OE JONGENS VAN DEN MOLEN. behoefte gevoeld, zoodat men heden ten dage nog het best de tooverij kan bestudeereni bij de pelsjagers in Noordl-Amerieka en Siberië. Zij voelen -zich het meest afhankelijk van wat wij zouden noemen natuurkrachten. Dan komen de herdersvolken, daarna de landbouwende volken. Zoo is er bij d!e voortschrijdende ontwikkeling een afname van ioovergeloof te constateeren. Maar t' heeft lang geduurd, vóór het gros der menschen zich aan dat bijgeloof heeft weten te onttrekken. En wie weet, welke groote rol het geloof aan toovermogel ijkheden in het onder bewuste van den mensch nog heden ten dage «preekt. M. OEHOE, De Oehoe, of ooruil da de grootste onder die uilen, en kan tot 77 c.M. lang worden. De kleur is van boven donker geel en zwart gevlamd. Een merkwaardigheid is, dat de veeren boven de gehooropeningen oorachelpvormig uit ge groeid zijn. De Oehoe is die eenige schadelijke onder de uilenfamilie. Hij is een geducht roo- ver, leeft hoofdzakelijk van vogels, muizen en ratten, maar ziet er ook niet tegen op grootere dieren aan te vallen, zooals hazen, konijnen, reekalfjes enz. In ons land komt hij niet voor, hi| leeft in boschrijke streken, bij voorkeur daar, waar de natuur nog ongerept is. De groote eenzame bosschen in Rusland, Zweden en Noorwegen zijn zijn geliefkoosde verblijfplaats. Maar met de toenemende ontbosschtng is het er voor de zen grooten uil niet gemakel ijker op geworden zich te handhaven. De voortschrijdende cul tuur heeft den vogel steeds verder gedreven, zoodat het aantal oehoo's niet hijster groot meer is en de vogel geheel uitgeroeid dreigt te worden. Hij leeft in voortdurenden strijd met alle an dere vogels, die den nachtelijken roover vree- zen als geen anderen, maar hem ook indien hij zich per ongeluk overdag vertoont van alle kanten aanvallen en hem al omzwermen de trachten tie bijten. Deze omstandigheid beeft de vogelvangers aanleiding gegeven een opge zetten Oehoe te gebruiken om de vogels te lok ken. t 5. Een deel van de fiets. 0. Een vlaktemaat. 7. Een medeklinker. De rijen kruisjes geven dezelfde provincie te lezen. 1 3. Het geheel bestaat uit 15 letters en 4 woorden en is een gezegde, dat we de laatste dagen veel gehoord hebben. In zomerdagen zien we dikwijls des avonds een 1091—64 boven de weilanden) zweven. De 11—212 vormt een groot gedeelte,van de grens van ons land. Kinderen, die 8—7—3—13—1415 doen iets heel loei ijks. Waarheid gaat bovenal! Blijft nog over nummer 5, die nu gtemaikkelijk te raden is. Oplossingen zenden naar L. Roggeveen, Spul 97, den Haag. Vervolg. Met een gevoed, dat er iets bijzonders aan de hand was, werd Henk Zondagmorgen wakker. Eerst keek hij eens slaperig in het rond en zag toen, dat hij niet in zijn eigen bed lag"- "Doen pos herinnerde hij zich, dat hij bij zijn oom en tante uit logee ren was. Zijn broer Jan sliep nog rus tig naast hem en ook in het ledikant waar zijn vador sliep, was ook nog geen beweging te be speuren. In het diepst van het bosch houdt hij zich overdag schuil in een hollen boom of andere donkere schuilplaats, want het licht is voor zijn nachtoogen te hel en te verblindend'. Maar zoodra de duisternis valt komt er beweging in den roover, die een bijna onverzadigbaren hon ger heeft. Dan beeft het gamsche vogelkoor in het bosch voor den geduchten vijand. Als hij langen 'tijd1 niet gelukkig is geweest met zijn vangst, wordt zijn moordlust steeds grooter. Vogeltjes, muizen, ratten, eekhoorntjes, hazen, konijnen, hertekalfjes, zelfse marters, en roofvo gels als de adelaar zijn niet veilig voor zijn, scherpe klauwen en harde puntigen snavel. Ook slangen durft hij aan en soms zelfs weet hij een vos op sluwe wijze van achteren te be springen, en hem met zijn krachtige klauwen zoo te bewerken, dat de diood van den vos het einde is. Ook den adelaar moet hij onverwacht en van achteren aanvallen, wil hij kans heb ben den krachtigen dagroofvogel te overmees teren. Bij al zijn strijd heeft hij naast zijn geduchte klauwen en scherpen snavel nog dit voor, dat hij zijn veeren wijduit kan zetten, waardoor menige aanval met klauw of snavel van zijn tegenstander verloren gaat in een donzen bed. Hierdoor is het ook mogelijk, dat hij soms zon der schade tamelijk gToote en giftige slangen weet te overwinnen. Eeni slang wordt door hem ook weer plotseling met de klauwen beetge pakt. waarna hij zich met zijn buit in de luebt verheft. De bedoeling is zijn prooi vani eer groote hoogte op den harden bodem te pletter te laten vallen, maar met een slang lukt dit niet zoo gemakkelijk. Deze kronkelt zich om zijn pooten, tracht zdch om de vleugels te win den en probeert zijn tegenstander met haar gjfttanden een doodelijke wonde toe te bren gen. Maar meestal gelukt het de slang niet, want de slangenbeet gaat zoo gemakkelijk ver loren in het wijd uitstaande donskleed. Is de slang eindelijk dood en zoo gaat het ook met de andere gevangen dieren dan ver dwijnt ze in het wijde keelgat van deni gulzi- gen slokop. Het is onbegrijpelijk, hoe veel en hoe vlug alles daarin verdwijnt. Niets is den grooten schrokker te hard of te scherp. Geen beentje laat hij over. Zelfs egels en stekelvar- „Hoe laat zou het zijn?" vroeg Henk bij zich zelf. Het was nog niet heeleaal licht In de slaapkamer. „Misschien ongeveer half acht," dacht Henk verder. Toen schoot hem opeens te binnen, dat zijn tante gezegd1 had, dat hij vah- uit het slaapkamerraam op de klok van de groote kerk kon zien, hoe laat het waa Gister avond hadden ze het ook nog gezien. Voor zichtig klom hij zijn bed' uit en sloop naar het raam. Jawel, het was kwart voor achten. Toch later dan hij dacht. „Wat doe jij daar?" hoorde Henk opeens achter zich vragen. Verschrikt keek hij om en zag, dat ook zijn vader al wakker was, en hem lachend aan keek. „Ik keek hoe laat het was. vader", antwoord de Henk. „En hoe laat is het dan?" „Kwart voor acht", zei Henk. „Zullen we op staan?" „We kunnen nog wel een poosje blijven lig gen", zei vader. „In de stad slapen de meni schen veel langer, dan op die dorpen. En boven dien is het Zondag vandaag. Dan blijven de Ste delingen nog graag een extra half uurtje Ifig- gen. Als we om half negen opstaan en tegen negenen beneden kwomen, is het vroeg genoeg. Ga dus nog maar een poosje onder de dekens." Henk deed 'het, maar zijn slaap was voorhij. Hij lag maar heel stil, om Jan niet wakker te maken. Om zich niet te vervelen, teldie hij de bloemetjes in het behang. „Net, of ik ziek ben". kens verdwijnen in zijn keelgat met huid en.-- stekel. Zoo leeft onze Oehoe in de uitgestrekte bos- schen van Noord-Europa. Maar met de toene mende civilisatie wordt zijn terrein steeds meer begrensd. De bosschen verdwijnen en het aantal van deze uilen vermindert daarbij in evenredigheid. Ook maakt de mensch ijverig jacht op den prachtvogel, op zijn eieren en op zijn jongen. Dit maakt het gevaar voor uitster ven nog grooter. De museau en de particuliere liefhebber-verzamelaars vragen naar hem, naar zijn eieren, ook al uit vrees dat over een aan tal jaren er geen aankomen meer aan is. Geen wonder dus, dat de groote uil den mensch als vogelvanger en eierenzoeker het meest haat. De dieren van het veld, de vogels in de lucht, de roofmarters in de boomen, hij vreest ze niet. Maar voor den men9ch is hij bang. Die beschikt over middelen en listen, waartegen hij niet opgewassen is. Met zijn klimijzers weet hij de toppen der hoogste boo men te bereiken om de eieren of de Jonge vo gels weg te halen, met zijn geweer weet hij den ouden vogel neer "9 leggen. Toch is 't voor dan noatvers .oorder niet zon der gevaar het nest te naderen, als een der ouden er op zit. De onversaagdheid van den Oehoe is van dien aard, dat hij dan niet zonder tegenstand zicjh z'n eieren of jongen laat afne men. Hij weert zich goiucht met klauwen, snavel, en vleugelslag, zoodat menige eierzoeker de sporen ervan op zijn gezicht draagt. Maar de vogelvanger is ook hierop voor bereid. Hij heeft een fleschje met ammoniak bij zich en deze bedwelmende vloeistof ie spoe dig over den razenden u!i. uitgegoten, waarna de eieren of jongen zonder moeite gepakt won den en ook de oude vogel als buit wordt mee genomen. De musea of de particuliere verzamelaar, zij zijn. weer rijker geworden. Maar weldra zal de tijd daar zijn, dat men tevergeefs zoekt naar den grooten sterken niets-oatzjenden roover. En de natuur is weer een graad armer gewor den. M, HOUTEN BUIZEN. Het gebruik van houten buizen, oorspron kelijk een Amerikaans che vinding, schijnt dacht hij. Toen hij tot zevenden-negentig geteld had, was hij de heele zijwand langs geweest. Toen ging hij naar buiten liggen kijken. Nu kon hij de kerk niet zien, maar wel de schoonstee- nen van een meubelfabriek, die naast het huls van oom Stond. En ook nog een stelletje daken, van andere huizen. Plotseling liep er een groo te grijze kat langs het raam. Henk schrok even, „Vader, kijk eens", zei hij zacht „Ja, ik zie het", antwoordde vader. Henk ging zitten, en door deze beweging schrok de poes en ging er van door. Maar tegelijkertijd werd ook Jan wakker. Evenals Henk keek hij ook verwon derd om zich heen, maar hij scheen nogal gauw te begrijpen, waar hij was. „Zullen we nu maar opstaan?" vroeg Henk. „Kijk eerst nog maar even op de klok", zei vader. Vlug wipte Henk voor de tweede maal zijn bed uit en ging naar het raam. „Vijf minuten voor half negen", zei hij. „Nu dan zullen we maar opstaan", zei var der. En zoo deden ze. In de kamer onder hen hoorden ze gestom mel. „Oom en tante zijn ook al op", zei Jan. Na een poos waren ze aangekleed en gingen naar beneden. Oom zat bij de kachel een sigaar te rooken, terwijl tante voor het ontbijt zorgde. Wordt vervolgd. voor allerlei doeleinden meer en meer ingang te vinden. Zij worden gemaakt in elke grootte zelfs tot een middellijn van 4 M. De wand van de bulzien bestaat uit een aan tal duigen die zoowel ln- als uit wending be werkt zijn volgens den straal van de buis, ze worden door een omwikkeling; van draad of rond ijzer bij elkaar gehouden Het dicht ima- ken der buizen volgt vanzelf door het zwellen van het hout, evenals dit bij een kuip of ton het geval is. Bulzen van 560 c.M. middellijn worden in de fabriek in gedeelten van 46 M. lengte vervaardigd en aan de buitenzijde met *n bitumineuze zelfstandigheid bestreken Voor buizen die niet aan hoogen druk zullen wor den blootgesteld is het eene buiseinde als pen, het nadere als mof uitgedraaid. Bij buizen voor grooteren druk worden moffen over de verbindingen geschoven die eveneens spiraal vormig ontwikkeld zijn en met ijzeren beugels versterkt. Het gewicht van dergelijke buizen in kilo grammen komt vrijwel overeen met den dia meter in centimeters; zoo heeft b.v. een buis van 30 c.M. diameter een gewicht van 26 Kg. per M. De buizen worden gemaakt tot een druk van 15 atmosferen. Buizen van meer dan 60 c.M. middellijn worden zonder eigenlijke stuiken doorloopend opgebouwd. Zij worden niet aan de fabriek doch ter plaatse opgesteld en in elkaar gezet op steun jukken vani ijzer, beton of hout, die gelijktijdig tot formeelen dienen voor de benedenste helft van1 de buis, terwijl voor het bovenste gedeelte de formee len bestaan uit eenvoudige schenkels. De dui gen die alle van hetzelfde profiel hebben, grij pen dan om den anderen over hun halve leng!- te in elkaar. Om de stulknadlen der duigen dicht te krijgen, worden deze met deuvels ln elkaar gewerkt De duigen worden bij elkaar gehou den door spanningen van rondijzer. en span- schroeven. De groote buizen worden om graaf werk te sparen meestal niet onder doch op den grond gelegd. De grootste tot nu toe ge maakte hebben een inwendigen diameter van 4.20 M. Een voordeel dezer buizen is om. het eenvoudiger en goedkooper transport ingevolge het geringe gewicht Een tweede voordeel is dat de dichtheid op den diuur niet zooals bij ijzeren buizen door roestvorming afneemt doch tengevolge van een zich op de buiswan- den vormende slijmachtige huid eerder toe neemt BESCHERMING VAN HOUT EN 8TOFFEN TEGEN VUUR. Om hout, ook doek en papier tegen vuur te beschermen, gebruikt men silicaat, en asbest- verven. Men noemt deze verven brandvrij. Doch niet alleen door verven, ook door impreg- neeren of drenken van hout in zekere vloei stoffen tracht men dit brandvrij te maken. Wanneer men een organische stof aansteekt,, dLw.z. aan te groote warmte blootstelt, dan ont wikkelt zij brandbare gassen, die in brand ge raken wanneer zij met de zuurstof van de lucht in aanraking komen. De hierbij ont wikkelde warmte bevordert een voortgezette vergas ping en de stof brandt onder warmte- en gasontwikkeilng verder. Het oppervlak van de stof verkoolt met 'het voortschrijden van het brandingsproces, en deze verkoling vormt een korst, die de onderste nog niet aangetaste lagen bescherm! Onder stijgende warmte-ont- wikkeling verbrandt dit verkoolde tot asch en de verbranding der sto fschrijdt snel voorwaarts Bij de keuze van drenkingsmiddelen gaven de ze waarnemingen de richting aan waarin' moest worden gezocht. Men heeft b.v. dóór middel van asbestverven getracht een laag te vormen die het proces der vergassing moest verhinde ren. Men kan op deze wijze wel hot in brand geraken vertragen, doch een krachtige weer stand kan niet worden verwacht Andere mid delen, b.v. ammoniumverbindingen streven er naar een gasvormige stof te ontwikkelen, die zich met het door de stof ontwikkelde gas ver mengt en de verbranding verhindert, het vuur verstikt Ten slotte past men nog een derde soort drenkingsmiddel toe, b.v. borax, dat bij de eerste warm te-ontwikkeling smelt en óen glazuur vormt, dat de toetreding der lucht verhindert en op de vergassing remmend werkt De drenkingsmiddelen waarmede men het meest succes heeft bezitten de eigenschap stik gassen en glazuren te vormen. Het begrip „brandvrij" sluit in dat een stof niet de neiging bezit vuur voort te planten. Door een vlam aangegrepen wordt de stof wel verbrand, door dat vergassing en verkoling op de beschreven wijze plaats vinden, doch wordt de warmte bron verwijderd dan zal de stof het vuur geen verder voedsel geven,, doch gebluscht worden. Om voor hout bruikbaar te zijn, moet een drenkingsmiddel bet hout niet wateropzuigend maken en bij bet verbranden geen gassen ont wikkelen, die het blusscben voor de brandweer gevaarlijk maken, de kleur en den glans niet 3chaden, metalen niet aantasten, de dikte van het hout niet noemenswaard verminderen, en het hout niet hard of met gewoon gereedschap moeilijk te bewerken maken. Een voor weefsels bruikbaar drenkingsmid del mag het weefsel niet stijf maken, geeni inr vloed op de kleur van het weefsel hebben en het moet herhaald wasschen kunnen verdra gen. Bij weefsels die met warme ijzers worden gestreken, mag het drenkingsmiddel bij die behande.ing niet verdampen. De voornaamste stoffen bij de vervaardiging van tegen brand beschermende middelen zijn waterglas, borax, aluin, fesfoorzure ammoniak, zwavelzure am moniak en gips. Het drenken zelf geschiedt of door bestrijking of dcor onderdompeling (impregneren). Het bestrijken blijft bij een uitwendige oppervlak tebehandeling en men mag daarvan dus geen eigenlijke onbrandbaarhedd doch eerder een vertraging in de verbranding verwachten. Zco dra do vergassing uit de onder het gedrenkte oppervlak iiggende lagen intreedt kan het hout verder branden, ook wanneer de vlam verwijderd ia Bestrijking zal echter in vele geva??en, b.v. waar het gaat om bestaande houten gebouwen, het eenige toe te passen middel zijn. De beste bestrijkingsmiddelen worden geacht te zijn: (3 G. Beaume), twee maal bestreken. Farrels vloeistof (Amerikaansch), waterglas (24 G. Beaume, waaraan eerst keu kenzout en dan natronloog is tegevoegd) as- bestoüebestrijking drie maal uit te voeren; Vlammendood van dr. Zeitler uit Neurenberg een ook tegen regen krachtig beschermend middel, Bij bet doordrenken van hout treden in de verschillende door patent beschermde metho den geregeld dezelfde stoffen op; fosfoorzure ammoniak, zwavelzure ammoniak en zwavel zure klei als hoofdbestanddeelen met bijvoe ging van stoffen die ertoe moeten dienen on gunstige bijverschijnselen op te heffen, b.v. aantrekking van vocht, neiging tot zwamvor- nring, enz. De behandeling van het hout om vat in den regel drie bewerkingen: de verdrij ving van de houtsappen, het inbrengen van. het drenkingsmiddel tot op zekere diepte en ten slotte het drogen na afgesloten drenking. Bij deze drenkingsmethoden wordt hout eerst met stoom behandeld, dan worden in een lucht ledige ruimte sappen en lucht uit het hout verwijderd en de Vloeistof onder druk inge perst, waarna het drogen plaats heeft Voor het drenken van stoffen wordt meestal zwavel- en -fosforzure ammoniak en borax in verschillende hoeveelheden toegepast Het bes te zou zijn de vloeistof in warmen toestand; in de stoffen te brengen. Op het gebied van brandvrij maken oa. ook van coulissen en andere theater jbenooddgdho- den ligt nog een ruim arbeidsveld open voor de brandbeschermingstechniek. N.R.Crt WINTERHANDEN. Vrouwen, die van winterhanden (of winter voeten) te lijden hebben* moet het volgende ouderwetsche middel, dat nochtans probaat ia, probeeren. Men neme 30 gram zuivere bijenwas rechte dus, die naar honing ruikt en niet de geheel of ten deele vervalschte, die zooveel ln den handel is) en raspe die in een kleinen pot Giet er Juist zooveel olijfolie (ook weer zuivere oleum olivarum uit de apotheek en geen „slar- olie") op, dat de was onder staat en zet den pot in den oven, zoodat de inhoud langzaam smelt Wanneer de ingrediënten goed dooreen- gesmolten en afgekoeld zijn, heeft men een zalf, die uitstekend' is voor winterhanden en -voeten. Bedek de pijnlijke dselen *e nachts met een doekje, 's ochtends zullen waarschijn lijk alle sporen van zwellingen verdwenen zijn, BIJ koud weer zal een beetje van die zalf, ge wreven op lichaamsdeelen die het gevoeligst zijn, de aandoening voorkomen. Een ander probaat middel om 's avonds de hand1 enmee in te wrijven, is een mengsel van gelijke deelen kamferspiritus en glycerine. Het moet een volkomen heldere vloeistof zijn. Heli nuttig effect van dat mengsel is veel groote® dan van elk van de middelen op zichzelf. Gevoelige handen moeten 's winters altijd met warm water gewasschen worden. De re den hiervan is, dat het warme water waarmee zij gewasschen zijn, veel sneller verdampt en de handen beter volkomen gedroogd kunnen worden. Er is niets schadelijkere voor winter handen dan ze in kouden en vochtigon toe stand aan de winterlucht of aan felle warmte bloot te stellen. l OUDE VISITEKAARTJES. In Frankrijk was reeds in de 17e eeuw het vlaitekaartje algemeen in gebruik. Dit) blijkt o, a. uit een sonnet van den Franschen dichter Bernard de la Monnoye. In den tijd van het Regentschap, de voorbode van de elegante Ro coco, trof ook het visitekaartje een staal der kunst Fijn voelende personen wilden aan hen, wien zij hun visitekaartjes deden geworden een bewijs geven van hun smaak en karakter. Zij vonden daarvoor teekenaars en graveurs bereid, een deel van de persoonlijkheid van den bezitter (en van den kunstenaar tevens!) in bun visitekaartje te leggen. Zooals wij dit nog met onze Ex Libris kennen. Beroemde kunstenaars ontwierpen zulke kaarten, Fragonard, Eisen, Moreau, Bartolozzl, Baffael Morghen, e. a. vervaardigden geillus- .treerde visitekaartjes. In Engeland vonden de geïllustreerde visite kaartjes eveneens ingang en zeer fraaie proe- von kwamen uit dit land tot ons. Bartolozzl sneed' fijne kaarten voor Sir Josua Reynolds, waarop naast puttoe ook allegorische vrouwen figuren voor kwamen, evenals bij Ilaliaansche graveurs. Zoo graveerde Bartolozzl naar een teekening van G. B. Cipriani een kaartje voor den boekverkooper Wilson, te Dublin, die op zijn kaartje ook rond zijn beeltenis de herin nering wilde wekken aan zijn boeken over „History, Poetry, Philosophy, Miscellaneas". Hiermede komen we al op ander gebied, Want Daast de kaartjes voor strikt persoon lijk gebruik werdon reeds tegen het einde der 18e en begin der 19e eeuw kaartjes gebruikt voor het handelsverkeer, maar ook voor louter verkoopobject. Er werden prentkaartjes ver kocht waarop de kooper alleen zijn naam be hoefde in te vullen, precies als bij ons met de prentbriefkaart Op die manier ging al meer en meer het ka rakteristiek eigene te loor en werd het naam kaartje langzamerhand in de 19e eeuw een

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1924 | | pagina 12