AUeieei Niens-
PRACHTIG DIK GEROOKT SPEK
Uitlevers i M.V, v.h. TRAPMAN CoXchagen
EERSTE BLAD.
Gemengd Nieuws.
DE GROOTE VLAM
Gebr. K weldam, Schagtn
gegaan- m u
Woensdag 23 Januari 1924.
SGHAOER
67ste Jaargang. No. 7371.
C0ÜRANT.
Dit blad ■verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. BIJ inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
tentiön nog zooveel mogelijk ln het eerstuitkomend nummer geplaatst.
POSrWBKENINO No. 23330. INT. TELEF no. 20
Prijs per 3 maanden fl.65. Losse nummers cent. ADVERTEN-
TlëN van 1 tot 5 regels fl.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno.
inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN
BISMARCK EN ZIJN DOKTER.
Het is de Rerlijnscke oorrespondent van de N.
R. Crt., die aan zijn blad meldt het overlijden van
Dr. Ernst Schweninger die lijfarts wm van den
grootan Bismarck gjedurende 17 jaar. Het is wel
3ens belangwekkend om bijzonderheden uit het
leven van Bismarck op te halen, die in nauw ver
band staan met zijn verhouding tot zijn geneesheer.
Uit den tijd, toen hij Pruisisch gezant te St.
Petersburg was, leed Bismarck aan een chronische
ader-ontsteking in het rechterbeen, een nawee van
een paardemiadel, hem toegediend door een Rus
sisch geneesheer, in wiens handen bij na een on*
beteekenend ongeval op jaoht, was geraakt. Bis
marck zelf vertelde dat hij een klein kwetsuur had
opgeloopen, 't welk de Rus met een vreeslijk scher
pen pleister had behandeld. Welk goedje net was,
wist hij niet, maar 't heele been was blauw ge
worden .en zoo vreaselyk opgezwollen dat van.
amputatie al ernstig sprake was. Daarvan had hij
echter niet willen weten en gezegd, dat hij dan
maar liever dood ging. Duitsche geneesheeren te
St. Petersburg hadden hem daarop. met inoeitö
weer opgelapt, doch het been was altijd ziek geble
ven ,en van tijd tot tijd kwam er weer ontsten
king in.
Bismarck was midden in de zestig, toen hij
onder Schweninger's behandeling kwam. Hij was
zeer zwaarlijvig geworden, leefde zoo ongezond
mogelijk ,at en dronk veel, nam geen beweging en
zag er ziekelijk uit met zijn gele gelaatstint. Zijn
zenuwachtigheid was angstwekkend, hij werkte nog
slechts bij nacht en moest zijn redevoeringen in
den Rijksdag, waar zijn tegenstanders als Windt-
horst en Eugen Richter hem stelselmatig met
„speldeprikken" kwelden, zittend uitspreken. Kort
om, de reus verkeordo lichamelijk in diep verval
sn dat maakte zijn vrienden en familieleden wan
hopig. Alle bekende geneesheeren te Berlijn wer-
ien op hem af gestuurd hij liet aanvankelijk brom-
nend een paar aan zijn lijf komen, maar volgdo1
ïun voorschriften niet op, want „daar had hij geen
jjd voor." Den volgenden wees hu de deur: hij
wou met die vervloekte pleisterhelden niets meer
uitstaande hebben. Zoo werd hij al zieker en zijn
werkkracht steeds minder,' vooral toen hij nog
chronische aangezichtspijn er bij kreeg, de z.g. tio
louloureux, die hem het spreken bijna onmogelijk
maakte en hem noopte zijn baard te laten staan,
die hij anders gewoon was zorgvuldig te scheren,
Hy begon er dientengevolge uit te zien als een
grijze zeegod, en ergerde zich daarover, hoewel hij
anaers niet ijdel was.
Toen kwam op een goeden dag. onverwachts
redding. Bismarck's tweede zoon Wilhelm, in de
wandeling Bill genoemd, leek uiterlijk veel op zijn
rader, letterlijk „bis auf's Haar", zooals het in hot
Duitsch heet, want ondanks zijn jeugd was hij even
iaal als de oude heer. Van jongsaf erg dik en tuk
>p lekker eten, als alle Bismarck's, behalve de
>ude mevrouw Johanna, leed hij als jongmensch
il aan jicht in een mate, die anders pas op ouderen
leeftijd na langdurig rijkelijk gebruik van zwaren
tot hu, vrijwel wanhopig, bij een jong geneesheer
I te Munchen aanklopte, me den naam had, wonder-
i dadige genezingen te kunnen verrichten. Het was
de 31-jarige dr. Ernst Schweninger. Hij stuurde
den jongen Bismarck om te beginnen naar een
Hongaarsehe badplaats en onderwierp hem toen
aan een vermageringskuur, die hem van het over
tollige vet en ook van zijn jicht afhielp en hem
zijn levensvreugde hergaf.
Vol verbazing zag de f
de oude Bismarck liet zich schoorvoetend bepraten,
het ook eens met dezen wonderdokter te probeeren.
familie het wonder aan en
Van heeler harte f
het niet, want hij was over-
ging het
tuigd, dat zijn lichaam tegen krasse medische
proefnemingen niet meer bestand was.
De eerste ontmoeting' van Bismarck met Schwe
ninger moet vermakelijk zijn geweest. Schweninger
was afkomstig uit de Opper Palts, waar de bevol
king den naam heeft nog bitser te zijn dan dt
Neder-Beieren. Ik hoorde eens een vriend van
den huize Bismarck vertellen hoe het was toege
gaan Schweninger betastte en beklopte bij 't
onderzoek den kanselier, danig en vroeg hem het
hemd van het lijf over zijn kwalen. Het gezicht van
Jupiter werd steeds dreigender en zijn antwoorden
ongeduldiger, tot hij ten slotte losbarstte: „Hou
nu maai- op met uw nuttelooze vragen, elke vee
arts weet zonder zooveel praatjes gauwer waar
hij zich aan te houden heeft", waarop do ander 't
heerlijk grof bescheid gaf„Of ik nuttelooze vragen
Stel "kan U. D. niet beoordeelen. Als ik veearts
was, zou ik heelemaal niets vragen, want een zieke
koe zou ten hoogste toch maar „boen!" antwoorden'
„Verduiveld", zei Bismarck later tot zijn zoon
Bill, „die dokter ia 'n buitengewoon onhebbelijke
kerel." Niettemin was Schweninger de .eerste, die
Bismarck imponeerde en wiens aanwijzingen de
oude heer stipt opvolgde. De uitkomsten waren
trouwens schitterend; er trad een ware verjonging
in. Het overtollige vetverdween, de veerkracht
herstelde zich, de kanselier kon weer gaan paard
rijden en wandelen, zijn zenuwen sterkten aan,
n hij kon op-
van zich af-
wijn etn vette gerechten bij jichtig,, naturen pleegt
yp te treden. Bill had alle mogef"
iere j
HHL._baden en an
kuren gevolgd om er af te komen, maar 't
had niet geholpen. De kwaal werd al pijnlijker,
FEUILLETON.
van OLTVER WADSLET,
vertaald door DICKT WAFELBAKKER.
„Is dat Uw auto, oom Charles? Er staat een
teemde man bij, die met Daphne staat te praten...
cal ik haar even roepen?" Daphne en Lord Robert
ïeerden zich om, Daphne wuifdo en beide kwamen
ïaar het venster. Toni keek naar Lord Robert.
„Wie is dat, oom Charles? O... ik herinner me
neens... Het is Lord Robert.." Plotseling viel er
'-en schaduw over haar gezichtje en de groote oogen
<£eken bijna bedroefd.
„Hoe ken je hem, Toni?" vroeg Sir Charles
verbaasd.
Ö- 110111 gezien.... dien eersten dag bij Tante.'
oir Charles nam ns'ii handjb in de zijne..... Lord
Robert en Daphne waren nu al heel diol
rekomen.
.„Toni," zei Sir Charles zachtjes. „Je moet nu
•iet meer om dien tijd denken.... Ik had zelfs go-
loopt, dat je alles, wat in die dagen gebourd is,
■orgeten was... al heel lang vergeten. Beloof me,
latUe,er nooit meer over spreken zult."
„Het is heel moeilijk om dat te vergeten," ant
woordde hot kind. „Maar... ik beloof U, dat ik
r heel erg mijn best voor zal doer."
Hord Robert en Daphne stonden
vroeg Schweninger
een professoraat aan de universiteit te Berlijn,
waar hij meende te moeten blijven om er con
trole op Bismarck te houden. Bovendien verlus
tigde hij zich bij voorbaat in de ergernis, die zün
benoeming tot hoogleeraar te Munchen zou wek
ken. paar had hij wat op zün kerfstok, dat zijn be
noeming zoozeer bemoeilijkte, dat de Pruisische mi
mi rus ter. van onderwijs on de medische faculteit
te Berlijn er zich aanvankelijk sterk tegen verzet
ten. Te Munchen had Schweninger n.I. een lief
desavontuurtje gehad, dat nog versch in het ge
heugen lag en als een soort vertelling van Boc-
coccio de ronde deed. Te Munchen woonde een
beeldmooie jonge weduwe,, op wier levenswandel
argwanendeverwanten streng toezagen. Zij bezocht
bijna dagelijks het graf van haar betreurden echt
genoot, waar de jonge dokterSchweninger haar
eens aantrof en later meermalen haar onstuimig
minnevuur stilde, tot een deugdzaam doodgraver
het paartje verrastte. Het fatsoenlijk kabaal, dat
te Munchen over 'fc weldra algemeen bekende
k 45 CENT PER POND,
bij afname van minstens 5 pond, bij
nieuwtje ontstond, was oorverdoovend en net. leefde
weer op toen er sprake was van Schweninger's
professoraat. De oude Bismarck stoorde er zioh niet
aan, hoe aangrijpend de Pruisische minister van
onderwijs hem de zaak ook voordroeg en welke
huiveringen de hoogste dames aan het hof ook
bevingen bij. de gedachte aan zulk een benoeming.
De oude keizer, die ten slotte ook in de zaak werd
gemengd., zat er wel wat verlegen mee, maar de
gezondheid van zijn eersten raadsman gaf den door
slag, en als de faculteit zich met de. benoeming kon
voreenigen zou hij die niet verhinderen. En de
faculteit schikte zich nu maar in het onvermijde
lijke en een der vermaardste leden erkende later:
„Wie weet wat we zelf in Schweninger's plaats als
jong man hadden gedaan."
In Schweninger zat ongetwijfeld iets demonisch,
dat hem nog op rijper leeftijd onweerstaanbaar
voor veel vrouwen maakte. Ook mannen kwamen
trouwens licht onder zijn suggestieven invloed.
Onder zijn toezicht moest Bismarck nu tot zijn
dood op streng .dieet en geregeld leven. Zün maal
tijden werden angstvallig gedoseerd, het menu
nauwkeurig vastgesteld, het gebruik van bier, wijn
en tabak gerantsoeneerd. Sigaren waren taboe, j
alleen de lange püp werd toegestaan en geregelde
klaarde Lenibaoh. Het grijflblauwllge oog was groot
en helder, maar Bismarck was gewoon de oogon
zeer wijd oip te slaan als iets hem strk Interesseerde
of als hij1 iemand) vlak in het gezicht zag. Dan' kreeg
de blik iets starends. I>e handen waren ongewoon
fijn en slank, de voeten sierlijk en voor de hooge ge
stalte heel klein. Allemaal teekenen van een goed
ras, terwijl de brave Bulenburg, zooala ik hem mij
herinner, een heel hoog nummer voor schoenen, en
handschoenen moet hebben gehad en wiens gezicht
allerminst die aesthetiecha ziel, die in hem woonde,
weerspiegelde.
Een trouwer vriend en nauwgezetter geneesheer
dan Schweninger had Bismarck onmogelijk kunnen
vinden, en al pruttelde hij1 ook vaak tegen den .af
schuwelijken dwarskijker", hij was toch zeer dank»
baar voor diens goede zorgen, Schweninger -ntem ook
blad voor den1 mond als Bismarck eens uit den
wilde springen, waartoe hij vooral bij de vie-
geen blad voor c
band' wilde springen, waartoe hij vo<
ring van zijn 80sten jaardag geneigd was. Ik zie den
enster.
aphne stonden nu voor het
iteren in
van de
"u 7 *99 buitengewoon gelukkig," legde Lord
vopert vroolijk uit, terwijl hij tegen Daphne lachte.
ontmoette Miss Daphne's ouders gist"
jonden en herkende haar onmiddellijk
>hotp, die haar moeder me liet zien."
-jj ï8;-^0611 ffoede photo van Daphne,'' zei Toni
jnmiddeU.uk. „'Photo's zün akelige, vervelende,
jommo dingen... Ze brengen altijd een soort uit-
looit hebti" J6 eeza je 111 werkelijkheid
Toen Sir Charles Daphne gezien had, begreep
U' onmiddellijk, waarom Toni zoo buitengewoon op
ïaar gesteld was. Daphne had blauw-gru'ze oogen
u ia,n^0„ zwarte wimpers en een menigte goud-
krullend haar. IIü herinnerde zich. hoe Toni
altijd van mooie dingen had gehouden.
nrT? sfcaPten niet zijn vieren in den auto. Toni ge
noot... oom Charles en Daphne waren bij haar, dc
twee mensehen waarvan ze het meest van alles
Lord Robert zat haar vanuit zijn hoekje tegen
over haar te bekijken. Hü had nog dezelfde opini
over haar, als toen hij Toni voor het eerst had ge
zien. Ze was volgens hem, nog niets opgeknapt,
maar was nog ontzettend geestig. Zo dronken thee
in een klein cafétje ver in het bosch en Toni
speelde de gastvrouw. Daphne vond het, zooals
heel veel mooie menschen dit voelen, maar had
er genoeg aan bewonderd te worden om haar uiter-
ly'k alleen.
Toni zelf was buitengewoon aantrekkelijk, dien
middag. Oom Charles vergat zijn vermoedheid en
liSkallee^
m Charles verg
_'t zat om haar verl
te Schateren. Voor eenige weken terug was Fane
Idag. üom Charles vergat zhn
Lord.Robert zat om haar verhalen en uitvallen:
was geweest, had Fane haar veel verdriet gedaan.
Ze had nog altijd gedacht aan het kleine broertje,
dat hü indertijd was en dat ze heel dikwijls in
bescherming had genomen. Ook had ze verwacht
dat hü wel eens naar haar verlangd zou hebben en
haai- gemist had, maar van dit alles was niets
het geval. Fane was eem groote, slanke, jongen
geworden met een correcte scheiding in zün licht
blond haar en hü had een gemaakte spraak gekro
gen. Later vertelde hü haar, dat het bezoek hem
buitengewoon was meegevallen, omdat hü zoo bang
was geweest, dat Toni nog dezelfde zou zün goble-
ven. als zü vroeger was..
Toni had hem na dit gezegde verbaasd aange
keken. „Maar waarom denk je, dat jij alleen zou
veranderen en ik dezelfde zou zijn gebleven?,,
„Ach ik weet hét., eigenlijk niet, had hij toen
veag geantwoord. Hü was dien middag woor naar
Eton teruggegaan met een gevulder portemonnaie
dan hü gekomen was, want Toni had hem al haar
zakgeld meegegeven.
Toni voelde zich geweldig tot Lord Robert aange
trokken. Ze bewonderde zün nauwsluitend don
kerblauw pak, zün overhemd, de das, in dezelfde
tint als zün sokken. Hü zag er dien dag uit als
prachtig, gezond dier en zü herinnerde zich heel
levendig wat een buitengewonen indruk hü op
haar gemaakt had. en hoe teleurgesteld hij zioh
had gevoeld, dat hü heen was gegaan zonder haar
goedendag te zeggen.
Zo boog zich tot oom Charles over en fluisterde
hem in het oor. „Ik vind Lord Robert er preciej
uitzien als.een mooien tijger, weet u wel, dien wü
in den dierentuin hebben gezien, zoo'n groote
met adie vlekken op zün huid en die glanzende
oogen''
öom Charles lachte om haar enthousiaste be-
lichaamsbeweging voorgeschreven. Eiken
moest de kanselier zich laten wegen en zoodra zün
gewicht toenam, kwam Schweninger met nieuwe
voorschriften. Later, toen Bismarck voorgoed naar
Friedrichsruh verhuisde, werd de jonge dr. Chry-
sander door Schweninger met de controle belast.
Tengevolge van zijn geslaagde behandeling van
Bismarck kreeg Schweninger niet slechts te Berlijn,
doch in heel Duitschland een groote praktijk. Hij
was „sterk in de mode". Als hoogleeraar beteekende
hij niet veel, evenmin als led der van een groot zie
kenhuis, maar als praktisch arts hadJ hij! groot suc
ces. Van den statigen man met zijn wilden zwarten
haardos en zijn vollen baard, borstelige wenkbrau
wen en schitterende oogen ging een sterke stroom
van wilskracht en levenskracht uit. In den omgang
met zijn patiënten liet hij zich dikwijls heel dras
tisch uit, vooral als hiji opkwam tegen een te weel
derige levenswijze.
Toen hij later zijn Berlijnsche matten voorgoed
oprolde en naar Heidelberg trok, stichtte hij daar
een prachtig boven de slbtruine gelegen sanatorium,
"Nadien keerde hij naar Munchen terug, waar een
van zijn beste vrienden,, de schilder Franz Len-
bach woonde. Deze was door hem bij Bismarck ge
ïntroduceerd en daaraan hebben wij de prachtige
geschilderde portretten van Bismarck te danken.
Uit eigen beweging zou Bismarck zich stel'ig niet
hebben laten afbeelden want de schilderkunst liet
hem vrij koud.
Voor den kunstenaar Lenbaoh voelde hij niets,
maar als gast was de schilder hem welkom en hij
had er geen bezwaar tegen dat Lenbach zoo onder
het gesprek door portretstudies maakte. Van po
seeren wilde de oude niet hooren. Maar juist door
dat Lenbach hem ongedwongen in de meest ver
schillende stemmingen okn opnemen, heeft hij de
machtige figuur met teekenstift en penseel zoo
meesterlijk kunnen weergeven.
Prins 'Euloniburg houdt zich in zijn gedenkschrif
ten herhaaldelijk met het uiterlijk van Bismarck be
zig. Hij1 vond het hoofd te groot, de handen en voeten
te plomp. Hij schetst hem ergens als een soort nijl
paard dat zich onbeholpen op de groote sofa in de
woonkamer van Friedrichsruh wentelde. Dit is ech
ter een volslagen onjuiste en boosaardige voorstel
ling. In, verhouding tot het groote lichaam was Bis
marck's hoofd klein en de opmerkelijk ronde sche
del zeldzaam evenredig gewelfd: „van een prachti
ge symmetrie als de koepel van St. Pieter" ver
schrijving.
Toen ze weer aan de school waren gekomen, stond
Toni er op, dat oom Charles haar boekenkastje zou
zien Oom bestudeerde met belangstelling de ti
tels. Hü vond o.a.„The little white bird". en „Un
Philosophe sous les Toits". „Ik houd nog niet zoo
'erg veel van Browning", verklaarde Toni. „La
Mère wil nog niet h-ebben, dat ik zün gedichten
lees en wat. geeft het je om naar dingen te ver
langen, die je toch niet hebben kuntP Daarom doe
ik net, alsof ik er niets om geef en dan helpt het
je altijd
Toni was een beetje vermoeid geworden en ging
op haar bed liggen, terwijl oom Charles plaats n i t
op. een stoel, dien ze hem had aangewezen. Plot
seling legde ze haar hand op Sir Charles' schouder
n wees op haar voeten. „Ik heb mooie voeten, oom
Charles," zei ze heel ernstig. „Ze zün veel kleiner
dan die van de andere meisjes en zelfs kleiner dan
Daphne's voeten en ze zün werkelük even mooi
a's met kousen en schoenen."
„IJdelheid der ydeihedeu," zei oom Charles
lachend.
Ze keek hem strak aan. „Dat is geen üdelheid,
oom,'- zei ze heel ernstig. „Het is eenvoudig iets
zelf ontdekt hebben."
Ze was weer waiThopig, toen oom Charles weg
moest en wilde hem byna niet loslaten. „Wo»s nu
kalm kindje,'- troostte hü haar". Ik beloof je heusch
gauw weer eens terug te komen."
Ze keek hem mot haar betraande oogen aan. Dat
maakt mün verdriet op het oogenblik niote min
der,'- zei zo toon. „Dat" verdriet blü'ft precies het
zelfde... Dat later terug komen is nog maar heel ver
weg... by'na een droom nog, maar dit ia workelyk-
heia.'-
Er scheen op dat oogenblik van afscheid mets
van haar groote belangstelling voor Lord Robert te
zü'n overgebleven; al naar gedachten concentreer^
den zich om oom Charles.
„Krüg ik geen afscheidskus?" vroeg Lord Robert
plagend aan Toni. Het kind kreeg een vuurroode
kleur. Ze bleef oom Charles strak aankijken, maar
vloog, zoodra de auto in beweging kwam, de trap
pen op naar boven.
Lord Robert bleef haar nakijken, en zei toen
tot oom Charles: „Dat nichtje van je is een heel
eigenaardig kind, Charles."
Oom Charles antwoordde voor een oogenblik
niet. Toen zei hij, en het was alsof zün stem hrv-l
veraf en vermoeid klonk:
„Als ze later maar gelukkig mag worden. e
heeft een natuur, die héél veel noodig heeft, -yn-
dat ze zelf zooveel geeft. Dat wet ze nn v
beweeglijken man nog duidelijk voor me, zoo als hij
ln die drukke dagen1 den grijzen Jubilaris onver
moeid bewaakte.
Slaap, spijs, drank, de ontvangst van deputaties,
tafelgesprek en officiële feestrede, alles werd, nauw-
gezet afgemeten. Toen Bismarck zijn zwanenzang,
de aangrijpende toespraak tot de akademische jeugd
hield, stond Schweninger naast hem met het horlo
ge in de hand en een grooten mantel over den' arm,
om den redenaar er in 'te wikkelen zoodra hij tee-
I kenen van vermoeidheid' mocht geven. Dank zij de
zorgen van zijn lijfarts doorstond de tachtigjarige
de inspanning van de feestdagen zonder er eenig
nadeel van te ondervinden, ofschoon hij paa kort to
voren van een longontsteking was hersteld.
Toen de val van Bismarck werd voorbereid, strooi»
den booze .tongen rond' dat Schweninger een mor-
finist van hem had gemaakt, zoodot zijn zenuwen
nu heelemaal op waren, Schweninger antwoordde
daarop dadelijk met de hem eigen duidelijkheid. Dat
Bismarck's vulcanische aard ondAnks groote zelfbe-
heeraching bij' gelegenheid zijn zenuwen niet in be
dwang kon houden is juist en bleek o.a. in het laat
ste onderhoud, dat hij' voor zijn val met don keizer
had. Daarbij1 gooide hij een aktentasch zoo hard op
de tafel, waaraan de keizer zat dait deze onwillekeu
rig de hand1 aan zijn sabel sloeg. „Ik dacht dat de
oude me den inktpot naar baf hoofd wou/ gooien*,
vertelde Wilhelm II later
Toen Bismarck's einde naderde, kreeg Schweninger
vau d enkeizer bevel hem op de hoogte ia houden,
maar deze maakte daar geen haast mee. In Bis
marck's huis vreesde men nl„ dat Z.M, plotseling
zou komen opdagen voor eon afscheid in grooten
stiju. Daarom stelde Schwenangjer zün rapporten zoo
op, dat niemand' aan een plotseling einde dacht. Ba-
kend is dat de keizer pas na Bismarck's dood op
Friedrichsruh aankwam.
Na Bismarck's dood verbleekte de «te» van Schwe
ninger. Enkele jaren geleden hoorde men dat hij bij
een val het hekken had gebroken on voor zijn ver
dere leven invalide was gewonden. Nu is hij. 74 jaar
oud, heengegaan.
VERVALLEN GROOTHEID.
Een redaecleur van de „XXe Siecle" heeft «es be
zoek gebracht aan de vroegere prinses Louise van
Saksen, wier avonturen eenigo jaren voor den oorlog
zooveel ophef maakten. De vroegere echtgcnoote van
den ex-koning van Saksen, leeft, gescheiden van haa*
tweeden man, den Itaiiaanschon violist Toselli, te
Brussel onder den naam van gravin d'Ysette in zeer
behoeftige omstandigheden-. In een huisje schier
zonder meubelen ontving zü den journalist in een
eenvoudige zwarte japon en een wollen omslagdoek
om, zoals de arbeidsters dragen. Sedert de twaalf
jaar dat zü te Brussel woont zond de ex-koning baar
maar dat zal ze later wel ondervinden."
„Arm klein ding," zei Lord Robert en
toen voor geruim en tü'd.
Toon Lord Robert dien avond thuis kwam,
wachtte hein een stapel brieven, dien hü nonchalant
op zu schoof. Hü was eerst van plan om thuis te
bluven, maar bedacht plotseling dat hü beloofd
had dien avond in een zekere loge in de opera te
komen. Vanuit mn loge zag hü Sir Charles alleen
m de stalles zitten en de herinnering van den mid
dag kwam eensklaps heel sterk boven. Hü zag de
oude kloostersohool voor zici#.... h'erinnerdfe» ach
Daphne's schoonheid, maar het allorlevendigst zag
hü Tom voor zioh.
„Ze is heelemaal niet mooi", dacht hij bü zich
zelf, „maar ze is buitengewoon aantrekkelük."
HOOFDSTUK 7.
„Experienoo teaoheo or the laok of it
Lady Saumarez had Toni's thuiskomst verschoven
tot ze ruim vyftien j'aar was en ze had het kind
waarschü'nlük nog niet laten, terugkomen, ais haar
man per slot van rekening rijn wil mot had door
gezet. La Mère was gestorven on Toni had een
wanhopig vordrietigen brief aan oom Charles ge
schreven, die er na ontvangst van dit schryven
op gestaan bad, dat Toni nu voor een poos by
hen in huis zou komen.
Lady Saumarez gaf ton slotte toe, omdat er een
voudig niets anders te doen was. Haar oude tegen
zin voor Toni kwam weer boven, en daarby ook
het oude govoel van jalouzie. Zy hield oj> haar
koude manier wel van Fane en kon zich met in
denken, waarom haar man zoo buitengewoon op
Tom gesteld was. Ze had verwacht, dat Sir Char
les heel voel van den knappen, blonden Fane zou
gaan houden, hetgeen echter met zoo heel erg het
geval bleek te zijn.
Toni "kwam dien avond tegen theetijd aan. Toen
de auto Grosvernor Street binnenreed, boog zy
zich voorover en keek rond... De herinnering liet
zich gelden.... Het kleine vieze, kindie, dat ze toen
was... dien regendag... het binnenkomen m den
haf. Wat scheen dit alles nu lang geleden... Er ging
even een rilling door haar heen en ze voelde zich
op dit oogenblik woer "heel alleen en verlaten.
La Mère die zoo goed voor haar was geweest eu
die gestorven was... Wat had ze haar wanhopig
gemist... Daphne was ook van de kloosterschool
weg, wa« naar Frankryk naar een pensionaat
Wordt vervolgd