ROMMELKRÜID. DE JONGENS VAN DEN MOLEN. 62 bladzijden en geeft 34 afbeeldingen. Uit den inhoud doe ik een greep: Oorsprong en ge schiedenis van de roos. Plan van een tuin met afzonderlijk rosarium. Indeeling der rozen in groepen en beschrijving der soorten. Over kleur en plaats, roode, witte, gele, rosé rozen. Rozen voor groote alleen staande groepen; voor ran den en smalle rabatten; voor minder gunstig gelegen tuinen; die door geur uitmunten; de vermenigvuldiging der rozen; planting; snoei; treurrozen en klimrozen; ziekten en beschadi gingen der rozen. In een woord alles wat op het gebied der rozen bekend is, wordt aange geven. Een vriendelijk verzoek. Schrijver dezes is een verzamelaar van al bums. Hij heeft er al heel wat bij elkaar kun nen zoeken, maar zou zijn collectie nog wel wat uit willen breiden. Daartoe doet hij een beroep op de vriendelijkheid van de lezeressen dezer rubriek om tot dat doel te geraken. Wie plaat jes over heeft of ze verzamelen wil, zou mij er een groot pleizier mee doen, oa. Van Verkade's koek, van Baan, Terweem en Keg; plaatjes van Maizena. Echter alleen op het gebied van vlinders, vogels, bloemen, dorpen en steden. Bij voorbaat dankend, K. VAN KEULEN. WAAR KOMEN DE KINDEREN VANDAAN? Het blijft altijd een penibele kwestie, als er .een broertje of zusje geboren wordt, antwoord l te moeten geven op de nieuwsgierige vragen van jonge kinderen, waar het pasgeboren broer tje of zusje vandaan gekomen ia De meeste ouders schrikken ervoor terug het juiste ant woord te geven Vandaar, dat men van oude her naar antwoorden gezocht heeft om nieuws gierige kinderen te bevredigen. Bij de groote verscheidenheid dezer ant woorden in verschillende streken treft men deze gelijkheid aan, dat zij doorgaans aanslui ten bij oude heidcnsche voorstellingen van de woonplaats der ongeboren zielen. Dit mytho logisch verband verklaart ook, hoe mogelijk is, dat men hij verschillende volken dezelfde antwoorden op de lastige kindervragen terug vindt l DV HET BAD. 'a Morgens, vóór dat moeder Bobbie haalt uit bed, Wordt de groote badkuip Voor hem klaar gezetl Bobbie vindt het heerlijk, Stapt zijn bed uit! Gauw! Moeder zei hem immers: t Water wacht op jou. En bij plast en spartelt Met z*n beentjes rond. Moe zegt: Ga je gang maar, Water is gezond! En als Bobbie klaar is, Zien x*n wangen rood. „Dat is fijn, he Bobbie? Zoo wordt Bob juist grootl" Vervolg. „Nu de hoek om**, zei Oom, „deze straat door en dan zijn we op het Spui!** De voorstelling, die bet meest gegeven wordt is dat de ooievaar de kindertjes brengt. Het is vrij zeker, dat deze voorstelling, die vóór de 19de eeuw in ons land nog niet bekend was, van Duitschen oorsprong is. De ooievaar pikt moeder tevens in het been, waardoor voor de kinderen vorklaarbaar wordt gemaakt, dat moeder een tijdlang te bed moot blijven. Heel wat oude kinderversjes wijzen op den ooievaar als kinderbrenger. Zoo b.v. uit een bundel .„Liederen en Gebeden" van Matth Claudius. Daar spreekt een kind op oogen- blik, dat er een kleintje geboren wordt tot zich zelf: Nu brengt ons de ooievaar meteen Een broertje, kleiner nog dan kleen, En bijt mama een gat in t been, Zoo deed bij wel eens meer.... Mama is bang en vol bezwaar; Ik bid u, goedige ooievaar, Doe haar niet al te zeer! Ha, ha! daar komt papa al aan, Nu is het zeker doorgestaan; Maar hoe, papal uw oog bekreten! Heeft de ooievaar ook u gebeten? De plaats, waar de ooievaar de kindertjes vandaan haalt, is natuurlijk de kikkersloot Andere rijmpjes, die men hier en daar door kinderen hoort opdreunen, bewijzen wel, hoe goed de ooievaar als kinderbrenger staat aan geschreven. Hier volgen er een paar: Ooievaar, lepelaar, Breng mijn moeder een kindje maar. Ooievaar, Lepelaar, Takkedief, Ooievaar heeft de kindertjes lief. Uiver, uiver, piclepoot, Breng een kindje in moeders schoot, Ooievaar, klep, Met je langen bek, Met je lange pooten Ga je over slooten, Ga je over H huis: Breng me een broertje of een zusje thuia Maar in de provincie Groningen denkt men En na vijf minuten stonden ze voor ooms huis. Hij woonde boven een sigarenwinkel. Toen de jongens en vader boven waren gekomen, en tante begroet hadden, zei oom: „Ga nou maar eens gauw zitten de jongens maar voor t raam dan kunnen ze eens uitkijken, want er ia heel veel te zien!" Terwijl Tante voor allen een kopje thee met een koekje inschonk, (dat koekje legde ze er naast, hoor!) zaten de jongens te genieten van het mooie uitzicht, dat ze hadden. Elk ©ogen blik snorde er een tram voorbij. „Vijf lijnen van allebeide kanten", zei Henk. „Wat is 't bier druk", zei Jan.' En dat was ook zool Trams, autobussen, auto's, vrachtwagens en fietsen zonder tal gin gen elk oogenblik voorbij. En de stroom hield maar nooit op. „Gebeuren hier nooit ongelukken, oom?" vroeg Henk. ,Heel weinig," zei oom. „Ik heb er nog maar twee gezien, zoolang als we hier nu wonen, en dat is nu al een maand of negen. Ik heb een motorfiets zien slippen, maar dat kwam door de gladheid; en ik heb een motorfiets met zij span zien kantelen. Dat was de schuld van den berijder. Je moet eens kijken", vervolgde oom, zoo goed niet over den ooievaar, die daar ook niet de kinderbrenger is. Daar zingt de jeugd: Aiber, aibor, langpoot Slat zien aigen kind er dood. In Noord-Holland, en speciaal in de Zaan streek, zegt men dat de kinderen uit den wa termolen komen. Van oudsher was het de mo len „*t Leven" te Zaandijk, die genoemd werd als de plaats, waar de kinderen vandaan ko men. De molen „'t Leven" is er nie t meer en vervangen door de stoommachine, maar de wa termolen leeft nog voort in den volksmond. In Koog aan de Zaan komen de kleintjes uit het Pinksternakeltje, een watermolen aan de Poel, op het zoogenaamde Kalf, een deel van Zaandam en tegenover de Koog. Ook in de Wieringerwaard is de watermolen de plaats waar de kindertjes vandaan komen. Maar de windmolens zijn allang vervangen door stoomgemalen. En daarom zegt men te genwoordig, dat ze uit het „watermezien" ko men. Dat de moeder eenigen tijd te bed blijft ver klaart men in de Zaanstreek door te zeggen, dat zij in een spijker getrapt heeft. Op andere plaatsen vertelt men het weer anders. De kinderen komen uit een hollen boom, uit het riet, uit een put, onder een steen vandaan, uit bet water, of ze worden door den dokter, door de vroedvrouw, gebracht, bij een boer of in den winkel gekocht, enz. In Engeland antwoordt men gewoonlijk, dat moeder het kindje in den winkel gekocht heeft. Het is bekend, dat Engeland het land ia van de coöperatieve beweging Er wordt wel eens op de Engelsche verbruikscoöperatie afgegeven, omdat de dividendjacht daar hoogtij viert. En als bewijs daarvan geeft Gharles Gide het vol gende verhaal: In een Engelsche arbeidersfamilie wordt een zusje geboren: Toen een ouder kind uit school thuis kwam, zag het klein zusje onverwacht. En toen het kind op de bedeesde vraag, waar het zusje vandaan kwam, het gewone ant woord van den winkel ontving, volgde onmid dellijk de opmerking: „Waarom heeft moe het niet bij de coöperatie gekocht? We hadden dan een flink dividend bovendien gekregen." Naast het verhaal van den ooievaar is zeer algemeen, dat de kinderen uit de kool komen. Als bewijs, hoe algemeen deze voorstelling is, willen we een paar voorbeelden geven uit de literatuur. 1 „naar de huizen aan de overzijde. Die staan allemaal leeg, zie je wel? Binnenkort worden die afgebroken en dan komt daar een breeds weg." „Wat zult u dan een mooi uitzlchi hebben, oom", zei Jan. „Ja", antwoordde oom, dan kijk ik ver wegl" „En wat willen jullie nu, dat we doen?' vroeg tante. „Vanavond thuisblijven, of de stad wat gaan bekijken?" ,.I>e stad inl" riepen de jongens als uit één mond. Stel je eens voor, thuisblijvenI Dat kon den ze op hun dorp ook wel. Neen, wandelen en mooie winkels zienl Fijn! „Vindt vader het goed?" vroeg tante. „Ik vind alles goed", zei vader. „Mooi! Dan zal ik nu eerst voor *t eten gaan zorgen. Over een uurtje gaan we eten. Jullie kitnnen dan je handen even waschen, je wat afborstelen, want dat zal na zoo'n groote reis wel noodig zijn", zei tante. „Ga maar eens mee, dan zal ik jullie even je slaapkamer wijzen I" Wordt vervolgd. In de „Gedichten van den Schoolmeester" vindt men onder anderen, „Do boterham en de goudzoeker", waarin de volgende regels voorkomen: Maar toen er nu weêr om zijn boterham Opnieuw een product uit da bloemkool kwam, Toen bromde mijn vader: „Wel Heerejeel Daar is nummer vijf! Wat doe ik er mee? In een boek uit het begin van de vorige eeuw staat deze passage: „De man werd op de bui tenplaatsgeboren, ja, kroop uit de kool, die zijn vader zijn moeder gestoofd bad, en was tuinmansjongen, toen beide stierven". En ten slotte zien we op de bekende Bra- bantsche kinderprent van Klein Duimken een kool, waaruit Duimpje te voorschijn springt, terwijl zijn moeder hem grijpt. Het rijmpje on der de prent luidt: Klein Duimken, uit een kool gekomen, Wordt van de moeder aangenomen. M. ZOO DOOP ALS EEN KWARTEL. Iemand, die een zeer slecht gehoor heeft, noemt men zoo doof als een kwartel. En toch is de kwartel allerminst doof De vogelvangers die op kwartels jacht maken, weten dit best. En toch berust de uitdrukking op het volks geloof, dat de kwartel doof is. Hoe deze onjuiste meening ontstaan is? Ver schillende verklaringen worden er voor gege ven, waarvan we een tweetal, die o.i. het meest aannemelijk zijn, hier weergeven. Het is een bekend feit, dat een kwartel, die in angst verkeert, onbeweeglijk op den grond blijft zitten. Wat er ook gebeurt, de vogel blijft zitten: geen geweerschot zal hem doen opvlie gen. Geen wonder dus, dat men oudtijds, toon natuurstudie nog in de winselen lag, ging den ken, dat het dier van al het lawaai niets hoorde Een andere verklaring van zijn doofheid be rust op het zeer doordringende geluid, dat het dier geeft. Dit werd in verband gebracht met de on slandigheid, dat doove menschen ook altijd heel luid spreken, omdat zij meenen, dat dit noodig is om zich verstaanbaar te maken. Zelf hocTen zij hun stem immers niet en daarom zijn zij altijd bang, dat anderen het gesprokene ook niet hooren. Ook is het een algemeen verspreide volks- roeening, dat de prijs van het koren afhangt van het aantal malen, dat de kwartel achter ellaar slaat Men vindt deze voorstelling in Frankrijk, Zwitserland, Duitschland en ook in ons land, vooral in de Oostelijke provinciën. Zco vaak de kwartel na elkaar roept, zooveel gulden zal een schepel rogge koeten, zeggen de boeren. Het is merkwaardig, zooveel waanvoorstel lingen er speciaal in de afgelegen boerenstre- ken nog heerschen. Maar vroeger was dit nog veel meer bet geval. En die volksvoorstellingen zijn in verschillende zegswijzen en spreekwoor den bewaard gebleven. Op dezelfde djze zijn ook te verklaren: Zoo doof als een ekster, zoo doof als een snip en zoo doof als een ulk (is: bunsing). M. DACTYLOSCOPIE. Dezer dagen is gemeld, een tapijtdiefstal uit het kasteel van Versailles te Parijs, en hoe gauw die eene dief gepakt is, waarna de andere zich bij de politie meldde. Het is de moeite waard, te vertellen, dank zij welk stelsel de ge rechtelijke identiteitsdienst der politie-prefec- tuur er zoo spoedig in slaagde, de hand op den schuldige te leggen. Men weet, dat hij zijn vin- ger-teekening achtergelaten had Hij zelf was de eerste, te betreuren, geen bandschoenen bij dat akkevietje aangehad te hebben. De afdruk van vier vingers eener hand was ontdekt. Aan de prefectuur zijn er niet minder dan 40 millioen gerangschikt, over vier millioen fiches verdeeld. Drie dagen waren voldoende om den heer Ballay, directeur dier afdeeling met volstrekte beslistheid te laten zeggen: de dief, wiens vingerafdruk we hebben, heet Prosper Charles. Het procédé is in zijn uitkomsten onfeilbaar. Het onderzoek begint met den gevonden afdruk te laten clicheeren. Bekend is, dat ieder, die met de justitie te stellen heeft, het oppervlak zijner -10 vingers aan den palmkant moet af drukken. De verschillen in de onderlinge ver houding der voren maakt de klasseering in vijf vormen mogelijk, welke weder worden on derverdeeld. Voor hetzelfde individu hebben die onderverdeelingen op de 10 vingers betrek king. De handen van eenzelfde type vormen ©en groep, die met geen andere te verwarren is. Al dus vernauwt zich de kring der naspeuringen Bovendien levert de vermoedelijke leeftijd: van den dader een persoonlijken factor. In dit ge val meende men te doen te hebben met een stevigen jonkman. Dies wendde men zich in do eerste plaats tot de reeks der boosdoeners van tusschen de 25 en 30 jaar. Deze bestaat uit 11000 fiches. Bij 't begin van het onderzoek wordt dus ondersteld, dat de betrokkene al met de poli tie kennis heeft gemaakt. De lezing van die fiches bestaat uit het tel len van 't aantal groeven, die een bepaald punt scheiden, en wel het midden der spiraal lijnen van den duim en een ander punt, dat een soort delta uitmaakt in de ontrolling der krullen, hetwelk wisselend is. Een onderzoek met het vergrootglas zou te lang en te ver moeiend zijn. De heer Ballay bedient zdch van een toestel, dat de afdrukken zeer vergroot op een scherm werpt, hetgeen de lezing in enkele seconden mogelijk maakt De Temps vertelt dat de ambtenaar, belast met deze nauw luiste rende taak, welke een gestaag gespannen aan dacht eischt, aan zijn vier duizendste fiche toe was, toen hij tegen zijn chefs zei: ziedaar eene, die wel de goede kan zijn. En als twee individuen dezelfde hand gehad haddenDe natuur herhaalt zich niet. Een en dezelfde afdruk toont 50, 100 of 200 karakte ristieke punten, waarmee rekening dient te worden gehouden De kans, dat twee menschen volkomen dezelfde formatie van vingerhuid hebben, is één op 64.000.000.000. De aarde wordt nog niet door 1.600.000.000 menschen bewoond. De „dactyloscopie" vervangt meer en meer het oude anthropometrische stelsel, waarvan alleen de kern bewaard blijft Toch is ze niet nieuw. In het Oosten, vooral in China, was ze bekend 'Sir William Herschel, ambtenaar in Indië, gebruikte ze 't eerst als handteekening. De Engelschman Galton maakte ze aan de we tenschap dienstbaar. In Frankrijk werd! ze aan genomen, ten tijde dat Bertillon den anthropo- metrischen dienst leidde. HET AFNEMEN VAN STROOM UIT HOOGSPANNINGSLEEDINGEN. Het is helaas niet mogelijk hoogspannings leidingen onderweg af te takken, om stroom in kleine hoeveelheden af te nemen, zooals wij dat hij het laagspanningsnet algemeen doen. De wissel- of draaistroom staat in deze leidingen, die van een krachtcentrale meestal over zeer verre afstanden naar de plaats van stroomver bruik voeren, onder de hooge spanning van ÏOU.OOO Volt en meer en kan niet direct ge bruikt worden voor verlichting of voor drijven van motoren, doch moet met behulp van trans- frmatoren in stroom van lage spanning wor den omgezet. Alleenstaande woningen en kleine huizencomplexen kunnen dan ook meestal geen stroom krijgen, al voert de hoogspannings- leMing er vlak langs, daar het plaatsen en on derhouden van een transformatorinrichting voor zulk een gering gebruik, veel te kostbaar zou zijn. Ook het electrisch verlichten der lei dingen en masten, bij het kruisen van kanalen en rivieren of bij bruggen, is niet uit te voeren, indien geen laagspanningsnet in de onmiddel lijke nabijheid is. Men heeft nu echter kort geleden een ma nier gevonden, volgens welke op een eenvou dige, veel minder kostbare wijzev toch. stroom uit de hoogspanningsleiding genomen kan wor den, een methode, die voor de praktijk vele voordeelen biedt en goede vooruitzichten heeft* Zij komt, in het kort, op het volgende neer. Om elke draaistroomleiding, die onder span ning staat, ontstaat een draaiend electrisob veld; brengt men in dit veld een geleiddraad, die evenwijdig aan de draaistroomleiding ver loopt (er natuurlijk van geïsoleerd is), dan ver krijgt deze draad, „koppelgeleider" genoemd, een spanning tegenover de aarde. Verbindt men nu den koppelgeleider met de aarde, dan zal over den daarbij gebruikten weerstand een stroom vloeien, welks spanning afhankelijk is van de spanning, in de draaistroomleiding, van de lengte van den koppelgeleider en van nog toenige factoren. Deze naar de aarde afvloeiende ei room is ook een wisselstroom, zelfs van tame lijk hooge spanning, die echter met een kleinen, eenvoudigen transformator op gebruikssp&n- ning omgezet kan worden. De eerste proefne mingen hebben volkomen voldaan en zullen op grooter schaal herhaald worden. DE CITROENINDUSTRIE. De voornaamste producent voor citroenen is Sicilië en de geheele welvaart van dit eiland hangt af van de citroen en de producten, die eruit verkregen kunnen worden, Enkele cijfers helpen het best om dit aan te toonen. Jaarlijks werden er (in de laatste tien jaren) pl.m. 430.000.000 Kg. citroenen geoogst, terwijl het to tale gewicht van den oogst aan sinaasappelen, mandarijnen, bittere sinaasappelen (grondstof voor marmelade) en cederappels (grondstof voor sucade) niet meer dan een vierde van dat ge wicht bedraagt, en de waarde dier vruchten met de eruit bereide producten in 1920 op onge veer 200.000.000 lire geraamd werd. Slechts ongeveer een derde van de productie der citroenen wordt in t binnen- of buitenland geconsumeerd, terwijl de rest in een 200-tal fa briekjes verwerkt wordt, zoodat men dus te recht van een citroenindustrie mag spreken. Men rekent dat in totaal 20.000 HLA. met ci- troenboomen beplant zijn, die in aantal ge raamd worden op meer dan 8.000.000 en die meer dan 3.500i000.000 vruchten opleveren. Na den oogst worden de beste vruchten be stemd voor den export en de rest gaat naar de fabrieken, die dus tegelijk dienst doen als een soort van buffer voor den handel. In de fabrieken snijdt men de citroenen in tweeën en met een speciaal gebogen mes snijdt men het geheele vruchtvleesch eruit. De schil wordt met de hand geperst en afgewischt met een spons, die de bekende aetherische olie op zuigt om ze later door uitpersen weer af te ge ven; deze olie speelt in den handel der aethe rische oliën een vrij groote rol. Ook wel wordt de schil in peteel ingelegd en geëxporteerd om tot „snippers" gecandeerd of in marmelade vei: werkt te worden. De binnengedeelten der vruchten worden fijn gemaakt en in doeken (b.v. van cocosweefsel) geslagen, om onder schroef- of andere persen uitgeperst te worden. Het opgevangen citroen sap laat men een tijd staan, waardoor een soort gisting verloopt, waardoor eiwitachtige stoffen neerslaan en men een heldere vloeistof overhoudt, die slechts 50 gram citroenzuur per liter bevat en dus zeer duur zou zijn om te transporteeren. Vandaar dat men in het alge meen ertoe overgaat het ruw sap te concentree- ren of er langs chemischen weg citroenzuur uit te bereiden. Het concentreeren gebeurt door verwarmen, zoodat de massa inkookt tot onge veer een achtste gedeelte. Men krijgt dan een donkere atroopachtige vloeistof, die gefiltreerd wordt om in groote vaten geëxporteerd te wor den. 120 Kg. citroenen (de aldaar gebruikte een-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1923 | | pagina 8