antwoorden. Hij vroeg ook naait het beroep van den voorzitter. En toen dezd vol trots antwoordde: „Ik ben advocaat", toen stond Vondel van zijn zetel: op en mot een paar guitige oogen declameerde hij: „Gij leeft, waar tweedracht leeft, Gij sterft, waar tweedracht sterft, Dat geeft brood en zuivel, Dus.... leeft gij van den doiveiL" Van dit antwoord stond het geheele gezel schap paf. Een toepasselijk vers had Vondel trouwens wel steeds bij dé hand. Dit bleek ook, toen hij weer eens buiten wandelend, van Haarlem Nee, nee, ik wil het niatt Haltl Ophouden! Hier blijven 1 (Men hoort de wagen wegrijden.) Halt! Holt! Mijn lieve goeie Jan Klaassent 1 TWEEDE BEDRUP. i (Eén kamer in U kasteel van den Prins, prach tig gemeubileerd. Aan dén achterwand een le dikant met zijden gordijnen. De gordijnen zijn dicht. Ook is er een groote spiegel en een ka merschut. v Prins: St! Stl Pas op, dat hij niet wakker wordt 'k' Geloof, dat hij nog vast slaapt! Edelfels: (kijkt stil door dé gordijhen van H ledikant): Als een os! Prins: Hoe laat is 't eigenlijk? Edelfels: Net tien uur geweest! Prins: Dan slaapt hij nu al veertien uur aan één stuk door. Edelfels: Dlat komt uit, Hoogheid, want on geveer acht uur gisteravond waren we hier. Maar ik denk, dat hij nu wel gauw wakker zal worden. Prins: Heb je alles in orde gemaakt, zooals ik 't bevolen heb? Edelfels: 'Alles in ordel Prins: Diat: zal een kostelijke grap worden, Maar ik' geloof niet, dat hij van zijn kwaal zal genezen'. Mijn kamerdienaar vertelde mij, toen hij 't ontbijt bracht, dat de patiënt de bekende Jan Kiaassen is. Hij is ongeneeslijk want hij doet niets anders dan eten en drin ken, en iedereen heeft schik in hein om zijn aardige streken. Maar still Achter de gordij nen beweegt wat, geloof ik. Kom hierheen! (De Prins en Edelfels gaan achter het ka merschut staan. Jan Kiaassen (steekt zijn hoofd door 1 gordijn en roept luidkeels): Katrijn, koffie] Katrijntjel Woröi vervolgd, naar Leiden, door een rijtuig werd ingehaald, waarin twee heeren zaten, die hij goed kende, En hij wist ook, dat dé ©ene heer bij voorkeur op kosten van den andere leefde; Natuurlijk vroegen dé heeren of Vondel mee wilde rijden.* Dezè etapte in en 't duurde niet lang, of zij vroegen ham eens een zijner laat ste gedichten op to ceggem. Vondel antwoord de, dat hij den laatster, tijd' weinig gedicht had maar hij wilde de heeren wel zeggen, welke gedachten hem door bet hoofd waren gegaan, toen hij in den wagon stapte. Nu, daar waren dé heeren erg nieuwsgierig naar, Vondel zoi met een spottend Jachtje: „Ik zal mij in deez' wagen wagen, En laten mij naar Leidén leiden, De Heer zal hén met plagen plagen Die in eens anders weiden weiden. Nog een spitsvondighid van Vondel willen we memoreeren» Het geval speelde zich af in een trekschuit. Daar geraakte Vondel met iemand! in gesprek en al spoedig kwam het ge sprek op gedichten, want zijn metgezel was ook dichter om schrijver. Toen zij een poos over t een en ander gé- praat hadden, gingen zij een weddenschap aan, wie het kortste vers kon maken. Zij zaten in do roef bij een flikkerend kaarsje. Plotseling stondi de metgezel op, nam wat vet van de kaars en smeerde dit Vondel in t gezicht, ter wijl hij riep: Vet Smots Vondel was ondanks het plotselinge van H geval terstond met zijn antwoord- gereed. Hij gaf zijn partner een aiag in 1 gezicht en zei: Ik Tüi M. KLEUREN VAN VEEREN. In een rede te Londen heeft de Amerikaan» sche chemicus Bancroft een en onder medege deeld over de kleuren van voeren. Aan het ver slag in Nature ontleenen wij het volgende. Er zijn twee soorten van kleuren; pigmentkleuren die te danken zijn aan opslorping van licht door bepaalde stoffen, en srtructuurkleuren, die veroorzaakt, of ten minste sterk gewijzigd, wor den door den physdschen bouw, Typfcche voor beelden daarvan zijn de kleuren, die men krijgt met prisma's, tralies, dunne laagjes en 'troebele vloeistoffen. Bij dé voeren vindt men, dat zwart, rood, oranje, geel, bruin pigment kleuren zijn, maar het gewone blauw en groen zijn in doorvallend licht niet blauwi en groen, en de metallieke kleuren van de pauw zijn structuurkleuren, Men heeft tot nu toe meestal aan prisma- werking en lichtbuiging gedacht, maar deze kunnen de kleuren der veeren niet verklaren, zooale direct blijkt, als men z© in gelijkmatig diffuus licht bezet, want dan verdwijnen alle kleuren «die door prisma of tralie worden ver oorzaakt, en de kleur der veer blijft» Bancroft gelooft nu vooral in do twee andere mogelijke oorzaken, de troebele stoffen en dé dunne laag jes. Hij merkt op, dat een troebele vloeistof met zeer kleine deeltjes erin blauwachtig uitziet in opvallend, roodbruinachtig in doorvallend licht, zooals bij zeer verdunde melk en ciga- rettenrook is op te merken. In sommige vee- ren zijn ontelbare kleine blaasjes in het hoorn aangetoond, die het licht verstrooien, terwijl er een donkere achterwand is, die alle doorval lend licht tegenhoudt. Vult men die blaasjes met een vloeistof, die denzolfden brekingsaan wijzer heeft, als het hoorn, dan houdt de licht verstrooiing op en de blauwe kleur verdwijnt Het blauw dér veeren laat zich prachtig na bootsen door een buis van moeilijk smeltbaar glas te verhitten, totdat zij begint te verwee- ren. Er ontstaan dan in grooten getale kleine kristalletjes en, als men de buis van binnen zwart maakt, krijgt men een schitterend blauw. Bij groene kleuren heeft men altijd een geel pigment met een etructüurblauw; kookt men een groene voor met alcohol, dan wordt zij blauw en als men haar lang aan intens licht blootstelt, dan gebeurt hetzelfde, doordat het geel wegbleekl De metallieke of iridiseerende kleuren zijn van denzolfden aard als die van dunne laagjes, bijv. zeepbellen of de olielaagjes, die men wel op de straat ziel Niemand heeft er ooit eenig gekleurd pigment uitgehaald, wat men ook pro beerde. Daarentegen stemmen alle proeven overeen met de opvatting als dunne laagjes, die ongeveer 05 mlkron, dus 12000 milimeter dik zijn, en die uit een zwarte stof schijnen te bestaan. Men kan bijv, een witte veer kleuren door een donkere stof in een dunne laag en krijgt -dan een fraaie kleur terug. De klöur ver andert met den boek, waaronder het licht In valt, juist op de wijze als dunne laagjes doen; nog meer dergelijke bewijzen worden 'dool1 Bancroft aangehaald, om zijn meening to steu nen, doch hot zou ons te ver voeren daarop in te gaan HMd. EEN RECORDKOE. 4 De kampioen ondor dé melkkoeien ter wereld heet May Echo en woont te Aagssiz, een stad in Britsch-Col umblë. Deze koe .werdi onlangs wegens de enormo hoeveelheden melk en bo ter, 'die zij gedurende een jaar had opgeleverd, tot „wereldrecordhoudster" gepromoveerd. In 365 dagen gaf zij niet minder dan 30.655 I* melk, die weer 1675 pond boter opleverden. Daarmede verbeterde zij het wereldrecord met 86 pond* Zij gaf meer dan zeetienmaal zooveel melk als haar eigen gewicht bedraagt en bij na zooveel boter als zij weegt» May Echo wordt viermaal per dag, telkens door denzelfden knecht gemolken, die ook het voer voor haar gereed maakt. Zij' is nooit in de welde geweest maar wordt altijd op stal gehouden, met uit zondering van een korte periode tijdens da grootste hitte, wanneer zij zich ©enige dagen in den tuin begeeft. Haar grootste melkleveran- tie was, zooals in een Engelscsb landbouwblad wordt verteld, 121 Li. op een dag^ De recordkoe heeft ook een rocord'-eetlust en verslond op den dag, waarop zij deze prestatie volbracht, bijna 200 pond voer; DE VERNIETIGING VAN DE MOORD MACHINES. De nieuwe minister van financiën ln Duitsch- land heeft in één van zijn laatste redevoerin gen de bakbiijettenpera een moordmachine ge noemd. Er zijn in Duitschland zelfs stemmen opgegaan, om den geheelen rampzaligen voor raad papiergeld £at toch zoo goed als niets waard is, to verbranden» 'Dergelijke uitingen van boosheid, die in verband met do waarde vermindering van iedere bezit begrijpelijk zijn, zijn ook vroeger niet onbekend geweest en tij dens d)e Fransche revolutie, een .tijdperk der halve, toen men bijzonder veel met zinnebeel dige handelingen op had, is de vernietiging van de assignaten als een 'groot volksfeest ge vierd. Dit merkwaardige feit werd voltrokken 19 Februari 1796. De assignaten, het door de Ja- cobijnen ingevoerde papierengeld, hadden in de laatste jaren van hetl revolutie-tijdperk steeds meer aan waarde verloren, al was die vermindering bij lange na niet zoo aanzienlijk als op het oogenblik bij dé Dultsche mark. In de provincie waren de assignaten zoo in mis- crediert geraakt, dat men ze ln het geheel niet meer aannam. Reeds op 23 December 1705 was er een wet afgekondigd, volgens welke, als de assignaten- circulatie dé 40 milliard zou overschrijden, aan de farbikatie een edngé zou worden gemaakt Dien SOsten Januari deed de minister van fi nanciën Ramel heit voorstel, dit nu ton uitvoer te brengen. „Het gelukkige oogenblik nadert", riep hij .uit, „Wij' stollen uj voor, de uitgave van de assignaten stop te zetten", en dit voorstel werd mot algemeen© stommen aangenomen; Men verwachtte, dat het grooten indruk op het volk zou maken, wanneer deze gebeurtenis door een of andere feeetlijkheid meer kleur zou#worden gegeven en zoo'kwaxn iryn tot dé feestelijke verbranding van de asslgnatenpers en de drukplaten op de Place Vendom©. Een enorme menschenmenlgte vodrong zich op het plein, vol hoop op het aanbreken van een nieuw tijdperk, nu de vermaledijde assignaten voor goed zouden verdwijnen. Groote brandstapels werden klaargemaakt en daarop werd nu de ^noordmachine" beno vens alle toebehooren door regeeringsambtenar ren verbrand; Toen de vlammen de persen ver woestten, verbranddo men ook nog in een af zonderlijk vreugdevuur een mJlliardi oasigna- ten, bX milliard waren vroeger reods ver brand; in het geheel had men 45 M milliard as signaten uitgegeven* De menigte danste om het vuur rond en Jubelde. „Weg met de assig naten, leve het nieuwe geld", riep men* Maar dit nieuwe geld, waarop men zoo groote hoop had gebouwd, was toch weer een papiergeld en bracht dé oudé ellende oprduw» Reeds op 23 Februari verklaarde dé minister van financiën bij do beraadslagingen over de financieele her vormingen: „Het ie een dwaasheid to gelooven, dat wij onze uitgaven in zilver zouden kul* nen bestrijden; de Franschen moeten weten, dat er voor hen maar één keus is: de assigna ten of de dood". De nieuwe assignaten waai* mde het Fransche volk toen werd gelukkig ge maakt, heetten mandaten en gingen een nieu we waardevermindering tegemoet. Eerst met de overwinningen van Napoleon begon hei herstel van hot Fransche financieele beheer en de terugkeer tot het metalen geld. Maar ln ieder geval had toch het verbrandingsfeesfc van 10 Februari 1706 den omkeer ingeleid. DE JACHT NAAR FANTASTISCHE VERMOGENS. Het verlangen om aan, liefst niet weinig geld te komen, ilaot de menschen alle mogelijke lucMkasteelen bouwen, en daaronder speelt een of andere erfenis, die men wel eens van een vergeten familielid in dén vreemde zou kunnen krijgen, een voorname rol, Alle jaren sterven een menigte menschen, zonder erfgenan men achter to laten en wie in zijn familie .in spectie houdt, vindt allicht een of andéren verren ooin of neef die heel goed een groot vermogen achter zou hebben kunnen laten, dat nu onbeheerd is. In Engeland, waar zoovel len naar ver verwijderde? deelen van het rijk emigreeren en waar het recht de aanspraken van erfgenamen langer begunstigt dan waar ter wereld ook, is de jacht naar zulke fantasie vermogens bijzonder levendig. Er bestaan zelfs agenten, die zich deze manie ton nutte maken en geldzochtlgen opmerkzaam maken op allerlei niet opgenomen erfenissen, waarop zij wellicht eenig recht zouden kunnen doen gelden» De officieele London Gazette waai* schuwde onlangs voor zulke geld-agenten, die verzekeren in opdracht van het Hoog gerechts hof erfgenamen te zoeken; Van officieele zijde verklaarde het blad, zijn in het geheel geen dusdanige stappen gedaan. Het aantal hunner die zich zulke lucMkasteelen in het hoofd ha len, is dosnietemin nog zeer groot, zooals da mededeelingen van den bekenden advocaat sir William Buil oantoonen. Daar is b.v, het ge val van de „Page-millioenen", die ln veler hoofden rondspoken; De nalatenschap, waai* het hier om gaat, ia een reusachtig terrein van vele duizenden

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1923 | | pagina 8