Schaper Courant
'Be begrafenis van Bonar Law.
Zaterdag 10 November 1923.
66ste Jaargang. No. 7331.
TWEEDE BLAD,
Verouderde
Waferschapsfoesfanden.
FEUILLETON.
De Man op den Dok
M O T K R IJ D E R S
Leeren Motorjekkers
SPAANDER Co.,
Meermalen wees ik reeds op niet meer van dezen
tijd zijnde voorschriften in ons waterstaatsrecht en
inzonderheid golden mijn beschouwingen her. alge
meen reglement van bestuur voor de waterschappen
in OOM eigen provincie. Openbaarhedd van vergode-
ringen is in verreweg de meeste waterschappen nog
onbekend. Betreffende de verkiezingen van water
schapsbesturen1 regelt het algemeen, reglement juist
niets van datgene wat thans wordt geëiecht. Men
stemt nog maar in het wilde weg, een stelsel dat
vcor Kamer, Staten en Gemeenteraad voor meer dan
een kwart eeuw door de kieswet Van Houten is ver
laten. Openbare kennisgeving dat stemming zal
plaats hebben is voorgeschreven, maar van toezen
ding van oproepingen aan de stemgerechtigden per
soonlijk rept het reglement met geen woord, en in
menig waterschap is daarvan dan ook nog. geen
sprake en worden, de stemmingen in onderonsjes af
gedaan. Sterk doorgevoerd meervoudig kiesrecht
viert in de meeste waterschappen) hoogtij. Over
dracht van stemrecht aan gevolmachtigden la toege
laten, zoodat één persoon soms wel een tiental stem
men mag uitbrengen. Wie het meeste land bezit
wordt in het reglementaire stelsel ook hert. meest ge*
schikt geoordeeld om dijkgraaf, heemraad of hoofd
ingeland te zijn. Al hebben de kleine eigenaars en
huurders bij dijksverdedlging goede regeling van
den waterstand en andere waterstaatszaken, even
zeer belang als de groote», en al zijn zij tot besturen
evengoed in staat. Nam men vroeger met een variant
op een bekend gezegde soms h'ert standpunt in „met
de koeien komt het verstand', die tijden zijn thans
voorbij.
Meer dan vier jaar is het reeds geleden dat Gede
puteerde Staten in een der Statenvergaderingen mij
toezegden een herziening van het algemeen regle
ment aan de orde te zullen stellen. De molens in het
provinciaal gouvernementsgebouw malen langzaam
en speciaal betreft dat nog wel de watermolens. In
de dezer dagen gehouden vergadering van het Hoog
heemraadschap Noordhollands Noorderkwartier gaf
de Dijkgraaf met eenige bitterheid1 aan een der be
stuursleden op de vraag hoe lang het geleden was,
dat Dijkgraaf en Hoogheemraden aan Gedeputeerde
Staten een onderhoud verzochten over de ondragelij
ke Hoogheemraadschapslasten, ten antwoord: „Het is
nog geen jaar."
Sedert eenigen tijd' ben' ik nu zelf Gedeputeerde.
Steeds heb ik geklaagd' over te langzame afdoening
van zaken en ook op mijl rust' nu die plicht te trachten
daarin verbetering te brengen. Het. is mij thans wel
reeds gebleken, dat de molenaars van goeden wil zijn,
dat zij naar verbetering willen streven en. reeds se
dert eenigen. tijd ernstig hebben gestreefd. Maar
de molen is te oud geworden en hij' i9 wat ouder-
wetsch. Een grootere molen en electrische drijf
kracht blijken noodig te zijn. Met andere woorden:
Gedeputeerde Staten streven, reeds sedert vorig jaar
ernstig naar verbetering, maar de werkwijze en de in-
richting der administratie dienen aangepast aan
meer moderne begrippen en daarbij wordt belemme
ring ondervonden door niet voldoende groo'le van
bet provinciaal gouvernementsgebouw. Maar toch
niet al'es behoeft hierop te blijven wachten.
Een zeer ouderwetsch begrip in ons waterschaps
recht trad nog dezer dagen sterk aan dten dag. Het
was in. de algemeene vergadering van het nog wei
op iets nieuwere leest, geschoeide Hoogheemraad
schap Noordhollands Noorderkwartier. Twee hoofd
ingelanden beklaagdien zich, dat in een vorige ver
gadering bij de samenstelling van een aanbeveling
voor Hoogheemraad! gelet was op de. staatkundige
richting van personen. Ik voor mij acht hert; heel goed
gezien om bij de samenstelling van hee bestuur
.ook van het dagelijksch bestuur van dit grootste
waterschap in ons land met de onderscheidene sraat-
kundige stroomingen onder de tienduizenden bij tien
duizenden ingelanden rekening te houden. Het gaat
bij deze groote instelling heusch niet uitsluitend
over srteenenzetben of grasmaaien aan den dijk. Hier
komen zeer gewichtige financieele regelingen aan
de orde, 't sluiten van groote geldleeningens de hef
fing van meer dan een millioen gulden aan belasting
per jaar, de afdracht aan de provinciale kas van
tonnen gouds door de ingelanden op te brengen., de
vrij bewerkt naar het Engelsch van
HAROLD MAC GRATH
door TITTA EASTON.
9.
Hij ging eerst naar een telegraafkantoor en
Beinao naar een kennis in het noorden, of hij hem
telegrafisch wilde verzoeken dadelijk over te ko
men. Daarna beklom hij een omnibus en reed naar
Chevy Chase. Hij had geen moeite het huis te
vinden. Het lag in een buitenwijk» aan den zoom
van uitgestrekte velden. Het was gebouwd van
roode en witte steen en bezat een ruime veranda,
gesteund door witte pilaren. Een mooi grasveld
omringde het gebouw en de tuin zag er uitstekend
onderhouden uit. Warburton liep naar den zijgang
en klopte vastberaden aan den keukeningang, die
spoedig geopend werd.
„Wilt u alstublieft aan "juffrouw Annesley zeg
gen, dat Osborne er is, in antwoord op den brief,
zeide hij tot de kleine, zwartoogige Fransche kame
nier.
„O, bent u Osborne, de nieuwe koetsier F'
„Ja."
„Ik zal het dadelijk gaan zeggen". (Wat een
knappe jonge man om 's avonds in de keuken tot
gezelschap te hebben.)
Warburton ging zitten op een bank in de gang
©n draaide zijn hoed door zijn vingers. Meermalen
had hy moeite een lachbui te smoren. Hij keek
nieuwsgierig in het rond. Vanwaar hij zat kon hij
juist in de keuken zien. De Fransche kok was
bezig zijn glinsterende potten en pannen te rang
schikken op de rechtbank, terwijl hij een "Fransch
liedje neuriede, dat Warburton meermalen in
kleine Fransche provinciesteden had gehoord. Hij
kreeg zelf lust, bij het refrein mee te gaan doen.
Maar daar hoorde hij voetstappen naderen, het
meisje kwam dus terug, waarschijnlijk met haar
meesteres.
Hii stond op, leunde van het eeno been op het
andere en wist niet waar hij met zijn nieuwen
hoed moest blijven, tot hij dien eindelijk maart
onder zijn arm klemde.
Hij werd onrustig onder den blik van die saffier
blauwe oogen, die zoo ernstig in de zijne keken.
aanstelling van een groot ambtenaarspersoneelde re
geling van bezoldiging en rechtspositie, de bepaling
van stemrecht en verkiesbaarheid, enz. enz. Over
dergelijke zaken wordt door menschen van uiieen-
loopende staatkundige richting zeer verschillend ge
dacht. Zou men nu meenen dat onder het groote kie
zerskorps van het Hoogheemraadschap op deze pun
ten bevrediging kan bestaan, als niet zooveel moge
lijk iedere opvatting èn in het algemeen bestuur èn
in het dagelijksch bestuur naar voren kan worden
gebracht? Als niet ieder kon la/ten hooren zijn: wach
ter, wat is er van den nacht? Men moet niet altijd
dat woord „politiek" in zulke zaken bezigen. Dat
woord heeft nu eenmaal voor velen een onaangena-
men klank, doordot in de „politiek" wel eens loeJIJko
dingen gebeuren. Men zegge liever „staatkunde". Dit
ben ik natuurlijk met de belde heeren eens. dat be
kwaamheid en geschiktheid om te besturen aller
eerst moeien worden geëteoht Maar er zljic toch
waarlijk tegenwoordig onder de flinke, zich al meer
ontwikkelende bevolking,, die zoo voortreffelijk aller
lei landbouworganisaties weet te leiden en te bestu
ren, zoowel cp het platteland als in de steden, b ij e 1-
ke staatkundigs richting, wel mannen te
vinden die een sieraad kunnen zijn in het bestuur
van het Hoogheemraadschap. Laat ik, om misver
stand te voorkomen, intusschen hieraan in dit geval,
op grond van. drie jaren lange nu helaas achter mij
liggende praktijk, nog toevoegen», dat naar mijn .mee
ning men wel degelijk ook maatschappelijke en staat
kundige inzichten voortreffelijk kan vertegenwoordi
gen zonder bepaaldelijk gebonden te zijn aan hert lid*
maatschap van eenige partij. Ook moge ik! herinno
ren, dat ik in hert begin dezes jaars in de algemeene
vergadering van het Hoogheemraadschap, toen in
beginsel besloten werd invoering van evenredige ver
tegenwoordiging te bevorderen, ook het naar voren
treden van andere belangengroepen dan do zuiver
staatkundige heb bepleit
Toen ik daareven gewaagde van een ouderwetsch
begrip, dat in de vergadering van het Hoogheem
raadschap aan den dag trad, bedoelde ik echter niet
dit, maar iets anders. Al kwam In de vergadering
zelve de diepe ondergrond niet aan dén dag, hert is
mij toch niet onbekend gebleven, dat enkelen be
paaldelijk aan mij iets anders eigenlijk zeer euvel
duidden. Ik heb de snoodheid gehad van onlangs
voor Hoogheemraad aan te bevelen een uitnemen-
den candidaat Ik meen, dat hl) grootgrondbezitter
is, maar dart is natuurlijk evenmin op zichzelf een be
zwaar als er persé voorkeur van zou moeten uitgaan,
een voortreffelijk zakenman (die eigenschap is voor
het Hoogheemraadschap zeer gewenscht), iemand,
die in de kringen van het provinciaal bestuur groo-
■ten invloed heeft (denkt aan de nieuwe regeling van
de watersnoodlasten) en die aan alle reglementaire
eischen voldoet, maardie het groote gehrek
had van niet te zijn een der twaalf hoofdingelanden
van) het Hoogheemraadschap. Wee mij, groote zon
daar, daar raakte ik aan eeni heilig huisje dor
Noordhollandsche waterschappen l Om heemraad of
hoogheemraad van de groote Noordhollandsche wa
terschappen te kunnen worden, moet je toch immers
eerst hoofdingeland zijn. Als je dat laatste maar lang
genoeg blijft en de hoogheemraden of heemraden
wachten niet al te lang met oud te worden, of dood
te gaan want om andere reden treden zij nlert af
-- dan krijg je het betere baantje éénmaal gewis. Dat
is eeu wen oude traditie en men moet hert niet durven
te bestaan, daarnaar één vinger uit 4e steken.
Men voelt niet naar het schijnt dat men hier
bij inituschen nog veel verder gaat dan de toch reeds
zoo achterlijke Noordhollandsche waterschapsregle-
menten. Do kring van verkiesbaren tot hoogheem
raad en heemraad, door de meeste waterschaps
reglementen toch reeds zóózeer beperkt door den
eisch van veel bezit, waarop het reglement voor hert
Hoogheemraadschap gelukkig een gunstige uitzon
dering maakt, wordt door dit te oude gebruik nog
verder, tot de meest enge grenzen teruggehraent. Er
zullen onder de hoofdingelanden meestal meerdere
bekwame en geschikte personen voor hoogheemraad
of heemraad zijn. Ik zou aan verscheidene hoofdin
gelanden van het Hoogheemraadschap met groot
vertrouwen deze functie opgedragen zien. Maar alle
anderen bij \oc-rbaat uit te sluiten, dart gaat toch ze
ker wel wat al te ver. Vooral in een groot lichaam
als het Hoogheemraadschap is het noodzakelijk bij
elke benoeming van hoogheemraden rekening te
houden met de bijzondere eischen waaraan moet wor
den voldaan, in verband met de zaken die aan de
orde zijn of zullen komen en om niet buiten elke re-
glemcn is bepaling om voor het eigen kleine kringe
tje een privuege van benoembaarheid 1e schoppen.
Moest het in het Hoogheemraadschap steeds zóó
gaan, de belangérv van Noordhollands Noorderkwar
tier zouden naar mijn vaste overtuiging niet op de
beste wijze worden gediend.
Laat ik hieraan ten slotte nog toevoegen, dat ia. ge
lukkig goede redenen meen te hebben, om aan ve ne-
rr-.en. dat de meerderheid der algemeene vergadering
wan hel Hoogheemraadschap niet van oordeel is
steeds en onder alle omstandigheden te moeten vast
houden aan dit verouderd begrip.
Pvrmererd 'D KOOIMAN.
hoofdstuk ix.
Onze heldin huurt een koetsier.
Merkwaardig als het klinken moge was het eer
ste wai hij aan haar opmerkte: haar japon zij
droeg nl wal de dames een „huisjapon" noemen en
waarin zij gewoonlijk geen bezoeken afwachten. De
korte rek was van blauwe stof gemaakt en niet een
grijs tulen overkleed bedekt. Hierboven droeg zij
een witwollen sportman-telt je. Alleen mannen, die
elegante zuster bezitten weten vrouwenkleeding
naar waarde te schatten en Warburton had' een
paar opmerkzame oogen. Zij hield een tuiltje pas
geplukte papa1.ers in de hand. Het was de tweede
maal daf hun blikken elkaar ontmoetten Den eer
sten tuv toen zij uit het rijtuig geleund had, had
7.Y. het c.rst de oogen neergeslagen. Nn was het
zi n beur' Hij bestudeerde de punten van zijn
schoenen. Er waien drie redenen waarom hij haar
nie: aankeek. Ten eerste zij was hier de meesteres
er hij kwam zich aanmelden voor een betrekking;
ten -tweede, hij waö verliefd op haar; ten derde hij
stond op het punt de eerste oneerlijke daal van zijn
leven :e begaan. Eén oogenblik kreeg hij de aan
vechting alles tc bekennen, excuus te vragen en
hot haztnpad te kiezen. Maar zijn nieuwsgierigheid
was deze neiging toch de baas. Hij bleef zwijgen en
wachtte tol zij het woord tot hem richten zou
„Geleste je kunt gaan", zeide juffrouw Annesley.
Geleste neeg, wierp een hartveroverervien Mik
naar den knappen koetsier en verdween.
„Heb je a1 eenige jaren met paarden omgegaan?"
begon het meisje.
Als hij haar toch maar even kalm kou aanzien
als zü hem' Wat een stem! „Ja. mevrouw, wel een
jaar of tien."
Waar?"
„Meest in het westen."
„Je bent Engelschman?"
„Neen, mevrouw". (Hoeveel zou zij' op het politie
bureau van zijn verhoor hebben bijgewoond-?) „Ik
ben Amerikaan."
„Ben je gewend veel eterken drank te gebrui
ken?"
„Noen, mevrouw". Een zweem van een glimlach
speelde om zijn mond. „Ik had niet gedronken, gis
teravond, tenminste niet in de berteekenis die de po
litie er aan gaf. Ik beken dat ik wel eens een
glaasje neem, als ik lang gereden heb of het erg
Wanneer men sterft zooals Mr. Bonar Law
sterft, dan moet het sterven toch werkelijk een
overgang van het aardsche naar het geestelijke
leven aanvoelen.
Bonar Law is wel niet in het „harrenas" gestor
ven, doch htf heeft dit harnas slechte uitgedaan,
omdat h;j onmogelijk langer een goed kampvechter
voor zijn genei cl vaderland kon zyn.
Bonar Luw hoeft ontegenzeggelijk zyn vaderland
liet gehad.
Geboren in Canada in Wwfc itainiwioh
nöcut hij tioli »teod« Groot Engdtuidor gevoeld.
up zeur jeugdigen lcottyd naar hot moederland,
Engeland, getrokken, heeft hij daar als zakenman
to Liverpool bijzonder geprospereerd totdat hij op
een goed oogenblik zei: ik heb genoeg, ik schei er
mee uit en ik ga mij aan de politiek wijden.
Ik heb vroeger voor de Schager Courant reed*,
het leven van Bonar Law geschilderd, ik zal mij
wal wachten in herhaling te vallen. Het actieve,
politieke leven van Bonar Law is U bekend.
Toon Bonar Law nu enkele maanden geledon als
Premier aftrad, kort na zijn onvruchtbaar bezoek
in Januari aan Poinoaré te Parijs, zal wel menig
een eenigszins sooptisoh de sohoudors opgehaald
hebben bij de mededoeling, dat Bonar Law om ge
zondheidsredenen aftrad.
Gezondheidsredenen, dat kennen we, zal menig
een gedacht hebben.
Ons Hollanders werd het echter spoedig duide
lijk, dat het bittere ernst was, toen Mr. Bonar Law
door een zeereis aan boord van de Prinses Juliana
van de Amsterdamsche Maatschappij Nederland,
trachtte de noodige krachten te herwinnen.
Tegen ""de kwaal, die het gestel van Mr. Bonar
Law sloopte, was geen kruid gewassen.
Men hoorde na zyn aftreden eerst wat gunstiger
berichten, daarna een tijd lang niets meer.
Nu 3 weken geleden drong het eerste ongunstige
nieuws langs de couranten tot het publiek door.
Voor men eigenlijk begreep dat hot om een
ernstige crisis ging, werden de berichten al armee-
rend en spoedig daarop, was het einde van Bonar
Law aangebroken.
Bonar Law stierf juist in de dagen, dat zijl
Vaderland weer een Poincaré-crisis doormaakte,
ruim 10 maanden nadat hy te Parijs den fanarieken
Franschman Poincaré had leeren kennen als een
man, waarmee niet te redeneeren valt.
Hoeveel Briteehe Premiers zullen dat nog moe
ten constateerenV
Bonar Law a payé par sa personne, heeft aan
zijn vaderland de volle maat gegeven.
Al is hij niet een super-Staatsman geweest, toch
is hij een Britsch Staatsman van groote beteekenis,
groote oprechtheid en onkrenkbare trouw geweest.
Zooals Bonar Law zijn genialen coalitiegenoot
Llovd George In de laatste oorlogs- en eerste vre
desjaren heeft bijgestaan, heeft gesteund als leider
eener partij, die uitteraard voor den Welsohen
advocaat van mediocre afkomst niet voelde, is
boven allen lof verheven, Stempelt Bonar Law
tot een groot man, waarop het Britsche Volk
trotsch mag zijn.
Het Briteehe Volk was ook trotsch en erkentelijk
en heeft de dankbaarheid getoond door Bonar Law
een rustplaats te geven in de Westminster Abbey,
het Britsche Kerkhof bij uitnemendheid, en door
Bonar Law daarheen te geleiden op eene wijze,
zooals het Engelsche volk dat bij uitstek rustig,
ernstig en tactvol weet te doen.
Bonar Law's stoffelijk overschot was verleden
week reeds tot asch verbrand. tte urn met asch
gou een plaats vinden in Westminster Abbey. niet
ver van den Onbekenden Soldaat, dus twee strijders
van^Engeland's glorie dicht bij elkaar.
Wie herinnert zioh niet hoe onze couranten vol
nebben gestaan of het wel pas had, dat de Neder-
landsthe Regeering vertegenwoordigd werd bij de
crematie van een belangrijk Nederlander, omdat
crematie een zonde was en niet wettelijk toege
staan.
In Engeland is men breeder. Koning, Ministers,
Vertegenwoordigers der Dominions, der politieke
nartyen, deelden den ronw van familie en Vader
land.
Bii de begrafenis zou de Prince of Wales den
Koning vertegenwoordigen.
Buitendien wqnsohte de Prineri nf Wales al?
slippendrager aan zijn ouderen vriend Bonar Law.
de laatste eer te bewijzen.
De Prince of Wales, pas teruggekeerd uit Cana-
I 35.-, I 377* I 45.-
CONCURRh.N I IE UITGESLOTEN
ALKMAAR HOORN.
koud heb. Mijn eetlust is slecht!"
Zij streek- met de papavers langs haar wang.
„Hoe kwam je ertoe op den bok van mijn rijtuig
te klimmen en er toen mee vandoor te gaan?"
Hij had zijn antwoord gereed. „Ja. ziet u, me
vrouw, da' was een grapje dat ik met een paar
meisjes wilde hebben." Bijna had hij gezegd dienst
meisjes. maar de gedachte aan Nancy hield zijn
tong in bedwang.
„Een grapje dat je met een paar meisjes wilde
hebben?" vroeg zij op lichtelijk minachtenden toon.
,,Ik geloof dat ik wel een nadere uitlegging eischen
mag.'
„Ja. mevrouw, het liep nogal in de war. Er zou
den twee meisjes in mijn rijtuig stappen, die ik
huis moest brengen en toen zij eenmaal ingestapt
waren kreeg ik het opeens in mijn hoofd, eens een
grapje met haar uH te halen."
„Zoo. Sedert wanneer staat men aan dienstmeis
jes toe, het gezantschap te verlaten door den hoofd
uitgang?" Een sarcastische glimlach speelde om
haar lippen
„Dat is iets waarmee ik niet te maken heb, me
vrouw. Een koetsier behoort zijn hoofd niet om te
draaien, tenzij hij toegesproken wordt, niet waar.
en ik vergistte me in het nummer. Het. mijne was
zeventig, cn er werd zeventien afgeroepen. Ik was in
de war."
„Dat lijkt wel zoo. Zeventig", peinsde zij. „Ik kan
gemakkelijk nagaan wiens rijtuig dat was."
Robert begreep dat hij een fout begaan hadi, maar
wist niet hoe deze te herstellen. Zij bleef een
ocgenblik zwijgend over zijn schouder naar buiten
turen.
„Misschien kun je me ook dat eigenaardige inter
mezzo bij het uitstappen verklaren? Dat zou ik wel
eens willen hooren."
Het was gekomen hert vreeselijke oogenblik. Hij
bad gehoopt .dat zij deze episode niet meer zou op
halen. „Mevrouw, ik zie wel dat u me alleen uit
nieuwsgierigheid heeft laten komen. Als ik u gister
avond beleedigd heb. vraag Ik u vergeving. Want.
op mijn eerewoord, hert was alles eeni vergissing."
Hij boog en wilde vertrekken.
„Wacht nog even. Ik zelf denk ook liever niet
meer aan dat onaangename voorval." (De waarheid
was dat de uitdrukking ..op mijn eerewoord", geuit
door dezen man, haar vreemd in de oorerv had ge
klonken en zij wilde meer van hem weten.)
da, was tevens ale het ware de vorstelijke repre
sentant van het geboorteland van den oveHedene.
Bonar Law was geen lid der Anglikaansohe kerk,
waarvan de Westminster Abbey een der schitte
rendste gebouwen is.
Hij benoorde tot de Schotsche Kerk en was een
trouw bezoeker van St. Columba's, de Schotsohe
kerk in Pontstreet. Hier werd dan ook de eerste
lijkdienst gehouden.
Daarna bewoog de stoet zich naar 'de West min
ster Abbey, daar vlak bh' het House of Parliament,
waar de overledene tijdens zyn vruchtbaar leven
zoo ruimschoots ton behoeve van zyn vaderland
geoogst had.
Men zal U- wellicht zoggen, dat de ito^t, dat do
bografoni# éénvoudig wtw» evenals de overledene
Ik vind hot woord oenvoud niet op cljn tflaate.
Bij Iemand ale Bonar Law Is de geest boven allen
eenvoud uitgegroeid. Vandaar dat de eenvoud ook
zoek raakt.
Maar wanneer men eenvoud wil noemen als te
genstelling van pracht en schittering en praal,
aan geef ik my gewonnen.
De stoet was eenter seer indrukwokkond, al was
geen uiterlijk vertoon gezooht.
Do slippendrager» waren de Princo of Waloe,
Lord Balfour. Lord Beavorbrook, do Speaker (Pre
sident) van hot Lagerhuis, Mr. Ascjuith, Lord
Carson, Mr. Romsay Macaonald, Visoount Fitz
Alan, Mr. Austen Chomberlain en niet to vergeten
Mr. Baldwin, de eerste Minister
Lord Beaverbrook, de couranten—magnaat, con
current of associé van Lord Rothermere, Lord
Northcliffes broeder en opvolger, was een land
genoot en vriend van Bonar Law.
Mr. Ramsav Macdonald, de leider dor arbeiders-
party in het Lagerhuis, was opvallend met zijn in
teressanten kop.
Zijn partijgenoot Clynes, heeft dezer dagen nog
gezegd, dat net zoo te betreuren was, dat Macdo
nald niet lid van het Lagerhuis was, toen juist
Bonar Law de Labourbelangen als Minister te
bohartigon had.
Wat een vertrouwen spreekt daaruit. Dat is
ook de karakteristiek van don staatsman Bonar
Law, men kon op hem aan.
Duizenden en duizenden stonden er langs den
weg, om zoodra do stoet naderde, het hoofa te
ontblooton en te bulgen. Ruim 2000 politieagenten
moeten er op de baan geweest zyn, maar ik vraag
my af waarvoor, want de menigte was zoo inge
togen, zoo onder den indruk, dat zij zich zelf rang
schikte en oontroleerde, daarbij als het ware huldi
gende den rustigen Staatsman, die naar zijn laatste
rustplaats gedragen werd.
Wij herkenden yerscheidenen der hoogwaardig-
heidsbekleoders, die zich, vóór de stoet naderde,
naar de Abbey begaven.
Er waren typisone figuren, als Mr. Healy, do
Gouverneur van Zuid-Ierlana en de Hertog van
Aborcorn, Gouverneur van Noord-Ierland. Mr.
Winston Churchill, Mrs. Asquith, Mr. Rudyard
Kipling, Lord Buckmoster, Sir John Simon- en Mr.
Arfchur Henderson.
Allemaal personen, die een rol spelen in Enge
land.
In de kerk zag ik nog Mr. J. C. C. Davidson*
Chancellor of the Duchy of Lancaster, vroeger
secretaris van Bonar Law. Mr. Davidson ia onze
afgevaardigde van het Parlement en wij weten
allen, dat hy zyn politieke carrière aan Bonar
Law te danken heeft.
Het Corps Diplomatique was tegenwoordig. Wy
zagen de Comte de Saint Aulaire, ambassadeur der
Fransche Republiek en Baron Monchour, ambassa
deur van België en konden niet helpen te consta-
teeren, dat beide heeren, vooral Baron Monoheur,
erg verouderd waren in het laatste jaar.
Do Dominions waren door hun Eerste Ministers
en door schitterende kransen vertegenwoordigd.
De talrijke kransen, waarby er waren zoo groot
als wielen van een boerenwagen, werden op auto
mobielen vervoerd.
Op sommige plekken was de menschenmassa
enorm, terwyl naar men mij vertelde, reeds vroeg
in den ochtend reeds een talryke schare gepakt
stond voor de deuren van Westminster Abbey, ten
einde een plaatsje te veroveren.
De dienst^ was belangrijk bekort. De 32e psalm
„The Lord is my Stepherd" (God is myn Herder)
opende den dienst,terwijl als gezang gezongen
werd „The strife is over, the battle done" (de
strijd is over, het gevecht voorbij) buitengowoon
toepasselijk voor dezen staatsman, die zooveel strijd
gekend had.
De familie van den overledene, twee zoons, één
ongehuwde dochter, verder de gehuwde dochter
Lady Sykes met haar man. Major Oeneral Sir
Freaerik Sykes en oen broeder en zuster begaven
zioh naar de laatste rustplaats, waar door hen
zoowel als door do slippendragers, de vertegen
woordigers van het Koninklijk Hals en anderen,
een laatst vaarwel gebeden werd voor den ont
slapene.
Terwyl het orgel Chopins Marche funèbre deed
hooren, verlieten familieleden, vrienden en beken
den het kerkgebouw.
Maar uren lang bewoog een lange rij van dui
zenden en nog eens (luizendon Britten zich langs
„En, Osborne, wat ben je geweest vóór Je koet
sier werd?"
„Ik ben niet altijd koetsier geweest, mevrouw, dat
is zoo. Maar over mijn verleden spreek ik liever
niet, hoewel ik mij niet er over hoef te schamen
en onbewust richtte hij zich op.
Je je naam werkelijk Osborne?"
„Neen, Mevrouw. Maar terwille van mijn familie
doe ik mijn best mijn waren naam te vergeten." (O.
de brutale schelm!)
Deze waardigheid, die geen waarheid was, gaf den
dooidag.
„Je bent zeker uit je vorige betrekking ontsla
gen?"
„Ik ben niet teruggegaan om dat te vragen, me
vrouw. Ik heb al-leen mijn goed laten weghalen."
„Heb je getuigen?"
„In 't geheel niet, mevrouw. Als u mij aanstelt
doet u het geheel op eigen verantwoording. Ik kan
alleen zeggen, mevrouw, dart ik eerlijk ben, gewil
lig en dat ik &lle9 van paarden afweet."
„Het ins we' een buitengowoon geval", zeide lij,
hem als het ware doorborende met haar diepblauwe
oogeru „Je kunt de grootste schurk zijn, zoowel als
de braafste man ter wereld." Hij glimlachte na dit
gezegde zoo openhartig, -dat zij er door aangestoken
werd Maar dadelijk dacht zij weer aan iets anders
en fronste de wenkbrauwen. „Als je me de waarheid
verteld hebt, des te beter voor jou, want dat kan ik
gemakkelijk nagaan. Ik zal je op proef nemen voor
oen week. Ik heb ook niets anders noodig dan een ge
schikt koetsier. Je zult het niet zoo gemakkelijk
krijgen. Er zijn dagen waarop ik niet al te best te
spreken ben als ik een roestvlekje op het tuig zie, of
merk dat een deken niet goed uitgeborsteld :s En
wat de paarden betreft, die moeten altijd glanzen
als satijn. Daar sta Fk op. En bovendien is ons per
soneel op het oogenblik niet uitgebreid Weet je iets
van tafeldienen?"
„Niet veel." Wat zóu er nu nog kómen!
„De kok zal 't je wel leeren. rk geef nu en dan een
diner en dan zal je waarschijnlijk moeten invallen,
om aan tafel te bedienen. Ga nu maar met me mee,
dan zal ik ej de paarden laten zien. Wij hebben er
maar vijf, maar mijn vader is er zeer trotsch op. Het
zijn allemaal raspaarden."
„Net als hun eigenares", dacht Warburton.
„Mijn vader heeft do laatste jaren niet meer kun
nen rijden. Mijn vorige koetsier was geschikt ge-