Honig's
Maïzena
TWEEDE BLAD,
Geestelijk Leven.
De dingen om ons heen.
FEUILLETON.
VROUWENLIST.
NIEMEIJER'S
Een
^Bord Pap
Zaterdag 3 Mei 1924.
67ste Jaargang. No. 7428.
Hebt gij kennis genomen van de rede, welke vóór
korten tijd door prof. Van Embden in de .Eerete
Kamer is gehouden? Hij heeft niet minder dan de
nationale ontwapening bepleit!
Natuurlijk vraagt gij nu onmiddellijk, wat dit met
„geestelijk leven" heeft te maken en ge poogt mis
schien eenig verband te ontdekken tusschen geeste
lijke problemen en zooiets practisch als ontwapening.
Het is ook mogelijk, dat gij denkt, dat ik het
terrein, waarop ik mij in deze rubriek steeds beweeg,
eens voor een keer wil verlaten en daarvoor die rede
van den Amsterdamschen hoogleeraar als aanlei
ding gebruik en gij waagt misschien zelfs te ver
onderstellen, dat ik mijn bevoegdheid te buiten ga.
Maakt u niet ongerust, mijn trouwe lezers.
Ik zal geen pleidooi houden vóór of tegen ontwa
pening. Ik ga me niet begeven op het terrein der
politiek.
Waarom ik dan begin met die rede van prof. Van
Embden te releveeren?
Omdat ik die rede als een zeer merkwaardig ver
schijnsel beschouw; omdat het uitspreken van deze
rede in een duffe omgeving als de Eerste Kamer mij
het bewijs levert dat er in de geesten der menschen
een verandering plaats grijpt. En dat elke verande
ring in de geesten der menschen vroeg of laat moet
voeren tot verandering in het leven van memsoh en
gemeenschap.
Begrijpt ge nu dat Astor zich, als de schrijver van
„Geestelijk leven", buitengewoon heeft verheugd in
genoemde redevoering?
Daarom kan hij niet nalaten in dit artikel te wijzen
op de zeer groote beteekenis van het geestelijk leven
onder de menschen óók, ja vooral met het oog op
het geluk der menschheid, welk geluk immers in
hoofdzaak afhankelijk is van de verhouding, waar
in de menschen tot elkander staan als enkelingen
en eveneens als groepen (volken en staten)?
Ik waag het te veronderstellen, dat het niet denk
baar is dat 25 jaar geleden zulke woorden in de
Eerste Kamer konden worden uitgesproken.
Nu is het gebeurd en ik geloof dat het is gebeurd
tot groote vreugde en met hartelijke instemming van
duizenden Nederlanders.
Wat leert ons dit?
Het éénig antwoord op deze vraag kan slechts we
zen: Er heeft in den geest van het Nederlandsche
volk een verandering plaats gegrepen.
Van deze verandering maakt zich prof. Van Emb
den tot tolk.
Het gaat er niet om of wij het eens zijn met al
wat hij heeft gezegd. Hij heeft het vraagstuk der ont
wapening niet alleen uit ideëel-menschelijk oogpunt
bezien, maar vooral van den pra.ctischen kant be
keken en er op gewezen hoe onzinnig het voor een
klein land als het onze is, honderden millioenen weg
te smijten aan d o e 11 o o z e verdedigingspogingen.
Hij is voorstander van nationale ontwapening, maar
wenscht een 30 millioen te besteden voor een politie-
leger.
Waar bet om gaat is, dat hij gebroken heeft met
de oude opvatting dat oorlog als een noodzakelijk
kwaad moet worden aanvaard.
En ik zou wel eens hebben willen lezen in de ziel
der Eerste Kamerleden, der „christenen" vooral, toen
hij wees op de gruwelijkheden, welke de komende
oorlog zal brengen.
In de Telegraaf werd dit geschreven:
„Wie den oorlog als redelijk middel om recht te
doen en te verkrijgen, blijft aanvaarden, moet ook
dit arsenaal van den chemischen oorlog en van het
met ziekten geladen vliegtuig aanvaarden. Moet ook
aanvaarden de nieuwe consequentie: de strijd zal
niet meer gaan tusschen legers en legers, maar de
vernietiging, de verstikking, bedreigt het heele volk
en moet zich dus ook tegen het heele volk richten.
Tegen de mannen, de vrouwen, de kinderen; tegen de
industrie-centra; tegen de groote steden vooral; en
tegen den oogst, die op de velden te rijpen staat.
Zoover is onze beschaving gekomen! riep de heer
Van Embden uit.
!Ja, zoover!
En nu is het de vraag: wat moeten we daar mee?
Hetzelfde als een vorig geslacht, en wij, gedaan heb
ben tegenover de techniek van toen: meedoen? wed
ijveren? wapen tegen wapen? stikgas tegen stikgas?
honger tegen honger? pest tegen pest! massadood
tegen massadood?"
Wat zal er zijn omgegaan in, de hoofden dar def
tige Kamerleden?
He weet het niet en zal etf maar niet naar raden. schen en altijd maar weer hen aan te sporen om te
Maar voor mij is het optreden van prof. v. Emb- denken? Laat 't ons nog eens weer met kracht elkan-
d'en een verheugenis geweest. Niet omdiat ik ineen, der zeggen: wie denkt, overwint,
i dat de ontwapening van Nederland thans spoedig een De grootste vijand, dien wij bij dezen arbeid heb-
feit zal wezen, maar omdat ik er de geeatesverande- ben te bestrijden, is niet de macht des behouds, maar
ring in zie van hem en zéér vele anderen. de, helaas, zoo va&k voorkomende geestelijke treag-
Én dit la voor iemand die geestelijk leven trachtheld. De meeste menschen schijnen te huiveren voor
te wekken, uitermate bemoedigend. inspanning van den geest. Zij slapen liever en ze
Er wordt vaak smalend gesproken over geestellj-1 vinden het zoo gemakkelijk zich .nietig neer te 1 eg-
ken arbeid en schamper wordt wel een# gevraagd gen op het bed, dat een ander voor hen heeft ge-
naar de waarde, d'e praotische waarde daarvan. spreid'. En ze hebben zelfs de neiging om boos te
En omdat dit wordt gedaan, bekommert men zich worden op hen, die pogen hen te wekken.
zoo weinig daarover en doet geen pogingen om tot
nadenken bron van geestelijik leven te wekken.
Hoe vaak kan men hooren, dat etr gezegd wordt:
och, laat de menschen maar mistig bij hun oude
denkbeelden, bij! hun oude geloof en oude overtui
ging. Ze voelen er zich immers gelukkig bij en waar
om dan hen te verontrusten? Het geeft immers toch
niets en ge maakt de stumperds maar ontevreden. En
dan komt men tegenover de levenwekkers, die de in
zichten willen veranderen, met het zielige argument:
't is altijd zoo geweest en het zal wel altijd zoo
blijven. En degenen, die dit zeggen, begrijpen zelf
niet hoe ijöelijk dom dit is.
Neen, alle geestelijke arbeid is van de hoogste be
teekenis! En wie de menschen tot denken weet te
brengen, bewijst een weldaad aan de wereld.
Alle groote veranderingen in het leven der mensch
heid moeten worden voorafgegaan door veranderin-
gien in den geest!
Naar mijne overtuiging zal er een tijd komen, dat
de oorlogen tot de geschiedenis zullen behooren en
slechts in de herinnering der menschheid voortleven
als een bange, booze droom uit een barbaarsch ver-
I leden. Maar die tijd kèn niet aanbreken voor in de
geesten der menschen, althans in het grootste deël
van hen, de Oorlog, cffke oorlog is veroordeeld als on-
menschelijk.
En als wij thans letten op do rede van prof. v.
Embden, op gelijke verschijnselen in andere landen,
dan mogen wij daaruit de overtuiging putten dat alle -Morgen Zondag is een belangrijke dag. Niet
verandering in de geesten noodwendig uitloopt op Sr®tf voor Duitschland, dat zich een nieuwen
een bevrijdende, louterende, herscheppende daad, R«ksdag kiest, als voor geheel Europa, omdat de
welke eens voltrokken moet worden. Duitsohe beslissing, hoe zij dan ook uitvalt, van
O f/'Jlfan lnTrl Art/-! PWA 1 ..'.'n J 1'1_1_ .1 1
Als dit niet zoo ware, zooi do evolutie in heel wat
vlugger tempo zich voltrekken.
En het rampzalige is, dat van die geestelijke traag
heid dé menschen zulke droeve gevolgen ondervin
den en er zoo zwaar voor moeten boeten.
Dit treedt wel het duidelijkst aan het licht bij de
bestrijding van den oorlog. Iedereen vindt oorlog
iet# vreeselijks, gruwt bij de gedachte aan al het leed,
dat hij over de wereld brengt.
Maar hoe groot is het aantal van hen, dat over de
oorzaken van den oorlog nèdenkt en mee wil helpen
om te bestrijden al wat nog in de geesten der men
schen leeft als eteunsel van dien oorlog?
_En toch moet dit geschieden! Dan alleen kan een
sterke, algemeen©, tot daden voerende, opinie ge
vormd worden.
Maar laat ik me tot het algemeen© bepalen.
De waarde van waarachtig geestelijk leven mag
niet worden onderschat. Want uit den menschelij-
ken geest komen de groote veranderingen.
Wie den vooruitgang wil, wie een ideaal wenscht
te benaderen voor de samenleving, heeft te begrijpen
dat daarvoor noodig is den geest te bewerken, te
prikkelen tot nadenken.
ASTOR.
grooten invloed zal zijn op de ontwikkeling der
politieke gebeurtenissen.
De Nationaal-democraten, d.w.z. de groep die
Naar heft Engelsch van C. N. en A. M. WILLIAMS ON
Bewerkt door W. J. A. ROLDANUS Jr.
„Hebt u een antipathie tegen mij?" begon hij.
„Zoudt u genoeg voor mij kunnen voelen om aan
mij te denken als aan een echtgenoot, wanneer we
elkaar op do gewone maatschappelijke wijze hadden
leeren kennen?
„Ja, dat zou ik zeker kunnen. En ik wil dat u
dat weet. U bent zoo edelmoedig voor mij geweest".
„Ik geef toe, dat ik iets voor u gedaan heb, maar
edelmoedigheid is een veel te groot woord. Ik ben
verliefd op u geworden. Vroeger ben ik nooit ver
liefd geweest..dat wil zeggen niet na mijn twin
tigste jaar. Ik heb nooit tijd gehad
En nu hebt u er niet veel tijd voor genomen!"
Zij lachte flauwtjes, maar in haar lach klonk een
snik door.
gel),oord' dat je daar geen tijd voor
?^0dilgwhei},V u hebben. liever dan ik ooit
iets heb willen hebben en ik zal u trouwen.... als u
-n hebt vergeten te bedenkende kosten op te
tellen zeide zij. „Stel u eens goed voor wat het
voor een man als u zijn zou een vrouw te hebben
LaJL?le Aï weet Wecies een enkele figuur
weggesneden uit ham- achtergrond op een schilderij,
dat hij nooit höeft. De menschen zouden vra
gen: „Wie was zij? En dan zoudt u niet kunnen
antwoorden
™«DatT?ZUllei\ 26 nif? vra8en", zeide Roger kop-
PJ "^n wat 20 elkaar vragen, laat me koud.
Ik ben geen man, die veel uitgaat, ofschoon ik het
prettig zou kunnen vinden mijn vrouw in de hoog-
oi- 7Tenf~!?' ?n dat kan ik met u doen
5®^' *k een man van É>eza?
ben Ik ben in ieder geval een man van genoee
invloed om mijn vrouw te brengen waar ik haar
brengen wil.
„Ja, dat is heel goed mogelijk. Maar ik zal u
nooit mts meer omtrent mijzelf kunnen mededee-
v i8?lief kunnen hebben om
ondanks dat foch gelukkig te zijn".
y*™ Selukk}f kunnen zijn," hield Roger vol,
„als jij van me hieldt
vR^ojH^anbidden^Mg^
In- deze overweging ligt een zeer groote troost.
Of is het niet troostvol te weten dat er altijd weer
harmonie gezocht wordt tusschen wat leeft in de gees- --
ten en tusschen de maatschappelijke werkelijkheid? kefc meest doen denken aan onze Vryheiuouw»
En levert de historie daarvan niet 't heerlijkste derg, hebben nu juist als parool uitgegeven, dat
bewijs? hier over veel meer wordt beslist aan over het
Zoodira een bepaalde toestand niet meeT is in over- aantal personen dat een zekere partijrichting in
eenstemming met wat ln de menschen leeft, kan hij den Rijksdag zal vertegenwoordigen of over de
niet langer blijven voortbestaan. vraag, wie de mannen zullen zijn, die voor zulk
En wij' worden hierbij herinnerd aan het bekende een party zitting nemen. De sprekers der Natio-
woo-rd, hetwelk ons spreekt van een koninkrijk, datnaal-democraten wijzen er op. dat de verkiezingen
in zich zelf verdeeld is en daarom niet kèn bestaan, in de eerste en voornaamste plaats een referendum
En een wereld die in haar wezen vloekt tegen de «ijn ovei het al dan niet aannemen van de voor-
beste en hoogste aspiraties, welke in den mensch le- stellen der deskundigen voor de regeling der scha
ven, zal te eeniger tijd te gronde moeten gaan devergoeding en dat zy. die voor het aannemon
want er is een eeuwig en noodwendig zoeken naar zyn, dus hebben te zorgen, dat er een regeering
evenwicht tusschen het innerlijke en het uiterlijke komt, krachtig genoeg om niet alleen aan te nemen.
leYïfn- «och ook uit te voeren wat is besloten.
Daarom is er voortdurende verandering in de men-1 Om zulk een regeering te krijgen is het noodig.
scheHjke tómenleving. Jat de verschillende partijen, die noch communis-
nieteenaansporing om te blijven tisch, noch reactionair zijn, zich aaneensluiten,
arbeiden aan het geestelijk leven onzer medemen- zoodat de zoogenaamde groote coalitie, die alle
groepen omvat van de S.D.A.P. tot dé burgerlijke
democraten, en het centrum weer mogelijk wordt.
Als men de onderlinge verschillen te veel op den
voorgrond gaat stellen, als men propaganda ga&t
maken voor of tegen verschillende sociale maatrege
len, voor of tegen het herstel eener monarchie
en dergelyke, is net duidelijk, dat de kans op een
krachtige regeering, gegrondvest op een dergelijke
ooalitie, zeer wordt verkleind en dat de groote
kwestie^ hoe Duitschland ten spoedigste onder den
druk zijner tegenstanders uit komt, weder op de
lange baan wordt geschoven.
Erger.
Als zulk een regeering, die de verplichtingen
kan en wil nakomen, na de verkiezingen onmoge
lijk blijkt, zullen de tegenstanders er onmiddellijk
het bewijs in zien, dat het Duitsche volk die ver
plichtingen niet wenscht na te komen en dat dus
nieuwe krachtige sancties noodig zijn. Of althans
dat de allergevaarlijkste sanctie: de bezetting van
het industrieel© gebied ,nog niet wordt opgeheven.
Als bijv. de partij van Ludendorff-Terpitz aan
het roer mocht komen of als men haar in ae regee
ring een belangrijke plaats zou moeten inruimen,
is er natuurlijk geen sprake eener oprechte „Er-
füllungs-politiek". En .zullen althans België en
Frankrijk zich verplicht achten aan de Ruhr te
blijven. De uitlating van MacDonald, dat hij bij
weigerachtigheid van Duitschland zal nagaan met
de andere bondgenooten, welke sancties noodig
zijn, wordt thans reeds te Parijs uitgelegd, dat hij in
gegeven omstandigheden zou meegaan met de oc
cupatie. Eji een aeel der Fransche pers, die wei
gert te gelooven aan de opreohtheid van Duitsch
land in dat opzicht,t wenscht dan ook niets liever
dan de Duitschers in gebreke te kunnen stellen,
ten einde zoo een motief te hebben om Duitschland
nog langer het mes op de keel te kunnen houden.
Krijgt Parijs'hiertoe de kans en zou men het
Seluk nebben Engelands medewerking- te winnen,
an wordt de toestand van onzekerheid in Europa
en de algemoene malaise* nog meer geaccentueerd
Jj bent hei man, ik merk het direct
aan den heer/jken geur van
is altijd een ge-
zond voedsel voor
de kinderen en de
meeste zijn er erg
op gesteld.
Geeft hen dan
bij voorkeur pap
van de zuivere,
voedzame en toch
licht verteerbare
Let op de slultzegels
als kenmerk van
echtheid.
„Dan zijn er geen .maren'. O, ik zal niet bewe
ren, dat ik niet graag alles over mijn vrouw en
haar familie en haar verleden zou weten. Maar ik
wil liever hebben een vrouw zonder toekomst en
zonder verleden dan welke andere vrouw ook met
beide. Ik «kan niet meer zonder jou leven en ik
moet je hebben.nu, vandaag, zoodra ik een geeste
lijke krijgen kan om ons te trouwen".
„Maar als je berouw zoudt krijgen?"
„Ik zal nooit berouw krijgen, als jij doet wat je
daarnet gezegd hebt: mij aanbidden.-half zooveel
als ik jou aanbidden zal".
Haar oogen gaven hem een mooi antwoord. Ro
ger Sands voelde, dat nooit iets hem berouw zou
doen krijgen over het komen van zulk een roman
tiek in zijn druk leven.
Dit dan was de geschiedenis, welke lag onder de
sensatie, die ontstond, toen Roger Sands van een
korte reis naar Californië terug kwam met een
vrouw, een jong meisje, dat Miss Beverley White
geweest was, een jong meisje, dat niemand ooit ge
zien, waarvan niemand ooit gehoord had.
HOOFDSTUK III.
Op denzelfden Septemberdag had men in More-
ton en Payntor's warenhuis in New York een klein,
nietig meisje brutaal aan den chef kunnen hooren
vragen haar een betrekking te geven op grond van
het feit, dat zij een Iersche was.
Toevallig ging de zijdeur van het warenhuis in
de groote Sirth Avenue open voor Clo Riley (haar
echte Iersche doopnaam was Clodagh, maar zij ge
loofde. dat zij daarmede in Amerika niet verder ko
men zou) op den dag, dat de deur van Roger Sand's
compartiment in den Santa Fé Limited open stond
voor een heel ander jong meisje en voor alle Ro
mantiek. Niemand zou gedacht hebben, dat zij in
hetzelfde verhaal zouden komen de geheimzinnige
Verschijning en het kleine ding met haar scherpe
trekken uit het graafschap Cork. Toch zou
het zonder Clo Riley een heel andere geschiedenis
-reworden zijn. ofschoon zij en Mr. en Mrs. Roeer
Sands zes maanden lang eikaars namen niet hoor
den, eikaars gezichten niet zagen.
In April na haar huwelijk zag Mrs. Sands toe
vallig een advertentie in een courant. Moreton en
Payntor maakten veel reclame voor hun pas opge
richte afdeeling van antieke meubelen. Zij hadden
acht prachtige, door Angelica Kaufmann beschilder
de satijnhouten meubelen gekocht van een adellijke
familie in Engeland.
Beverley Sands (haar man noemde haar Bev)
was dol op geschilderd satijnhout, wanneer het goed
Iwas. Hoe zij wist, dat dingen goed of slecht wa
ren, begreep Roger soms niet; maar zij wist het. Ro
ger had een huis in Newport, dat zij in Juni hoopten
I te kunnen betrekken, gekocht en Beverley verza
melde nu allerlei mooie stukken, om het te meu-
bileeren.
Toen Beverley Moreton en Payntor's advertentie
las, besloot zij naar de satijnhouten meubelen te
gaan kijken en die, als ze echt waren, te koopen.
Haar tegenwoordige rijkdom maakte haar verwon
derlijk, ongelooflijk geluk nog grooter. «Hij geeft
mij alles wat ik hebben wil en laat mij alles doen
wat ik wil", dacht zij. Het leven was wondermooi.
Langzaam kwam zij onder da wolk van vrees van
daan en had zij opgehouden bang te zijn voor iets
vreeselijks, dat zou kunnen gebeuren.
Roger ging iederen ochtend naar het bureau van
het advocatenkantoor, waarvan hij het hoofd was,
Beverley had met hem ontbeten in een soort super-
peignoir, die volgens Roger ©en opaal was, gezien
dcor de mist van een zonsopgang. Toen haar kame
nier haar japon dichthaakte, zong zij van geluk. Zij
wilde, dat zij het zich waardig toonen kon door ie
mand anders gelukkig te maken. Roger telde in dat
opzicht niet mede. Neen. je moest iets doen voor
iemand, van wie je niet hieldt.
„De eerste, die ik vandaag ontmoet, die hulp noo
dig heeft, kan op mij rekenen", zeide zij tot zich
zelf. „Ik zal iets groots doeniets als het offeren
op een altaar".
Zij ging uit in Roger's laatste cadeau, een limou
sine. die zoo zacht en snel reed. dat zij als ei^
wolkschaduw voortsnelde. Van buiten was de „wa
gen" blauw: van binnen had hij de lichte tinten van
een roodborstjesei. Beverley beval den chauffeur
naar Moreton en Payntor te rijden en de drukke
wegen te vermijden, omdat zij haast had. Om dat
te doen. reed hij naar het warenhuis door een zij
straat. waarin de inuang voor de employé's was. Het
was een betrekkelijk kalme straat, maar dien da.'
was het er vol. Er moest iets gebeurd zijn, en pas
kort geleden, want er kwam juist een politie-agent
voorbij. De chauffeur wilde vlug doorrijden om Mrs.
Sands een mogelijk onaangenaam schouwspel te be
sparen, maar zij liet hem stilhouden. De raampjes
van de limousine stonden open. Beverley hoorde de
woorden: „Arm kind." en „Ambulance". Zij maakte
het portier open en sprong uit den auto. Omdat zij
mooi en mooi gekleed was en een auto had, gingen
n'iii mnnrrhnn rnnr hflar rn ril
en op langen termijn bestendigd. Dit is natuurlijk
voor de geheele wereld een strop, doch dit econo
misch nadeel weegt voor vele Franschen meer dan
volmaakt op tegen het groote voordeel, dat van
zulk een lamgeslagen Duitschland nog in vele
jaren niets is te vreezen.
Winnen de ultra-rechtsche groepen bij de Duit
sche stembus, d.w.z. de mannen, aie 's nachts nog
altijd droomen van den „dolkstoot in den rug
van het Duitsche leger", aie overdag den mona
nog steeds vol hebben van de glorie van het kei
zerrijk en van ,.de verraders, die het sohandetrao-
taat van Versailles teekenden", dan is de hoop op
een regeling natuurlijk voor langen tijd verdwe
nen en blijft het hard tegen hard gaan. Met sabo
tage, zooal geen direct verzet tegen het tractaat
van Duitsche en mét dwangmaatregelen en mili
taire dictatuur van geallieerde zijde. Winnen
daarentegen de voorstanders der vervullingspol i-
tiek, dat zijn de groepen waarop de tegenwoor
dige regeering steunt, dan is de kans niet uitge
sloten, dat er eerlang kalmte komt in Europa.
Kalmte, die nog altijd zeer betrekkelijk zal zijn,
omdat het voldoen aan de eischen der Entente!
met zeer groote moeilijkheden voor Duitschland
zal gepaard gaan. En tevens met groote moeilijk
heden voor ae Entente-landen, die de gelden uit
Duitschland zullen hebben te ontvangen.
De experts hebben een poging gedaan om deze
moeilijkheid te ontgaan. Zij zagen zeer goed in,
dat nu het economisch leven zich heeft gewend aan
bepaalde prijzen, aan bepaalde belastingen cn oen
bepaalde geldcirculatie, alles op haren en snaren
zou worden gesteld, als er plotseling elk jaar eeni-
ge milliarden goudmarken zouden worden ont
vangen door de verschillende schatkistbeheerders.
Vandaar dan ook, dat zij in hun rapporten en voor
stellen ^zinspelen^ op de mogelijkheid, dat Duitsch
land niet feitelijk zou betalen, doch alleen de te
storten bedragen in den naam der orediteuren zou
deponeeren
Dit lijkt een oplossing, omdat men zoodoende de
plotselinge deflatie vermijdt, doch metterdaad blijft
het precies hetzelfde. Een rijkaard met een tientje
op zak en zijn overig vermogen bij de bank, is pre
cies even rijli als hij zijn heele vermogen in schat-
kistbiliètten op zak draagt.
Als hij zelf betalingen heeft te verrichten, doet
hij dit in het eene geval uit eigen zak. In het
andere geval met een chèque op zijn tegoed.^
Waar nu alle landen, die vorderingen op Duitsch
land hebben, zelf groote bedragen schuldig zijn
aan houders hunner eigen staats obligaties, Iretee-
kent het ter beschikking krijgen van een milliard
goudmark per jaar voor Frankrijk bnv., dat de
staatsschuld met dit bedrag kan woraen vermin
derd. D.w.z. met 1200 millioen goud-franken en
der aan rente noodig is. Deze arlossingsmogelijk-
dat dus voortaan ook *n vijftig millioen dito min
heid pn vermindering van lasten heeft natuurlijk
tengevolge dat de Fransche staatsschuld in beurs-
noteering stijgt: meevaller voor den bezitter, doch
tevens, aafc hij, die wordt afbetaald zijn geld „er
gens^' moet beleggen. Dat is: dat iedere ondetr-
neming veel goedkooper geld kan krijgen, dus
(op den duur) het rentetype harer'obligaties kan
verlagen en dat dus de belegger in staatsschuld
profiteert en dat ondernemingen, die oude, dure,
obligaties hebben uitstaan, meer moeten betalen
dan zij kunnen opbrengen.
De landen, die recht hebben op betaling nit
Duitschland, kunnen door het gedeponeerd laten
der jaarlijksche stortingen wellicht dezen gang
van zaken vertragen, maar nooit voorkomen. En
bovendien is het zeer de vraag of zij er toe bereid
zullen zijn het hun toekomende niet onmiddellijk
op te vorderen.
Het feit, dat er een groote internationale leening
door Duitschland zou moeten worden uitgegeven,
waarvan het provenu direct door de verschil
lende belanghebbende staten zou worden geduld,
bewijst veeleer het tegenovergestelde.
Bewijst, dat men de betalingen, die Duitsch
land tot in de verre toekomst, althans meer dan een
Op het trottoir lag een jong meisje. Ook zag Be
verley wat bloed en dat zou haar zeker misselijk ge
maakt hebben, wanneer zij het gezichtje niet het
meest tragische en aandoenlijkste gevonden had, dat
zij ooit had gezien. Het was zoo spookachtig wit, zoo
mager en toch zoo jong.
„Wat is er? Wat is er gebeurd?" vroeg zij aan
degenen, die er het dichtst bij stonden.
„Zij heeft zich uit een raam op de vierde verdie
ping geworpen", antwoordde een dikke vrouw.
„Waarschijnlijk is iemand onhebbelijk tegen haar ge
weest".
„Is zij dood?" vroeg Beverley.
„Nog nietofschoon er wel niet veel meer heel
aan haar zijn zal. Op weg naar het ziekenhuis zal
zij wel sterven".
Op dat oogenblik sloeg het meisje, als hoorde zij
de verschikkelijke woorden, haar oogen ooen. Het
kwam Beverley voor alsof zij haar recht in de oogen
keken.
Plotseling herinnerde zij zich haar eigen besluit.
Het was bijna een gelofte geweest. „De eerste, die
ik vandaag ontmoet, die hulp noodig heeft, kan op
mij rekenen".
Hier was zoo iemand. Als er ooit een smeekbede
crelegen had in menschenoogen. dan was het in deze.
Misschien was het een onbewuste smeekbede. Mis
schien was haar geest verdoofd, maar haar ziel was
nog wakker. Zij riep tot Beverley's ziel en die roep
moest beantwoord worden, anders zou zij haar ge
lofte breken. En Roger's vrouw durfde zoo'n ge
lofte niet te verbreken uit vrees, dat zij gestraft
zou worden en haar tooverachtig geluk verliezen zou.
Zij vond het zien van bloed afschuwelijk. Zij wil
de denken, dat. wanneer het meisje stervende was.
zij toch niet meer kon helpen. Toch had. terwijl
haar verstand zoo redeneerde, haar instinct reeds
uitgemaakt, dat dit meisje eischte, dat zij haar ge
lofte gestand deed. Beverley knielde naast het meisje,
dat op het trottoir lag. neer. Haar japon kwam te
recht in een steeds erooter wordende plas bloed,
maar zij voelde zich niet misselijk worden, zooals zij
lacht, dat het geval zijn zou. En tot haar eigen ver
bazing zag zij/dat haar hand een lok donkerrood
haar uit het gezicht van het jonge meisje wegstreek.
Arm. mager kindergezichtje!
..Wees maar niet bang; we zullen goed voor je
zorgen!"
Inmiddels was een dokter gekomen. Ook hij kniel
de naast de ongelukkige neer. Hij zeide iets tegen
Beverley. daar hij dacht, dat zij hot gewonde meisje
T'-