ROMMELKRÜID.
Als alle meeldauwzicklcu is de rozenineel-
dauw te herkennen aan een wit, meelachtig
echimmelovertreksel, op bladeren, scheuten en
bloemknoppen. Op de bladeren blijft het uiter.
Ujk meer poederachtig, terwijl op de hardere
deelen een duidelijker schiinmelweefstel wordt
gevormd, dat op een vil lach tig laagje gaat ge
lijken.
Het beste bestrijdingsmiddel tegen dezen
meeldauw in den zomer js een bespuiting met
saücylzuur in zeepspiritus (10 gram s&licyi-
zuur oplossen in 100 gram brandspiritus en
dan vermengen met 10 L. water, waarin 2 ons
zeep is opgelost, hiermede bestrijdt men tevens
bladluizen en eiccaden.
Ook kan men tegen den rozcnmeeldauw zwa
velen.
K. VAN KEULEN,
Tuinbon wvak onderwij zer.
LUCIFERS.
In het jaar 1812 zijn er voor 't eerst lucifers
gefabriceerd, maar het heeft tot 1820 geduurd,
▼oor ze meer algemeen bekend werdén.
De lucifershoutjes werden eerst in vloeibare
zwavel gedoopt, de kop bestond uit een meng-
oei van 8 doelen kalicumchloraat en één deel
zwavel. Voor het afsteken moest de lucifer
eerst in een buisje met geconcentreerd zwavel-
zuur gedoopt worden, wat nog al lastig was
natuuiyk.
In het jaar 1833 kwamen dé eerste bruikbare
phosphorlucif^rs. De kop bestond uit zwavel,
bedekt met een laagje phosjvhor en kaliuraclo.
raat. Om de lucifer te ontstoken moest men
den kop snel tusschen stukjes zand papier door
trekken.
Deze lucifers waren nogal gevaarlijk, door
dat ze gemakkelijk in brand vlogen, -wat ver
schillende regeeringen aanleiding gaf het ge
bruik ervan te verbieden. Een ander gevaar
was, dat de koppen giftig waren door de phos-
phor.
Op de Londensche industrie-tentoonstelling
ln 1851 verschenen de eerste lucifers met roode
pbosphor, wat een groote verbetering betee-
kende. Roode pbosphor is niet giftig en ver
brandt bij veel hoogere temperatuur dan gele
phosphorzuur. Gevaar voor ontploffing bij het
varvoor had men niet meer te vroozen bij de
ze nieuwe lucifers.
In Zweden en Noorwegen begon korten tijd
hierna de industrie van lucifers op te bloeien.
De kop van deze soort bevatte eeen pbosphor.
De ontbranding werd verkregen op een strijk-
was, dat het gevaar voor zijn leven voorbij
waa Want nu had hij den koning tot vriend;
nu zou niemand hem durven aanklagen! Zoo
dacht hij. Maar Isegrim dacht anders. Hij was
kwaad en verdrietig over do verzonnen ver
haaltjes, die op het kistje stonden. Isegrim be
greep wel, dat het heele geschiedenisje, dht
Reinaert bedacht had van het kistje en de ju*
woelen een leugen was. Daarom zei hij:
„Goede koning, is u nu werkelijk zoo onnoo-
zel, dat u dien Bchurk met zijn leugenprnatjes
nog gelooft t Hij denkt aan niets dan stelen,
liegen en bedriegen en dat zal ik u bewijzen.
Gelukkig dat hij nu juist hier ia Zijn leugens
zullen hem nu niet helpen. Want, mijnheer de
koning, die looze vos heeft meer dan eens mijn
goede vrouw bedrogen. Hij maakte haar eens
wijs, dait zo in het water moest gaan loopen, en
haar staart in het nat moest laten hangen.
Dan zouden er veel visschen in haar staart
bijtenl Mijn goede vrouw deed1 dat. Het waa
vlak, bedekt met oen mengsel van roode phos-
phor, zwavelantimoon en glaspoodor. Dit laat
ste om de wrijving grooter te maken. Deze lu
cifers kwamen op de markt als Zweodsche- of
veiligheidslucifers. Do eerste fabriek werd op
gericht te Jöngköping.
Nog is vooral Zuid-Zweden het land van de
cifersindustrie.
De fabricage is natuurlijk steeds meer gemo
derniseerd. .Aanvankelijk was het handwerk,
waardoor de eerste lucifers vanzelf sprekend
veel te duur waren. Een massa-artikel werden
ze pas, toen de machine 'haar intrede deed.
Men kan beseffen, wat een arbeid ar noodig
was voor d'e vervaardiging van beduidende hoe
veelheid lucifers, toen alles nog 'uit de hand
gebeuren moost. Het hout werd op de ge-
wenschte lengte gezaagd, daarna gedroogd en
in vierkante stokjes gesneden.
De schaafmachine bracht groote verandering,
vooral de verbeterde schaafmachine, waarmede
cylindervormige houtblokken van 40 tot 60
c.M. lengte tot lange houtbanden worden afge
schaafd. Deze houtbanden worden in snijma
chines gesneden tot de dikte van een lucifer en
door kleinere mesjes in stokjes, die ook d'e
lengte van een lucifer hebben.
De nieuwero machines zijn een combinatie
van schaaf- en snijmachine. Zij leveren vier
millioen houtjes per dag.
De voortgaande technische ontwikkeling
heeft het mogelijk gemaakt, dat ook de vol
gende bewerkingen machinaal gebeurden: Het
verven der houtjes na de reiniging van stof en
splinters, het aanbrengen van de koppen, het
drogen, het pakken in de doosjes, die vooraf
gemaakt zijn op een aparte tmachiné, het aan
brengen van de strijkvlakten op de doosjes en
de verpakking van 10 a 12 doosjes togelijk, al
les geschiedt tegenwoordig machinaal.
De allernieuwste machines, de zg. universoel-
machines, verrichten al deze werkzaamheden
alleen, behalve het vervaardigen der doosjes,
waarvoor nog een afzonderlijke machine noodig
is Zijn de doosjes vooraf gereed gemaakt op
de speciaal-machine, dan doet do universeele
machine de rest. Het blok hout wordt in de ma
chine gelegd, do doosjes worden op de bestem
de plaats opgesteld, en in 10 uren tijd fabriceert
deze ingewikkelde machine 50 a 60.000 doos
jes, in pakken van 10 of 12 stuks, geheel voor
de aflevering gereed.
Zoodoende is het nu mogelijk, dat men voor
eenige centen een pak lucifers koopt tegen
woordig.
Zweden is nog stoods de groote leverancier.
Maar ook andere landen fabriceeren. In ons
lan4 is Eindhoven de lucifersstad, waar dé Ver
eeniging der lucifersfabrikanten, in 1880 opge
richt, haar verschillende kleine fabriekjes in
één groote heeft geconcentreerd. Te Breda zijn
nog een paar zelfstandige fabrieken.
winter, het vroor hard. Mijn vrouw zat op het
laatst met haar staart in het ijs vastgevroren,
zoodat zij niet weg kon komen. Nu beet Rei
naert haar, waar hij maar kon, en ware ik niet
aan komen snellen, hij had haar vast en ze
ker doodgeslagen! Ik hielp mijn vrouw en ver
laster haar, maar toch kon ik niet verhinderen,
dat er een groot stuk ijs aan haar staart bleef
vastzitten. O, dat deed veel pijn. Zo kon bijna
niet vooruit. Plotseling kwamen er veel men-
schen op ons af, gewapend met bijlen, dorsch-
vlegels, penhouders en mestvorken. Ze riepen:
„Slaat ze dood, slaat ze dood!" Ik ben nog nooit
zoo angstig geweest, en mijn vrouw ook niet
Wij liepen, wat we konden. Eindelijk waren
we buiten het bereik der menschen. Door het
loopen was mijn vrouw zoo warm geworden,
dat het ijs gesmolten was. Maar toch, o ko
ning, heeft Reinaert mijn vrouw slecht be
handeld. Moet dat niet gewroken worden?"
„Als 't waar was", zei Reinaert, „zou t oen
Het hout voor do lucifersfabrikage is espen-
en populierenhout, en komt hoofdzakelijk uit
Rusland. M,
VERZAMELEN.
Wat wordt er al niet verzameld! Sommige
menschen zijn door een echte verzamelwoede
aangetast. Al hun denken is dan geconcen
treerd op het bemachtigen van een nieuwe
soort,, een nieuwe variëteit van de dingen, die
zij verzamelen. Dat zijn dé verzamelraaniak-
ken.
Natuurlijk zijn er ook verzamelaars, wier
werk ten hoogste gewaardeerd moet worden.
Het voigaren van kunstvoorwerpen is vanzelf
sprekend niet iets minderwaardigs. Het verza*
melen van postzegel» kan ook haar weten
schappelijke waarde hebben.
Maar er zijn mensahen, die alles verzamelen.
Wil men al die verzamelingen met de grootste
welwillendheid beschouwen, dan is er allicht
in vele gevallen' nog wol een goede zijde aan te
ontdekken ook. Doch wat zegt men van het b(j
eengaren van visitekaartjes, van livroiknoopen,
van lucifersdoosjes, van affiches? En van zoo
vele andere weinig beduidende dingen?
Studenten stellen er soms een eer in een coL.
lectio gemoerde naambordjes te bezitten of
deurbellen.
Een postdirecteur in Engeland besteedde al
zijn energie aan het verzamelen van bretels,
een bekend Fransch tooneelspeler bezat een
heelo collectie Jtousebanden. Th de laatste jaren
verzamelt men collecties Duitsch noodgeld,
waarbij er zijn die *n typografische waaide be
zitten. Uit den distributietijd in ons land zijn
er nog verzamelingen broodkaarten en levens
middelenbons hier en daar.
Een allervreemdste verzameling staat op
naam van een Ehgelsche prinses, die met harts
tocht tanden van wnlvisschen, olifanten en
alligators bijoengaarde, hierin geholpen door
verschillende zeekapiteins, die er een eer in
stelden hot koningskind kisten vol tanden te
zenden. Uren lang kon de prinses snuffelen in
al die verschillende tanden. Bij haar huwelijk
ie de hoele collectie naar een museum ver
huisd.
Onder de vorsten en hoog geplaatste perso
nen heeft men de zonderlingste verzamelaars
gehad. Bismarck verzamelde thermometers, hij
had er eenige honderden. Koning George TV
was specialiteit in theepotten en Lade wijk van
Beieren in oude vaandels. Een Roemeensche
prinses bezat een groote collectie parfum-fla
cons en zocht met hartstocht naar soorten fla
cons, die nog niet in haar bezit waren. Lode-
wijk XVI verzamelde sloten.
Waar de verzamelwoede bij sommige peraow
men zoo groot is, daar spreekt het vanzelf, da<
er ook veel bedrog plaats vindt. Het verval*
schen van zeldzame en dure postzegels is be*
schande voor mij zijm. 't Is waar, ik heb haan
eens geleerd, hoe ze visschen kon vangen, mAAg
ze was zoo begeerig, dat ze zoo lang in het wn*
ter bleef staan, tot haar staart vastgevroren
was. Dat kwam oendat zo te lang op één plaats
bleef. Toen wilde ik haar helpen. Ik rukte efl
hok, maar 't gaf niets. Isegrim zag, wat ik
deed, en dacht, dat ik zijn vrouw kwaad wilde
doen. Maar dat was niet zoo. Isegrim begon
hevig te vloeken en zwoer, dat h(j mij dood
wildo maken. Toen ging ik weg! Zoo is de zaak
en niet anders, o koning! En ik bedrieg u niet,
Vraag maar aan Isegrima vrouw, of hel zoo
;mct is".
Nu kwam Hersinde, dé vrouw van Isegrim
j voor den dag en ze zei: „O Reinaert, valsch
aard, leugenaar, niemand is veilig voor je. Je
hebt me niet eenmaal, maar vele malen bedro-
gen. Dat zal ik u, meteen vertellen. Majesteit".
Wordt vervolgd
kond, evenals het vervalschen van oude mees
terstukken op het gebied van kunst. Hande
laars in antiquiteiten weten hiervan mee te
praten en handelaars in reliquieën.
Bij Genève is een landhuis, waar Voltaire
heoft gewoond .Vele vereerders van Voltaire
bjengen een bezoek aan dat landhuisje en ne
men dan gaarne een aandenken mee terug.
Vcor handige exploitanten is daar wat aan. te
verdienen. En zoo heeft de exploitant of de
conciërge van dat landhuisje van Voltaire meer
dan 2000 eigen geschreven brieven van den
grooten man verkocht, honderden wandelstok
ken, en een paar duizend handschoenen.
De verzamelaars lieten zich maar beetnemen,
de conciërge maakte goede zaken, tot de regee
ring er de lucht van kreeg en den man ont
sloeg. Zijn opvolgers is het verboden iets te
verkoopen aan de bezoekers van het land
huisje.
Ondertussóhen zijn er heel wat menschen
geweest, die zich in het gelukkige bezit waan
den van een paar handschoenen, een wandel
stok of een brief van Voltaire. M.
li REGENTEEKENS.
In de „Vaderlandschc Letteroefeningen" van
het jaar 1836 vindt men de volgende 44 voor
spellingen van regen:
De holle wind kent perk noch palen,
Het zwerk verandert koor op keer.
Ik zie het kwik in t woerglas dalen
Het schoorsteercnoet valt drupTend neer,
Het vocht begint den muur te ontvloeien,
Do zwaluw scheert langs 't spichtig gras.
De vlieg verstoort de logge koeien,
De kikvorsch kwaakt in d'enge plas..
Flink, mijn patrijshond, zit te droomen,
Het stof draait dwarr'lend in den vliet
De visschen spart'len in de stroomen
Het regende ook op Sint Magriet
Hebt gij den stank der gracht geroken?
Zaagt gij dien fraaien regenboog?
De zon is neev'lig' neergedoken,
Ondraaglijk kwelt me een eksteroog.
De huiskat strijkt haar fulpen wangen,
Gesloten W de pimpernel,
De merel fluit haar zoete zangen,
Ei, hoort wat piept de krekel schel!
Het loeiend vee wil veld veriaten,
H Verschiet schijnt ons nabij «te zijn
Ik hoor de onraste schapen blaten,
Aanhoudend knort het ronkend: zwijn.
De slakken zijn met zand bestoven,
De padden kruipen ginds en her.
De klavetr heft de kruin naar boven,
De pauw verheft zijn schelle kreten.
Het rijpaard trapt vol ongeduld.
Mijn hond wil gras voor beenderen eten.
Zie, hoe een krans de maan omhult,
De glimworm blinkt in vollen luister,
De koekoek roept in 't eenzaam woud.
De maan schijnt rood door 't neev'lig duister
Het ia, schoon zomer, nat en koud.
De ganzen gag*len, de eenden kwaken,
De gladde zuring krimpt Ineen.
Het hout zet uit met hoorbaar kraken.
Het vooht ontwelt den blauwen steen,
De raven «torten zwierend neder,
In gang en kamer kruipt dé spin.
De herder spelt onstuimig weder,
De nieuwe maan viel Maandag in.
GIFTIGHEID VAN TABAKSROOK.
De hoevelheid nicotine in den tabaksrook ia,
zooals bekend, reeds op verschillende wijzen
bepaald; steeds wqrd dan echter r— aldus dr.
Koetser in bet Nederl. Tijdschrift voor Genees
kunde „instrumenteel", d. w. z. door het toe
stel zelf met behulp van oen zuiginrichtin$f ge
rookt Het is echter duidelijk, dat er een groot
verschil bestaat tusschen de hoeveelheid nicoti
ne in den rook van' do kunstmatig opgerookte
tabak en die, vervat ln de hoeveelheid rook, dlo
bij het gewone rooken in den mond van den
rookor komt. Hierover zijn in het pharmacoJo-
gisch instituut der Universiteit van Erlangen
door prof. R. Heinz en zijn medewerkers proe
ven genomen, waarbij de door den rooker in
geademde rook door wijnsteenzuur moest pas.
seeren, waarin de nicotine wordt tegengehou
den. De hoeveelheid daarvan werd dan physio-
logisch bepaald door proeven op kikvorschen.
Daar echter bleek, dat ook op deze wijze niet
alle nicotine achterblijft, werden in plaats
daarvan watten genomen, die zeer rijkelijk het
nicotine opnemen. Met dit toestel werden nu
eerst 5 gram (7 stuks) „sportcigaretten" achter
elkander gerookt en het nicotinegehalte van
den rook bepaald. Vervolgens werden 7 cigaret-
ten gewoon in den mond gerookt en de uitge
ademde rook in het toestel geblazen. Daarbij
bleek dat 5 gram eigsretterriabak 0,25 gram ni
cotine bevatten, waarvan 0.04 gram in den inge
ademden rook overging en 0.007 na het uitbla
zen van dien rook achterbleef. Werd echter de
rook geïnhaleerd (en dit geschiedt door ieder
haristochtelenk cigarettenrooker) en over de
longen met hun groote resorptieoppervlakte
verdeeld, dan bleek dat verreweg het grootste
deel der in den ingeadexnden rook aanwezige
hoeeveclheid nicotine, nL 0.035 gram, in het li
chaam achterbleef. Dit verklaart de zware be
schadiging van het hart bij aan cigaretten ver
slaafde rook era Gewone rooktabak bleek veel
minder nicotine te bevatten dan die van siga
ren of cigaretten. Hoe vochtiger de sigaar is,
hoe moor nicotine er in den rook overgaat; dit
komt doordat aan het gloeiende einde der si
gaar de nicotine wordt verbrand, daarachter
kamt een zone waarin de temperatuur lager is
en het alcaloide niet wordt vernietigd, doch in
den rook overgaat. Bij een sleohten warmtege
leider, zooals een droge sigaar, is die zone smal
ler dan bij een vochtige. Hier is Heinz dus in
tegenspraak met Storm van Leeuwen.
DE KERK TEGENOVER EEN MOORDENAAR.
Men schrijft aan hei Hbld:
Een eigenaardig licht werpt het volgende
over kerkelijke toestanden in oude dagen te
genover misdadigers ook nog in de dagen na
de Hervorming.
In het begin van het jaar 1597 kwamen de
predikanten in de classis Tholen te Scherpe-
niase bijeen en in deze bijeenkomst deelde da
Bosschaert mede, dat de schoolmeester van zijn
gemeente, Commers» tevens dienaar der justi
tie en voorzanger der keric, voo r^'.ele jaren
een „neerslag" had gedaan en -ieze daar
voor nog geen achnld had beleden of tot ver
zoening was gekomen. De predikant eischte op
die vergadering, dat van dezen onderwijzer
„verzoening" zoude gevorderd worden en roet
nog twee andere predikanten, zon hij, ingevolge
besluit, met den schoolmeester „in overleg"
treden.
Er blijkt uit de behandeling van deze zaak nu
wel niet juist hoe de moord had plaats gehad,
maar in een vergadering der classis op 10 Juli
1597 te Bergen op Zoom werd de quaestie van
dezen onderwijzer te Voaaemeer afgehandeld.
Bij het onderzoek was gebleken, dat de mees
ter te Noordgouwe een doodslag had begaan,
dat hij wel „verzoend" was met de betrekkin
gen van den verslagene, maar dat nog geen
openlijke verzoening in de Kerk had plaats ge
had. De classis besloot hem van de Tafel des
Heeren te weren en hem ook niet in dienst te
houden, als de schuld niet openlijk werd bele
den. Er werd een stuk opgemaakt, dat door
hem in de kerk moest warden beantwoord.
Op deze wijze heeft een moordenaar al
staat er ook in ,,'t ongeluk" voor de broede
ren der Classis en in dé kerk te Vossemeer
schuld bekend en vergiffenis gebeden. Of Com
mers na dit een en ander toch werd gehand
haafd als onderwijzer der jeugd wordt niet
vermeld, maar dit zal wel, want anders had de
behandeling als boven weinig zin. Toch blijkt,
dat hij later van Vossemeer vertrok en school
meester werd te Schakerioo.
DE HOFJUWELIER VAN NAPOLEON.
Na zijn bevordering tot brigade-generaal ont
ving Napoleon Bonaparte bevel, naar Italië te
vertrekken cn daar het opperbevel over de ar
tillerie op zich te nemen.
Daar hij zich het een en and ca- voor de reis
wilde aanschaffen, ging hij naar een winkel izn
reisartikelen.
Hoe mooi hij ook de verschillende dingen,
die mijnheer Bicnnais, de eigenaar der zaak,
hem liet zien, vond, Napoleon was te weinig
van geld voorzien, om ze te kunnen koopen.
Vooral een re is necessaire viel bijzonder ia
zijn smaak.
De heer Bicnnais, die dat wel bemerkte,
noemde nog eens alle goede hoedanigheden en
voordeelen ervan op.
Er ontbreekt niets aan, alles is aanwezig
en toch neemt ze maar heel weinig plaats in.
Hoeveel kost ze wel? vroeg Napoleon.
Vijftienhonderd francs.
Dat is te duur, dat kan ik' niet betalen.
Dat is geen beletsel, generaal U kunt mij
betalen, wanneer het u gelegen komt.
Maar dat zal misschien heel lang duren.
Ik vertrek de volgende week naar Italië. Mis
schien kom ik wel nooit terug..—
Ik vertrouw op uw geluksster, generaal.
En zoo gebeurde het, dat, toen Napoleon
naar het leger in Italië vertrok, zich in zijn ba
gage ook de op crodiet gekochte reianoceas&ire
bevond.
Napoleon had Biennais een schriftelijk be
wijs gegeven, dat hij hem vijf tienhonderd
francs schuldig was.
Hen jaren waren voorbijgegaan.
De necessaire was al lang betaald en gene
raal Bonaparte was keizer van Frankrijk ge
wonden.
Kort entijd nadat Napoleon tot keizer waa
uitgeroepen, werd de heer Biennais voor een
particuliere audiënte naar de Tuilerieön ont
boden.
Ik heb nog een oude schuld met o te ven-
effenen. Ik herinner me de zaak met die reih-
necessaire.... zei Napoleon.
Pardon, Sire, antwoordde Biennais, de ne
cessaire, die n als generaal bij mij kocht, ie
mij door consul Bonaparte betaald.
Zeker, bea&mdo Napoleon, dat herinner ik
mij ook.
De necessaire is betaald, maar niet de wei.
willendhoid, waarmee zij mij indertijd is afga-
staan. Ik benoemd u daarom tot hofjuwelier,
Biennais geloofde zijn ooren niet Hi) waag
de het op te merken, dat hij geen verstand
van goud en juwoelen.
Dat hindert niet. Ge verandert uw «mtfr
en daarmee is allee in orde. Ik denk, dat ge
spoedig met het nieuwe vak bekend zult zijn.
Het zal geschieden zooals Uwe MajesteA
bet wenscht, luidde het antwoord.
Ik heb al dadelijk een bestelling voor u,
vervolgde Napoleon, een kroon en scepter en
voer de keizerin een diadeem en verder» sie
raden. Tk vertrouw, dat ge deze bestelling tal
mijn tevredenheid zult uitvoeren.
Spoedig had Biennais vele klanten. Toen Na
poleon koningen ging benoemen, vergat hij
nooit zijn gunsteling aan te bevelen. Zoo schiep
de één nieuwe koninkrijken en de ander ver
vaardigde de kronen ervoor. Bijna alle vorsten
van Europa deden bij Biennais hun bestellin
gen en hij was spoedig een rijk man.
Toen Napoloon'a geluksster begon te lanen
en zijn keizerrijk verdween, was de hofjuwtu
lier bezitter van velo millioenen. R.Nbld.
DE EERSTE „DROOGMAKING.
Het schijnt dat het gebruik van wijn reeds
duizend jaar vóór de Christelijke jaartelling