SE GEDACHTE. Bïnjttenlandsch Nieuws» verordening destiids voorloopig door den raad werd vaatgestold, maar dat het advies vfin He Ge zondheidscommissie nog niet was ingekomen. Nu is dat wel het geval en behalve een paar opmerkingen van ondergeschikt belang, zijn er# een paar op merkingen, die van meer belang zijn. De Gezond heidscommissie kan zich nl. niet voreenigen met de bepaling dat spouwmuren van 11 o.MT mogen worden opgetrokken tot 6 meter hoogt, maar de maar de Commissie wil' dat toestaan tot 4 meteri hoogte. Ook het maken van een borstwering wil de Gezondheidscommissie gehandhaafd hebben, terwijl B. en W., omdat die J>opaling veel tegenkanting in do gemeente ondervindt, haar willen laten ver vallen. De hoor Schermer heeft zioh over deze bouwver ordening laten adviseeren en dan bleek deze ver ordening veel aannemelijks te bevatten voor de aannemers, terwijl zo niet kwaad was voor de ge meente zelf. Spr. kan zich dan ook vereenigen met de verordening en wijst op het vele werk dat B. en W. en do commissie eraan hebben gehad. De secretaris zegt, dat B. en# W. dank zeggen aan den practische-deskundige in deze gemeente. Secretaris en de heer Van Essen, mede ter vergar dering aanwezig, geven eenige toelichting wat be treft de bezwaren van de Gezondheidscommissie over spouwmuren en de borstwering en de heer Schermer oordeelt dat voor een gebouw van 6 meter hoogte een 'heelsfcoens muur meer verband geeft en spr. zou dan ook aan dien wenk van de •erondheiascommissie gevolg willen geven. Ook do heer Duin meent, dat daartegen geen bezwaar kan wezen en na eciiigo discus i? wordt dan ook bssl .-ten de maximum- hoogte der half- steens-spouwmuren op 4 meter te bepalen. Ten aanzien van de bepaling over de borstwering kan de raad niet met het idéé der Gezondheids oommissie meegaan. Do verordening wordt hierop vastgesteld. Bij de rondvraag geeft de heer Schermer in over weging de notulen voor de leden ter inzage te leggen en ze niet meer voor te lezen. Het wint tijd uit; den secretaris is het niet kwalijk te nemen dat h;i ze vlug leest, maar daardoor raak je ge deelten kwijt. De heer Duin gelooft wel, dat het gemakkelijk is voor raadsleden die dichtbij wonen, maar spr. komt er tegen op, dat ver afwonende raadsleden de notulen zouden moeten komen inzien. Toch zal spr. voor het idee-Schermer wezen, omdat de notulen spr. over 't algemeen koud laten. De heer Bijl gaat er niet mee aocoord, want hij is het met Duin eens, dat het moeilijk is voor veraf wonende leden. Mevr. Heringa merkt op, dat de loden toch ter secretarie komen om de stukken in te zien, maar de heer Bijl -zegt van niet altijd. De heer Duin zegt, dat men dan wel om de 5 minuten hier kan komen. Mevr. Heringa: Neen, alleen voor een raadsver gadering. Het idee van den heer Schemer blijkt niet voldoende ondersteund te worden en wordt dan ook niet in stemming gebracht. De heer Schermer informeert hoe het gaat met het gewone onderhoudswerk van de gemeente; krijgt ieder vakman, om beurten daar iets van? Spr. weet van een gemeente, waar een vakman tot f200 werk verricht en dan zijn opvolger aan de beurt komt. Voorzitter zegt, dat werken die een beetje om t lijf hebben, worden aanbesteed en de rest wordt om de beurt aan de vakmenschen gegeven. f De heer Bijl heeft alle rekeningen nagezien, én daaronder waren ze van alle ambachtslieden, zoo dat spr. geen opmerking kan maken. De gemeente opzichter zorgt er voor. De heer Schermer dankt voor de mededeeling. Men hoort er wel eens over mopperen, maar het blijkt dan nu, dat dit zonder reden is geweest. Mevr. Heringa zegt, dat dus de raad geen voorspraak verleent wat betreft het afstaan van leidingwater- uit een kraan aan een niet aange slotene. Voorzitter antwoordt ontkennend. Mevr. Kokde Jager vraagt nogmaals of de familie Leen in de gemeentewoning zou mogen wonen. Voorzitter zegt, dat hieraan gedacht kan worden, maar een belofte kan spr. niet doen. De heer Kaag vraagt, of reeds gevolg is gegeven aan de toezegging tot het plaatsen van bordjes op den Tioek bij Bijl en in het Wagenma- kerswegj e. Uit de mededeeling blijkt, dat het bordje bij Bijl roods is aangebracht, maar Mevr. Heringa verwacht dat het beter aan zijn doel zou beant woorden als het aan den overkant werd geplaatst. Wat het bordje in het "Wagenmakers weg je be treft, het is klaar maar nog niet geplaatst De heer Kaag vraagt of de inlichtingen al ver strekt kunnen worden over do opcenten op de vermogensbelasting. De secretaris zegt, dat inlichtingen nog niet zijn ingekomen, maar dat het hem nog niet recht dui delijk is, wat de heer Kaag bedoelt De heer Kaag zegt, dat bij de behandeling der begrooting door hem in overweging word ge geven, kleine vermogens tot en met, f 20.000 vrü te stellen van gemeente-opcenten. Toen werd door den secretaris gezegd, dat hij daarover eerst inliohtin- gen zou vragen. De seoretaris meent dat daarover weinig in lichtingen te vragen zijn. Mevr. Heringa zegt, dat door den secretaris ge zegd is, dat die vrijstelling wel niet kon, maar dat inlichtingen gevraagd zouden worden. Do secretaris herinnert zich dat niet, misschien is hij niet erg by, op 't oogenblik. Hierna sluiting. OPLICHTERS. Een corespondent te Dusseldorf van het Hdbld. meldt: Drie vroeger in Dusseldorf wonende Nederlandsche kooplieden zijn op bevel van de justitie te Ham burg, verdacht van oplichterij op groote schaal, ge arresteerd. Zij gaven zich uit voor vertegenwoordigers van een z.g. Russische staats-verkoopmaatschappij \an bontartikelen, en hebben op deze wijze dqor schijn-verkoopen van goederen, waarvan zij in wer kelijkheid niet in het bezit waren en waarvoor zij groote voorschotten eischten, aanzienlijke sommen in hun bezit gekregen. De oplichters hadden voorname lijk in het Ruhrgebied en verder in Dusseldorf en Hamburg hun arbeidsveld. Een der aangehoudenen gaf zich uit voor gemeenteraadslid van Amsterdam. De verdachten zijn in de centrale gevangenis te Hamburg opgesloten. ONDER DE STOOMTRAM. Gistermiddag te twee uur werd nabij de Derkum- merbrug te Zwolle de landbouwer Schuurhuis door de Dedemsvaartsche stoomtram gegrepen, waar door den ongelukkige beide beenen en een oor wer den afgekneld. Ernstig aan het hoofd verwond werd hij per auto naar het Sop'hia-ziekenihuis vervoerd. Korten tijd na opneming in het ziekenhuis overleed de ongelukkige. CURSUS VOOR MELKCONTROLEURS TE HOORN. De jaarlijksche cursus tot opleiding van melkcon- troleurs voor rundveefokvereenigingen, zuivelfabrie ken en melkinrichtingen, welke van einde Septem ber 1923 tot begin April 1924 vanwege het Rijkszuivel- consulentschap voor de provincie Noordholland is gegeven, werd tot het einde gevolgd door 23 leer lingen. Aan 21 deelnemers kon het diploma worden uitgereikt, n.1. aan: J. Bakker Hz., Opperdoes; J. M. Bakker Jz., Lutje broek; P. J. Ebbing, Haarlem; P. de Haan Bz., Hoorn, F. Hielkema, Twisk; P. Homan, Wijde Wormer.; T. Klaver, Hoogkarspel; F. Klijzing, Volendam; H. M. Koeten, Abbekerk; K. Kramer, Beemster; H. J. Lentz, Oudendijk: J. Nierop, Belmermeer; H. Olofsen, Berk hout, D. Pool, Berkhout; A. Rentenaar, Alkmaar; P. N. Ruiter, Castricum; A. Schot, Purmer; P. Stapel Jz., Warder; M. Volger, geb. Van den Bosch, Twisk; Tj. Wiersma, Opmeer: J. Wit Jr., MidwoucL DOOR DEN TREIN. Bij dien spoorwegoverweg tusschen Maastricht en Echt wilden gisterochtend twee met manufacturen beladen wagens van K. en A. uit .Roermond passee- ren. De hekken waren niet gesloten. Toen de eerste wagen den overweg halverwege gepasseerd was, werd hij; door een trein gegrepen en met paard en geleider een eindl meegesleurd. De voerman en het paard werden ernstig verwond. K. werd naar Echt ter verpleging overgebracht. De tweede wagen, van den koopman A-, was reeds zoover de spoorlijn ge naderd, dat het paard' met den kop tegen den trein stiet. Het dier sprong toen terug, zoodat, het onge deerd bleef. BARSINGERHORN. Tegen een veehouder alhier is proces-verbaal op gemaakt wegens overtreding van de vleeschkeurings- wet. Het geval betreft het frauduleus slachten van schapen. AARTSWOUD. Eergisteren werd te Hoorn door onzen plaatsgenoot den heer H. M. Koeten het diploma als melkcontro- leur voor Rund-veeiokvereenigingen en Zuivelfabrie ken behaald. Hij is reeds als zoodanig werkzaam U A hho lf ark ANNA PAULOWNA (Politie.) Gevonden een zwart lederen portemoimaie, inhou dende eenig geld; een bril in étui en een ontbijtkoek. Verloren een portemonnaie, inhoudende eenig geld. Van LEONED ANDREJEF. Ui( 't Russisch vertaald door U. WESTER. ZESDE BLAD. Tracht niet de doorhalingen aan *t eind van 't vierde blad te ontcijferen en schrijft er in 't alge meen niet de overbodige beteekenis aan toe, dat zij aanduidingen zijn van een verwarden gedachten- gang. In de vreemde omstandigheden, waarin ik me eensklaps bevind is voorzichtigheid het eerste gebod. Ik mag niets vergeten, opdat gij goed begrijpt. De nachtelijke- duisternis werkt altijd machtig in op 't overspannen zenuwstelsel, vandaar dat som bere gedachten des nachts iemand zoo dikwijls be sluipen. In dien nacht, de eerste na den moord, werkten mijn zenuwen bijzonder abnormaal. Hoe ik mezelf ook beheerschen kan. Een moord is geen kleinigheid. Nadat ik mijn handen gewasschen had en van kleeding verwisseld was, riep ik met het doel me te kalmeeren, Maria Wasel jewa om samen thee te drin ken. Zij is mijn huishoudster en bijwijlen mijn vrouw. Buiten anij schijnt ze er nog een minnaar op na te houden, maar zijl is een schoon, stil en niet in halig mensch, zoo dat ik' me gemakkelijk heengezet heb over die kleine tekortkoming die door iemand, als hij de liefde betaalt, wel in den loop meegeno men moet worden. En deze domme virouw bracht mij dien eersten slag toe. „Kus mij", zei ik. Versuft glimlachte ze en bleef als een pilaar op haar plaats staan. „Nou!" Zij zuchtte, bloosde eni boog rich met angstige oogen over de tafel naar mij toe en zei smeekend:, „Auton Ignatjewitsj, mijn lief, ga* naar den dok ter." „Wat is er dan?" zei ik boos. „Och, schreeuw niet zoo; ik ben bang. Ik ben bang voor U, mijn liefde, mijn engel." Toch wist zij niets van mijn aanvallen of van den moord. Met haar was ik steeds minzaam. Dat betee- kende dus, dat aan mij' iets was, wat anderen mis ten; iets wat schrik aanjoeg* Zoo flitste het een mo- ment slechts door mijn hoofd, maar 't liet 'n vreemd gevoel van koude in rug en beenen achter. Toen ik echter bedacht, dat zij, misschien iets had hooren mompelen door andere bedienden, of zich mogelijk verdiept had in de reden waarom ik mijn kleeren had' verscheurd en weggeworpen, was haar vrees in mijn oogen volkomen verklaard. „Ga weg" beval ik. Daarna lei ik me in de bibliotheek1 op den divan. Tot lezen ontbrak me de lust, ik was doodmoe, maar voldaan als een tooneelspeler na een schitterend gespeelde rol. 'k Vond het prettig naar de boeken te kijken en te denken, dat 'k ze later lezen zou. Alles was naar mijn zin, mijn woning, de divan, Maria j Wasel jewa. In mijn geest doken brokstukken uit I mijn rol op, mijn gedachten gingen nogmaals de be- I wegingen na, die 'k maakte. Soms slopen kritische aanmerkingen er doorheen: wat daar of daar beter I gezegd óf gedaan had kunnen worden. Met mijn geimprivoseerde: „wacht even" was ik zeer tevreden. Inderdaad was dit een zeldzaam en voor leeken ongeloofwaardig staaltje van suggestieve kracht. „Wacht even", herhaalde ik met gesloten oogen en lacht stil voor me heen. Mijn oogleden werden zwaar. Ik zou graag hebben willen slapen, toen even geleidelijk, even vanzelfsprekend als aLle andere in mijn geest een nieuwe gedachte opdoemde, toege rust met alle eigenschappen die ze kon hebben: hel derheid, eenvoud, juistheid. Langzaam kwam ze, maar verdwijnen deed ze niet meer. In woorden uit gedrukt was ze aldus! ,,'t Is altijd mogelijk, dat dr. Kerzjentsof werkelijk krankzinnig is. Hij, dacht, dat hij' veinsde, maar hij is werkelijk krankzinnig. Ook op dit oogenblik krank zinig." Drie, vier keer herhaalde ik die gedachte en zon der te begrijpen lachte ik steeds stil voor me heen. „Hij dacht te veinzen, maar hij is krankzinnig, ook op dit oogenblik krankzinnig". Eindelijk 'begreep ik. Eerst dacht ik, dat Maria Wasel jewa de woorden zei, daar iki meende hen met haar stem te hooren zeggen; toen dacht ik aan Ale- xis. Ja aan Alexis, den vermoorde. Toen begreep ik, dat ik ze zelf gedacht had1 dat was ontzettend. Voor ik het wist, stond ik midden in de kamer, scheurde de haren uit mijn hoofd en zed: „Dat is 't laatste, wat i'k vreesde is gebeurd'. Ik; ben te ver gegaan en nu grijnst de afgrond me aan." Toen ze me kwamen arresteeren, was mijn uiter- - „Ik weet het niet,' zei hij haperend. „Misschien komt het door Uw hoed met de goudgele veer of hij keek naar haar schoentjes door Uw witte schoentjes. Neen, kijkt U nu alsjeblieft niet kwaad... Ik kan het toch niet helpen, dat ik direct mooie dingen, opmerk." Toen nam hij afscheid. Nadat hij verdwenen was, zat Toni nog over den jongen Kngelschmah fia te denken. Hij kon praten, dat was onomstooteliijk Vaar. Daarbij was hij een type man, dat geheel' nieuw voor haar was en hij interesseerde haar. Plót-1 seling begon zij zich af te vragen, waarom ze de de twee laatste jaren eigenlijk alleen maar de Saul- nos en Georgette in haar leven had gehaid.... Dit waren er toch eigenlijk ontzettend weinig, in ver gelijking met de vele interessante menschen, die er toch op de wereld waren. Een paar maal keken de dames, waarmee de jonge Engelschman was, naar haar om en allen drie groetten, toen ze het restaurant verlieten. Ciro was dien middag zeer vol, bijna geen tafeltje was onbezet. Een van de grootste Parü'sche actrices kwam het restaurant binnen, gevolgd door een langen^ slabkefi mali, klaarblijkelijk oen Amerikaan. Toni had heel dik wijls „La belle Sirène" in Parijs gezien. Ze bleef naar haar kijken. De vrouw was heel groot en had een volmaakt lichaam, met een prachtig ge zicht. Toni hoorde, hoe iemand, aan een tafeltje, tot een ander zei: „Het is toch eigenlijk schande, dat ze zulk soort vrouwen hier tomaten." Toni kreeg de plotselinge impulsie zich om te wenden en tot de spreekster te zeggen: „Mijn lieve mensch, wat weet jij van het leven afP Vrou wen als La belle Sirène zouden nooit werkelijk geschikt zijn om getrouwd behoorlijk getrouwd to zijnHet huwelijk zou hen vermoorden. Deze' vrouwen zijn geen gewone demie-mondaines, die als het ware niets artders kennen, dan huil liohaam productief maken idit zijn vrouwen, die heel dikwijls het leven van 13e grootste staatsman nen in hun handen hebbeli. Cleopotra, Asoasia, waren dat soort vrouwen, vrouwen, die geen kalm, traag bloed in hun aderen hebben... Men zou evengoed kunnen trachten de zee te laten ophou den om te golven. Dit is het eenige, wat waadde aan hot leven kan geven... maar op de duizend vrouwen wordt er maar één zóó geboren... en slechts één op de millioen vrouwen,, zooals die ziin, zou gelukkig kunnen wezen in eoh huwelijk." Ze stond op, en lachte in zichzelf. „Dus dit is hot resultaat van mïïn eersten dag van vriihrid... en van den stral-mdcn blauwen hemel van Italië. Hoe is het in 's hemels naam mogeliik, dat ik al dié laatste, lange j'aren zonder emotie of opwinding heb kunnen levenP" Eh bien, deze jaren waren voorbij en in Parijs w'ariitte ,Tenn op baar. Zii zag hem op dit oogenblik boel sterk voor zich... zijn kleine gebrekkige ge stalte... rijn moede, bleeke gezicht. Ze moest, zioh lijk, volgens hen. Ijzingwekkend: mijn. gelaat doods bleek, mijn kleeren gescheurd. Maar mijn God, zoo'n nacht doorleven en toch niet gek worden, beteekent -dat soms niet in 't bezit zijn van een onverwoestbaar stel zenuwen. Alleen mijn kleeren heb ik gescheurd en den spiegel stukgeslagen. A propos: mag ik U een raad geven? Als een Uwer eens mocht doormaken, wat dik dien nacht heb doorgemaakt, hangt dan den spiegel op in de kamer waarin U vertoeft, maar zoo, als U 't doet, wanneer er een lijk staat Hangt hem op. Ik vind het vreeselijk hleroveT te schrijven. Ik ben bang voor wat ik me herinneren en schrijven moét. maar langer het verzwijgen kan ik niet en door hal ve woorden wordt het vreeselijke nog vreeselijkor. Die avond! Stelt U zich voor een dronken slang, ja juist een dronken slang. Zij' had nog de haar eigen boosheid; haar lenigheid en vlugheid waren nog grooter ge worden, haar tanden even scherp en giftig gebleven. Dronken was zij en in die afgesloten kamer waren een massa menschen, allen sidderend van schrik, sa mengepakt. Met eentonig gesis glijdt ze tusschen hen door, slingert zich om hun beienen en bijt hun iu 't gezicht en in de lippen, kringelt zich als *n rookzuil in de hoogte en verscheurt het eigen lichaam. En 't schijnt, alsof er meerdere, duizenden, rich winden, bijten en zichzelf verslinden. Zoo was mijn gedachte, zij waarin ik geloofde en in de scherpheid en giftigheid van welker tanden ik redding en bescherming had gezocht En el'ke gedachte brak zich in duizend1 andere; elk van deze was sterk en machtig, en allen waren vijandig. Ze dansten een wilden dans, hun muziek was als 't geloei van een draak, angstwekkend, als 't gehuil van een scheepsroeper en scheen te komen uit voor mij ongeweten'diepten. Dat was de slang der gedachten, de vreeselijkste van alle, daar ze zich in de duisternis verbergt. Uit het hoofd, waar ik haar stevig bevestigd had, kroop ze in de schuil hoeken mijner ziel, in haar donkerste en onbekend ste holen. Én daar schold ze als een vluchtende slaaf, brutaal en onbeschaamd in 't weten van eigen on grijpbaarheid. „Jij dacht dat je veinsde, maar jij was gek. Jij kleine, jij' booze, jijl dokter Kerzjentsef. Een zekere dokter Kerzjentsef; de krankzinnige dókter Kerz jentsef." Zoo schreeuwde het, en ik wist niet hoe het man ster te omtloopeni IOk weet zelfs niet, wat het was. Ik noem het gedachte, maar misschien was het dat niet. Als duiven boven een brand draaiden die ge dachten zich in het hoofd en zij schreeuwden van boven en van terzijde, waar fki hen zien noch van gen kon. Het vreeselijkste wat ik voelde, iwas dat Ik mezelf niet kende en nooit gekend' had. Toen mijn „ik" zich j bevond in mijn helder verlicht hoofd, waar alles leefde en zich bewoog in wetmatige orde, toen be- greep ik' en kende ik mezelf, dacht ik na over mijn karakter en mijn plannen en was ik, meende ik, baas in eigen huis. Nu zie ik dat ik geen haas, maar een slaaf hen, slap en krachteloos. Stelt U zich voor, dat gij een huis bewoont mót veel kamers waarvan ééne slechts door U ge- gruikt wordt en denkt dan toch, dat het geheele huis Uw eigendom is. Plotseling merkt ge, dat er in de andere akmers geleefd wordt. Ja, ge leefd wordt, door raadselachtige wezens, menschen misschien, misschien andere schepsels. Het huis be hoort hun. Gij wilt weten wie ze zijn, maar de deur is en blijft gesloten; geen klank, geen geluid dringt naar buiten. En tegelijkertijd weet ge, dat juist daar, achter die gesloten deur, beschikt wordt over Uw lot. Ik ging naar den spiegel, hangt den spiegel op, hangt hem op. Daarna herinner ik me niets meer, -totdat het par ket kwam. Ik vroeg hoe laat het, was; 10 uur, zeide men mij. En langen tijd heb ik niet kunnen begrijpen, dat er slechts twee uur verloopen waren sedert mijn thuiskomst en omstreeks drie se- dert den moord. Vergeeft mij, heeren- deskundigen, dat ik zoo iets gewichtigs voor U, als de vreeselijke toestand na den moord, slechts in zulke algemeehe en niets zeggende woorden beschreef. Het is echter alles wat ik me herinneren kan en wat weer te geven is. Bij voorbeeld kan ik geen woorden vinden1 voor d!o ontzet ting, die ik den ganschen tijd voelde. Behalve dit kan ik niets met besliste zekerheid zeggen. Mijn ge heugen laat me in den steek. Mogelijk is 't geen ge heugenzwakte, maar iets anders. Alleen een ding, herinner ik mé 'helder, dat isl dé gedachte; of de stem, j of iets wat niet te omschrijven is: Dr. Kerzentsef dacht, dat hij veinsde krankzinnig te zijn, terwijl I hij 't werkelijk was. Zoo even heb ik mijn pols gevoeld': 180. Dat was zoo even, alleen door de herinnering. Wordt vervolgd. tot haar schande bekennen, dat zij dien heelen mid dag geen seconde aan hem had gedacht. „Waarom ben ik tooh ook met zoo'n ellen- digen zin voor schoonheid geboren?' zei ze, bijna gèirriteerd, tot zichzelf, „ik zou heusch op het oogenblik willen, dat ik wat kennissen om me heen had... ik geloof, dat ik me een beetje eenzaam voel... .En toch wil ik nog niet naar huis terug- j gaan." Het werd een buitengewoon-mooie avond, kalm en zwoel, er hing een geur van duizenden bloemen in de lucht. Het was Toni, alsof 'de bloemen haar naar buiten riepen... Ze ging van het raam weg, j sloeg een cape om en liep den weg op. „Zal ik naar - den tuin van de villa gaan?... Waarom nietP" Langzaam wandelde ze er heen.... Ze liep langs het terras. Hoe dikwijls hadden Robert en zij daar samen gezeten.... heel dicht bij elkaar.... elkander toefluisterend, hoe lief ze elkaar hadden. In den linkerhoek onder een jaamynstruik stond een stoel. Ze ging zitten en begon na te «denkeh. Ze verlangde er nu naar alle herinneringen vah vroeger op te roepen.... Het deed nu geen pijn meer.... Op dat oogenblik dacht ze niet aan Ro bert zelf, maar aan de heerlijke jaren van emo tie, die hü" haar gegeven had. En tien jaar lang was haar leven hol en leeg geweest... Hoe had ze het kunnen uithouden? Met een plotseling gebaar ging ze overeind zitten, haar handen tegen haar borst geklemd. Morgen zou ze weer teruggaan naar Parijs en zoo gauw mogelijk met Jean trouwen. Ze zou dan weer in Het Leven komen... het volle heerlijke Leven. Het was haar, alsof Jean's heldere oogen "haar wenkten... Morgen zou ze naar hem teruggaan... en ze zouden trouwen en hij zou haar naar Italië brengen voor hun „lune de miel". Een „lun dé miel".... omringd van allé luxe, die ze maar zou kunnen begeeren en met een man, die haar aanbad. Ze wist op dat oogenblik heel zeker, dat de oude Toni van vroeger, die door Robert het leven I met al zijn genietingen had leeren kenheh, weer wakker was geworden... dat alle oude verlangens weer bij haar boven waren gekomen... alleen maar wachtend op een enkele aanraking, om de vlam j weer hoog te doen opbranden. I „Vous aurez beau faire et beau dire." Ze schrikte op... toen^ ze plotseling door de hoo rnen fieen het roode licht van een lantaarn zag schijnen. „Vous aurez beau faire et beau dire." Hij was nu vlak bij haar stoel gekomen. „Hallo...." Hij bracht de lantaarn heel dicht bij haafl* gezicht en zei jongensachtig verheugd: „Hallo... het is de dame van de n^ooie voetj'es." Toni moest lachen. „En ik liep juist aan U te denken," voegde hy er aan toe, terwijl hij op de onderste treden van het terras ging ritten en haar in de oogen keek. Ze boog zich een weinig voorover. Waarom komt U hier 's avonds in den tuin vroeg ze. „Lieve Hemel, ik was net van plan U hetzelfde te vragen... Ik woon hier." „O... en ik had U juist willen vragen, met welk recht U in dezen tuin kwam? Het is nu Uw beurt om mij er uit te verjagen." „Maar daar heb ik niet het minste plan op. In tegendeel, ik zal het buitengewoon prettig vinden, als U nog een poosje zoudt willen blijven." Hjj richtte het licht van de lantaarn op haar ge zicht „Doet U dat licht uit, wilt U?" „Graag," antwoordde hij gretig. „Weet U, dat ik me nog niet eens aan heb voorgesteld? Mijn naam is Hugo "Dacre. En U moogt niet boos op me zijn om alles,wat ik al tegen U gezegd heb.E want ik meende ieder woord." „Dan moet U misschien niet alles zeggen, wat U meent," zei Toni. „Zegt me nu ook Uw naam. Wilt U?" „Heb ik U gezegd, dat ik er plan op had?" „Nee.... maar... doet U het, toe!' Toni antwoordde nog niet. „Weet U...." ging hij voort, „dat het heerlijk is, dat ik U vanavond hier ontmoet?" „Ik denk, dat ik me eigenlijk schamen moest zoo maar doodrustig in Uw tuin te zijn binnen gestapt" „Wat een onzin.... Ik heb al van gisteren af voortdurend zitten bedenken, op welke manier ik U nu eigenlijk verder zou kunnen ontmoeten." „Woont dat mooie meisje met het roode haar, dat gisteren bij U was, ook in de villa?" vroeg Toni. „Juffrouw Drew... Nee, die logeert in een hotel, maar ze vertrekt morgen weer." „En dan vertrekt U ook zeker weer?" Even aarzelde hij. „Nee... nee... dart weet ik nog niet." Toni begreep onmiddellijk, dat het wèl zijn bedoeling was geweest om weg te gaan, maar dat hij plotseling besloten had te blijven. Ook begreep ze heel goen de reden. Heel vaag voelde ze, dat zij den volgenden dag nog niet naar Parijs terug zou gaan. Dacre keek haar aan. „U is toch niet koud? U heeft zoo'n ontzettend dun japonnetje aan." I „O, neen. heelemaal niet.... Vertel me eens, waar om gaat U morgen niet met Uw vrienden mee terug?" „Oh... ik weet Tiet eigenlijk niet... Florence Is hooi gezellig en... het is ook heel prettig ont moetingen op het terras van het huis te hebben.^, zooals deze bijvoorbeeld." Hii lachte en Toni ook. „Ziezoo.... dat is beter," zei Dacre, 'terwijl hij met zijn ruer tegen «en der rnlaren ging leunen. „Nu U werkelijk gelachen heeft., voel ik heelemaal geen angst mer voor U." „Angst?" „JaU zag er zoo ontzettend koud en op een afstand uit Maarvoedde hij er aan toe,., dat is waarschijnlijk 't geweldig aantrekkelijke van U." „Is het Üw gewoonte om complimentjes te .ma ken?" „Dat doe ik nooit," protesteerde hij ernstig. „Ik zeg altijd de waarheid. Maar luistert U eens: nu heeft U me nog niet Uw naam gezegd." „Misschien... doe ik dat ook liever niet." „Bedoelt U daarmee, dat U me eigenlijk liever niet meer zou zien? Maar waarom niet... Wat heb ik dan gedaan?" De laatste woorden klonken bijna angstig. „Niets.... Maar ik moet nu heengaan." Toni stond op. „Wat heeft U een vermkkelijk parfum," zei Da cre plotselingj terwijl hij dichter bij haar kwam staan. „Het is een buitengewóón-heerlijke lucht. Ik houd van odeur.... maar „the right woman" moet ze ook alleen gebruiken." „Ik twijfel er geen moment aan, dat U ondei> vinding van vrouwen en van parfum heeft," zei Toni lachend. Hü legde Zijn hand op haar arm. „Toe nu... zegt u me nu Uw naam, voordat U weggaat. Ik moet hem 'heusch weten. „En waarom?" „Omdat ik U natuurlijk moet riem" „Ik heet Antonia Saumarez." „Maar de afkorting is natuurlijk: Toni.../ Wat een leuke naamhet is een naam, die bij U hoort." „Goedennacht, mijnheer Dacre... en wel bedankt voor Uw gastvrijheid." „Goedennacht. Mag ik U morgen komen be zoeken P" „Als U het heel prettig vindt., en als ik thuis ben." „Ja, maar... nu U het vooruit weet.... zoudt IJ nu niet thuis kunnen blijven? En mag ik dan bij U theedrinken? En wilt U 3an misschien den hoc(d met de oranje veer opzetten? Hè, toe, blü'ft U mor- Sen thuis. Als U wilt, zal ik dan voor U zingen." ij de laatste woorden barstte hy in lachen uit. „Ik heb U vanmorgen hooren zingen." t „Gelukkig... want dan weet U tenminste het ergste al van me. Mag ik nu morgen komen?" „Theedrinken?"' „Ja.... O, vindt U het goed? Ik denk, dat ik al heel vroeg kom." „Ik rust tot vier nur... met het oog op mi]n ouderdom." „Hoe oud is UP Twee jaar misschien. U ziet cr tenminste vanavond precies zoo uit mot Uw groot* babyoogem Wilt U straks nog even omkijkenr Toen ze bij den hoek omkeek, wuifde hy naar nog toe. i- „Hij is een aardige j'ongen," zei ze by nenzeg toen ze naar bed ging. Er lag een brief van oe I Saulnee op tafel, dien ze echter niet las. Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1924 | | pagina 6