Honigs Een Pudding- DE VADI. Puddingen DE GROOTE VLAM De dingen om ons heen. Binnenlandsch Nieuws. Zaterdag 19 ApriE4. 67sle Jaargang. P7421. DERDE BID. Een Paaschverhaal door H. GNNEGIETER. (Nadruk verbod „Kom jongen, doorloopenl" Verschrikt kijkt het kind omhBn slaat de oog jes neer voor den norschen t>liW zijn vader. Het was een zoo mooie bloem geweSie het had wil len plukken, toen de hand vait vader, die zijn handje omklemd hield, hem tïortgaan dwong. Het zusje, dat aan den anderint Vader'© hand vasthoudt, waagt het, den norstfnan aan te spre ken: „Vader, en mogen we nu, als -«ruggaan, Paasch- eitjes koopen?" „Op Zondag koopen we geen jch-eitjes; dan zijn de winkels dicht". „Maar de lekkerwinkels toeft?" „Hou je mond nu maar; jort nu niet aan Paasch-eitjes te denken; hier et kerkhof'. Want ze waren juist het heh de begraafplaats .doorgegaan en liepen nu, lan^t breede grintpad, den bekenden weg van ieder^ndag. ,,'s Zondags gaan we naar <der", vertelde het kleine meisje op school. Ze vhet gewichtig, zoo iets vreemds te doen, wat and4nderen niet deden. Andere kinderen hadden geepeder, die dood was, en Lientje vond het prettig, Je andere kinderen dan stil werden en haar sctfer bekeken, omdat Lientje's moeder dood was. 5e vond het prettig, als de juffrouw haar med^ud zachtjes streek over 'thaar. Maar met Vader was 't op vandeling niet altijd prettig. Vader kon zoo brofn, of hij zei niets, en ze mochten onderweg he«et stoeien of grapjes maken, maar moesten rechtr zich uitkijken, zoo lang ze aan Vader's handen ent stil zijn, om Moeder. Eindelijk zijn ze bij hetf- Er ligt een mooie, nieuwe steen met Moeder's&m er op. Ze hebben !die al zoo vaak' gelézen, <£e er niet meer naar kijken. Ze kijken naar de -ybijgangers en naar de bloemen, die deze in de haüebben; ze kijken naar den merel, die tusschen dtruiken heen en weer wipt, ijverig in de weer, heftig met zijn kopje schuddend en rukkend, alij een gt-oote worm uit den grond trekt. Ze kijkena-r de vlinders, die over het grasveld wieken en ziniet toegevouwen vleu gels neerzetten op dien wieden kelk; van! 'n bloem. Het is een mooie Paaschtend. Het is zoel en sonnig en de kerkklokkeniden in de verte. Het is zoo stil hier tusschen de enen en struiken, waar ze met Vader óp de banitten vlak bij Moeder's •af. Wim slingert met ©eentjes heen en weer, s bank is hem te hoog ij vindt dit een aardig spelletje. Lientje meent gin* een bij te zien, daar boven de tulpen, maar zij du dit niet zeggen, want Vader zit als gewoonlijk, gedachten verzonken, f stuurscbj met de hand ondet hoofd, over de gra ven te turen. Vader's gedachten zijn zw<- en somber. In het ij aar is zijn vrouw overlederonverwachts; ze von den haar in de sloot achter 'tjds. Ze leed aan toe vallen, maar ze was ook zwaaaoedig en kort voor dat ze haar vonden, hadden zi*am«n een woorden- wisseling gehad. En <fe man a,n le veronderstel ling maar niet van zich afzette: dal hij de schuld is 'geweest van haar dood. Zij' trokichelke kleinigheid •reeselijk aan, en hij was werelijt heel onaardig tegen haar geweest, den dag va hiar dood. 'tWas voor hem ook vaak hel noeilijk, geduldig haar bittere buien te verdragei 2j kon onredelijk boos zijn en zonder grond klaget öms, als zij; hem tot het uiterste had gebracht en zij opgekropt ver driet losbarstte in drift, verweetzi zichzelf, dat ze tijm leven vergalde en dat het nar beter zou zijn, 500 hij van haar was verlost. Zij ad toch niets dan diende van 't leven, dat te zwaar vor haar was. En au, na zoo'n uitbarsting, was ze uilend het huis Uitgeloopen, en ze vonden haar lx de sloot. Sindsdien was zijn bestaan een vortdurende folte ring geweest. Twijfel had hem gek'eld over de oor zaak van haar dood. Had ze werkejk een toeval ge- IS chte n al- >t en een rlan- :reik IA Al- zijn dagtaak, maar verder tobde en peinsde hi| maar. Rouw en wroeging namen al zijn kracht in beslag; hij was een onbruikbaar mensch voor de maat schappij en voor zijn kinderen geworden. Ja, ook voor zijn kinderenl Hij bedenkt het opeens, met schrik. „Vader, er is niks aan je vanmorgen!" heeft Wimpje gezegd, toen hij niet antwoordde op Wimpje's vraag, of die merel een mannetje of een wijfje was. En plotseling gevoelt hij een nieuwe grief; de kin deren hebben hun rechten en hij moet ook de moe der vervangen; ze hebben niemand dan hem al leen, en hij doet ze te kort! Maar moet hij ze dan niet leeren, mee te rou wen om Moeder? Ze denken toch al zoo weinig meer om haar. Een oud mannetje, dat voorbij de bank komt, zet zich naast Wimpje neer en heeft al gauw een heel gesprek met het aardige ventje. Als het oude man netje bemerkt, dat de vader ontstemd terzijde kijkt, verontschuldigt het zich: „Ja, 't is eigenlijk wel te genstrijdig, meneer: kinderen en een kerkhof. Maar zoo is de wereld! Zie om je heen: al dat jonge Paaschgrner.; de bijen, de vlinders; och meneer, ze zwermen en dartelen, duikelen over den dood. Misschien is 't maar goed. 't Is de jonkheid, die i leven er ini houdt." Ja, zoo is het!, bepeinst hij ontsteld. Verzet hij zich niet tegen de eeuwige levenswetten, door de levens lustige kinderen te willen binden aan den dood? Moest hij1 zichzelf ook niet terwille van hen, wier vader en moeder hij nu is, ontrukken aan zijn vruchteloos leed? Het oude mannetje vertelt, dat hij zelf drie kin deren op 't kerkhof heëft. Hij wijdt uit over zijn leven: een bestaan van moeite en zorg en strijd! Maar je moet er maar tegen op; elk krijgt zijn pakje te dragen, 'tls niet gemakkelijk, vooral tegen woordig, maar je mag 't niet al te zwaar nemen, dan zou je te kort schieten in je plicht. Alweer die plicht!, denkt de vader. Zoo heeft hij 't voor vandaag nog nimmer bekeken. Hij voelt zich laf en klein naast dit oude mannetje, dat zich dapper door de moeiten van 't leven heeft geslagen, en met rouw over\irie kinderen in 't hart en zelf met den dood voor oogen nog een vroolijk woord heeft voor Wimpje. Kijk, daar zit Wimpie zoo waar op 'toude mannetje's knie! 'tls of de vader zich schaamt, dat Wimpje bij het oude mannetje en niet bij hèm op de knie is ge sprongen. Maar wat zou Moeder er van zeggen, als hij Wim op zijn knie hossebotste, vlak bij haar graf? Vreemde gedachte: wat Moeder zou zeggen. Als 't eens waar was, dat de dooden zich nog met je be moeiden, ja, hoe zou zij dan nu over hem denken? Plotseling herinnert hij' zich haar gezegde, dat het beter voor hem zou zijn, zoo hij van haar ware bevrijd. Zij was niet voor dit leven geschapen, niet opgewassen) tegen de zorgen en moeiten en zij bed em merde ook hem. Als 't haar werkelijk eens ernst was geweest! Vreeselijke gedachte: dat haar offer dan tevergeefs zou. zijn. Want nu was hij, door haar heengaan, een tobber geworden en hij op zijn beurt belemmerde nu de kinderen in hun levensblijheid en krachtsontplooiing. Hij: verbeeldde zich, dat zij op hem neerzag. Niet met verwijtende oogen. Hoe kon hij aan schuld den ken! Was er schuld in het leven? Dit vreemde en verwarde en ingewikkelde leven, waarin de eene mensch den anderen drijft zonder te weten waar heen; waarin hij wordt gedreven door anderen. Voor hoever is men voor zijn stemmingen en daden aan sprakelijk? En eensklaps schiet hem een spreuk te binnen, die hij heeft gelezen, hij weet niet meer waar: „Tever geefs tobben wij over het leven; wat weten wij; van het leven? Slechts één ding staat vast; dat wij het leven niet hebben gekregen om het ongebruikt te verspillen". Vóór hem rusten d egraven; blank en koel een uit gestrektheid van zerken. Maar daarachter, waar de Paasehklokken luiden, zwoegt en strijdt en lijdt het leven! Ook hij, hoort tot dat leven. Zijn taak is dèó.r; temidden van het verdriet, dat overmeesterd en de zorg, die overwonnen moet worden. Bij de strijders voor liefde en blijdschap en recht in het leven; bijl de pioniers voor betere tijden en' gidsen naar hoogere idealen; bij de dapperen, die met door wonde ziel en met den dood in 't vooruitzicht wer ken en minnen, en lachend hun taak vervullen. Kijkt hij naar ginds? Waar de stad ligt met haar tot leven roepende klokken? Hij kijkt naast zich: zijn kinderen, diie daar zitten, wachtend op het ver lossend woord. Eensklaps staat hij op van de bank. Een wind vlaag trekt door de zoelte; diep ademt hij de krach tige; voorjaarslucht in. En, in een opwelling van lang vergeten opgewektheid grijpt hij den jongen aan en tilt hem, met uitgestrekte armen, boven zijn macht.. „Hoera!", roept het kind en trappelt met de been tjes. „Hoera!", zal ook hij roepen, tegen het Leven. is in de meeste ge zinnen een waardig besluit van den maal tijd. Het is echter lang niet hetzelfde welke pudding. De lekkerste zijn Gefabriceerd met Honig'» Maixena. beid te komen. HIJNHARDT'S ZENUW-TABLETTEN LAX EER-TAB LETTEN 60 ct, HOOFDPIJN-TABLETTEN 60 ct. Bij Apotik en Drogisten, ;l 33. OUVEH WADSLIT, vertaald dooi DICKT W AF E.B AKKER. ?°an sprake van, dat i nu nog terug con tent/11 m°0t 'e blijven' n' J'e eenmaal ge- :\a'r )lal* ie je verstopt?" vroor Toni verbaasd, i 'i ,.I3: T®wholen aehter eet van de pilaren, r"" rk twee nut•op je heb jdttet wachten." aiTfJ ™B"Jaoh' Bat dat gebof?" .stoei wilt gaan 'zitten, zal ik trachten je te overtuigen." ,W 'iV fP een chaise longue- „H heb dien Wen gebracht... Ce, ga er nn op lerdpn rmm* Sölfiren hè: dat is iets, w£tt hon- ron; wel zullen* hebben verteld. >^d?^ m 60081 waarom beo je nooit ge- Trkive^J0m '®i>^d aan. Je A°1 d<> gewone, normale reden." >t 10 nooit erg veel van iemand '•uCL Rbt gehouden V" C *J)afc heb ik niet KÏio"<len?"hel)(: WèI m je lOTen Teel "Mün beate Hngou.» mik begTpp je zoo di Als men de redevoering lee9t waarmede Macdonald de conferentie met de Russen heeft geopend, zou men waarlijk bijna gaan gelooven, dat er iets komt van een regeling. Het antwoord yan Rakiwsky is echter voldoende om die verwachting aanstonds den bodem in te slaan. Er komt niets van en het zou ons buitenge woon verwonderen, als de conferentie het zoo ver bracht, dat de verschillende punten van het program werden besproken. Om van afgehandeld of geregeld maar heelemaal te zwijgen. Die agenda omvat negen hoofdpunten en feitelijk zou voor elk daarvan bijna een afzonderlijke confe rentie noodig zijn. Engeland komt met een drietal financieele eischen: de ooriogsschuld van circa 600 millioen, de par ticuliere schuldvorderingen van Britsche onderda nen, zijnde ongeveer 185 millioen en den eisch tot het teruggeven van eigendommen, rechten, enz., die Engelschen voor het Soviettijdperk in Rusland be zaten. De schulden behoeven niet aanstonds te worden voldaan, als zij maar worden erkend, zoodat er kans komt op betaling in de toekomst. De welwillend heid, in deze matiging gelegen, is niet zeer groot, gezien de onmacht tot betalen. Bovendien evenwel is deze eisch reeds a priori voor inwilliging onvat baar, omdat het particulier bezit betreft (ook dat van den Staat), waarvan de erkenning nu eenmaal in strijd is met de communistische beginselen. Zoo dus Rakowsky zin zou hebben om den Brit- sdhen eischen in te willigen doch dden ®ra Iheeft hij zeer zeker niet! dan zou zijn staatsinrichting het hem verbieden. En als deze de inwilliging niet verhinderde, zou het gebrek aan geld de gevolgen eener eventueele inwilliging van den eisch toch illusoir maken. De Russen zijn echter niet voor één gat gevangen. Het zou immers mogelijk kunnen zijn, dat het vuur zoo na aan de scheenen werd gelegd, dat men wel meest overgaan tot erkenning. Daarom heeft de Sovietregeering sedert vele maanden reeds ten tijde der conferentie van Genua een com/niisie aan het werk, die de schadbn opneemt veroorzaakt door de verschillende pogingen der Entente om door hulpverleening aan contrarevolutionaire bewegingen de Sovietregeering ten val te brengon. Aangezien deze commissie werkt naar Fransch en Belgisch voorbeeld en ieder bondehok noteert als ware bet een paleis geweest, zal er vermoedelijk zuik een te- genrekening komen, dat r van de Britsche vordering weinig tastbaars zal overblijven. Dit is de waarschijnlijke gang van zakeD aangaande de vier eerste punten der agenda. Toch zou het mogelijk kunnen zijn, dat de Rus sen een of andere toezegging deden, als zij zien, dat met zulk een belofte de toestemming van En geland staat of valt om aan Rusland een leening I van 150 millioen toe te staan. Deze leening zal vermoedelijk heel wat voeten in de aarde hebben. De Britsche Staat kan ze niet ver- Icenen. Een voorstel om dit bedrag uit de schatkist t.e nemen en er dus den belastingbetaler voor te laten opdraaien, zou schijn noch schaduw van kans hebben. Al wat de regeering van Macdonald kan doen is: baar toestemming te verleenen, dat zulk een leening in Londen wordt uitgegeven. En of zulk een toestemming noodig is, moet als zeer kwestieus wor den beschouwd, na de erkenning der Sovietregeering. Een geheel ander geyal is evenwel of bankiers en puibileik ton Engeland iete gevoelen voor zulk 'm lee ning, zelfs al zegt MacDonald neg zoo plechtig en na drukkelijk, dat hij1 geen bezwaar heeft tegen deze credietgarantie, ja, al zou hjj ze het publiek aanbe velen! Want: afgescheiden van belastingpenningen, heeft zelfs de leider der Arbeiderspartij geen drommel te zeggen over het geld en de wijze van belegging er van door het publiek. In dit opzicht is niet de re geering de figuur, die den doorslag geeft, doch de bankiers en de beurs. Wil die er aan, dan schrijdt het publiek in, met of zonder MacDonald en desnood3 met of zonder het parlement. En willen) Ibeuns en banken niet, dan kan Downingstreet en St. Stephen en Moskou hoog of laag springen: er komt geen stuiver. Daarom is het zoo merkwaardig, dat juist den dag vóór de opening der conferentie de bankiers de puntjes op de i hebben gezet. Zonder zich zelfs met een woord te begeven in het vraagstuk der eventueele leening, eischen zij van MacDonald, dat hij zal aan sturen op erkenning der vorderingen, teruggaaf vau het gestolene en behoorlijke wetgeving, die nieuwe „confiscatie" en contractschennis onmogelijk maakt. De banken stellen nog andere eischen, doch daarover later. De genoemde zijn voldoende om te laten zien, dat geenerlei diplomatiek of politiek gefraseer van Rakowsky of Litwinoa, die straks komt, in staat zal zijn een cent los te krijgen van den belêgger in En geland. De voorwaarden zijn duidelijk geformuleerd enzijn voor de Russen onaannemelijk. Feitelijk en principieel. Men kent het verhaal van den gekwetste, die twee doodelijke wonden had, terwijl de andere drie wel kans op herstel aanboden. De stakker overleed reeds aan een dier doodelijke kwetsuren. Wat geeft het of men confereert over allerlei andere punten: over het staken van vijandelijke propaganda in Groot-Bri- tannië of elders in het Britsche Rijk? Of men praat ovtr toelating der Sovietrepublieken in den Volken bond. Over erkenning der nieuw geschapen grenzen, over hernieuwing of wijziging van oude Iractaten van handel en vriendschap en nog het een en ander. Die wonden zouden allemaal kunnen genezen. Maar do hoofdzaak is het financieele: voor Rusland de leening, voor Engeland de oude vorderingen. Zoolang elk der partijen van eigen eisch de voor waarde maakt voor inwilliging der wenschen van de tegenpartij, zoolang ieder der twee niet wil en niet kan toestemmen in den eisch van den ander, zonder dat vooraf zijn eigen wenschen zijn vervuld, komt er van deze of van elke volgende conferentie niets terecht. Toen straks twee jaar geleden de Haagsche conferentie plaats had, was die erkenning der schul den het struikelblok eenerzijds, de leening ander zijds. Sedert is er zeer weinig veranderd. Hoogstens, dat Moskou tengevolge der erkenning dcor Italië en Groot-Britannie en eenigè kleinere stèten nog wat meer praats heeft gekregen. Dat de noteering van den gouden Tsjernowitsj raison van 10 maal millioen maal millioen roebet) beven het pond sterling en zelfs boven den dollarkoers staat, dat het gelukt is wat graan uit te voeren, al wordt daardoor de hongersnood wat erger in eigen land, zijn handigheidjes, waardoor men wel even 'n poli ticus kan verblinden vooral als hij gaarne, van wege de familieverwantschap, graag verblind wil we zen,doch daarmede fopt men geen bankiers. En geen beleggers. Ziedaar, waarom er van de conferentie niets te recht komt. Tenzij Rusland niet slechts toezeggingen doet aan gaande de buitenlandsche vorderingen, doch de uit voering dier toezeggingen zeer behoorlijk waarborgt. Kan dit? Kan Rakowski beloven? Kan Rusland waarborg geven? UITKIJK. van ©en man -200 dikwijls niet. Het ééne oogen- ifc un fo i^108 fea baby en het andere oogen- f jffet lm?* on^öttend wijs en cynisch zxjn." (kordde TonP? ff TreoseWlto combinatie", ant- ovcr 2a WC nu eens vanavond met ^TndenP" praten' 260 ja dat ^et aar- anE'j0701, ion.... maar als j'e (Traag jr«Ti <^,n ual ik j'e vertellen, dat j'e Toni zwiJL kinl« "toto gedachten bent geweest. «En A voor 21 uitkijken. - Toiu. dan wilde ik je ook no, nog zeggen, ik weet gewoonlijk heel goed, wat ik wiL... en als ik iets heb, weet ik het vast te houden." „Ik geloof Toni, dat je alles kunt krijgen, wat je hebben wilt, als ie maar ernstig genoeg wenschti, om het te hebben. „Zooals je redeneert, Hugo, vermoed ik, dat je veel succes in je leven/ zult hebben." „Ja, tot nu toe." Toni lachte. „Je bent ook al zoo oud, hè?" „Tot nu toe," ging Dacre voort. „Maar nu begin ik heel erg bang te worden, dat ik iets wil hebben, wat ik op het. oogenblik niet krijgen kan." Hjj boog zijn hoofd heel dicht tot haar over en de stralen van de maan maakten den vorm van zijn hoofd heel duidelijk zichtbaar. „Weet je, wat ik 'bedoel?" vroeg hij heel dicht bij haar. Toni bewoog zich onrustig. Ze trachtte hom aan te zien. „Hoe zou ik dat kunnen weten, mon ami?" Plotseling stond hij op en begon heen en weer te loopen. „Je moet weten, wat ik bedoel, Toni." „Ik weet het werkelijk niet, Hugo." „Wil ie beweren, dat je niet weet, hoe ontzettend aantrekkelijk je voor me bent?" „Maar beste jongen „Toe, wees nu met zoo kinderachtig...Je bent après tont toch maar een paar jaar ouder dén Plotseling kwam hn weer naast haar op de chaise zitten. „Je weet heel goed, hoe geweldig aantrek kelijk je voor me bent... dat moet je al een paar j dagen geleden geweten hebben. Je parfum.... de J manier, waarop je kijkt... je lach... ai die dingen maken me krankzinnig. Pc verlang er aldoor naar I je heel dicht bij me te hebben... en als je* er bent, dan mis ik ook weer zooveel dingen. Misschie denk je wel, dat ik een groote idioot ben, die niet weet, wat hb' wil. Ik herbaal nog eens: ik heb nog nooit iemana ontmoet, zooals jij bent..." Hii zweeg en Toni hoorde duidelijk zijn adem- haling. I „Maar mijn hes te Hugo," zei ze, „je kent rae niet eens."^ „Geloof je, dat het noodzakelijk is, dat een man een vrouw heelemaal moet kennen, om van haar i te houden?" i Ze ging overeind zitten en streek' even zach''^ met haar hand door zijn dik, krullend haar. „Mor- DAT tyLAT HARD. Door het veeartsenij kundig toezicht werden Woens dag in Hollands Noorden 12 gevallen van mond- en klauwzeer geconstateerd. LAMMERENMARKTEN. Te Den Burg, Texel, zullen de 6 groote lammeren- markten gehouden worden op 19 en 26 Mei, 2, 9, 16 en 23 Juni. BARSINGERHORN. In de laatst gehouden vergadering van Hoofdin gelanden van de Banne Barsingerhorn, is tot voor zitter dier Banne de heer J. Pluister benoemd, in wiens plaats als lid van het Dagelijksch Bestuur de heer C. Bakker Az. is gekozen. ST. PANCRAS. 16 April jl. vergaderde het Witte Kruis alhier, in café „De Driesprong". Na opening en lezing der notulenkwam ter sprake ^t schrijven van de afdeeling De Rnp. Besloten werd voor 't aangegeven doel f5 te be stemmen. De heer J. van Kampen, gaf verillag van het gen zul je om jezelf moeten lachen, babyjongen.' zei ze zachtjes. Ze voelde, hoe hij trilde onder haar aanraking. «Je zult dan •bij jezelf zeggen: Lieve hemel, wat een idioot was ik gisterenavond." Plotseling keek hij haar strak aan: „Zoo denk je dat?" Ze liet haar hand weer door zijn haar glijden. „Als jij dat lang blijft doen, dan...." „Wat dan?" fluisterde ze. Hij haalde even heel diep .adem en voor ze er op verdacht was, had hij haar in zijn armen genomen en gekust Hij kuste haar zóó heftig, dat het haar pijn deed... Het was echter, alsof ze zich niet kon- verweren.. Ze kuste hem niet .terug: ze lag een voudig stil in zijn armen. Voor een oogenblik liet hij haar los. „Als je eens wist, hoe ik. hier naar verlangd heb," zei hij eindelijk. „Toni... kindje, ben je boos op me?" „Nee," zei ze zachtjes. „Als je me niet had aangeraakt... ik bedoel, als je je vingers niet door mijn haar had laten glijden... dan had ik me misschien nog .in kunnen houden.... Maar toen kon ik niet meer." Vaster drukte hij haar in zijn armen. Hk wil je zoo dioht mogelijk tegen me aanvoelen, Toni." „Jongen". Hij boog zich over'haar heen. „De heb honderden keeren gelachen* om mensch en, die aan liefde op het eerste gezicht geloofden... Dat had ik niet mogen doen, vindt je wel?" Hij kuste haar nu heel teeder, totdat ze hem terugzoende. Toen drukte hij haar weer storm achtig in zijn armen. „Toni," fluisterde hij hartstochtelijk. „Toni.... is het waar? Hond je ook van myP Je hebt- me teruggekust, kindje... Toe, zeg het me nn." In iedere zenuw^ van haar ^lichaam voelde Toni, dat ze hem 4noodig had... zijn jeugd, zijn harts tocht, zijn liefde... Plotseling was net haar heel duidelijk, dat ze door al de laatste jaren heen naar dit had verlangd... dit vuur en een liefde, zooals indertijd Robert haar gegeven had. „Ja... ik hond van je," zei ze heel4 zachtjes. Ze voelde, hoe er weer een trilling door hem heenging. „Dus je wilt met me trouwen... je moett kindje.... Het kan nu eenmaal niet anders, hoor je? Vanaf den eersten keer, dat ik je gezien heb, begreep ik, dat jij de eenige vrouw voor me zou zijn. En van middag maakte je me zoo bang... Het was me, Alsof ik voelde, dat ie eens in je leven heel, heel erg veel van iemand gehouden had.... dat die man ge storven was, of zoo iets... Maar het kan haast niet, je bent nog zoo jong." Voordat ze hem antwoorden kon, had hij haar al weer in zijn armen genomen. .„Je zult met me trouwen... heel gauw met me trouwen, hè Toni?" vroeg hij door zijn kussen heen. „Ik zal je eenvou dig niet loslaten, voordat je me gezegd hebt, wan neer we zullen trouwen." „Ik zal het je morgen zeggen," antwoordde ze vaag. „Jongen, laat me nu gaan... ik ben zoo moe." Onmiddellijk liet hij haar nu los." Ik breng je naar huis, kindje... Heb ik je zoo moe gemaakt ?k had me waarschijnlijk meer in moeten houden, maar ik kon eenvoudig niet." „Je moet je niet inhouden," fluisterde Toni. „Je zult me beloven, voordat je nu naar huis gaat... dat je heel gauw met me zult trouwen, Toni. Waar zouden we op wachten? Ik kan mor gen dadelijk aan je broer schrijven. In twee we ten zouden we getrouwd kunnen zijn... en daarna... Toni denk eens even na... Geloof je, dat ooit twee andere menschen zoo gelukkig met elkaar kunnen zijn als wij?" „Maar Huug, we kennen elkaar nog zoo kort protesteerde Toni zwak. Hij lachte vroolijk. ,,Wu kunnen elkaar ons heele leven lang nog leeren kennen," lachte hii. Ze waren voor ae deur van haar hotel aangeko men. „De zal j'e morgenochtend komen halen. Dus zorg, dat je er vroeg uitbent. Anders loop ik ge woonweg naar boven naar je slaapkamer... Nu moet je zelf maar weten, wat je doet, hoor." Hij keek haar na, tot ze achter de deur was ver dwenen. HOOFDSTUK 34. „Het is een droom.... en ik aal weer wakker wor den," zei Toni dien nacht telkens tot zichzelf. Maar dan voelde ze Hugo's kussen weer en ze begreep, dat het werkelijkheid was geweest. De Saulnes? 7,o dacht niet aan hem... Bovendien had ze hem toch ook niets positiefs beloofd. Vrouwen, die verliefd rijn, zijn wreed voor andere mannen, die van haar honden, want alles concentreert zich om den eenen man, van wien ze houden... de rest bestaat nietvoor

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1924 | | pagina 9