ROMMELKRÜID.
lossingen van cDeze 5 raadsels moeten ingezon
den zijn 15 September en de prijzen zijn de
zelfde die boven zijn aangegeven. Zij die drus
reeds 3 oplossingen, inzonden, moeten ook nog
de twee andieren inzenden. Jammer van bet
dubbeltje. Vermeldt er ook direct bij welk
prijsje verlangd wordt.
Prijsraadsel 5 bevat verborgen bloemen-; boo-
men en vruchtomiamen. Toe, Jaap, pel je ei
goed en dan Jaap, ruim de boel op, hoor Jaap,
eer jo weggaatWat een rommel, o en wat
een stofIk zag u in den trein.Ik wil
graagNeon: papa verbiedt het mijHoe
vaar je, ik ben vrij welDe ezel begon ia
te roepen.De scheepjes voeren voorbij
Berg je boel in de kastHet is in hert ra bar,
Bernard!Het is onmogelijk, er staat niets
van in.In October kan het welEen witte
muis noemt mem een Albino, Otto. Eet er maar
een op, één hoor!Je kunt zéker wol begrij
pen, dat ik je schors en eervol ontslag krijg je
ook nietZoo'n stand' past in- Aken.
K. VAN KEULEN,
Tuinbouwvakonderwijzer.
VALKEN.
Wij herinneren ons allen uit de geschiedenis
het vermaak der edellieden, de valkenjacht.
Een valk werd afgericht om reigers te vangen.
Met zoo'n afgerichten valk togen de edelen met
hunne jonkvrouwen naar buiten, en zoodra
een reiger zich vertoonde, werd de afgerichte
valk losgelaten, die hoog in de lucht den
strijd aanbond met den reiger. De valk is een
uitmuntend vlieger en had gewoonlijk weinig
moeite boven den reiger te komen. Dan begon
de aanval. De roofvogel trachtte van uit de
hoogte op den reiger neer te schieten en hem
aldus te dooden. Niet altijd gelukte dit, want
de reiger was op .den aanval bedacht en pro
beerde zijn vijand met zijn langen spitsen
snavel op te vangen, wat soms ook gelukte en
dan vaak den dood van den valk beteekende.
Deze strijd in de lucht werd door de edelen
met spannende belangstelling gevolgd en was
een der meest geliefde vermaken in de middel
eeuwen.
De kunst om valken te vangen en af te rtch-
„Is dit nu nog allemaal Den Haag?" vroeg
Henk.
„Eigenlijk zijn we nu in Loosduinen", zei
Tante. „Maar dat behoort nu ook tot de ge
meente Den* Haag! Een jaar jaar geleden was
Loosduinen nog. een aparte gemeente".
Eventjes later stopte de tram bij de halte
Vredestein.
„Hier worden de Vredestein fietsbanden ge
maakt", zei Tante. „Kijk eens, wat een groote
fabriek!"
„Wat een mooie weg is dit", zei Henk.
„Ja", zei Tante, „je hebt bier veel mooie we
gen met mooie buitenplaatsen en tuinen. Kijk
daar eens, wat een mooi buis!"
Na een poosje waren ze bij 'tstation Loos
duinen.
„Hier gaan we er uit," zei Tante, „dan wan
delen we wat rond, zoodat jullie eens goed
kunnen zien, hoe het Westland er eigenlijk uit
ziet".
Loosduinen was stil.
„Net als bij ons", zei Jan.
„Ja", zei Tante, ,,'t is een heel verschil bij
Den Ilaae, hé? Toch is Loosduinen een flinke
plaats. Kijk maar eens naar dat mooie post
kantoor".
Ze wandelden het dorp door en kwamen in
ten voor de jacht stond in hoog aanzien. De
mannen, die dit goed kenden, verdienden hier
mede veel gekL Er waren Nederlandsche val
keniers, die hun gedresseerde valken aan ver
schillende Europeesche hovens leverden. Som
men van drie duizend gulden en meer werden
er voor goed afgerichte valken betaald, wat
vooral in dien tijd veel geld was.
Nederlandsche valkeniers hebben van den
koning van Denemarken wel het uitsluitend
recht bekomen om op IJsland valken te van
gen en daarmede groote sommen verdiend-
De groote witte IJslandsche valk had groote
waarde, indien hij voor de jacht was afge
richt. Deze soort was zeer gewild.
Later is het vak van valkenier van minder
belang en minder winstgevend geworden,
doordat de valkenjacht meer en meer in on
bruik geraakte.
Tegenwoordig worden nog valken gevangen
en gedresseerd in Noord-Brabant, bij het dorp
Valkfnswaard.
Dit vangen gebeurt op een vochtige weide bij
het dorp onder slagnetten. De valk, -die voor
de dressuur geschikt is, broedt niet in ons
land, maar wordt hier alleen aangetroffen ge
durende den trek in den naherfst.
Dan, eind: September ongeveer, begint de
valkenjager do voorbereidende werkzaamhe
den. Hij bouwt een plaggenhut met kijkgaten.
Uit de plaggenhut gaan drie lijnen. Een. lijn
gaat naar het slagnet, waaronder de valk ge
vangen moet worden. Een tweede lijn gaat
naar een opgeworpen plaggenheuveltje, waar
een duif aan de lijn zit. En een, derde lijn gaat
naar een hooge paal. Daaraan zitten vastge
bonden een lokvalk en een looze duit Deze
laatste is een houten, lichaam met beweegbare
duivenvleugels.
Alles is zoo opgesteld, dat het slagnet op
300 M. afstand van de plaggenhut is verwij
derd, de duif op 275 M. en de polen op 60 M.
Dan is er op een paar meter afstand van
het plaggenheuveltje nog een klapekster vast
gebonden, die d» nadering van een valk moet
aankondigen. Zoodra een vrije valk naderbij
komt, wordt do klapekster angstig en verbergt
zich in een opzettelijk daartoe gemaakt hol
letje. Dan trekt de jager aan de paaltouwen,
die hierdoor slingeren. De vastgebonden lok
valk begint nu met de vleugels te klappen en
ook de looze duif beweegt zich. Op een afstand
lijkt het nu precies of de vastgebonden valk
de looze duif nazit. De vrije valk ziet dit en
wil de prooi ook graag bemachtigen.
een mooie laan aan alle kanten met boom en
beplant
„Dit is dé weg naar Monster", zei Tante.
„Zullen we deze weg nemen!"
„Naar Monster loopen?" vroeg Henk. „Is 't
lang, Tante?"
„Zoowat een uur," zei Tante.
„O, dat is niet lang", zei Jan. „Dat kunnen
we best!"
„Vooruit dan maar", zei Tante.
Ze gingen op stap.
„O, wat is 't hier! mooi", zei Henk. „Wat
een prachtige weg is dit. Ik had niet gedacht,
dat 't Westland zoo mooi was. Ik dacht altijd,
dat 't gewoon vlak land was, zonder boomen,
en met veel broeikassen".
„Broeikassen zijn er ook wel", zei Tante. „Die
zullen we straks wel zien".
Aan hun linkerkant zagen -ze tusschen de
boomen groote mooie gebouwen staan.
„Zijn dat ziekenhuizen?" vroeg Henk.
„Je bent er dicht bij", zei Tante, ,,'t Zijn ge
stichten voor zenuwzieke gn krankzinnige
menschen. Die zoeken in deze rustige omgeving
genezing".
„Kijk eens", zei Tante eventjes later, „in dit
kleine cafétje kunnen we wel eventjes rusten.
Mischien hebben jullie wel trek in een glaasje
Zoodra het zoover is gekomen, trekt de ja
ger aan het touw, waaraan de levende duif be
vestigd is, die hierdoor met één slag midden
op het slagnet terecht komt, dat wil zeggen,
midden op de vaste helft.
De vrije valk ziet de spartelende duif en
valt er op neer. Plotseling trékt de jager aan
de lijn, waardoor het beweegbare gedeelte van
het slagnet over het vaste gedeelte heenslaat.
De valk is gevangen.
Dan volgt er een aardig tooneeltje. De klap
ekster herkrijgt zijn vrijheid- Maar voor hij
als verklikker gebruikt kon worden, moest hij
gekortwiekt worden. En zoo'n gekortwiekte
vogel zou niet veel aan zijn vrijheid hebben.
Daarom is het afknippen van een deel der
slagpennen met pijnlijke zorgvuldigheid ge
beurd en zijn de afgeknipte stukken vooraf
netjes gerangschikt en genummerd, evenals de
stompjes, die bleven zitten. En met pijnlijke
nauwkeurigheid wordt nu elk afgeknipte deel
op handige wijze met pennetjes weer op zijn
plaats gebracht, in de schacht gestoken waar
het behoort. Pas dan herkrijgt de klapekster
de vrijheid.
Op deze wijze sterven de klapeksters niet
uit en het volgende jaar kan de jager weer
een vangen. Dit vangen gebeurt ook heel han
dig met gebruikmaking van dé groote nieuws
gierigheid: der klapeksters.
Een opgezette klapekster en een paar lijm-
houtjes worden opgesteld. En de nieuwsgierige
vogel, die er op af komt, wordt door de lijomr
houtjes vastgebonden, waarna de jager hem
gemakkelijk pokken kan.
M.
uuns VRAGEN.
Koning Froderik de Groote kende de solda
ten van zijn garderegiment stuk voor stuk.
Wanneer er dan ook een nieuwen soldaat i*
het regiment opgenomen werd, merkte de ko
ning dit bij de eerstvolgende inspectie steeds
dadelijk. En het was zijn gewoonte den nieu
wen soldaat drie vragen te doen, altijd dezelfde
vragen en altijd in dezelfde volgorde.
De drie vragen luidden: Hoe oud ben je? Hoe
lang ben je al in dienst? Krijg je op tijd brood
en soldij?
Eens trad een jonge Franschman in dienst
bij het garderegiment. Hij verstond geen woord
Duitsch. Over een paar dagen zou de koning
het regiment weer inspecteeren. En dan zou
hij den nieuweling natuurlijk opmerken en
limonade".
Natuurlijk hadden ze dat! Het was heel rus
tig in het kleine cafétje. Ook op de straat.
Af en toe kwamen enkele fietsers voorbij, of
een autobus.
„Wat een verschil bij Den Haag", zei Jan.
„Ja hè," antwoordde Tante. „Maar nu moe
ten we weer verder, jongens. We moeten Mon
ster hebben ent dan gaan we weer met de
stoomtram naar ons Haagje terug.
De weg werd nu kaler.
„Vroeger stonden hier ook veel boomen", zei
Tante. „Maar in den grooten oorlog, toen er
zoo'n gebrek aani brandstof was, hebben de
menschen die allemaal weggehakt".
„Jammer", zei Henk.
„Ja", zei Tante, „maar nood breekt wet! Kijk,
daar kun je den toren van Monster öl zien".
Een stompe toren- met een klein spitje werd
zichtbaar tusschen de boomen.
„De menschen sproken hier van den Mbnsteiv
schen. dom", zei Tante. „In de Lier is ook
zoo'n toren, en in den Briel ook".
„Dus dat zijn dan do Liersche dom en de
Brielsche dom", zei Jan.
„Jij bent een knappe vent", zei Tante. „Je
hebt het goed geraden!"
Wordt vervolgd.
de drie gebruikelijke vragen atollen.
De onderofficier van den Fransch spreken
den soldaat zat er wel wat mee. Hij zou het
prettiger gevonden hebben, als d)e inspectie
later kwam, zoodat de nieuwe recrr.ut 'althans
wat Duitsch kon verstaan en spreken.
Maar er was niets aan te doen. De koning
kwam over een paar dagen en daarom besloot
de onderofficier den nieuwen soldaat de ant
woorden op de drie vragen in het Duitsch uit
het hoofd te laten leeren. Met veel moeite ge
lukte het hem.
Toen nu Frederik de Groote zijn garderegi
ment kwam ipspecteeren, merkte hij natuurlijk
als gewoonlijk den nieuwen recruut al spoe
dig op. De vorst trad op hem toe en begon te
vragen, ongelukkigerwijze ditmaal met de
tweede vraag: „Hoe lang ben je al in dienst?"
En prompt volgde het antwoord, zooals de
onderofficier hein geleerd had: „Vijf en twin
tig jaar, Sire".
Dit antwoord verbaasde den koning natuur
lijk zeer en hij vroeg direct daarop: „Maar hoe
oud ben je dan wel?"
„Een week, Sire", luidde nu het antwoord.
Hierop riep de koning woedend: „Kerel, jij
gent gek of ik ben het!"
De soldaat, meende, dat dit dt derde vraag
was, en antwoordde kalm en zeker: „Beide-op
zijn tijd, Sire".
Frederik de Groote keek eerst verwonderd,
maar barstte toen los. Dat was hem nog nooit
overkomen, dat een van zijn soldaten hem zoo
voor den gek hield.
De Franschman merkte nu ook, dat er iets
niet in orde was. Hij wis* natuurlijk niets te
antwoorden ook, want de onderofficier had
hem maar drie antwoorden geleerd. Daarom be
gon hij nu in 't Fransch tot den koning te spre
ken. Hij zei in zijn eigen taal, dat hij den ko
ning niet begreep, omdat hij geen woord
Duitsch verstond.
Nu werd de onderofficier erbij geroepen en
spoedig was het misverstand opgehelderd. En
het slot was, dat de vorst hartelijk moest
lachen om de samenloop van omstandigheden,
die zoo'n gekke situatie had geschapen.
M.
GOED GEANTWOORD.
Aan een beroemd Engelsch staatsman werd,
nadat hij eens een sierlijke redevoering voor
zijn kiezers gehouden had, door een zijner te
genstanders de vraag gedaan of hij zijn stem
zou geven aan de wet, waarbij het huwelijk van
de zuster, van de overleden vrouw geoorloofd
wordt.
Mag ik even vragen, zei onze staatsman
glimlachend, of hij die mij de eer aandoet deze
vraag te stellen gehuwd is?
Dat ben ik.
Heeft uw vrouw een zuster in. leven?
Ja.
Is uw vrouw hier?
Neen.
Nu, mijn vrouw is hier wél tegenwoordig
en zij heeft ook een zuster in leven.
De zaal lachte en de vrager deed er verder
het zwijgen toe.
DE SLECHTE WEG.
Toen de dominee op een afgelegen dorp
een preekbeurt had vervuld, bleef hij met de
ouderlingen en diakenen nog wat napraten in
do konsistoriekamer. Het gesprek liep oa
over den slechten modderigen weg en dominee
klaagde er oven, dat het dorp zoo slecht te
bereiken was in den winter.
Een der diakenen zei hierop: „Zeg ie dat
wel, domnei! De wereld is in zes dagen 'escha-
pen, maar ie mot ook niet vragen, hoe ie d'r
op sommige stee'en bij leit!
ML
DAN IS T MOEILIJK ERNSTIG TE
BLIJVEN.
Ecu predikant onderhield zijn toehoorders
over het \c-rraad van Judas en in het vjur
van zijn rede sprak hij, met de bedoeling um
indruk te inakin op. de geloovigen:
„Toen Perrus kraaide sprak de haan - -
ik bedoel: Toen de haan sprak kraaide 'Pe
trus
Of een ander geval.
De dominé las voor van de geschiedenis van
Noach, doch sloeg per ongeluk twee bladen
tegelijk om. En toen klonk het door het
kerkgebouw: „Noach had drie zonen: Scm,
Ch&m en JaphetEn hij bepekte ze van
binnen en van buiten".
M.
WAT MEN AL NIET MET EEN CITROEN
DOEN KAN.
Het is misschien, niet algemeen bekend, hoe
waardevol een simpele citroen is en voor hoe
veel verschillende doeleinden men die vrucht
kan gebruiken.
Eerstens als geneesipiddel. Een medicijn
kastje, waarin een glas, een fruitmesje en een
versche citroen steedfe voor het gebruik zijn,
zal beter diensten bewijzen dan een waarin een
stapel geheimzinnige tabletjes en zenuwkal
meer-middelen liggen geborgen.
Niets is er wat kan concu rtï."6i tegen ci
troensap om een sombere bu, t* verdrijven,
om den kijk op het leven wat heiuerder te mor
ken- en de duizend kleine puntjes, die het
menschel ijk lichaam plagen kunnen, te doen
verdwijnen. Drink iederen morgen een glas ci
troenwater, aangezoet met wat honig niet
met suiker. Als men de citroen als geneesmid
del wil gebruiken, moet men suiker vermij
den. Verwijder ook de pitten, deze geven een
bitteren smaak, gebruik él echts het sap en
soms de geraspte schil. Warme citroen met wat
glycerine inplaats van met honig is een buiten
gewoon middel tegen slechte spijsvertering en
gal.
Na de medicijn komt de citroen in aanmer
king voor zijn goede diensten op de toilettafel.
Voor de huid. bestaat er niets in vergelijking
met citroensap. Om glans te brengen op het
haar; tegen de harde huid aan handen en na
gelranden, moet men steeds een citroen bij de
hand hebben'. Indien de voeten licht vermoeid
of pijnlijk zijn, meng dan wat citroensap en
beste spiritus dooreen in gelijke hoeveelheid
en wrijf daarmede 's morgens en 's avonds de
voetzoolen in. Onder de vacanties is een flesch
van dit mengsel onmisbaar voor groot en klein.
Men zou kinderen moeten gewennen om ci
troensap te gebruiken voor de tanden en als
mond- en keelspoeling als voorbehoedmiddel
tegen daphteritus en andere keelaandoeningen.
Winterhanden en -voeten k-unnen hij het begin
en het einde van den winter soms erg pijnlijk
zijn. De pijn wordt verzacht als men er een
doekje met zuivere citroensap oplegt
Dan zijn er nog velerlei andere zaken, waar
voor de citroen op huishoudelijk' gebied in aan
merking komt Vruchtenvlekken en schroei
plekken op linnengoed kan men met citroen
sap verwijderen, men moet het goed daarna in
de zon bleeken.
Bij de behandeling van schroeivlekken,
snijdt men de citroen in tweeën, strooit op
iodor helft wat zout, en wrijf daarmee de vlek
.in, sterk drukkende in een draaiende beweging,
niet precies wrijvend, maar meer het door en
door bevochtigend- en hang het goed dan in de
zon. Herhaal dit ocnige malen.
Vruchtenvlekken van versch fruit moet men
onmiddellijk in koud water dompelen. Ge
bruik er nooit zeep bij, want die houdt loog
zout in. Als de vlekken al ingedroogd zijn
spreid het linnen dan uit over een kom en
giet er bijna kokend water over. Voordat do
plek droog ia, wrijft men ze goed in met ci
troensap. De sap moet doortrekken en daarna
legt men het stuk te bleeken in de zon.
Ook vlekken op ivoor b.v. op. de noten van
de piano, mag men nooit met water aanraken.
Dikwijls gebruikt men methylspiritus, inaar be
ter is een papje te maken van puimsteen met
citroensap. Smeer daar het ivoor mee in en
wrijf het flink na.
Inktvlekken op witte stoffen moet men met
zout besmeeren en dan door en door inwrijven
met citroen, onmiddellijk daarna uitwasschen.
Gekleurde stoffen zijn moeilijker, omdat de
inkt dikwijls de kleurstof meeneemt. Warme
melk is dan het beste. Inktvlekken op hout,
bjjv. een schrijftafel moet men ook voorzichtig
n.et zout en citroen afdoen, zoo vlug mogelijk
handelen en goed droog wrijven en daarna het
hout weer met was opboenen.
Keukendoeken en handdoeken krijgen soms
een leelijke grauwe kleur, doch als men ze
opkookt mot een paar stukken citroenschil in
het water, zal men verbaasd zijn over de ver
betering.
Dan blijft er nog de citroen bij keukenge
bruik. Alluminiu-m hoewel goed schoongemaakt,
heeft door het gebruik soms een bedenkelijke
tint. Men kan er geen soda voor gebruiken en
geen scherpe panboenders doch tegen citroen
kan niemand iets inbrengen. Gebruik een
schijfje citroen en.de pan zal weer als nieuw
zijn. Ook koper kan men goed reinigen met
wat zeep en citroen, een eenvoudige manier
is om de zeep te raspen op de citroen. En bij
het kokea is de citroensap gewoon onmisbaar
om aan allerlei schoteltjes een heerlijk fris-
sche geur en smaak te verleenen. Het aantal
recepten is ontelbaar, ik wil er slechts één
noemen.
Laat enkele schijven citroen met evenveel
stukjes suiker in een toegedekte kom een paar
dagen staan en wrijf <Ian de suiker fijn. Hier
door krijgt men een stroop je dat gezond is en
dat kinderen ook gr^ag gebruiken MJ pankoe
ken en dergelijke. Msh.
DAKBEDEKKINGEN VAN KOPER.
Er is wel geen fraaier materiaal voor dak
bedekking te vinden dan koper. Bij bouwwer
ken- van monumentalen aard, vooral voor to
renspitsen of koepeldaken van kerken, werd
het dan ook veelvuldig toegepast. Vermoedelijk
hebben echter niet alleen beweegredenen van
aesthetischen aard, doch ook de eischen der
practijk in verschillende gevallen geleid tot de
toepassing van koper. Bij koepeldaken en an
dere gecompliceerde dakvormen, als torenspit
sen, leidt de vorm als het ware tot toepassing
van een buigzaam materiaal, dat men eiken
gewenschten vorm kan geven. Doch niet alleen
overwon men hiermede de moeilijkheid van
aanpassing van het bedekkingsmateriaal »«n
den dak vorm, men verkreeg tevens een dak
huid die de eeuwen kon trotseeren. Met pan
nen heeft men ook tal van kerktorens gedekt.
De ervaringen daarmede zijn echter niet steeds
gunstig geweest. Een torendak hoog in de
lucht heeft veel te lijden van storm, regen en
vorst. Van den Munstertoren te Bazel waarvan
de spits met verglaasde pannen werd bedekt,
was het glazuur aan de noordzijde bijna geheel
verdwenen, zoodat het weer het pannenmate-
riaal zelf aantastte. In 1886 moest de Munster
kerk te Ulm van een nieuwe bedekking wor
den voorzien en daarbij werd de vraag opge
worpen, of men koper of verglaasde pannen
zou toepassen. Het bouwcomité besloot ten
gunste van do pannen uit aesthetische overwe
gingen, met het gevolg, dat het In 1886 gedekte
middenschip in de laatste jaren zoo slecht is
geworden, dat 40 pet. van alle verglaasde pan
nen meer of minder verweerd zijn en een meu-
wo bedekking dringend noodzakelijk is. Daar
voor kunnen volgens de meening van den
bouwmeester verglaasde pannen niet meer in
aanmerking komen, daar zij door het afsprin-