SE GEDACHTE.
Bïnjttenlandsch Nieuws»
verordening destiids voorloopig door den raad
werd vaatgestold, maar dat het advies vfin He Ge
zondheidscommissie nog niet was ingekomen. Nu is
dat wel het geval en behalve een paar opmerkingen
van ondergeschikt belang, zijn er# een paar op
merkingen, die van meer belang zijn. De Gezond
heidscommissie kan zich nl. niet voreenigen met
de bepaling dat spouwmuren van 11 o.MT mogen
worden opgetrokken tot 6 meter hoogt, maar de
maar de Commissie wil' dat toestaan tot 4 meteri
hoogte. Ook het maken van een borstwering wil de
Gezondheidscommissie gehandhaafd hebben, terwijl
B. en W., omdat die J>opaling veel tegenkanting in
do gemeente ondervindt, haar willen laten ver
vallen.
De hoor Schermer heeft zioh over deze bouwver
ordening laten adviseeren en dan bleek deze ver
ordening veel aannemelijks te bevatten voor de
aannemers, terwijl zo niet kwaad was voor de ge
meente zelf. Spr. kan zich dan ook vereenigen met
de verordening en wijst op het vele werk dat B.
en W. en do commissie eraan hebben gehad.
De secretaris zegt, dat B. en# W. dank zeggen
aan den practische-deskundige in deze gemeente.
Secretaris en de heer Van Essen, mede ter vergar
dering aanwezig, geven eenige toelichting wat be
treft de bezwaren van de Gezondheidscommissie
over spouwmuren en de borstwering en de heer
Schermer oordeelt dat voor een gebouw van 6
meter hoogte een 'heelsfcoens muur meer verband
geeft en spr. zou dan ook aan dien wenk van de
•erondheiascommissie gevolg willen geven.
Ook do heer Duin meent, dat daartegen geen
bezwaar kan wezen en na eciiigo discus i? wordt
dan ook bssl .-ten de maximum- hoogte der half-
steens-spouwmuren op 4 meter te bepalen.
Ten aanzien van de bepaling over de borstwering
kan de raad niet met het idéé der Gezondheids
oommissie meegaan.
Do verordening wordt hierop vastgesteld.
Bij de rondvraag geeft de heer Schermer in over
weging de notulen voor de leden ter inzage te
leggen en ze niet meer voor te lezen. Het wint tijd
uit; den secretaris is het niet kwalijk te nemen
dat h;i ze vlug leest, maar daardoor raak je ge
deelten kwijt.
De heer Duin gelooft wel, dat het gemakkelijk
is voor raadsleden die dichtbij wonen, maar spr.
komt er tegen op, dat ver afwonende raadsleden
de notulen zouden moeten komen inzien. Toch
zal spr. voor het idee-Schermer wezen, omdat de
notulen spr. over 't algemeen koud laten.
De heer Bijl gaat er niet mee aocoord, want hij
is het met Duin eens, dat het moeilijk is voor
veraf wonende leden.
Mevr. Heringa merkt op, dat de loden toch ter
secretarie komen om de stukken in te zien, maar
de heer Bijl -zegt van niet altijd.
De heer Duin zegt, dat men dan wel om de 5
minuten hier kan komen.
Mevr. Heringa: Neen, alleen voor een raadsver
gadering.
Het idee van den heer Schemer blijkt niet
voldoende ondersteund te worden en wordt dan
ook niet in stemming gebracht.
De heer Schermer informeert hoe het gaat met
het gewone onderhoudswerk van de gemeente;
krijgt ieder vakman, om beurten daar iets van? Spr.
weet van een gemeente, waar een vakman tot
f200 werk verricht en dan zijn opvolger aan de
beurt komt.
Voorzitter zegt, dat werken die een beetje om
t lijf hebben, worden aanbesteed en de rest wordt
om de beurt aan de vakmenschen gegeven. f
De heer Bijl heeft alle rekeningen nagezien, én
daaronder waren ze van alle ambachtslieden, zoo
dat spr. geen opmerking kan maken. De gemeente
opzichter zorgt er voor.
De heer Schermer dankt voor de mededeeling.
Men hoort er wel eens over mopperen, maar het
blijkt dan nu, dat dit zonder reden is geweest.
Mevr. Heringa zegt, dat dus de raad geen
voorspraak verleent wat betreft het afstaan van
leidingwater- uit een kraan aan een niet aange
slotene.
Voorzitter antwoordt ontkennend.
Mevr. Kokde Jager vraagt nogmaals of de
familie Leen in de gemeentewoning zou mogen
wonen.
Voorzitter zegt, dat hieraan gedacht kan worden,
maar een belofte kan spr. niet doen.
De heer Kaag vraagt, of reeds gevolg is
gegeven aan de toezegging tot het plaatsen van
bordjes op den Tioek bij Bijl en in het Wagenma-
kerswegj e.
Uit de mededeeling blijkt, dat het bordje bij
Bijl roods is aangebracht, maar Mevr. Heringa
verwacht dat het beter aan zijn doel zou beant
woorden als het aan den overkant werd geplaatst.
Wat het bordje in het "Wagenmakers weg je be
treft, het is klaar maar nog niet geplaatst
De heer Kaag vraagt of de inlichtingen al ver
strekt kunnen worden over do opcenten op de
vermogensbelasting.
De secretaris zegt, dat inlichtingen nog niet zijn
ingekomen, maar dat het hem nog niet recht dui
delijk is, wat de heer Kaag bedoelt
De heer Kaag zegt, dat bij de behandeling der
begrooting door hem in overweging word ge
geven, kleine vermogens tot en met, f 20.000 vrü te
stellen van gemeente-opcenten. Toen werd door den
secretaris gezegd, dat hij daarover eerst inliohtin-
gen zou vragen.
De seoretaris meent dat daarover weinig in
lichtingen te vragen zijn.
Mevr. Heringa zegt, dat door den secretaris ge
zegd is, dat die vrijstelling wel niet kon, maar dat
inlichtingen gevraagd zouden worden.
Do secretaris herinnert zich dat niet, misschien
is hij niet erg by, op 't oogenblik.
Hierna sluiting.
OPLICHTERS.
Een corespondent te Dusseldorf van het Hdbld.
meldt:
Drie vroeger in Dusseldorf wonende Nederlandsche
kooplieden zijn op bevel van de justitie te Ham
burg, verdacht van oplichterij op groote schaal, ge
arresteerd. Zij gaven zich uit voor vertegenwoordigers
van een z.g. Russische staats-verkoopmaatschappij
\an bontartikelen, en hebben op deze wijze dqor
schijn-verkoopen van goederen, waarvan zij in wer
kelijkheid niet in het bezit waren en waarvoor zij
groote voorschotten eischten, aanzienlijke sommen in
hun bezit gekregen. De oplichters hadden voorname
lijk in het Ruhrgebied en verder in Dusseldorf en
Hamburg hun arbeidsveld. Een der aangehoudenen
gaf zich uit voor gemeenteraadslid van Amsterdam.
De verdachten zijn in de centrale gevangenis te
Hamburg opgesloten.
ONDER DE STOOMTRAM.
Gistermiddag te twee uur werd nabij de Derkum-
merbrug te Zwolle de landbouwer Schuurhuis door
de Dedemsvaartsche stoomtram gegrepen, waar
door den ongelukkige beide beenen en een oor wer
den afgekneld. Ernstig aan het hoofd verwond werd
hij per auto naar het Sop'hia-ziekenihuis vervoerd.
Korten tijd na opneming in het ziekenhuis overleed
de ongelukkige.
CURSUS VOOR MELKCONTROLEURS TE HOORN.
De jaarlijksche cursus tot opleiding van melkcon-
troleurs voor rundveefokvereenigingen, zuivelfabrie
ken en melkinrichtingen, welke van einde Septem
ber 1923 tot begin April 1924 vanwege het Rijkszuivel-
consulentschap voor de provincie Noordholland is
gegeven, werd tot het einde gevolgd door 23 leer
lingen. Aan 21 deelnemers kon het diploma worden
uitgereikt, n.1. aan:
J. Bakker Hz., Opperdoes; J. M. Bakker Jz., Lutje
broek; P. J. Ebbing, Haarlem; P. de Haan Bz., Hoorn,
F. Hielkema, Twisk; P. Homan, Wijde Wormer.; T.
Klaver, Hoogkarspel; F. Klijzing, Volendam; H. M.
Koeten, Abbekerk; K. Kramer, Beemster; H. J. Lentz,
Oudendijk: J. Nierop, Belmermeer; H. Olofsen, Berk
hout, D. Pool, Berkhout; A. Rentenaar, Alkmaar; P.
N. Ruiter, Castricum; A. Schot, Purmer; P. Stapel Jz.,
Warder; M. Volger, geb. Van den Bosch, Twisk; Tj.
Wiersma, Opmeer: J. Wit Jr., MidwoucL
DOOR DEN TREIN.
Bij dien spoorwegoverweg tusschen Maastricht en
Echt wilden gisterochtend twee met manufacturen
beladen wagens van K. en A. uit .Roermond passee-
ren. De hekken waren niet gesloten. Toen de eerste
wagen den overweg halverwege gepasseerd was,
werd hij; door een trein gegrepen en met paard en
geleider een eindl meegesleurd. De voerman en het
paard werden ernstig verwond. K. werd naar Echt
ter verpleging overgebracht. De tweede wagen, van
den koopman A-, was reeds zoover de spoorlijn ge
naderd, dat het paard' met den kop tegen den trein
stiet. Het dier sprong toen terug, zoodat, het onge
deerd bleef.
BARSINGERHORN.
Tegen een veehouder alhier is proces-verbaal op
gemaakt wegens overtreding van de vleeschkeurings-
wet. Het geval betreft het frauduleus slachten van
schapen.
AARTSWOUD.
Eergisteren werd te Hoorn door onzen plaatsgenoot
den heer H. M. Koeten het diploma als melkcontro-
leur voor Rund-veeiokvereenigingen en Zuivelfabrie
ken behaald. Hij is reeds als zoodanig werkzaam U
A hho lf ark
ANNA PAULOWNA (Politie.)
Gevonden een zwart lederen portemoimaie, inhou
dende eenig geld; een bril in étui en een ontbijtkoek.
Verloren een portemonnaie, inhoudende eenig geld.
Van LEONED ANDREJEF.
Ui( 't Russisch vertaald door U. WESTER.
ZESDE BLAD.
Tracht niet de doorhalingen aan *t eind van 't
vierde blad te ontcijferen en schrijft er in 't alge
meen niet de overbodige beteekenis aan toe, dat zij
aanduidingen zijn van een verwarden gedachten-
gang.
In de vreemde omstandigheden, waarin ik me
eensklaps bevind is voorzichtigheid het eerste gebod.
Ik mag niets vergeten, opdat gij goed begrijpt.
De nachtelijke- duisternis werkt altijd machtig in
op 't overspannen zenuwstelsel, vandaar dat som
bere gedachten des nachts iemand zoo dikwijls be
sluipen. In dien nacht, de eerste na den moord,
werkten mijn zenuwen bijzonder abnormaal. Hoe ik
mezelf ook beheerschen kan. Een moord is geen
kleinigheid.
Nadat ik mijn handen gewasschen had en van
kleeding verwisseld was, riep ik met het doel me te
kalmeeren, Maria Wasel jewa om samen thee te drin
ken. Zij is mijn huishoudster en bijwijlen mijn
vrouw. Buiten anij schijnt ze er nog een minnaar op
na te houden, maar zijl is een schoon, stil en niet in
halig mensch, zoo dat ik' me gemakkelijk heengezet
heb over die kleine tekortkoming die door iemand,
als hij de liefde betaalt, wel in den loop meegeno
men moet worden. En deze domme virouw bracht mij
dien eersten slag toe.
„Kus mij", zei ik.
Versuft glimlachte ze en bleef als een pilaar op
haar plaats staan.
„Nou!"
Zij zuchtte, bloosde eni boog rich met angstige
oogen over de tafel naar mij toe en zei smeekend:,
„Auton Ignatjewitsj, mijn lief, ga* naar den dok
ter."
„Wat is er dan?" zei ik boos.
„Och, schreeuw niet zoo; ik ben bang. Ik ben bang
voor U, mijn liefde, mijn engel."
Toch wist zij niets van mijn aanvallen of van den
moord. Met haar was ik steeds minzaam. Dat betee-
kende dus, dat aan mij' iets was, wat anderen mis
ten; iets wat schrik aanjoeg* Zoo flitste het een mo-
ment slechts door mijn hoofd, maar 't liet 'n vreemd
gevoel van koude in rug en beenen achter. Toen ik
echter bedacht, dat zij, misschien iets had hooren
mompelen door andere bedienden, of zich mogelijk
verdiept had in de reden waarom ik mijn kleeren
had' verscheurd en weggeworpen, was haar vrees in
mijn oogen volkomen verklaard.
„Ga weg" beval ik.
Daarna lei ik me in de bibliotheek1 op den divan.
Tot lezen ontbrak me de lust, ik was doodmoe, maar
voldaan als een tooneelspeler na een schitterend
gespeelde rol. 'k Vond het prettig naar de boeken te
kijken en te denken, dat 'k ze later lezen zou. Alles
was naar mijn zin, mijn woning, de divan, Maria
j Wasel jewa. In mijn geest doken brokstukken uit
I mijn rol op, mijn gedachten gingen nogmaals de be-
I wegingen na, die 'k maakte. Soms slopen kritische
aanmerkingen er doorheen: wat daar of daar beter
I gezegd óf gedaan had kunnen worden.
Met mijn geimprivoseerde: „wacht even" was ik
zeer tevreden. Inderdaad was dit een zeldzaam en
voor leeken ongeloofwaardig staaltje van
suggestieve kracht.
„Wacht even", herhaalde ik met gesloten oogen en
lacht stil voor me heen. Mijn oogleden werden
zwaar. Ik zou graag hebben willen slapen, toen even
geleidelijk, even vanzelfsprekend als aLle andere in
mijn geest een nieuwe gedachte opdoemde, toege
rust met alle eigenschappen die ze kon hebben: hel
derheid, eenvoud, juistheid. Langzaam kwam ze,
maar verdwijnen deed ze niet meer. In woorden uit
gedrukt was ze aldus!
,,'t Is altijd mogelijk, dat dr. Kerzjentsof werkelijk
krankzinnig is. Hij, dacht, dat hij' veinsde, maar hij
is werkelijk krankzinnig. Ook op dit oogenblik
krank zinig."
Drie, vier keer herhaalde ik die gedachte en zon
der te begrijpen lachte ik steeds stil voor me heen.
„Hij dacht te veinzen, maar hij is krankzinnig,
ook op dit oogenblik krankzinnig".
Eindelijk 'begreep ik. Eerst dacht ik, dat Maria
Wasel jewa de woorden zei, daar iki meende hen met
haar stem te hooren zeggen; toen dacht ik aan Ale-
xis. Ja aan Alexis, den vermoorde. Toen begreep ik,
dat ik ze zelf gedacht had1 dat was ontzettend.
Voor ik het wist, stond ik midden in de kamer,
scheurde de haren uit mijn hoofd en zed:
„Dat is 't laatste, wat i'k vreesde is gebeurd'. Ik; ben
te ver gegaan en nu grijnst de afgrond me aan."
Toen ze me kwamen arresteeren, was mijn uiter-
- „Ik weet het niet,' zei hij haperend. „Misschien
komt het door Uw hoed met de goudgele veer of
hij keek naar haar schoentjes door Uw witte
schoentjes. Neen, kijkt U nu alsjeblieft niet
kwaad... Ik kan het toch niet helpen, dat ik direct
mooie dingen, opmerk."
Toen nam hij afscheid. Nadat hij verdwenen was,
zat Toni nog over den jongen Kngelschmah fia te
denken. Hij kon praten, dat was onomstooteliijk
Vaar. Daarbij was hij een type man, dat geheel'
nieuw voor haar was en hij interesseerde haar. Plót-1
seling begon zij zich af te vragen, waarom ze de
de twee laatste jaren eigenlijk alleen maar de Saul-
nos en Georgette in haar leven had gehaid.... Dit
waren er toch eigenlijk ontzettend weinig, in ver
gelijking met de vele interessante menschen, die
er toch op de wereld waren. Een paar maal keken
de dames, waarmee de jonge Engelschman was,
naar haar om en allen drie groetten, toen ze het
restaurant verlieten. Ciro was dien middag zeer
vol, bijna geen tafeltje was onbezet. Een van de
grootste Parü'sche actrices kwam het restaurant
binnen, gevolgd door een langen^ slabkefi mali,
klaarblijkelijk oen Amerikaan. Toni had heel dik
wijls „La belle Sirène" in Parijs gezien. Ze bleef
naar haar kijken. De vrouw was heel groot en
had een volmaakt lichaam, met een prachtig ge
zicht. Toni hoorde, hoe iemand, aan een tafeltje, tot
een ander zei: „Het is toch eigenlijk schande, dat
ze zulk soort vrouwen hier tomaten."
Toni kreeg de plotselinge impulsie zich om te
wenden en tot de spreekster te zeggen: „Mijn
lieve mensch, wat weet jij van het leven afP Vrou
wen als La belle Sirène zouden nooit werkelijk
geschikt zijn om getrouwd behoorlijk getrouwd
to zijnHet huwelijk zou hen vermoorden.
Deze' vrouwen zijn geen gewone demie-mondaines,
die als het ware niets artders kennen, dan huil
liohaam productief maken idit zijn vrouwen, die
heel dikwijls het leven van 13e grootste staatsman
nen in hun handen hebbeli. Cleopotra, Asoasia,
waren dat soort vrouwen, vrouwen, die geen kalm,
traag bloed in hun aderen hebben... Men zou
evengoed kunnen trachten de zee te laten ophou
den om te golven. Dit is het eenige, wat waadde
aan hot leven kan geven... maar op de duizend
vrouwen wordt er maar één zóó geboren... en
slechts één op de millioen vrouwen,, zooals die
ziin, zou gelukkig kunnen wezen in eoh huwelijk."
Ze stond op, en lachte in zichzelf. „Dus dit is
hot resultaat van mïïn eersten dag van vriihrid... en
van den stral-mdcn blauwen hemel van Italië. Hoe
is het in 's hemels naam mogeliik, dat ik al dié
laatste, lange j'aren zonder emotie of opwinding
heb kunnen levenP"
Eh bien, deze jaren waren voorbij en in Parijs w'ariitte
,Tenn op baar. Zii zag hem op dit oogenblik
boel sterk voor zich... zijn kleine gebrekkige ge
stalte... rijn moede, bleeke gezicht. Ze moest, zioh
lijk, volgens hen. Ijzingwekkend: mijn. gelaat doods
bleek, mijn kleeren gescheurd. Maar mijn God, zoo'n
nacht doorleven en toch niet gek worden, beteekent
-dat soms niet in 't bezit zijn van een onverwoestbaar
stel zenuwen. Alleen mijn kleeren heb ik gescheurd
en den spiegel stukgeslagen. A propos: mag ik U een
raad geven? Als een Uwer eens mocht doormaken,
wat dik dien nacht heb doorgemaakt, hangt dan den
spiegel op in de kamer waarin U vertoeft, maar zoo,
als U 't doet, wanneer er een lijk staat
Hangt hem op.
Ik vind het vreeselijk hleroveT te schrijven. Ik ben
bang voor wat ik me herinneren en schrijven moét.
maar langer het verzwijgen kan ik niet en door hal
ve woorden wordt het vreeselijke nog vreeselijkor.
Die avond!
Stelt U zich voor een dronken slang, ja juist een
dronken slang. Zij' had nog de haar eigen boosheid;
haar lenigheid en vlugheid waren nog grooter ge
worden, haar tanden even scherp en giftig gebleven.
Dronken was zij en in die afgesloten kamer waren
een massa menschen, allen sidderend van schrik, sa
mengepakt. Met eentonig gesis glijdt ze tusschen hen
door, slingert zich om hun beienen en bijt hun iu
't gezicht en in de lippen, kringelt zich als *n rookzuil
in de hoogte en verscheurt het eigen lichaam. En 't
schijnt, alsof er meerdere, duizenden, rich winden,
bijten en zichzelf verslinden.
Zoo was mijn gedachte, zij waarin ik geloofde en
in de scherpheid en giftigheid van welker tanden ik
redding en bescherming had gezocht
En el'ke gedachte brak zich in duizend1 andere; elk
van deze was sterk en machtig, en allen waren
vijandig. Ze dansten een wilden dans, hun muziek
was als 't geloei van een draak, angstwekkend, als 't
gehuil van een scheepsroeper en scheen te komen
uit voor mij ongeweten'diepten. Dat was de slang
der gedachten, de vreeselijkste van alle, daar ze
zich in de duisternis verbergt. Uit het hoofd, waar
ik haar stevig bevestigd had, kroop ze in de schuil
hoeken mijner ziel, in haar donkerste en onbekend
ste holen. Én daar schold ze als een vluchtende slaaf,
brutaal en onbeschaamd in 't weten van eigen on
grijpbaarheid.
„Jij dacht dat je veinsde, maar jij was gek. Jij
kleine, jij' booze, jijl dokter Kerzjentsef. Een zekere
dokter Kerzjentsef; de krankzinnige dókter Kerz
jentsef."
Zoo schreeuwde het, en ik wist niet hoe het man
ster te omtloopeni IOk weet zelfs niet, wat het was. Ik
noem het gedachte, maar misschien was het dat
niet. Als duiven boven een brand draaiden die ge
dachten zich in het hoofd en zij schreeuwden van
boven en van terzijde, waar fki hen zien noch van
gen kon.
Het vreeselijkste wat ik voelde, iwas dat Ik mezelf
niet kende en nooit gekend' had. Toen mijn „ik" zich
j bevond in mijn helder verlicht hoofd, waar alles
leefde en zich bewoog in wetmatige orde, toen be-
greep ik' en kende ik mezelf, dacht ik na over mijn
karakter en mijn plannen en was ik, meende ik,
baas in eigen huis. Nu zie ik dat ik geen haas, maar
een slaaf hen, slap en krachteloos.
Stelt U zich voor, dat gij een huis bewoont mót
veel kamers waarvan ééne slechts door U ge-
gruikt wordt en denkt dan toch, dat het
geheele huis Uw eigendom is. Plotseling merkt ge,
dat er in de andere akmers geleefd wordt. Ja, ge
leefd wordt, door raadselachtige wezens, menschen
misschien, misschien andere schepsels. Het huis be
hoort hun. Gij wilt weten wie ze zijn, maar de deur
is en blijft gesloten; geen klank, geen geluid dringt
naar buiten. En tegelijkertijd weet ge, dat juist daar,
achter die gesloten deur, beschikt wordt over Uw
lot.
Ik ging naar den spiegel, hangt den spiegel op,
hangt hem op.
Daarna herinner ik me niets meer, -totdat het par
ket kwam. Ik vroeg hoe laat het, was;
10 uur, zeide men mij. En langen tijd heb ik niet
kunnen begrijpen, dat er slechts twee uur verloopen
waren sedert mijn thuiskomst en omstreeks drie se-
dert den moord.
Vergeeft mij, heeren- deskundigen, dat ik zoo
iets gewichtigs voor U, als de vreeselijke toestand
na den moord, slechts in zulke algemeehe en niets
zeggende woorden beschreef. Het is echter alles wat
ik me herinneren kan en wat weer te geven is. Bij
voorbeeld kan ik geen woorden vinden1 voor d!o ontzet
ting, die ik den ganschen tijd voelde. Behalve dit
kan ik niets met besliste zekerheid zeggen. Mijn ge
heugen laat me in den steek. Mogelijk is 't geen ge
heugenzwakte, maar iets anders. Alleen een ding,
herinner ik mé 'helder, dat isl dé gedachte; of de stem,
j of iets wat niet te omschrijven is: Dr. Kerzentsef
dacht, dat hij veinsde krankzinnig te zijn, terwijl
I hij 't werkelijk was.
Zoo even heb ik mijn pols gevoeld': 180. Dat was
zoo even, alleen door de herinnering.
Wordt vervolgd.
tot haar schande bekennen, dat zij dien heelen mid
dag geen seconde aan hem had gedacht.
„Waarom ben ik tooh ook met zoo'n ellen-
digen zin voor schoonheid geboren?' zei ze, bijna
gèirriteerd, tot zichzelf, „ik zou heusch op het
oogenblik willen, dat ik wat kennissen om me heen
had... ik geloof, dat ik me een beetje eenzaam
voel... .En toch wil ik nog niet naar huis terug- j
gaan."
Het werd een buitengewoon-mooie avond, kalm
en zwoel, er hing een geur van duizenden bloemen
in de lucht. Het was Toni, alsof 'de bloemen haar
naar buiten riepen... Ze ging van het raam weg, j
sloeg een cape om en liep den weg op. „Zal ik naar -
den tuin van de villa gaan?... Waarom nietP"
Langzaam wandelde ze er heen.... Ze liep langs
het terras. Hoe dikwijls hadden Robert en zij daar
samen gezeten.... heel dicht bij elkaar.... elkander
toefluisterend, hoe lief ze elkaar hadden.
In den linkerhoek onder een jaamynstruik stond
een stoel. Ze ging zitten en begon na te «denkeh.
Ze verlangde er nu naar alle herinneringen vah
vroeger op te roepen.... Het deed nu geen pijn
meer.... Op dat oogenblik dacht ze niet aan Ro
bert zelf, maar aan de heerlijke jaren van emo
tie, die hü" haar gegeven had. En tien jaar lang
was haar leven hol en leeg geweest... Hoe had ze
het kunnen uithouden? Met een plotseling gebaar
ging ze overeind zitten, haar handen tegen haar
borst geklemd. Morgen zou ze weer teruggaan naar
Parijs en zoo gauw mogelijk met Jean trouwen.
Ze zou dan weer in Het Leven komen... het volle
heerlijke Leven. Het was haar, alsof Jean's heldere
oogen "haar wenkten... Morgen zou ze naar hem
teruggaan... en ze zouden trouwen en hij zou haar
naar Italië brengen voor hun „lune de miel".
Een „lun dé miel".... omringd van allé luxe,
die ze maar zou kunnen begeeren en met een
man, die haar aanbad.
Ze wist op dat oogenblik heel zeker, dat de
oude Toni van vroeger, die door Robert het leven
I met al zijn genietingen had leeren kenheh, weer
wakker was geworden... dat alle oude verlangens
weer bij haar boven waren gekomen... alleen maar
wachtend op een enkele aanraking, om de vlam
j weer hoog te doen opbranden.
I „Vous aurez beau faire et beau dire."
Ze schrikte op... toen^ ze plotseling door de hoo
rnen fieen het roode licht van een lantaarn zag
schijnen.
„Vous aurez beau faire et beau dire." Hij was
nu vlak bij haar stoel gekomen. „Hallo...." Hij
bracht de lantaarn heel dicht bij haafl* gezicht en
zei jongensachtig verheugd: „Hallo... het is de
dame van de n^ooie voetj'es."
Toni moest lachen. „En ik liep juist aan U te
denken," voegde hy er aan toe, terwijl hij op de
onderste treden van het terras ging ritten en haar
in de oogen keek.
Ze boog zich een weinig voorover. Waarom
komt U hier 's avonds in den tuin vroeg ze.
„Lieve Hemel, ik was net van plan U hetzelfde
te vragen... Ik woon hier."
„O... en ik had U juist willen vragen, met welk
recht U in dezen tuin kwam? Het is nu Uw beurt
om mij er uit te verjagen."
„Maar daar heb ik niet het minste plan op. In
tegendeel, ik zal het buitengewoon prettig vinden,
als U nog een poosje zoudt willen blijven."
Hjj richtte het licht van de lantaarn op haar ge
zicht „Doet U dat licht uit, wilt U?"
„Graag," antwoordde hij gretig. „Weet U, dat ik
me nog niet eens aan heb voorgesteld? Mijn
naam is Hugo "Dacre. En U moogt niet boos op
me zijn om alles,wat ik al tegen U gezegd heb.E
want ik meende ieder woord."
„Dan moet U misschien niet alles zeggen, wat
U meent," zei Toni.
„Zegt me nu ook Uw naam. Wilt U?"
„Heb ik U gezegd, dat ik er plan op had?"
„Nee.... maar... doet U het, toe!'
Toni antwoordde nog niet. „Weet U...." ging hij
voort, „dat het heerlijk is, dat ik U vanavond hier
ontmoet?"
„Ik denk, dat ik me eigenlijk schamen moest
zoo maar doodrustig in Uw tuin te zijn binnen
gestapt"
„Wat een onzin.... Ik heb al van gisteren af
voortdurend zitten bedenken, op welke manier
ik U nu eigenlijk verder zou kunnen ontmoeten."
„Woont dat mooie meisje met het roode haar, dat
gisteren bij U was, ook in de villa?" vroeg Toni.
„Juffrouw Drew... Nee, die logeert in een hotel,
maar ze vertrekt morgen weer."
„En dan vertrekt U ook zeker weer?"
Even aarzelde hij. „Nee... nee... dart weet ik nog
niet." Toni begreep onmiddellijk, dat het wèl zijn
bedoeling was geweest om weg te gaan, maar dat
hij plotseling besloten had te blijven. Ook begreep
ze heel goen de reden. Heel vaag voelde ze, dat zij
den volgenden dag nog niet naar Parijs terug zou
gaan.
Dacre keek haar aan. „U is toch niet koud? U
heeft zoo'n ontzettend dun japonnetje aan."
I „O, neen. heelemaal niet.... Vertel me eens, waar
om gaat U morgen niet met Uw vrienden mee
terug?"
„Oh... ik weet Tiet eigenlijk niet... Florence Is
hooi gezellig en... het is ook heel prettig ont
moetingen op het terras van het huis te hebben.^,
zooals deze bijvoorbeeld."
Hii lachte en Toni ook.
„Ziezoo.... dat is beter," zei Dacre, 'terwijl hij met
zijn ruer tegen «en der rnlaren ging leunen. „Nu U
werkelijk gelachen heeft., voel ik heelemaal geen
angst mer voor U."
„Angst?"
„JaU zag er zoo ontzettend koud en op een
afstand uit Maarvoedde hij er aan toe,., dat
is waarschijnlijk 't geweldig aantrekkelijke van U."
„Is het Üw gewoonte om complimentjes te .ma
ken?"
„Dat doe ik nooit," protesteerde hij ernstig.
„Ik zeg altijd de waarheid. Maar luistert U eens:
nu heeft U me nog niet Uw naam gezegd."
„Misschien... doe ik dat ook liever niet."
„Bedoelt U daarmee, dat U me eigenlijk liever
niet meer zou zien? Maar waarom niet... Wat heb
ik dan gedaan?" De laatste woorden klonken bijna
angstig.
„Niets.... Maar ik moet nu heengaan." Toni
stond op.
„Wat heeft U een vermkkelijk parfum," zei Da
cre plotselingj terwijl hij dichter bij haar kwam
staan. „Het is een buitengewóón-heerlijke lucht.
Ik houd van odeur.... maar „the right woman"
moet ze ook alleen gebruiken."
„Ik twijfel er geen moment aan, dat U ondei>
vinding van vrouwen en van parfum heeft," zei
Toni lachend.
Hü legde Zijn hand op haar arm. „Toe nu...
zegt u me nu Uw naam, voordat U weggaat. Ik
moet hem 'heusch weten.
„En waarom?"
„Omdat ik U natuurlijk moet riem"
„Ik heet Antonia Saumarez."
„Maar de afkorting is natuurlijk: Toni.../ Wat
een leuke naamhet is een naam, die bij U hoort."
„Goedennacht, mijnheer Dacre... en wel bedankt
voor Uw gastvrijheid."
„Goedennacht. Mag ik U morgen komen be
zoeken P"
„Als U het heel prettig vindt., en als ik thuis
ben."
„Ja, maar... nu U het vooruit weet.... zoudt IJ nu
niet thuis kunnen blijven? En mag ik dan bij U
theedrinken? En wilt U 3an misschien den hoc(d
met de oranje veer opzetten? Hè, toe, blü'ft U mor-
Sen thuis. Als U wilt, zal ik dan voor U zingen."
ij de laatste woorden barstte hy in lachen uit.
„Ik heb U vanmorgen hooren zingen." t
„Gelukkig... want dan weet U tenminste het
ergste al van me. Mag ik nu morgen komen?"
„Theedrinken?"'
„Ja.... O, vindt U het goed? Ik denk, dat ik al
heel vroeg kom."
„Ik rust tot vier nur... met het oog op mi]n
ouderdom."
„Hoe oud is UP Twee jaar misschien. U ziet cr
tenminste vanavond precies zoo uit mot Uw groot*
babyoogem Wilt U straks nog even omkijkenr
Toen ze bij den hoek omkeek, wuifde hy naar
nog toe. i-
„Hij is een aardige j'ongen," zei ze by nenzeg
toen ze naar bed ging. Er lag een brief van oe
I Saulnee op tafel, dien ze echter niet las.
Wordt vervolgd