Van dit en vi dat en van alles wat!
DAMRUBRIESi.
DE JONGENS VAN DEN MOLEN.
Even laehen.
boel kan bewegen, zoo zijn de tegenwoordige
Turksche staatslieden vast besloten, alle tra
ditioneels sluiers, die het nationale leven van
hun land bedekten, af te leggen. Stellig ont
staan daardoor mooilijkheden en dissonanten,
die hot vreedzaam voortleven ernstig bedreigen
en het wonden toebrengen, die, naar de West-
minster Gazette niet zonder bezorgdheid op
merkt, misschien eerst na een generatie gene
zen kunnen zijn. R. Nbl.
HOORT EEN HOND SCHERPER DAN WIJ?
t Is bekend dat dieren allerlei natuurver
schijnselen waarnemen die den mensch ont
gaan. Iets op dit gebied wordt in een Fransch
blad verteld propos van de onlangs gehou
den geluidsproeven. Een inwoner van Le
Mans in het departement Sarthe is in *t be
zit van een Duitschen herdershond, een jong
en nog schuw dier, dat doodsbang is voor alles
wat op een schot of een knal lijkt Onlangs
nog bij do Jeanne d'Arc-fcesben had het ge
luid van do vreugdeschoten het arme dier
half dol van angst gemaakt. Op den avond nu
van de 10-tons ontploffing te La Courtine
wandelde do eigenaar mot zijn hond buiten in
't veld. 't Was omstreeks kwart voor achten
en eon mooie, zachto, windstille avond. Plot
seling, zonder eonigo naspeurlijke reden, gaf
de hond blijk van een hovigen schrik of angst
en hij trachtte zich los te rukken, om er van
door te gaan. Zijn baas hechtte er eerst niet
veel betockenis aan, maar bedacht later, toen
hij in do courant over de proeven te La Cour
tine las, of het dier ook wellicht do goluids-
trillingen had opgevangen, die het menschelijk
oor niet waargenomen had.
HIJ KENDE ZIJN PAPPENHEIMERS.
De beroomde Hollandscho dokter Bauseblan
woonde in Landen en oefende daar praktijk
Hit. Eens zag hij een kwakzalver voorbij rijden
in een schitterende equipage en hij hoorde,
dat de man al een vermogen had verdiend.
I«ater ontmoette hij den man en vroeg hem hoe
bet mogelijk was om zonder vakopleiding zoo
veel patiönton. te krijgen en zoo rijk te worden.
De kwakzalver antwoordde: Hoeveel men.
schen passeeren uw woning ongeveer por dag?
De dokter schatte het getal op tienduizend.
Hoeeveel zijn er bij met een normaal goed
verstand?
Ik denk een paar honderd.
Welnu, die tweehonderd komen bij u,
als ze ziek zijn, de anderen bij mij.
HET ELECTRIC1TEITSVERBRUIK.
Ondanks het feit, dat bijna overal in ons
land electriciteit verbruikt wordt, blijkt uit
een publicatie van de Scientific American, dat
ons land nog niet behoort tot die landen die
het meeste gebruik maken van electriciteit
Volgens deze publicatie nl. verbruiken de
Vereenigde Staten per jaar 49.802 millioen ki
lowatt, Duitschland 8.600 millioen, Japan 6.925
millioen, Groot-Brittanniö 6.406 millioen en
Frankrijk 5.410 millioen kilowatt.
Geheel anders wondt evenwel de volgorde
der landen, wanneer men het gebruik van elec
triciteit por hoofd der bevolking gaat bereke
nen, en hieruit blijkt, dat wij op dit gebied nog
wat in te haleri hebben. Do volgorde dr lan
den wordt dan aldus: Zwitserland 700 kilo
wat per persoon per jaar, Canada 812, o -
wegen 493, Vereenigde Staten 472, Zwaden 364.
Iedere Fransch man verbruikt 147 kilowatt,
Iedere Duitscher 141 en iedere Engolschman
139 kilowatt.
EEN OUD-TEST AMEN TIS Cfl ÖRUXLOFTB
MAAL.
In Maramaros-Sziget, een fcleta stadje m
Noordelijk Roemenië, werd dezer dagen ae
bruiloft gevierd van de dochter van mW>!
teïbaum mét den ■rabbi1 Albert. Htalben^0-
het bruiloftsmaal weTden gebruikt 83 oasen.
210 schapen, 160 kalveren, 2100 ganzen en 3000
kippen.
Verschillende wagons imet allerlei dranken
kwamen aangerold om den dorst dor gasten te
lesschen.
Er waren niet minder dan 10.000 gasten, ver
tegenwoordigers der Joodsche gemeenten van
Polen, Rusland en Oostenrijk.
Ook voor de armen werden groote publieke
maaltijden aangericht:
Verzoeke alles betreffende deze rubriek te
zenden aan C. Amels Wz, Winkel.
No. L
ZWART.
WIT.
Stand Zwart, 14 schijven, op: 3 6 9 12 tot
20 23 26.
Stand Wit, 14 schijven, op: 25 30 tot 83 35
37 38 40 tot 43 45 4&
In bovenstaanden mooien part ijs tand, voor
gekomen in de competitie van den Ned. Dam
Bond, speelde Zwart 17—22,
De vraag is, kon Wit nu dam nemen?
Neen. Indien wit 32—28, 37 8 en 8—2 speelt,
wint zwart door 46—32, 18—22, 13 22, 20 49.
Wit zag den val en spoelde daarom 3329,
30 39,
Na X
ZWART.
WIT.
Stand Zwart, 9 schijven, op: 7 13 15 O 18
19 22 28 32.
Stand Wit, 9 schijven, op: 24 25 31 83 X
36 39 43 49.
In bovenstaanden stand slaat Zwart aogal
opgedrongen, het gevolg van onregelmatig spel.
Zwart speelde als laatste zet 1419, waarop
wit schitterend won door 43—38, 35—30, 49—44,
30 39, 25 2, Heel mooi in de partij gezien.
DAMNIEUWS.
Op verzoek van den Ned. Dam Bond zal het
Bestuur van den West-Frieschen Dambond
pogingen in 't werk stellen om met een 10-tal
spelers met eenige reserve mee te spelen in den
len klasse competitie-wedstrijd van den Ned.
Dambond. Waar de reiskosten pondsgewijze
worden betaald, bestaat er wel kans voor de
sterke spelers uit deze streek om hot a.s. sei
zoen mooie wedstrijden te kunnen spelen.
i\un i ui ii
WARE WOORDEN.
Al het goede, dat niet met zedelijke bedoe
ling wordt volbracht, is niets dan. schijn.
De zorg is een sombere vrouwenfiguur, die
achter den ruiter door het leven -te paard stijgt
tj\ 'hem omklemt. Zoo os ook <le straf voor den
boordoener.
Hij, die niet meer geloovcn kan aan hét goe
de in menschen, doolt in deze groote wereld
rond als een eenzame verlatene.
Het najagen van laag en onedel genot Ss de
dood van het geluk, het ondermijnt de zedelijk
heid, breekt de energie en sloopt de levens
kracht van menschen en volken
Wij moeten niet trachten broeders te wor
den. Wij moeten trachten niet te vergeten, dat
wij broeders zijn.
NIET DER MOEITE WAARD.
Mevrouw: „Ik ben vier vernikkelde lepeltjes
kwijt heb jij die soms ergens gezien?"
Werkster: „Nee, mevrouw mijn man zegt,
altijd!, neem nooit nikkel weg dat js do moei
te niet waard."
DAN HAD HIJ RUST.
Zij: „Je zegt, dat je zoo geniet van je Zon
dagen, maar ik) kan me niet indenken, waarom.
Je gaat nooit naar de kerk".
Hij: „Dat weet ik wel, maar jij gaat toch?"
WAAROM HIJ WANHOPIG WAS!
Mevrouw: „Heb je kunnen merken, dat m*n
man me erg miste, toen ik weg waa, Marl©?*
Dienstbode: „Nee mevrouw, in het begin niet
zoo erg, alleen gisteren schoen hij wanhopig.
DAT WAS DE REDEL.
„Misschien weet jij niet, waarom kuikentjes
uit d'r eieren kruipen. Nou dat zal ik je 'ns
zeggen. Dat doen zij, omdat zo bang zijn dat ze
anders gekookt worden."
EEN LIEFHEBBEND ECHTGENOOT.
Goochelaar: Dames en heeren! Nu moet ik
uw attentie vragen voor de groote illusie van
den avond. Ik zal zoo vrij zijn *n dame uit het
geëerde publiek te verzoeken op het tooneel
te komen en in deze kast plaats te nemen. Als
ik de kast weer open doe, zal de dame spoor
loos verdwenen zijn.
Toeschouwer (tot zijne vrouw): MathUde, ga
jij eens in de kast, lieve.
FIJN GEZEGD.
Zij: „Weet je nog, man, toen we nog niét! ge
trouwd waren"
Hij: „O zeker kind, 't zijn' mijn liefste herin
neringen."
NOG ZOO MAL NIET.
Baas: „Er ie een tekort in de kas va» tien
gulden. Jij en ik zijn alleen achter de toon
bank geweest. Wat heb je daarop te zeggen?"
Winkelbediende: „Wel, ik- zou zeggen, laten
we allebei vijf pop bijpassen en de zaak als
afgedaan beschouwen."
Bijvoegsel der Schager Courant van Donderdag 12 Juni 1924. Nó. 7449
nnricjciarinnnrir-it-inrinnnnaaannaaaciaciaciannt-inr-ir-ir-ir-ir^nno Jy;
DE ZOMER ROEPT!
De zomer roept! Do voorjaarsbloemen bloeien,
Het gulden licht verdringt den donkeen nacht,
De groengetopte dennen langs de wegen
Staan, roerloos recht in ongewone prachtl
De Meidoorn geurt, de slanke halmen wuiven,
Natuur viert alom innig mooi haar feest,
Daar staat oen heerlijk wonder te gebeuren,
Het wonder van den weer verjongden geest!
De zomer roept!. Nu tripp'len weer de schatjes
Al juichend door de schoon gekleurde wel,
De bloemenkransjes rond de blonde kopjes,
Vol levenslust van zon en allerlei!
Hier paart zich loven aan 't ontluikend leven
Met ongetemperdo, spontane vreugd.
Met niet to stuiten heerlijke verlangens,
Hier vindt natuur en mensch zich in hun
jeugd!!
Maar o do arme, arme groote menschen
Wie *t lentefeest geen blijde boodschap biedt
Van nieuwen geest* vol onzelfzuchtig streven
En van een krachtig hoopvol, levenslied!
Die steeds maar strijden voor hun waanideeën
En hijgend zoeken naar een eterk bestaan,
Totdat ze klagend in 'zichzelf verloren
In eigen voosheid heilloos andtxrgaamll
t
Ze praten in hun wankel zelfvertrouwen
Vol Bchljngezag, en wrakke theorie
Van het zichzelfvereltndend dreigend monster
De onvorwinbVe oorlog der chemie 1
Hoe zoo hot kwaad zichzelf zal overwinnen
Door diepe vrees en oigen vreeslijkheid
En angst voor niet te toornen massa-moorden
Het voorspel zijln: zal van een nieuwen tijd!!
De zomer roept! De voorjaansbloemen bloeien,
De blonde schatjes tripp'len in de wei
Een warme blos op stralende gezichtjes,
Tevreden met de zon en allerlei l
Alleen wij grooten zoeken hijgend vrede
En spreken in een opgewonden taal
Van d'allerlaatste prachtige ontdekking
Naast 't lentefeestde doodelijke straal!I!
Juni 1924.
Alle rechten voorbehouden!
KROES.
PLANTEN IN KAMER EN TUIN.
41.
(Vragen deze rubriek betreffende to te zen
den aan den. heer K. van Keulen, Tuinbouw-
vakonderwijzer te Hoorn. Alléén postzegel voor
antwoord insluiten als antwoord per brief ge-
wenscht wordt.)
Huift.
Vraag 39. Mej. G. S. te Schagorbrug vraagt
het volgende: Wij hebben een hulstboom^ die
ieder jaar bloeit, maar nooit geen vruchten
voortbrengst. Zoudt U misschien een middel
aan de hand kunnen doen, dat dc vrucht wel
j toekomt?
Antwoord: Dat uwhulst geen vrucht zet,
I komt wel hierdoor dat er zeker in de nabijheid
van uw hulst geen andero hulsten staan, die
voor bestuiving kunnen zorgen; In dit geval
zou Uw hulst een vrouwelijk exemplaar zijn.
I Is uw hulst echter een manlijk exemplaar,
dan zal hij nooit vrucht zetten. Dat zit zoo.
Eigenlijk is de hulst tweeslachtig d.w.z. de
plant heeft èn meeldraden (manlijke organen)
weer vriendelijk aankijken."
Nu zei mevrouw Ruikenauw, de Apin: „Wat
geeft U nu uw verdriet, goede Reinaert? Zeg
maar, hoe de juweelen er uitzien, dan zullen
we probeeren, ze weer terug te krijgen."
„Dat gebeurt toch niet", zei Reinaert, „want
ze zijn zoo mooi, dat hij, die zo hooft, ze nooit
meer wil missen. Nooit gaf een koning zoo
Henk van den Molen loost yoat de g esc Moe nis
van Reinaert de Vca
Vervolg.
Nu was Reinaert oen steen van het hart ge
vallen. Hij ging voor den koning staan en zei:
,0 Koning, wat zei u daarnet? Is Cuwaert de
Haas dood? Maar waar is Bellijn do Ram
toch? En wat bracht hij U dan in mijn tasch?
Want weet U, wat ik hem voor U meegegeven
heb? Ik gaf hem drie juweelen! O, waar zul
len die gebleven zijn? Een juweel was voor
U en de twee andere voor de koningin".
„Bellijn gaf mij niéts andere", zei koning No
bel, „dan Cuwaerts kop, zoodat ik hem o ogen
blikkelijk met den dood strafte, want hij zeide
erbij, dat hij zelf alles gedaan had."
„Wee mij", zuchtte nu Reinaert en hij deed,
alsof hij zeer bedroefd was, woe mijl Ach, was
ik maar nooit geboren. Zijn die mooie juwee
len dan verloren gegaan? O, wat zal mijn
vrouw daarvan zeggen, als ze dat hoort? Wat
zal ze boos op mij zijn, want ze wilde mij de
juweelen bijna niet afgeven. Nooit zal ze mij
mooi een geschenk als deze juweelen zijn. Maar
nu zal ik toonen, wie ik ben. De heele wereld
zal ik doorloopen, en ik zal niet rusten, voor
ik de juweelen teruggevonden heb!"
Toen zuchtte hij zeer diep en zei:
.Hoort, allen die hier zijn en vooral mijn
familieleden. Ik zal U zeggen, hoe de juweelen
er uitzagen. Vooreerst was er oen gouden
ring, waarin drie namen gegravoond waren,
die ik niet kon lezen. In die ring was oen kost
baar juweel gezet, dat drie verschillende kleu
ren had: rood als brandend vuur, zoodat het
'a nacffts licht gaf; wit als sneeuw en groen.
De witte kleur genas alle ziekten en de groene
kleur kon vijanden verslaan. Hebt ge ooit van
een dergelijke steen gehoord? Neen nietwaar?
Wie deze steen bezat, behoefde voor niets bang
te zijn en daarom wilde ik hem aan onzen ko
ning geven!
Ik vond de steen in do schatkamer van mijn
vader. Daar lagen ook oen spiegel en een kam.
Mijn vrouw wilde die kam hobben. Die kam
was een juweel, o koning, gemaakt van goud,
zilver en edelsteenen. Ook do spiegel was iets
èn stampers (vrouwelijke organen). Practisch
zijn de bloemen echter eenslachtig, want in
sommige bloemen zijn de meeldraden, in an
dere de stampers niet ontwikkeld, althans on
vruchtbaar, zoodat het er op neerkomt dat de
hulst tweehuizig is wat eggen wil dat er twee
boomen noodig ijn; om vruch te zeften man
lijke en vrouw 1 ijke boomen, want alle bloemen
over een struik zijn gelijk. U zult dus ingeval
ai een vrouwlijk exemplaar hebt. een manlijk
moeten koopen en omgekeerd als U oen man
lijk exemplaar hebt.
Gieten. (Vervolg).
Planten zooals Azalea's, die eenmaal door
en door droog zijn, laten de bladeren vallen
en zijn dan onherstelbaar verloren. Zoo gaat
het ook met varens. Zijn deze in bovenmate
drogen toestand, dan krimpen de bladeren
voor goed ineen oni niet weer op te komen.
In 't algemeen echter kan van oen plant, die
te droog heeft gestaan, eerder iets goeds ver
wacht worden, dan van een plant, die een tijd
lang overtollig water is toegediend. Dan toch
ontstaat er een kouden, zuren bodem, waar de
lucht den noodigen toegang is afgesneden. Dit
heeft weer ten gevolge, dat do wortels onvoor
waardelijk tot rotten moeten overgaan. Dit is
dan ook wellicht de allergrootste fout, die door
onbevoegden tegen de leefregels onzer planton
wordt bedreven
Is ook de een of andere kamerplant in een
ziekelijken toestand veroorzaakt door eon
slechte standplaats, uitgeteorden bodem, door
een ongeluk uit den pot gevallen of anders
zins, dan zijn helaas maar al te veel menschen
de meening toegedaan, dat dit door veel gieten
verholpen kan worden. Juist het tegendeel is
bijzonders. In het glas kon men alles zien, wat
er in den omtrek gebeurde. En wie in het glas
keek, werd dadelijk genezen van al de ziekten,
die hij had.
Is het wonder, dat ik verdrietig ben door het
verlies van deze schatten? Het kistje, waarin
ik do ring, do kam en de spiegel bewaarde,
was van een bijzondere houtsoort gemaakt Dat
hout kon niet vergaan! Van hetzelfde hout
heeft vroeger de oude koning Crompaart eens
een houten paard laten vervaardigen.
Dat was oen bijzonder paard; het kon vlie
gen! Honderd mijl in een uur! Cleomadea de
jongste zoon van den koning, die geloofde dat
niét. Hij klom op het paard en draaidé aan een
kruk, die in de borst was bevestigd, Opeens
vloog hij door het venster de lucht in, en stond
veel angst uit Maar gelukkig kwam het paard
weer op dezelfde plaats terug. Zoo krachtig
was het hout!
Op het kistje standen verschillen© geschiede
nissen gegraveerd. Het eerste verhaal is zoo:
Een paard zit een hert achterna. Maar hef hert
liep zoo vlug, dat het paard het niet kon; to.
halen. Nu gaat het paard naar een hordes* en
zegt: „Ik weet een hert voor U te vangen, met
ma lach vleesch en mooie horens!" .yGoed",
zegt de herder, „hoe zullen we er komen?"
„Klim maar op mijn rug", zegt het paard, „dan
breng ik je er heen". Dat gebeurt. Zoo hollen
ze uren en uren door. Eindelijk zegt het paard:
„Ik wil nu wat uitrusten, want ik word moe.