Honig's Maïzena TWEEDE BLAD, Geestelijk Leven. De dingen om ons heen. FEUILLETON. VROUWENLIST. NIEMEIJER'S Een ^Bord Pap Zaterdag 3 Mei 1924. 67ste Jaargang. No. 7428. Hebt gij kennis genomen van de rede, welke vóór korten tijd door prof. Van Embden in de .Eerete Kamer is gehouden? Hij heeft niet minder dan de nationale ontwapening bepleit! Natuurlijk vraagt gij nu onmiddellijk, wat dit met „geestelijk leven" heeft te maken en ge poogt mis schien eenig verband te ontdekken tusschen geeste lijke problemen en zooiets practisch als ontwapening. Het is ook mogelijk, dat gij denkt, dat ik het terrein, waarop ik mij in deze rubriek steeds beweeg, eens voor een keer wil verlaten en daarvoor die rede van den Amsterdamschen hoogleeraar als aanlei ding gebruik en gij waagt misschien zelfs te ver onderstellen, dat ik mijn bevoegdheid te buiten ga. Maakt u niet ongerust, mijn trouwe lezers. Ik zal geen pleidooi houden vóór of tegen ontwa pening. Ik ga me niet begeven op het terrein der politiek. Waarom ik dan begin met die rede van prof. Van Embden te releveeren? Omdat ik die rede als een zeer merkwaardig ver schijnsel beschouw; omdat het uitspreken van deze rede in een duffe omgeving als de Eerste Kamer mij het bewijs levert dat er in de geesten der menschen een verandering plaats grijpt. En dat elke verande ring in de geesten der menschen vroeg of laat moet voeren tot verandering in het leven van memsoh en gemeenschap. Begrijpt ge nu dat Astor zich, als de schrijver van „Geestelijk leven", buitengewoon heeft verheugd in genoemde redevoering? Daarom kan hij niet nalaten in dit artikel te wijzen op de zeer groote beteekenis van het geestelijk leven onder de menschen óók, ja vooral met het oog op het geluk der menschheid, welk geluk immers in hoofdzaak afhankelijk is van de verhouding, waar in de menschen tot elkander staan als enkelingen en eveneens als groepen (volken en staten)? Ik waag het te veronderstellen, dat het niet denk baar is dat 25 jaar geleden zulke woorden in de Eerste Kamer konden worden uitgesproken. Nu is het gebeurd en ik geloof dat het is gebeurd tot groote vreugde en met hartelijke instemming van duizenden Nederlanders. Wat leert ons dit? Het éénig antwoord op deze vraag kan slechts we zen: Er heeft in den geest van het Nederlandsche volk een verandering plaats gegrepen. Van deze verandering maakt zich prof. Van Emb den tot tolk. Het gaat er niet om of wij het eens zijn met al wat hij heeft gezegd. Hij heeft het vraagstuk der ont wapening niet alleen uit ideëel-menschelijk oogpunt bezien, maar vooral van den pra.ctischen kant be keken en er op gewezen hoe onzinnig het voor een klein land als het onze is, honderden millioenen weg te smijten aan d o e 11 o o z e verdedigingspogingen. Hij is voorstander van nationale ontwapening, maar wenscht een 30 millioen te besteden voor een politie- leger. Waar bet om gaat is, dat hij gebroken heeft met de oude opvatting dat oorlog als een noodzakelijk kwaad moet worden aanvaard. En ik zou wel eens hebben willen lezen in de ziel der Eerste Kamerleden, der „christenen" vooral, toen hij wees op de gruwelijkheden, welke de komende oorlog zal brengen. In de Telegraaf werd dit geschreven: „Wie den oorlog als redelijk middel om recht te doen en te verkrijgen, blijft aanvaarden, moet ook dit arsenaal van den chemischen oorlog en van het met ziekten geladen vliegtuig aanvaarden. Moet ook aanvaarden de nieuwe consequentie: de strijd zal niet meer gaan tusschen legers en legers, maar de vernietiging, de verstikking, bedreigt het heele volk en moet zich dus ook tegen het heele volk richten. Tegen de mannen, de vrouwen, de kinderen; tegen de industrie-centra; tegen de groote steden vooral; en tegen den oogst, die op de velden te rijpen staat. Zoover is onze beschaving gekomen! riep de heer Van Embden uit. !Ja, zoover! En nu is het de vraag: wat moeten we daar mee? Hetzelfde als een vorig geslacht, en wij, gedaan heb ben tegenover de techniek van toen: meedoen? wed ijveren? wapen tegen wapen? stikgas tegen stikgas? honger tegen honger? pest tegen pest! massadood tegen massadood?" Wat zal er zijn omgegaan in, de hoofden dar def tige Kamerleden? He weet het niet en zal etf maar niet naar raden. schen en altijd maar weer hen aan te sporen om te Maar voor mij is het optreden van prof. v. Emb- denken? Laat 't ons nog eens weer met kracht elkan- d'en een verheugenis geweest. Niet omdiat ik ineen, der zeggen: wie denkt, overwint, i dat de ontwapening van Nederland thans spoedig een De grootste vijand, dien wij bij dezen arbeid heb- feit zal wezen, maar omdat ik er de geeatesverande- ben te bestrijden, is niet de macht des behouds, maar ring in zie van hem en zéér vele anderen. de, helaas, zoo va&k voorkomende geestelijke treag- Én dit la voor iemand die geestelijk leven trachtheld. De meeste menschen schijnen te huiveren voor te wekken, uitermate bemoedigend. inspanning van den geest. Zij slapen liever en ze Er wordt vaak smalend gesproken over geestellj-1 vinden het zoo gemakkelijk zich .nietig neer te 1 eg- ken arbeid en schamper wordt wel een# gevraagd gen op het bed, dat een ander voor hen heeft ge- naar de waarde, d'e praotische waarde daarvan. spreid'. En ze hebben zelfs de neiging om boos te En omdat dit wordt gedaan, bekommert men zich worden op hen, die pogen hen te wekken. zoo weinig daarover en doet geen pogingen om tot nadenken bron van geestelijik leven te wekken. Hoe vaak kan men hooren, dat etr gezegd wordt: och, laat de menschen maar mistig bij hun oude denkbeelden, bij! hun oude geloof en oude overtui ging. Ze voelen er zich immers gelukkig bij en waar om dan hen te verontrusten? Het geeft immers toch niets en ge maakt de stumperds maar ontevreden. En dan komt men tegenover de levenwekkers, die de in zichten willen veranderen, met het zielige argument: 't is altijd zoo geweest en het zal wel altijd zoo blijven. En degenen, die dit zeggen, begrijpen zelf niet hoe ijöelijk dom dit is. Neen, alle geestelijke arbeid is van de hoogste be teekenis! En wie de menschen tot denken weet te brengen, bewijst een weldaad aan de wereld. Alle groote veranderingen in het leven der mensch heid moeten worden voorafgegaan door veranderin- gien in den geest! Naar mijne overtuiging zal er een tijd komen, dat de oorlogen tot de geschiedenis zullen behooren en slechts in de herinnering der menschheid voortleven als een bange, booze droom uit een barbaarsch ver- I leden. Maar die tijd kèn niet aanbreken voor in de geesten der menschen, althans in het grootste deël van hen, de Oorlog, cffke oorlog is veroordeeld als on- menschelijk. En als wij thans letten op do rede van prof. v. Embden, op gelijke verschijnselen in andere landen, dan mogen wij daaruit de overtuiging putten dat alle -Morgen Zondag is een belangrijke dag. Niet verandering in de geesten noodwendig uitloopt op Sr®tf voor Duitschland, dat zich een nieuwen een bevrijdende, louterende, herscheppende daad, R«ksdag kiest, als voor geheel Europa, omdat de welke eens voltrokken moet worden. Duitsohe beslissing, hoe zij dan ook uitvalt, van O f/'Jlfan lnTrl Art/-! PWA 1 ..'.'n J 1'1_1_ .1 1 Als dit niet zoo ware, zooi do evolutie in heel wat vlugger tempo zich voltrekken. En het rampzalige is, dat van die geestelijke traag heid dé menschen zulke droeve gevolgen ondervin den en er zoo zwaar voor moeten boeten. Dit treedt wel het duidelijkst aan het licht bij de bestrijding van den oorlog. Iedereen vindt oorlog iet# vreeselijks, gruwt bij de gedachte aan al het leed, dat hij over de wereld brengt. Maar hoe groot is het aantal van hen, dat over de oorzaken van den oorlog nèdenkt en mee wil helpen om te bestrijden al wat nog in de geesten der men schen leeft als eteunsel van dien oorlog? _En toch moet dit geschieden! Dan alleen kan een sterke, algemeen©, tot daden voerende, opinie ge vormd worden. Maar laat ik me tot het algemeen© bepalen. De waarde van waarachtig geestelijk leven mag niet worden onderschat. Want uit den menschelij- ken geest komen de groote veranderingen. Wie den vooruitgang wil, wie een ideaal wenscht te benaderen voor de samenleving, heeft te begrijpen dat daarvoor noodig is den geest te bewerken, te prikkelen tot nadenken. ASTOR. grooten invloed zal zijn op de ontwikkeling der politieke gebeurtenissen. De Nationaal-democraten, d.w.z. de groep die Naar heft Engelsch van C. N. en A. M. WILLIAMS ON Bewerkt door W. J. A. ROLDANUS Jr. „Hebt u een antipathie tegen mij?" begon hij. „Zoudt u genoeg voor mij kunnen voelen om aan mij te denken als aan een echtgenoot, wanneer we elkaar op do gewone maatschappelijke wijze hadden leeren kennen? „Ja, dat zou ik zeker kunnen. En ik wil dat u dat weet. U bent zoo edelmoedig voor mij geweest". „Ik geef toe, dat ik iets voor u gedaan heb, maar edelmoedigheid is een veel te groot woord. Ik ben verliefd op u geworden. Vroeger ben ik nooit ver liefd geweest..dat wil zeggen niet na mijn twin tigste jaar. Ik heb nooit tijd gehad En nu hebt u er niet veel tijd voor genomen!" Zij lachte flauwtjes, maar in haar lach klonk een snik door. gel),oord' dat je daar geen tijd voor ?^0dilgwhei},V u hebben. liever dan ik ooit iets heb willen hebben en ik zal u trouwen.... als u -n hebt vergeten te bedenkende kosten op te tellen zeide zij. „Stel u eens goed voor wat het voor een man als u zijn zou een vrouw te hebben LaJL?le Aï weet Wecies een enkele figuur weggesneden uit ham- achtergrond op een schilderij, dat hij nooit höeft. De menschen zouden vra gen: „Wie was zij? En dan zoudt u niet kunnen antwoorden ™«DatT?ZUllei\ 26 nif? vra8en", zeide Roger kop- PJ "^n wat 20 elkaar vragen, laat me koud. Ik ben geen man, die veel uitgaat, ofschoon ik het prettig zou kunnen vinden mijn vrouw in de hoog- oi- 7Tenf~!?' ?n dat kan ik met u doen 5®^' *k een man van É>eza? ben Ik ben in ieder geval een man van genoee invloed om mijn vrouw te brengen waar ik haar brengen wil. „Ja, dat is heel goed mogelijk. Maar ik zal u nooit mts meer omtrent mijzelf kunnen mededee- v i8?lief kunnen hebben om ondanks dat foch gelukkig te zijn". y*™ Selukk}f kunnen zijn," hield Roger vol, „als jij van me hieldt vR^ojH^anbidden^Mg^ In- deze overweging ligt een zeer groote troost. Of is het niet troostvol te weten dat er altijd weer harmonie gezocht wordt tusschen wat leeft in de gees- -- ten en tusschen de maatschappelijke werkelijkheid? kefc meest doen denken aan onze Vryheiuouw» En levert de historie daarvan niet 't heerlijkste derg, hebben nu juist als parool uitgegeven, dat bewijs? hier over veel meer wordt beslist aan over het Zoodira een bepaalde toestand niet meeT is in over- aantal personen dat een zekere partijrichting in eenstemming met wat ln de menschen leeft, kan hij den Rijksdag zal vertegenwoordigen of over de niet langer blijven voortbestaan. vraag, wie de mannen zullen zijn, die voor zulk En wij' worden hierbij herinnerd aan het bekende een party zitting nemen. De sprekers der Natio- woo-rd, hetwelk ons spreekt van een koninkrijk, datnaal-democraten wijzen er op. dat de verkiezingen in zich zelf verdeeld is en daarom niet kèn bestaan, in de eerste en voornaamste plaats een referendum En een wereld die in haar wezen vloekt tegen de «ijn ovei het al dan niet aannemen van de voor- beste en hoogste aspiraties, welke in den mensch le- stellen der deskundigen voor de regeling der scha ven, zal te eeniger tijd te gronde moeten gaan devergoeding en dat zy. die voor het aannemon want er is een eeuwig en noodwendig zoeken naar zyn, dus hebben te zorgen, dat er een regeering evenwicht tusschen het innerlijke en het uiterlijke komt, krachtig genoeg om niet alleen aan te nemen. leYïfn- «och ook uit te voeren wat is besloten. Daarom is er voortdurende verandering in de men-1 Om zulk een regeering te krijgen is het noodig. scheHjke tómenleving. Jat de verschillende partijen, die noch communis- nieteenaansporing om te blijven tisch, noch reactionair zijn, zich aaneensluiten, arbeiden aan het geestelijk leven onzer medemen- zoodat de zoogenaamde groote coalitie, die alle groepen omvat van de S.D.A.P. tot dé burgerlijke democraten, en het centrum weer mogelijk wordt. Als men de onderlinge verschillen te veel op den voorgrond gaat stellen, als men propaganda ga&t maken voor of tegen verschillende sociale maatrege len, voor of tegen het herstel eener monarchie en dergelyke, is net duidelijk, dat de kans op een krachtige regeering, gegrondvest op een dergelijke ooalitie, zeer wordt verkleind en dat de groote kwestie^ hoe Duitschland ten spoedigste onder den druk zijner tegenstanders uit komt, weder op de lange baan wordt geschoven. Erger. Als zulk een regeering, die de verplichtingen kan en wil nakomen, na de verkiezingen onmoge lijk blijkt, zullen de tegenstanders er onmiddellijk het bewijs in zien, dat het Duitsche volk die ver plichtingen niet wenscht na te komen en dat dus nieuwe krachtige sancties noodig zijn. Of althans dat de allergevaarlijkste sanctie: de bezetting van het industrieel© gebied ,nog niet wordt opgeheven. Als bijv. de partij van Ludendorff-Terpitz aan het roer mocht komen of als men haar in ae regee ring een belangrijke plaats zou moeten inruimen, is er natuurlijk geen sprake eener oprechte „Er- füllungs-politiek". En .zullen althans België en Frankrijk zich verplicht achten aan de Ruhr te blijven. De uitlating van MacDonald, dat hij bij weigerachtigheid van Duitschland zal nagaan met de andere bondgenooten, welke sancties noodig zijn, wordt thans reeds te Parijs uitgelegd, dat hij in gegeven omstandigheden zou meegaan met de oc cupatie. Eji een aeel der Fransche pers, die wei gert te gelooven aan de opreohtheid van Duitsch land in dat opzicht,t wenscht dan ook niets liever dan de Duitschers in gebreke te kunnen stellen, ten einde zoo een motief te hebben om Duitschland nog langer het mes op de keel te kunnen houden. Krijgt Parijs'hiertoe de kans en zou men het Seluk nebben Engelands medewerking- te winnen, an wordt de toestand van onzekerheid in Europa en de algemoene malaise* nog meer geaccentueerd Jj bent hei man, ik merk het direct aan den heer/jken geur van is altijd een ge- zond voedsel voor de kinderen en de meeste zijn er erg op gesteld. Geeft hen dan bij voorkeur pap van de zuivere, voedzame en toch licht verteerbare Let op de slultzegels als kenmerk van echtheid. „Dan zijn er geen .maren'. O, ik zal niet bewe ren, dat ik niet graag alles over mijn vrouw en haar familie en haar verleden zou weten. Maar ik wil liever hebben een vrouw zonder toekomst en zonder verleden dan welke andere vrouw ook met beide. Ik «kan niet meer zonder jou leven en ik moet je hebben.nu, vandaag, zoodra ik een geeste lijke krijgen kan om ons te trouwen". „Maar als je berouw zoudt krijgen?" „Ik zal nooit berouw krijgen, als jij doet wat je daarnet gezegd hebt: mij aanbidden.-half zooveel als ik jou aanbidden zal". Haar oogen gaven hem een mooi antwoord. Ro ger Sands voelde, dat nooit iets hem berouw zou doen krijgen over het komen van zulk een roman tiek in zijn druk leven. Dit dan was de geschiedenis, welke lag onder de sensatie, die ontstond, toen Roger Sands van een korte reis naar Californië terug kwam met een vrouw, een jong meisje, dat Miss Beverley White geweest was, een jong meisje, dat niemand ooit ge zien, waarvan niemand ooit gehoord had. HOOFDSTUK III. Op denzelfden Septemberdag had men in More- ton en Payntor's warenhuis in New York een klein, nietig meisje brutaal aan den chef kunnen hooren vragen haar een betrekking te geven op grond van het feit, dat zij een Iersche was. Toevallig ging de zijdeur van het warenhuis in de groote Sirth Avenue open voor Clo Riley (haar echte Iersche doopnaam was Clodagh, maar zij ge loofde. dat zij daarmede in Amerika niet verder ko men zou) op den dag, dat de deur van Roger Sand's compartiment in den Santa Fé Limited open stond voor een heel ander jong meisje en voor alle Ro mantiek. Niemand zou gedacht hebben, dat zij in hetzelfde verhaal zouden komen de geheimzinnige Verschijning en het kleine ding met haar scherpe trekken uit het graafschap Cork. Toch zou het zonder Clo Riley een heel andere geschiedenis -reworden zijn. ofschoon zij en Mr. en Mrs. Roeer Sands zes maanden lang eikaars namen niet hoor den, eikaars gezichten niet zagen. In April na haar huwelijk zag Mrs. Sands toe vallig een advertentie in een courant. Moreton en Payntor maakten veel reclame voor hun pas opge richte afdeeling van antieke meubelen. Zij hadden acht prachtige, door Angelica Kaufmann beschilder de satijnhouten meubelen gekocht van een adellijke familie in Engeland. Beverley Sands (haar man noemde haar Bev) was dol op geschilderd satijnhout, wanneer het goed Iwas. Hoe zij wist, dat dingen goed of slecht wa ren, begreep Roger soms niet; maar zij wist het. Ro ger had een huis in Newport, dat zij in Juni hoopten I te kunnen betrekken, gekocht en Beverley verza melde nu allerlei mooie stukken, om het te meu- bileeren. Toen Beverley Moreton en Payntor's advertentie las, besloot zij naar de satijnhouten meubelen te gaan kijken en die, als ze echt waren, te koopen. Haar tegenwoordige rijkdom maakte haar verwon derlijk, ongelooflijk geluk nog grooter. «Hij geeft mij alles wat ik hebben wil en laat mij alles doen wat ik wil", dacht zij. Het leven was wondermooi. Langzaam kwam zij onder da wolk van vrees van daan en had zij opgehouden bang te zijn voor iets vreeselijks, dat zou kunnen gebeuren. Roger ging iederen ochtend naar het bureau van het advocatenkantoor, waarvan hij het hoofd was, Beverley had met hem ontbeten in een soort super- peignoir, die volgens Roger ©en opaal was, gezien dcor de mist van een zonsopgang. Toen haar kame nier haar japon dichthaakte, zong zij van geluk. Zij wilde, dat zij het zich waardig toonen kon door ie mand anders gelukkig te maken. Roger telde in dat opzicht niet mede. Neen. je moest iets doen voor iemand, van wie je niet hieldt. „De eerste, die ik vandaag ontmoet, die hulp noo dig heeft, kan op mij rekenen", zeide zij tot zich zelf. „Ik zal iets groots doeniets als het offeren op een altaar". Zij ging uit in Roger's laatste cadeau, een limou sine. die zoo zacht en snel reed. dat zij als ei^ wolkschaduw voortsnelde. Van buiten was de „wa gen" blauw: van binnen had hij de lichte tinten van een roodborstjesei. Beverley beval den chauffeur naar Moreton en Payntor te rijden en de drukke wegen te vermijden, omdat zij haast had. Om dat te doen. reed hij naar het warenhuis door een zij straat. waarin de inuang voor de employé's was. Het was een betrekkelijk kalme straat, maar dien da.' was het er vol. Er moest iets gebeurd zijn, en pas kort geleden, want er kwam juist een politie-agent voorbij. De chauffeur wilde vlug doorrijden om Mrs. Sands een mogelijk onaangenaam schouwspel te be sparen, maar zij liet hem stilhouden. De raampjes van de limousine stonden open. Beverley hoorde de woorden: „Arm kind." en „Ambulance". Zij maakte het portier open en sprong uit den auto. Omdat zij mooi en mooi gekleed was en een auto had, gingen n'iii mnnrrhnn rnnr hflar rn ril en op langen termijn bestendigd. Dit is natuurlijk voor de geheele wereld een strop, doch dit econo misch nadeel weegt voor vele Franschen meer dan volmaakt op tegen het groote voordeel, dat van zulk een lamgeslagen Duitschland nog in vele jaren niets is te vreezen. Winnen de ultra-rechtsche groepen bij de Duit sche stembus, d.w.z. de mannen, aie 's nachts nog altijd droomen van den „dolkstoot in den rug van het Duitsche leger", aie overdag den mona nog steeds vol hebben van de glorie van het kei zerrijk en van ,.de verraders, die het sohandetrao- taat van Versailles teekenden", dan is de hoop op een regeling natuurlijk voor langen tijd verdwe nen en blijft het hard tegen hard gaan. Met sabo tage, zooal geen direct verzet tegen het tractaat van Duitsche en mét dwangmaatregelen en mili taire dictatuur van geallieerde zijde. Winnen daarentegen de voorstanders der vervullingspol i- tiek, dat zijn de groepen waarop de tegenwoor dige regeering steunt, dan is de kans niet uitge sloten, dat er eerlang kalmte komt in Europa. Kalmte, die nog altijd zeer betrekkelijk zal zijn, omdat het voldoen aan de eischen der Entente! met zeer groote moeilijkheden voor Duitschland zal gepaard gaan. En tevens met groote moeilijk heden voor ae Entente-landen, die de gelden uit Duitschland zullen hebben te ontvangen. De experts hebben een poging gedaan om deze moeilijkheid te ontgaan. Zij zagen zeer goed in, dat nu het economisch leven zich heeft gewend aan bepaalde prijzen, aan bepaalde belastingen cn oen bepaalde geldcirculatie, alles op haren en snaren zou worden gesteld, als er plotseling elk jaar eeni- ge milliarden goudmarken zouden worden ont vangen door de verschillende schatkistbeheerders. Vandaar dan ook, dat zij in hun rapporten en voor stellen ^zinspelen^ op de mogelijkheid, dat Duitsch land niet feitelijk zou betalen, doch alleen de te storten bedragen in den naam der orediteuren zou deponeeren Dit lijkt een oplossing, omdat men zoodoende de plotselinge deflatie vermijdt, doch metterdaad blijft het precies hetzelfde. Een rijkaard met een tientje op zak en zijn overig vermogen bij de bank, is pre cies even rijli als hij zijn heele vermogen in schat- kistbiliètten op zak draagt. Als hij zelf betalingen heeft te verrichten, doet hij dit in het eene geval uit eigen zak. In het andere geval met een chèque op zijn tegoed.^ Waar nu alle landen, die vorderingen op Duitsch land hebben, zelf groote bedragen schuldig zijn aan houders hunner eigen staats obligaties, Iretee- kent het ter beschikking krijgen van een milliard goudmark per jaar voor Frankrijk bnv., dat de staatsschuld met dit bedrag kan woraen vermin derd. D.w.z. met 1200 millioen goud-franken en der aan rente noodig is. Deze arlossingsmogelijk- dat dus voortaan ook *n vijftig millioen dito min heid pn vermindering van lasten heeft natuurlijk tengevolge dat de Fransche staatsschuld in beurs- noteering stijgt: meevaller voor den bezitter, doch tevens, aafc hij, die wordt afbetaald zijn geld „er gens^' moet beleggen. Dat is: dat iedere ondetr- neming veel goedkooper geld kan krijgen, dus (op den duur) het rentetype harer'obligaties kan verlagen en dat dus de belegger in staatsschuld profiteert en dat ondernemingen, die oude, dure, obligaties hebben uitstaan, meer moeten betalen dan zij kunnen opbrengen. De landen, die recht hebben op betaling nit Duitschland, kunnen door het gedeponeerd laten der jaarlijksche stortingen wellicht dezen gang van zaken vertragen, maar nooit voorkomen. En bovendien is het zeer de vraag of zij er toe bereid zullen zijn het hun toekomende niet onmiddellijk op te vorderen. Het feit, dat er een groote internationale leening door Duitschland zou moeten worden uitgegeven, waarvan het provenu direct door de verschil lende belanghebbende staten zou worden geduld, bewijst veeleer het tegenovergestelde. Bewijst, dat men de betalingen, die Duitsch land tot in de verre toekomst, althans meer dan een Op het trottoir lag een jong meisje. Ook zag Be verley wat bloed en dat zou haar zeker misselijk ge maakt hebben, wanneer zij het gezichtje niet het meest tragische en aandoenlijkste gevonden had, dat zij ooit had gezien. Het was zoo spookachtig wit, zoo mager en toch zoo jong. „Wat is er? Wat is er gebeurd?" vroeg zij aan degenen, die er het dichtst bij stonden. „Zij heeft zich uit een raam op de vierde verdie ping geworpen", antwoordde een dikke vrouw. „Waarschijnlijk is iemand onhebbelijk tegen haar ge weest". „Is zij dood?" vroeg Beverley. „Nog nietofschoon er wel niet veel meer heel aan haar zijn zal. Op weg naar het ziekenhuis zal zij wel sterven". Op dat oogenblik sloeg het meisje, als hoorde zij de verschikkelijke woorden, haar oogen ooen. Het kwam Beverley voor alsof zij haar recht in de oogen keken. Plotseling herinnerde zij zich haar eigen besluit. Het was bijna een gelofte geweest. „De eerste, die ik vandaag ontmoet, die hulp noodig heeft, kan op mij rekenen". Hier was zoo iemand. Als er ooit een smeekbede crelegen had in menschenoogen. dan was het in deze. Misschien was het een onbewuste smeekbede. Mis schien was haar geest verdoofd, maar haar ziel was nog wakker. Zij riep tot Beverley's ziel en die roep moest beantwoord worden, anders zou zij haar ge lofte breken. En Roger's vrouw durfde zoo'n ge lofte niet te verbreken uit vrees, dat zij gestraft zou worden en haar tooverachtig geluk verliezen zou. Zij vond het zien van bloed afschuwelijk. Zij wil de denken, dat. wanneer het meisje stervende was. zij toch niet meer kon helpen. Toch had. terwijl haar verstand zoo redeneerde, haar instinct reeds uitgemaakt, dat dit meisje eischte, dat zij haar ge lofte gestand deed. Beverley knielde naast het meisje, dat op het trottoir lag. neer. Haar japon kwam te recht in een steeds erooter wordende plas bloed, maar zij voelde zich niet misselijk worden, zooals zij lacht, dat het geval zijn zou. En tot haar eigen ver bazing zag zij/dat haar hand een lok donkerrood haar uit het gezicht van het jonge meisje wegstreek. Arm. mager kindergezichtje! ..Wees maar niet bang; we zullen goed voor je zorgen!" Inmiddels was een dokter gekomen. Ook hij kniel de naast de ongelukkige neer. Hij zeide iets tegen Beverley. daar hij dacht, dat zij hot gewonde meisje T'-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1924 | | pagina 5