EOMMELKRUID,
DE JONGENS VAN DEN MOLEN.
EEN INDISCHE LEGENDE.
Een Indisch eiland was bewoond door vi&-
schere, die door harden arbeid zich het noo-
ffige voedsel, vooral visch, moesten verschaf
fen. Steeds waren zij in de nabijheid van het
ailaod aan het visschen.
Men begTijpe goed, dat het al heel lang ge-
todên is en dat de visschers zich niet zoo ver
op zee waagden, dat de kust niet meer te zien
was. Dat durfde men onder geen enkele voor
waarde, want er gingen allerlei wonderlijke
verhalen van monsters en afgronden en ver
leidingen daar ginder ver uit het zicht van
de kust
Toen gebeurde er op zekeren dag iets vree-
selijks. Door een geweldigen storm dreven zij
steeds meer af en verkeerden in den. groot
sten nood te midden der woedende baren. En
aoodra de zee wat bedaarde, bemerkten zij tot
hun grooten schrik, dat het eiland niet meer te
alen was.
Zij dreven steeds verder af en kwamen ein
delijk bij den horizon, waar de hemel op de
aee rustte. De zee was nog niet geheel tot be
daren gekomen en het schip schommelde dus
Nog tamelijk heen en weer. En bij elke schom
meling schuurde de punt van den mast langs
den hemel. Vol angst keken de visschers
mar hét masttop je, dat maar steeds langs het
hemelgewelf schuurde. Het gevolg was ten
slotte, dat er een gat in den hamel kwam.
Toen dé Groote Geest dit merkte, kwam Hij
«p het lawaai af om te zien wat er gaands
De visschers schrokken geweldig bij het «ten
van den Grooten Geeet en sidderend van angst
violen zij op hun knieën en stamelden honderd
verontschuldigingen. Zij vertelden, dat zij door
din storm waren afgedreven en hun eiland
■det terug konden vinden. ZIJ smeekten om
vergiffenis en vroegen de hulp van den Groo
ten Geest,' teneinde hun eiland terug te vin-
te.
Maar dé Groote Geest was zeer vertoornd, dat
5. Een dik touw.
6. Een familielid.
7. Een medeklinker.
Oplosingen zenden naar L. Roggeveen, Spui
87, den Haag.
i
We hadden f daarnet over schaatsenrijden.
Btn lezeresje zond me een poosje geleden daar
een mooi versje over. Het is nog wel niet zoo
ver, als zij schrijft, maar toch wil ik *t Jullie
sok wel even laten lezen:
WINTERPRET»
Als we hebben liggen droom en,
En pas uit ons bed zijn gekomen,
Zien we bloemen op de ruitten staan.
Dat beeft weer de vorst gedaan.
1 Heeft gevroren, dat het kraakt,
Vlug het werk np afgemaakt.
En dan 's middags er van doorl
Schaatsenrijden, fijntjes hoorl
En zoo vlug als we maar konden
Zijn de schaatsen aangebonden,
Schaatsenrijden op de baan!
Jongens, dat zal heerlijk gaan!
Vervolg,
Ondortusschen zat vader, Henk en Jan al ln
lë-gil l l IHSSFBauw
x.1} Ion il«mel ZOO lx>scbnillK(l (lttfKloii, «n W-I l«I«
van geen vergiffenis we ton. Hij riep: „Jul
lie boot is een drekboot, en ik zal hem vol-
poepon".
Toen riepen de schepelingen ach en wee,
en zij smeekten nog dringender om genade.
Maar de Groote Geest was niet te vermurwen.
Hij bleef bij zijn besluit en bulderde: „Jullie
hebben mijn hemel geschonden, en dat mag
niet ongestraft blijven";
Toen baden de visschers: „Wees barmhartig
en doe het dan maar een heel klein beetje".
En de Groote Geest poepte in de boot. Het
was slechts een klein beetje, maar dat kleine
beetje was klinkklaar goud.
„Nog meer, nog meer!" riepen de begeerige
menschen toen. Maar de Groote Geest dood het
niet. Hij zei: „Eerst hebben jullie mij ge
smeekt om maar een heel klein beetje, en
nu jullie een heel klein beetje hebben, zijt ge
ontevreden. Ge krijgt niet meer. Zeil maar
gauw weg in Zuidelijke richting, dan zult ge
weer bi) uw eiland komen.
Al (bis geschiedde. De visschers vonden hun
eiland terug.
Nu nog is als spreekwoord gebruikelijk: „De
Groote Geest heeft slechts eenmaal gepoept, en
dat hebben de visschere, die verdwaald wa
ren, gekregen".
De beteekenis hiervan is nu, dat wanneer
Iemand zijn zin heeft gekregen, later niet met
nieuwe wenschén of eischen moet komen.
M.
OLIFANTEN.
Er leven tegenwoordig maar twee soorten
van olifanten meer, de Indische en de Afri
kaanecho olifant.
De eerste komt voor in Voor- en Achter-
Indië, in Zuid-Ghina en op Borneo en Suma-
tra, de tweede soort leeft in Afrika en heeft
veel grootere ooren dan de tweede.
Vroeger hebben er nog- vele andere soorten
geleefd, waarvan de meest bekende de Mam
moet ia In den bevroren bodem van Siberië
heeft men nog geheel gave lichamen gevon
den met omgebogen slagtanden van ongeveer
4 M. lengte en 80 K.G. gewicht
De Siberische sneeuwvelden hebben heel wat
de tram. Na een uurtje waren ze in de nabij
zijnde stad gekomen, waar ze moesten over
stappen in den trein, die hen naar den Haag
zou brengen. Het station van de tram en het
station van den trein lagen een eindje van el
kaar af, zoodat ze dé stad door moesten loo-
pen. „We hebben drie kwartier tijd", zei va
der, „zoodat we oni niet behoeven té haasten".
Zoo wandelden ze met hun drieën de stad
door, Vader nam de drukke winkelstraten,
wat Henk en Jan, die niet veel in de stad kwa
men, heel veel plezier deed. Ze kwamen ook
langB den winkel waar Willem van Rijn's va
der indertijd een voetbal had gekocht Maar nu
was de winkel geheel leeg, en er hing een bord
je aan de deur, waarop te lezen stond: Te huur*!
„De eigenaar heeft zeker niet genoeg ver
kocht", zei Henk, „en daarom is hij er maar
mee opgehouden!"
,"t Kan ook zijn, dat hij zooveel verkocht
heeft, dat hij is gaan rentenieren", zei vader la
chend.
„Wanneer gaat u rentenieren, vader" vroeg
Jan.
„Dat zal ik je een week van te voren wel eene
vertellen", antwoordde vader.
Henk lachte, maar Jan was door vader*» ant
woord geheel tevreden gesteld:
Ze waren nu bij het' station gekomen, en va
der nam drie kaartjes naar den Haag. Op *t
perron moesten- ze nog vijf minuten wachten,
en toen stoomde met veel geraas, de trein bin-
Den. Jan had nog nooit in een trein gezeten en
een beetje angstig keek hij naar de zwarte lo-
von ailerlei dingen van ivoor. Ook om- het ivoor
is er veel jacht gemaakt op de Afrikaansche
olifanten, zoodat men wel ecna gevreesd heeft,
dat de Afrikaansche olifant aan het uitster
ven was. Dit schijnt evenwel "nog al wat mee
to vallen.
Wel is het aantal van die logge viervoeters
niet meer zoo groot als vroeger, vooral niet in
de min of meer bewoonde gedeelten, maar in
sommige deelen van Fransch en Belgisch Con-
go komen nog een menigte voor. Toch zijn
er reeds maatregelen genomen om het uitster
ven tegen te gaan. Het recht om1 op olifanten
te jagen verkrijgt men door van de betrokken
regeering een jachtakte te ontvangen.. Hier
voor moet dé jager in de Engelsche koloniën
50 pond sterling betalen, wat op zich zelf al
remmend werkt ten opzichte van de uitmoor
ding. Bovendien mag de houder van zoo'n
jachtakte van 600 gulden slechts één mannel.
olifant schieten en mogen de slagtanden van
het geschoten dier niet minder wogen dlan 30
pond. Het is zoo op het oog voor den jager niet
gemakkelijk te schatten, of de tanden wel 80
K.G. wegen. Vandaar dat in de meeste geval
len dieren geschoten worden met zwaardere
tanden van 35 h 40 pond en meer. Jonge die
ren blijven op deze manier gespaard.
Een enkele maai worden dieren neergelegd
met slagtanden van 300 pond. Maar dén is het
een oudje van 100 tot 150 jaar. Zoo'n kolos
weegt meer dan 4000 K.G. en heeft een schou
derhoogte van 12 k 14 voel
De slagtanden van zoo'n rigueur zitten ste
vig in de kaken, zoodat een viertal geoefende
menschen zieker 4 5 uur noocüg heeft om ze
uit te snijden.
De wijfjes-olifanten worden nog meer be
schermd. Haar slagtanden zijn kleiner en we
gen zelden meer dan 30 pond. Het ivoor van
de wij fj e-yolifanten is dubbel zooveel waard
als dat van de mannetjes, omdat het blanker
en veel harder ia
De olifanten ZijB echte boschbewoners. De
huid is naakt, dik en zeer hard. Hierdoor
loopt het dier met het grootste gemak door
de dichte oerwouden, alles vertrappende wat
zij op hun weg ontmoeten. Alles wordt ondej
comotief, die stond te blazen en dampen van
gewald. Maar veel tijd om te kijken had hij
niet, want' vader greep -hem bij de hand en
voerde hem dwars door veel haastige men
schen heen naar een wagon, waarvan de con
ducteur het deurtje had opengegooid.
„We zullen maar „niet rooken" nemen", tei
vader. .Anders is X soo benauwd."
Nu stapten ze binnen. In een hoek zat een
dikke mijnheer met zijn handen op zijn buik
gekruist Hij had zijn oogen gesloten. Tegen
over hem zat een klein mager mannetje, dié
een groote bril op den neus had Ook waren er
nog twee jongens van een jaar of zestien, dié
lustig zaten te eten. Vader, Henk en Jan gin
gen naast elkaar zitten.
Jan bij het raampje, omdat hij voon de eer
ste maal in den trein zat „Dan kun je aliefl
goed zien", zei vader.
De conducteur sloot de deuren en keek dé
kaartjes van alle reizigers na. „Drie den Haag^
zei hij, toen vader zijn kaartje overreikte. Hij
knipte er een gaatje in en gaf ze toen terug.
Vervolgens gooide hij met een klap de deur
dicht
De trein zotte zich nu langzaam hijgend en
puffend in beweging.
„Daar gaan we, Jantje", zei vader,
Jan knikte tegen zijn vader HIJ dorst nog
niets te zeggen, oendat er zooveel vreemde men.
9chen in de coupé talen,
Wordt vervolgd
f
Van wegzakken in den »orrf^**weekon bodem is
ook geen sprake, want de platte zool van
een olifantspoot heeft een middellijn onge
veer 20 c.M. De vier groote steunvlakken zijn
oorzaak, dat het zware lidhaam niet wegzakt
en dat de olifant ook door de bos ch gedeelten
met weeken bodem gemakkelijk voort kan.
M.
HET CEMENT-KANON.
Het gebruik van cement is de laatste jaren
geweldig toegenomen. Het is een product, dat
ontstaat door leem en kalksteen, in bepaalde
verhouding gemengd, eerst fijn te malen en
te drogen, en het daarna tot 1500° Celsius te
verhitten. Het ontstane poeder is natuurlijk
kurkdroog en fijn. Het wordt bij gebruik ver
mengd met water en zand tot een brijachtige
massa. Die pap kan men gebruiken bij. het
metselen of in bepaalde vormen gieten en heeft
de eigenschap spoedig te drogen en zeer hard
en dicht te worden. Voor metselwerk, dat later
onder water komt te liggen, is cement het
aangewezen bindmiddel. Evenzoo voor het
dicht maken van kelders, enz.
Maar het meest belangrijke gebruik der laat
ste jaren is het vervaardigen van allerlei ce
menten voorwerpen: pannen, steencn, ringen
voor putten en voor rioleermgen. Geheele hui
zen, ja zelfs meubelen worden van cement ge
maakt Het voordeel van al deze cementen
voorwerpen is, dat" zij zoo goed als onver
slijtbaar zijn.
Om de sterkte nog beduidend te vergroo-
ten, worden de cementen voorwerpen, vooral
balken, nog met een rasterwerk van ijzeren
staven en staafjes verstrekt De voetstukken,
waarop ln den wereldoorlog de kanonnen ge
plaatst werden, een groot deel der onder-
grondsche verdedigingswerken, zijn van gewa
pend beton gemaakt, sooals het genoemd
wordt En al die dingen zijn haast niet stuk
te krijgen, .zoodat die opruiming ervan bijna
ondoenlijk is.
In Amerika is een toestel uitgevonden, dat
men cementkanon heeft genoemd, en waarmee
het mengsel door middel van samengeperste
lucht met groote kracht tegen de plaatsen
wordt geworpen, die met een laag cement be
dekt moeten worden. Door de groote kracht
waarmee het cementmengsel tegen den wand
wordt geworpen* bindt het onder hoogen druk
•n wordt een dicht en sterk gesteente ge
vormd. Bij groote werken wordt dit toestel, dat
tn Amerika uitgevonden is, tegenwoordig al
gemeen gebruikt in alle landen. Betonnen pla
ten wordén ermee gemaakt, die veel sterker
sijn dan op de ouderwetsche manier van gie
ten, en dus dunner kunnen zijn, waardoor ze
lichter Mijven en minder duur worden. Ook
bij het bepleisteren van muren kan dé laag
veel dunner blijven en toch hechter zijn. Het
cement-kanon geeft behalve matenaaibespa-
ring ook besparing van arbeid en werkt dus
tn dubbel opzicht voord oei ig.
11
MIDDELEEUWSCHE STRAFFEN.
Men zegt wel eens, dat dé wereld sinds Chris
tus' geboorte zoo weinig vooruitgang toont en
ontegenzeggelijk steekt hierin veel waars. Nog
heden plegen de moorden met diefstal, de
beestachtige wreedheden, de diefstallen en an
dere misdrijven, van onderscheiden aard even
vaak te geschieden als vroeger. De oorlogen
worden met de meest onmenscholijke midde
len, als stikgassen en vlammcnspuiten, gevoerd
maar toch is er verschil in de waardeering
van de menschelijke persoonlijkheid. Gebrui
ken als het openstellen voor 't publiek van
krankzinnigengestichten, zooais dit gebeurde
te Utrecht op den t-g. Dolhuisdag, waarbij de
arme zwakzinnigen dienden tot publiek veiy
maafc, makten ln onbruik, ook <1* mldöni^,
Acho straffen verdwenen, zooeJe het leggen
de pijnbank, het vieremdeelen der lijken en zoo
vele andere.
De cellen op het kasteel Doorwerth kunnen
ons nog wel iets over die middel eeuwsch e toe
standen vertellen.
De boosdoener kon er in worden geplaatst,
zonder dat hij eten of drinken kreeg. Door een
gat in de vloer, afgesloten met ijzeren staven,
zag hij dan het heldere water van het beekje
stroomen; door een luikje in de celdeur keek
hij op X smakelijk gerecht, dat daar voor hem
stond, hem uitnoodigende tot toetasten, zonder
dat dit mocht gelukken. Dicht bij de cel was de
keuken, vanwaar de geur van het gebraad tot
den misdadiger doordrong.
De zoldering was bezet met groote spijkers,
waarvan de scherpe punten omlaag waren ge
richt. Do mogelijkheid bestond de zoldering
te stellen op verschillende hoogte, zoodanig,
dat de celbewoner gedwongen was in gebukte
houding te verblijven. Richtte hij zich op, tracht
te hij den rug te strekken, uit zijn vermoeien-
den houding, dan drongen de scherpe punten
der spijkers in zijn hoofd.
In sommige steden was een z-g. houteit ezel
in gebruik, zijnde een balk van driehoekige
doorsnede, de scherpe kant naar boven gericht
De horizontaal geplaatste balk werd tusschen
twee hooge palen vastgehouden, het uiteinde
was versierd met een ezels- of paardenkop
Als straf voor dronkenschap of voor ernstige
overtredingen van de krijgstucht werden mili
tairen voor een zekeren tijd erop geplaatst ook
werden er wel vrouwen op gezet, die zich aan
ontucht hadden overgegeven.
Voorts had men de kaak en de draaikooi De
kaak bestond uit een steenen paal met soms
twee omgangen boven elkander. De misdadigere
geklonken in een ijzeren halsband, wenden er
op te pronk gesteld.
Te Nijmegen werden oa zakkenrollers daar
op gezet, nadat men hen als bijkomende straf
de ooren had afgesneden.
De draaikooi was een ijzeren koot, rond
draaiend om een spil. Vrouwen, die een onze
delijke levenswijze, voerden werden erin ge
plaatst, vastgebonden aan de midden stang.
Dan werd de kooi door de schoutendienaars
snel rondgedraaid, in den regel ten minste een
kwartier. Men had die kooien te 's-Hertogen-
bosch, Nijmegen, Den Haag, Maastricht, Zui-
phen, enz. De veroordeelde werd dan rondge
draaid ten spot van het publiék; door de dui
zeling, welke het draaien veroorzaakte, werd
de gedraaide soms onpasselijk wat X genoegen
der toeschouwers vermeerderde. De straf werd
zwaarder geacht dan het te kaak stellen, wat
ook wel geschiedde op een bepaalde daarvoor
bestemde steen op den beganen grond. Vaak
was het hierbij geoorloofd den gestrafte met
vuil te werpen.
Een middeleeuwsche straf, <fie nog niet zoo
heel lang geleden bij het Fransche vreemde
lingenlegioen toepassing vond, bestond daarin,
dat fhen den gestrafte plaatste in een meer dan
manshoogte diepe kuil, naar beneden toeloo-
pend in een spitse punt, zoodat slechts één
voet op den bodem plaats vond. De militairen
noemen deze kuilen wolfkuilen, zij vonden
natuurlijk slechts daar toepassing waar de
hardheid van de grondsoort deze inrichting
mogelijk maakte.
Thans behooren al deze srtaffen tot het ver
leden en wordt er aan militairen, die vroeger
we! celstraf ondergingen, terwijl ze in de boeien
werden krom gesloten, passende of stichtelijke
lectuur verstrekt, terwijl-«ge Minister van Justi
tie onlangs bepaalde, dat de misdadigerecéllen
versierd mochten worden met een prentbrief
kaart van een bekoorlijk landschap.
Wereldkroniek.
B01.CHKW1STISCHE REKENKUNST.
Hot moet zich hebben afgespeeld ln Moskou,
waar een eenvoudig arbeider, zij
onvervalschten gemeenschapszin, was opge
klommen tot de hooge eh verantwoordelijke
positie van regeeringscommissarie voor de
voedselvoorziening. Van school had hij nief
veel meegenomen* Rekenen en lezen waren
volgens West-Europeeoche begrippen vrij on
voldoende. Hij beschikte over een grooten mond
en een brute kracht, waardoor allen, die met
hem te maken hadden, hem vreesden.
Op zekeren dag waren er 28 wagons levens
middelen aangekomen voor zeven gemeenten,
Een druk op den knop en de ambtenaren
stonden keurig in de houding, overloopend van
onderdanigheid voor de schrijftafel van dén
grooten man.
Er zijn, zoo sprak hij, aangekomen 28 wa
gons levensmiddelen, zendt naar de zeven hier
genoemde plaatsen een gelijk aantal en wel
naar leder 13.
Zeer bescheiden en ondérdanig werd door
een der ambtenaren opgemerkt, dat hij ver
meende, dat de regeerings-commissaris zich
vergiste. Maar deze stoof op en vroeg of hij
soms dacht dat hij niet rekenen kon, maar
hij zou het de bibberende en bevende kame
raden aantoonen en op een stuk papier ver
richtte hij de volgende deeling:
7 28 13
7
Et
21
0
i
7 op de acht gaat één maal, blijft 1 over, t bij
halen, 7 op de 21 gaat 3 maal. U ziet dat er 7
X 13 wagons gezonden kunnen worden*
De kameradén waren nog niet overtuigd tn
de opmerking werd gemaakt, dat indien men
nu doel er vermenigvuldigde met quotiënt men
weer hef deeltal* moest krijgen. Wel natuurlijk
was het antwoord van den commissaris. Kijki
maar! en hij verrichtte de volgends vermenig
vuldiging, waarbij eerst genomen
19
7
7
71
18
werd 7 maal 1 en 7 m—i 3, Daar da
kameraden elkander nog steeds verwonden)
aankeken en den grooten chef niet dorsten
tegen te spreken, want dan waren de gevolgen
niet te overzien, zelde deze uit zich zelf: Als
ie het niet duidelijk la wel dan zullen ere T
X 13 bij elkander tellen, want optellen zullen
jullie wel kennen. Verbijsterd zngen ze toe bon
er op het papier gezet werd.
19
19
19
19
19
19
Hierna begon ds optelling van onderaf op tfe
volgende wijze 3 3 8 3= 8 9
12 3 15 3 18 3 21 om daarnet
van, bovenaf te beginnen en iedere keer één bij
te tellen, dus ging hij door 22, 23, 24 enz. tot 28,
om te eindigen met de woorden dat de kamen
den nu wel overtuigd zouden zijn, dat hij ga-
lijk had.
Wanhopig verlieten zij de kamer om