Honigs
Een Pudding-
DE VADI.
Puddingen
DE GROOTE VLAM
De dingen om ons heen.
Binnenlandsch Nieuws.
Zaterdag 19 ApriE4.
67sle Jaargang. P7421.
DERDE BID.
Een Paaschverhaal door H. GNNEGIETER.
(Nadruk verbod
„Kom jongen, doorloopenl"
Verschrikt kijkt het kind omhBn slaat de oog
jes neer voor den norschen t>liW zijn vader. Het
was een zoo mooie bloem geweSie het had wil
len plukken, toen de hand vait vader, die zijn
handje omklemd hield, hem tïortgaan dwong.
Het zusje, dat aan den anderint Vader'© hand
vasthoudt, waagt het, den norstfnan aan te spre
ken:
„Vader, en mogen we nu, als -«ruggaan, Paasch-
eitjes koopen?"
„Op Zondag koopen we geen jch-eitjes; dan zijn
de winkels dicht".
„Maar de lekkerwinkels toeft?"
„Hou je mond nu maar; jort nu niet aan
Paasch-eitjes te denken; hier et kerkhof'.
Want ze waren juist het heh de begraafplaats
.doorgegaan en liepen nu, lan^t breede grintpad,
den bekenden weg van ieder^ndag.
,,'s Zondags gaan we naar <der", vertelde het
kleine meisje op school. Ze vhet gewichtig, zoo
iets vreemds te doen, wat and4nderen niet deden.
Andere kinderen hadden geepeder, die dood was,
en Lientje vond het prettig, Je andere kinderen
dan stil werden en haar sctfer bekeken, omdat
Lientje's moeder dood was. 5e vond het prettig,
als de juffrouw haar med^ud zachtjes streek
over 'thaar.
Maar met Vader was 't op vandeling niet altijd
prettig. Vader kon zoo brofn, of hij zei niets,
en ze mochten onderweg he«et stoeien of grapjes
maken, maar moesten rechtr zich uitkijken, zoo
lang ze aan Vader's handen ent stil zijn, om
Moeder.
Eindelijk zijn ze bij hetf- Er ligt een mooie,
nieuwe steen met Moeder's&m er op. Ze hebben
!die al zoo vaak' gelézen, <£e er niet meer naar
kijken. Ze kijken naar de -ybijgangers en naar de
bloemen, die deze in de haüebben; ze kijken naar
den merel, die tusschen dtruiken heen en weer
wipt, ijverig in de weer, heftig met zijn kopje
schuddend en rukkend, alij een gt-oote worm uit
den grond trekt. Ze kijkena-r de vlinders, die over
het grasveld wieken en ziniet toegevouwen vleu
gels neerzetten op dien wieden kelk; van! 'n bloem.
Het is een mooie Paaschtend. Het is zoel en
sonnig en de kerkklokkeniden in de verte. Het is
zoo stil hier tusschen de enen en struiken, waar
ze met Vader óp de banitten vlak bij Moeder's
•af. Wim slingert met ©eentjes heen en weer,
s bank is hem te hoog ij vindt dit een aardig
spelletje. Lientje meent gin* een bij te zien, daar
boven de tulpen, maar zij du dit niet zeggen, want
Vader zit als gewoonlijk, gedachten verzonken,
f stuurscbj met de hand ondet hoofd, over de gra
ven te turen.
Vader's gedachten zijn zw<- en somber. In het
ij aar is zijn vrouw overlederonverwachts; ze von
den haar in de sloot achter 'tjds. Ze leed aan toe
vallen, maar ze was ook zwaaaoedig en kort voor
dat ze haar vonden, hadden zi*am«n een woorden-
wisseling gehad. En <fe man a,n le veronderstel
ling maar niet van zich afzette: dal hij de schuld is
'geweest van haar dood. Zij' trokichelke kleinigheid
•reeselijk aan, en hij was werelijt heel onaardig
tegen haar geweest, den dag va hiar dood.
'tWas voor hem ook vaak hel noeilijk, geduldig
haar bittere buien te verdragei 2j kon onredelijk
boos zijn en zonder grond klaget öms, als zij; hem
tot het uiterste had gebracht en zij opgekropt ver
driet losbarstte in drift, verweetzi zichzelf, dat ze
tijm leven vergalde en dat het nar beter zou zijn,
500 hij van haar was verlost. Zij ad toch niets dan
diende van 't leven, dat te zwaar vor haar was. En
au, na zoo'n uitbarsting, was ze uilend het huis
Uitgeloopen, en ze vonden haar lx de sloot.
Sindsdien was zijn bestaan een vortdurende folte
ring geweest. Twijfel had hem gek'eld over de oor
zaak van haar dood. Had ze werkejk een toeval ge-
IS
chte
n al-
>t en
een
rlan-
:reik
IA Al-
zijn dagtaak, maar verder tobde en peinsde hi| maar.
Rouw en wroeging namen al zijn kracht in beslag;
hij was een onbruikbaar mensch voor de maat
schappij en voor zijn kinderen geworden.
Ja, ook voor zijn kinderenl Hij bedenkt het opeens,
met schrik.
„Vader, er is niks aan je vanmorgen!" heeft Wimpje
gezegd, toen hij niet antwoordde op Wimpje's vraag,
of die merel een mannetje of een wijfje was.
En plotseling gevoelt hij een nieuwe grief; de kin
deren hebben hun rechten en hij moet ook de moe
der vervangen; ze hebben niemand dan hem al
leen, en hij doet ze te kort!
Maar moet hij ze dan niet leeren, mee te rou
wen om Moeder? Ze denken toch al zoo weinig meer
om haar.
Een oud mannetje, dat voorbij de bank komt, zet
zich naast Wimpje neer en heeft al gauw een heel
gesprek met het aardige ventje. Als het oude man
netje bemerkt, dat de vader ontstemd terzijde kijkt,
verontschuldigt het zich: „Ja, 't is eigenlijk wel te
genstrijdig, meneer: kinderen en een kerkhof. Maar
zoo is de wereld! Zie om je heen: al dat jonge
Paaschgrner.; de bijen, de vlinders; och meneer,
ze zwermen en dartelen, duikelen over den dood.
Misschien is 't maar goed. 't Is de jonkheid, die
i leven er ini houdt."
Ja, zoo is het!, bepeinst hij ontsteld. Verzet hij zich
niet tegen de eeuwige levenswetten, door de levens
lustige kinderen te willen binden aan den dood?
Moest hij1 zichzelf ook niet terwille van hen, wier
vader en moeder hij nu is, ontrukken aan zijn
vruchteloos leed?
Het oude mannetje vertelt, dat hij zelf drie kin
deren op 't kerkhof heëft. Hij wijdt uit over zijn
leven: een bestaan van moeite en zorg en strijd!
Maar je moet er maar tegen op; elk krijgt zijn
pakje te dragen, 'tls niet gemakkelijk, vooral tegen
woordig, maar je mag 't niet al te zwaar nemen,
dan zou je te kort schieten in je plicht.
Alweer die plicht!, denkt de vader. Zoo heeft hij
't voor vandaag nog nimmer bekeken. Hij voelt zich
laf en klein naast dit oude mannetje, dat zich
dapper door de moeiten van 't leven heeft geslagen,
en met rouw over\irie kinderen in 't hart en zelf
met den dood voor oogen nog een vroolijk woord
heeft voor Wimpje. Kijk, daar zit Wimpie zoo waar
op 'toude mannetje's knie!
'tls of de vader zich schaamt, dat Wimpje bij het
oude mannetje en niet bij hèm op de knie is ge
sprongen. Maar wat zou Moeder er van zeggen,
als hij Wim op zijn knie hossebotste, vlak bij haar
graf?
Vreemde gedachte: wat Moeder zou zeggen. Als 't
eens waar was, dat de dooden zich nog met je be
moeiden, ja, hoe zou zij dan nu over hem denken?
Plotseling herinnert hij' zich haar gezegde, dat het
beter voor hem zou zijn, zoo hij van haar ware
bevrijd. Zij was niet voor dit leven geschapen, niet
opgewassen) tegen de zorgen en moeiten en zij bed em
merde ook hem. Als 't haar werkelijk eens ernst was
geweest! Vreeselijke gedachte: dat haar offer dan
tevergeefs zou. zijn. Want nu was hij, door haar
heengaan, een tobber geworden en hij op zijn beurt
belemmerde nu de kinderen in hun levensblijheid en
krachtsontplooiing.
Hij: verbeeldde zich, dat zij op hem neerzag. Niet
met verwijtende oogen. Hoe kon hij aan schuld den
ken! Was er schuld in het leven? Dit vreemde en
verwarde en ingewikkelde leven, waarin de eene
mensch den anderen drijft zonder te weten waar
heen; waarin hij wordt gedreven door anderen. Voor
hoever is men voor zijn stemmingen en daden aan
sprakelijk?
En eensklaps schiet hem een spreuk te binnen, die
hij heeft gelezen, hij weet niet meer waar: „Tever
geefs tobben wij over het leven; wat weten wij; van
het leven? Slechts één ding staat vast; dat wij
het leven niet hebben gekregen om het ongebruikt
te verspillen".
Vóór hem rusten d egraven; blank en koel een uit
gestrektheid van zerken. Maar daarachter, waar de
Paasehklokken luiden, zwoegt en strijdt en lijdt het
leven! Ook hij, hoort tot dat leven. Zijn taak is
dèó.r; temidden van het verdriet, dat overmeesterd
en de zorg, die overwonnen moet worden. Bij de
strijders voor liefde en blijdschap en recht in het
leven; bijl de pioniers voor betere tijden en' gidsen
naar hoogere idealen; bij de dapperen, die met door
wonde ziel en met den dood in 't vooruitzicht wer
ken en minnen, en lachend hun taak vervullen.
Kijkt hij naar ginds? Waar de stad ligt met haar
tot leven roepende klokken? Hij kijkt naast zich:
zijn kinderen, diie daar zitten, wachtend op het ver
lossend woord.
Eensklaps staat hij op van de bank. Een wind
vlaag trekt door de zoelte; diep ademt hij de krach
tige; voorjaarslucht in. En, in een opwelling van lang
vergeten opgewektheid grijpt hij den jongen aan en
tilt hem, met uitgestrekte armen, boven zijn macht..
„Hoera!", roept het kind en trappelt met de been
tjes.
„Hoera!", zal ook hij roepen, tegen het Leven.
is in de meeste ge
zinnen een waardig
besluit van den maal
tijd. Het is echter
lang niet hetzelfde
welke pudding. De
lekkerste zijn
Gefabriceerd met Honig'» Maixena.
beid te komen.
HIJNHARDT'S
ZENUW-TABLETTEN
LAX EER-TAB LETTEN
60 ct,
HOOFDPIJN-TABLETTEN
60 ct.
Bij Apotik en Drogisten,
;l
33.
OUVEH WADSLIT,
vertaald dooi DICKT W AF E.B AKKER.
?°an sprake van, dat i nu nog terug
con tent/11 m°0t 'e blijven' n' J'e eenmaal ge-
:\a'r )lal* ie je verstopt?" vroor Toni verbaasd,
i 'i ,.I3: T®wholen aehter eet van de pilaren,
r"" rk twee nut•op je heb jdttet wachten."
aiTfJ ™B"Jaoh' Bat dat gebof?"
.stoei wilt gaan 'zitten, zal ik
trachten je te overtuigen."
,W 'iV fP een chaise longue- „H heb dien
Wen gebracht... Ce, ga er nn op
lerdpn rmm* Sölfiren hè: dat is iets, w£tt hon-
ron; wel zullen* hebben verteld.
>^d?^ m 60081 waarom beo je nooit ge-
Trkive^J0m '®i>^d aan.
Je A°1 d<> gewone, normale reden."
>t 10 nooit erg veel van iemand
'•uCL
Rbt gehouden V"
C *J)afc heb ik niet
KÏio"<len?"hel)(: WèI m je lOTen Teel
"Mün beate Hngou.»
mik begTpp je zoo di
Als men de redevoering lee9t waarmede Macdonald
de conferentie met de Russen heeft geopend, zou
men waarlijk bijna gaan gelooven, dat er iets komt
van een regeling.
Het antwoord yan Rakiwsky is echter voldoende
om die verwachting aanstonds den bodem in te
slaan. Er komt niets van en het zou ons buitenge
woon verwonderen, als de conferentie het zoo ver
bracht, dat de verschillende punten van het program
werden besproken. Om van afgehandeld of geregeld
maar heelemaal te zwijgen.
Die agenda omvat negen hoofdpunten en feitelijk
zou voor elk daarvan bijna een afzonderlijke confe
rentie noodig zijn.
Engeland komt met een drietal financieele eischen:
de ooriogsschuld van circa 600 millioen, de par
ticuliere schuldvorderingen van Britsche onderda
nen, zijnde ongeveer 185 millioen en den eisch tot
het teruggeven van eigendommen, rechten, enz., die
Engelschen voor het Soviettijdperk in Rusland be
zaten.
De schulden behoeven niet aanstonds te worden
voldaan, als zij maar worden erkend, zoodat er
kans komt op betaling in de toekomst. De welwillend
heid, in deze matiging gelegen, is niet zeer groot,
gezien de onmacht tot betalen. Bovendien evenwel
is deze eisch reeds a priori voor inwilliging onvat
baar, omdat het particulier bezit betreft (ook dat
van den Staat), waarvan de erkenning nu eenmaal
in strijd is met de communistische beginselen.
Zoo dus Rakowsky zin zou hebben om den Brit-
sdhen eischen in te willigen doch dden ®ra Iheeft
hij zeer zeker niet! dan zou zijn staatsinrichting
het hem verbieden. En als deze de inwilliging niet
verhinderde, zou het gebrek aan geld de gevolgen
eener eventueele inwilliging van den eisch toch
illusoir maken.
De Russen zijn echter niet voor één gat gevangen.
Het zou immers mogelijk kunnen zijn, dat het vuur
zoo na aan de scheenen werd gelegd, dat men wel
meest overgaan tot erkenning. Daarom heeft de
Sovietregeering sedert vele maanden reeds ten
tijde der conferentie van Genua een com/niisie
aan het werk, die de schadbn opneemt veroorzaakt
door de verschillende pogingen der Entente om door
hulpverleening aan contrarevolutionaire bewegingen
de Sovietregeering ten val te brengon. Aangezien
deze commissie werkt naar Fransch en Belgisch
voorbeeld en ieder bondehok noteert als ware bet
een paleis geweest, zal er vermoedelijk zuik een te-
genrekening komen, dat r van de Britsche vordering
weinig tastbaars zal overblijven.
Dit is de waarschijnlijke gang van zakeD aangaande
de vier eerste punten der agenda.
Toch zou het mogelijk kunnen zijn, dat de Rus
sen een of andere toezegging deden, als zij zien,
dat met zulk een belofte de toestemming van En
geland staat of valt om aan Rusland een leening
I van 150 millioen toe te staan.
Deze leening zal vermoedelijk heel wat voeten in
de aarde hebben. De Britsche Staat kan ze niet ver-
Icenen. Een voorstel om dit bedrag uit de schatkist
t.e nemen en er dus den belastingbetaler voor te
laten opdraaien, zou schijn noch schaduw van kans
hebben. Al wat de regeering van Macdonald kan doen
is: baar toestemming te verleenen, dat zulk een
leening in Londen wordt uitgegeven. En of zulk een
toestemming noodig is, moet als zeer kwestieus wor
den beschouwd, na de erkenning der Sovietregeering.
Een geheel ander geyal is evenwel of bankiers en
puibileik ton Engeland iete gevoelen voor zulk 'm lee
ning, zelfs al zegt MacDonald neg zoo plechtig en na
drukkelijk, dat hij1 geen bezwaar heeft tegen deze
credietgarantie, ja, al zou hjj ze het publiek aanbe
velen!
Want: afgescheiden van belastingpenningen, heeft
zelfs de leider der Arbeiderspartij geen drommel te
zeggen over het geld en de wijze van belegging er
van door het publiek. In dit opzicht is niet de re
geering de figuur, die den doorslag geeft, doch de
bankiers en de beurs. Wil die er aan, dan schrijdt
het publiek in, met of zonder MacDonald en desnood3
met of zonder het parlement. En willen) Ibeuns en
banken niet, dan kan Downingstreet en St. Stephen
en Moskou hoog of laag springen: er komt geen
stuiver.
Daarom is het zoo merkwaardig, dat juist den dag
vóór de opening der conferentie de bankiers de
puntjes op de i hebben gezet. Zonder zich zelfs met
een woord te begeven in het vraagstuk der eventueele
leening, eischen zij van MacDonald, dat hij zal aan
sturen op erkenning der vorderingen, teruggaaf vau
het gestolene en behoorlijke wetgeving, die nieuwe
„confiscatie" en contractschennis onmogelijk maakt.
De banken stellen nog andere eischen, doch daarover
later. De genoemde zijn voldoende om te laten zien,
dat geenerlei diplomatiek of politiek gefraseer van
Rakowsky of Litwinoa, die straks komt, in staat zal
zijn een cent los te krijgen van den belêgger in En
geland. De voorwaarden zijn duidelijk geformuleerd
enzijn voor de Russen onaannemelijk. Feitelijk
en principieel.
Men kent het verhaal van den gekwetste, die twee
doodelijke wonden had, terwijl de andere drie wel
kans op herstel aanboden. De stakker overleed reeds
aan een dier doodelijke kwetsuren. Wat geeft het
of men confereert over allerlei andere punten: over
het staken van vijandelijke propaganda in Groot-Bri-
tannië of elders in het Britsche Rijk? Of men praat
ovtr toelating der Sovietrepublieken in den Volken
bond. Over erkenning der nieuw geschapen grenzen,
over hernieuwing of wijziging van oude Iractaten
van handel en vriendschap en nog het een en ander.
Die wonden zouden allemaal kunnen genezen. Maar
do hoofdzaak is het financieele: voor Rusland de
leening, voor Engeland de oude vorderingen.
Zoolang elk der partijen van eigen eisch de voor
waarde maakt voor inwilliging der wenschen van de
tegenpartij, zoolang ieder der twee niet wil en niet
kan toestemmen in den eisch van den ander, zonder
dat vooraf zijn eigen wenschen zijn vervuld, komt
er van deze of van elke volgende conferentie niets
terecht.
Toen straks twee jaar geleden de Haagsche
conferentie plaats had, was die erkenning der schul
den het struikelblok eenerzijds, de leening ander
zijds.
Sedert is er zeer weinig veranderd.
Hoogstens, dat Moskou tengevolge der erkenning
dcor Italië en Groot-Britannie en eenigè kleinere
stèten nog wat meer praats heeft gekregen. Dat de
noteering van den gouden Tsjernowitsj raison van
10 maal millioen maal millioen roebet) beven het
pond sterling en zelfs boven den dollarkoers staat,
dat het gelukt is wat graan uit te voeren, al wordt
daardoor de hongersnood wat erger in eigen land,
zijn handigheidjes, waardoor men wel even 'n poli
ticus kan verblinden vooral als hij gaarne, van
wege de familieverwantschap, graag verblind wil we
zen,doch daarmede fopt men geen bankiers. En
geen beleggers.
Ziedaar, waarom er van de conferentie niets te
recht komt.
Tenzij Rusland niet slechts toezeggingen doet aan
gaande de buitenlandsche vorderingen, doch de uit
voering dier toezeggingen zeer behoorlijk waarborgt.
Kan dit? Kan Rakowski beloven? Kan Rusland
waarborg geven?
UITKIJK.
van ©en man
-200 dikwijls niet. Het ééne oogen-
ifc un fo i^108 fea baby en het andere oogen-
f jffet lm?* on^öttend wijs en cynisch zxjn."
(kordde TonP? ff TreoseWlto combinatie", ant-
ovcr 2a WC nu eens vanavond met
^TndenP" praten' 260 ja dat ^et aar-
anE'j0701, ion.... maar als j'e (Traag
jr«Ti <^,n ual ik j'e vertellen, dat j'e
Toni zwiJL kinl« "toto gedachten bent geweest.
«En A voor 21 uitkijken.
- Toiu. dan wilde ik je ook no,
nog zeggen,
ik
weet gewoonlijk heel goed, wat ik wiL... en als ik
iets heb, weet ik het vast te houden."
„Ik geloof Toni, dat je alles kunt krijgen, wat
je hebben wilt, als ie maar ernstig genoeg wenschti,
om het te hebben.
„Zooals je redeneert, Hugo, vermoed ik, dat je
veel succes in je leven/ zult hebben."
„Ja, tot nu toe."
Toni lachte. „Je bent ook al zoo oud, hè?"
„Tot nu toe," ging Dacre voort. „Maar nu begin
ik heel erg bang te worden, dat ik iets wil hebben,
wat ik op het. oogenblik niet krijgen kan." Hjj
boog zijn hoofd heel dicht tot haar over en de
stralen van de maan maakten den vorm van zijn
hoofd heel duidelijk zichtbaar.
„Weet je, wat ik 'bedoel?" vroeg hij heel dicht
bij haar.
Toni bewoog zich onrustig. Ze trachtte hom aan
te zien. „Hoe zou ik dat kunnen weten, mon ami?"
Plotseling stond hij op en begon heen en weer
te loopen.
„Je moet weten, wat ik bedoel, Toni."
„Ik weet het werkelijk niet, Hugo."
„Wil ie beweren, dat je niet weet, hoe ontzettend
aantrekkelijk je voor me bent?"
„Maar beste jongen
„Toe, wees nu met zoo kinderachtig...Je bent
après tont toch maar een paar jaar ouder dén
Plotseling kwam hn weer naast haar op de chaise
zitten. „Je weet heel goed, hoe geweldig aantrek
kelijk je voor me bent... dat moet je al een paar
j dagen geleden geweten hebben. Je parfum.... de
J manier, waarop je kijkt... je lach... ai die dingen
maken me krankzinnig. Pc verlang er aldoor naar
I je heel dicht bij me te hebben... en als je* er bent,
dan mis ik ook weer zooveel dingen. Misschie denk
je wel, dat ik een groote idioot ben, die niet weet,
wat hb' wil. Ik herbaal nog eens: ik heb nog nooit
iemana ontmoet, zooals jij bent..."
Hii zweeg en Toni hoorde duidelijk zijn adem-
haling.
I „Maar mijn hes te Hugo," zei ze, „je kent rae
niet eens."^
„Geloof je, dat het noodzakelijk is, dat een man
een vrouw heelemaal moet kennen, om van haar
i te houden?"
i Ze ging overeind zitten en streek' even zach''^
met haar hand door zijn dik, krullend haar. „Mor-
DAT tyLAT HARD.
Door het veeartsenij kundig toezicht werden Woens
dag in Hollands Noorden 12 gevallen van mond- en
klauwzeer geconstateerd.
LAMMERENMARKTEN.
Te Den Burg, Texel, zullen de 6 groote lammeren-
markten gehouden worden op 19 en 26 Mei, 2, 9, 16
en 23 Juni.
BARSINGERHORN.
In de laatst gehouden vergadering van Hoofdin
gelanden van de Banne Barsingerhorn, is tot voor
zitter dier Banne de heer J. Pluister benoemd, in
wiens plaats als lid van het Dagelijksch Bestuur
de heer C. Bakker Az. is gekozen.
ST. PANCRAS.
16 April jl. vergaderde het Witte Kruis alhier,
in café „De Driesprong".
Na opening en lezing der notulenkwam ter
sprake ^t schrijven van de afdeeling De Rnp.
Besloten werd voor 't aangegeven doel f5 te be
stemmen.
De heer J. van Kampen, gaf verillag van het
gen zul je om jezelf moeten lachen, babyjongen.'
zei ze zachtjes. Ze voelde, hoe hij trilde onder haar
aanraking.
«Je zult dan •bij jezelf zeggen: Lieve hemel, wat
een idioot was ik gisterenavond."
Plotseling keek hij haar strak aan: „Zoo denk
je dat?"
Ze liet haar hand weer door zijn haar glijden.
„Als jij dat lang blijft doen, dan...."
„Wat dan?" fluisterde ze.
Hij haalde even heel diep .adem en voor ze er op
verdacht was, had hij haar in zijn armen genomen
en gekust Hij kuste haar zóó heftig, dat het haar
pijn deed... Het was echter, alsof ze zich niet kon-
verweren.. Ze kuste hem niet .terug: ze lag een
voudig stil in zijn armen. Voor een oogenblik liet
hij haar los. „Als je eens wist, hoe ik. hier naar
verlangd heb," zei hij eindelijk. „Toni... kindje,
ben je boos op me?"
„Nee," zei ze zachtjes.
„Als je me niet had aangeraakt... ik bedoel, als je
je vingers niet door mijn haar had laten glijden...
dan had ik me misschien nog .in kunnen houden....
Maar toen kon ik niet meer." Vaster drukte hij
haar in zijn armen. Hk wil je zoo dioht mogelijk
tegen me aanvoelen, Toni."
„Jongen". Hij boog zich over'haar heen. „De heb
honderden keeren gelachen* om mensch en, die aan
liefde op het eerste gezicht geloofden... Dat had ik
niet mogen doen, vindt je wel?"
Hij kuste haar nu heel teeder, totdat ze hem
terugzoende. Toen drukte hij haar weer storm
achtig in zijn armen.
„Toni," fluisterde hij hartstochtelijk. „Toni....
is het waar? Hond je ook van myP Je hebt- me
teruggekust, kindje... Toe, zeg het me nn."
In iedere zenuw^ van haar ^lichaam voelde Toni,
dat ze hem 4noodig had... zijn jeugd, zijn harts
tocht, zijn liefde... Plotseling was net haar heel
duidelijk, dat ze door al de laatste jaren heen naar
dit had verlangd... dit vuur en een liefde, zooals
indertijd Robert haar gegeven had.
„Ja... ik hond van je," zei ze heel4 zachtjes.
Ze voelde, hoe er weer een trilling door hem
heenging.
„Dus je wilt met me trouwen... je moett kindje....
Het kan nu eenmaal niet anders, hoor je? Vanaf
den eersten keer, dat ik je gezien heb, begreep ik,
dat jij de eenige vrouw voor me zou zijn. En van
middag maakte je me zoo bang... Het was me, Alsof
ik voelde, dat ie eens in je leven heel, heel erg
veel van iemand gehouden had.... dat die man ge
storven was, of zoo iets... Maar het kan haast
niet, je bent nog zoo jong."
Voordat ze hem antwoorden kon, had hij haar
al weer in zijn armen genomen. .„Je zult met me
trouwen... heel gauw met me trouwen, hè Toni?"
vroeg hij door zijn kussen heen. „Ik zal je eenvou
dig niet loslaten, voordat je me gezegd hebt, wan
neer we zullen trouwen."
„Ik zal het je morgen zeggen," antwoordde ze
vaag. „Jongen, laat me nu gaan... ik ben zoo moe."
Onmiddellijk liet hij haar nu los." Ik breng je
naar huis, kindje... Heb ik je zoo moe gemaakt ?k
had me waarschijnlijk meer in moeten houden,
maar ik kon eenvoudig niet."
„Je moet je niet inhouden," fluisterde Toni.
„Je zult me beloven, voordat je nu naar huis
gaat... dat je heel gauw met me zult trouwen,
Toni. Waar zouden we op wachten? Ik kan mor
gen dadelijk aan je broer schrijven. In twee we
ten zouden we getrouwd kunnen zijn... en daarna...
Toni denk eens even na... Geloof je, dat ooit twee
andere menschen zoo gelukkig met elkaar kunnen
zijn als wij?"
„Maar Huug, we kennen elkaar nog zoo kort
protesteerde Toni zwak. Hij lachte vroolijk. ,,Wu
kunnen elkaar ons heele leven lang nog leeren
kennen," lachte hii.
Ze waren voor ae deur van haar hotel aangeko
men.
„De zal j'e morgenochtend komen halen. Dus
zorg, dat je er vroeg uitbent. Anders loop ik ge
woonweg naar boven naar je slaapkamer... Nu moet
je zelf maar weten, wat je doet, hoor."
Hij keek haar na, tot ze achter de deur was ver
dwenen.
HOOFDSTUK 34.
„Het is een droom.... en ik aal weer wakker wor
den," zei Toni dien nacht telkens tot zichzelf. Maar
dan voelde ze Hugo's kussen weer en ze begreep,
dat het werkelijkheid was geweest. De Saulnes? 7,o
dacht niet aan hem... Bovendien had ze hem toch
ook niets positiefs beloofd. Vrouwen, die verliefd
rijn, zijn wreed voor andere mannen, die van haar
honden, want alles concentreert zich om den eenen
man, van wien ze houden... de rest bestaat nietvoor