SCHAGEN.
ROMMELKRUID.
I
Nu heb JJc twee troostprijzen voor de niet-
gelukkigen, nl. het boekje Ziekten van Aard
appelen en Kool, Dit zal worden- toegestuurd
aan degenen die er om gevraagd hebben en
aan hen die er nog om zullen vragen. Ook zij
die geen goede oplossingen inzonden, maar toch
medededen, kunnen het verkrijgen.
Zelfstandige naamwoordenwedstrijd- Hier gaat
A. Hallo, Gr. Noord, Hoorn, met den prijs strij
ken Zij (of hij?) zocht uit 't spreekwoord, 't zijn
de slechtste vruchten niet, waaraan de wespen
knagen, niet minder dan 950 zelfstandige naam
woorden en heeft dan ook den prijs wel ver
diend.
1
NIEUWE SERIE PRIJSRAADSELS.
Hiervan is no. 1 verschenen. Hier volgt no. 2.
Het geheel telt 2G letters en is een spreek
woord aan den tuinbouw ontleend.
4 19 20 20 7 16 en 20 19 17 17 25 8 zijn on
misbaar in de fijnere groentetèelt.
17 14 25 10 8 2 22 zijn mooie zeevogels.
20 15 3 17 7 22 zijn) heerlijke vruchten.
De boer moet het van de 23 5 18 21 10 18 19
19 8 G 15 22 hebben.
9 11 12 13 26 is een plaatsje dicht bij s Her
togenbosch.
De 1 24 17 is een kippendief.
Nu maar Weer flink aan den arbeid, om deze
raadsels te zoeken. De winteravonden toch be
ginnen' weer te komen, dJue we hebben een goe
de gelegenheids
K VAN KEULEN,
Tuinbon wvakonderw ijzer.
Grappig is *t, om nog oven op de „eerste «teen
leggers" van Dirk Burger terug te komen. Dat
is nog wel t moest fantastische van z'n heele
kroniek, een typisch voorbeeld van een ge
schiedschrijver uit de 18de eeuw, toen ze zeer
gemakkelijk met de verbeelding aanvulden
wat ze in werkelijkheid niet wisten, wat de
kronieken uit dien tijd wel veel grappigs, en
„Ik heb H piet bij me", antwoordde Don Qui
chote, „maar ik zweer je, Sancho, éér er twee
dagen verloop en zijn, zal ik het hebben. Ik zal
't zelf maken, want dat kan ik goedl"
„Nog twee dagen wachten." jammerde San
cho, „ik houd het niet uit!"
„Het is mijn schuld", zei Don Quiohote, „ik
had niet moeten vechten tegen mannen, die
niet als ik tot Ridder zijn» geslagen. Het is al
leen mijn schuld."
„Goede Heer", zei Sancho „ik ben een vreed-
aaam en zachtmoedig man, ik kan ma over
veel tegenspoed heenzetten, want ik heb thuis
een vrouw en een paar kindetjes! Maar ik zou
daarom Uwe Genade willen vragen (want voor
schrijven kan ik U-niet!) om mij zoo min mo
gelijk te laten vechten.*
„Ik wou", antwoordde Don Quichote, „dat ik
genoeg adem kon halen, om eens een heele
poos achter elkaar te kunnen praten. En als
dan ook mijn ribben niet zooveel pijn deden,
zou ik Je eens goed kunnen vertellen, goede
vriend, Sancho, hoe of jij je vergistt Je moet
wel vechten, luister maar! Je weet, dat ik je na
een poosje een vorstendom of een eiland geef.
Nu, gewoonlijk zijn de volkeren, die in zoo'n
veroverd land wonen, niet erg ingenomen met
bun nieuwen heerscher. Daarvoor ia het noo-
dig, dat je veel verstand hebt, en ook veel moed
en kracht, om met ze te vechten, als ze je mis
schien zouden willen aanvallen."
„Uw Genade moet me niet kwalijk nemen",
zei Sanclio, „maar op 't oogenblik heb ik meer
zin in een pleister of in een drankje, dan in
aantrekkelijks, maar weinig waarde en be
trouwbaarheid geeft..
Dirk Burger noemt dan op:
1. Daar was een Perzoon, die Tjalle ge
naamd wierde, die heeft de hoogte van Tjalle-
wal gemaakt.
2. Aaf, de Zuster van deze voorschreven
Tjalle, maakte een hoogte, genaamd Avendorp,
en maakte haar vlie-berg nog hooger.
3. Deze voorschreven Tjalle zijn zoon, die
maakte de Loete, tegenwoordig aan Schagen.
Van dezen stichter weet Burger helaas alleen
maar de familierelaties en niet eens de naam.
4. Nog wasser een Perzoon genaamd Kre-
sing, die maakte Kresingwerf.
Dit zal wel het tegenwoordige Chrisjeswerf
zijn.
5. Lotaris hadde .een Zoon, die Tjaard was
geheeten, die maakte Tjaars-dorp met zijn
wijf en kinderen.
6. Nog een Perzoon, die genaamd wierde
Greëte ofte Groote, die maakte Grootewal
Men moet toch met alle geweld; stichters wil
len maken, als men Lutje kleine) Wal en
Grootewal bij elkaar heeft, en dan nog zóó over
t hoofd wil zien dat groot groot is en niet
Greëte.
7. Tjalle en Kresing, doe zij oud waren,
maakten zij met malkanderen de Oudemans-
kaags hoogtens bij Schagen.
Ondanks hun ouden dag konden de heeren
van 't hoogtens stichten toch zeker nog steeds
niet genoeg krijgen.
8. Daar was ook een weduwe, die Nessa ge
naamd wierde, de maakte de Nesch met eenige
volk.
't Eenige wat hiervan waar is, zal wel zijn,
dat er ook toen ter tijd al weduwen waren,
want Des beteekent wal of tocht (vaart), een
naam meer geschikt voor een hoogen weg dan
voor een weduwe.
9. Deze Nessa voorschreven, hadde een
Broeder, die was genaamd Wiebe, die heeft
Wiebewerff gemaakt.
10. Nog heeft deze voorschreven Wiebe's
Broeder, die Huypke wierde genaamd, de Hoep
gemaakt.
11. Luythe heeft Luttjewal gemaakt, daar
de buurte bij' malkander kwamen.
zoo'n moeilijk gesprek met U. Goede Heer, pro
beer eens, of U op kunt staan, dan zullen we
samen Rossinante op de been helpen! Och, wie
had kunnen denken, dat onze ruggen zooveel
slaag zouden krijgen l"
„Toch moet jouw rug daar beter tegen kun
nen dan de mijne, Sancho", zei Don Quichote,
„mijn rug, die van jongsafaan, altijd gehuld is
geweest in fijne hemden, heeft deze slagen veel
meer gevoeld, en als ik niet wist, dat al d:ze
pijn nu eenmaal hoort bij de avonturen van de
dolende ridders, dan zou ik net zoo lief dood
willen zijn. Maar daar staat ook weer tegenover
dat ik morgen plotseling keizer of koning kan
zijn. Dat is dikwijls met dolende ridders ge
beurd. Ik heb daarvan veel in mijn boeken ge
lezen. Eh als ik nu weer genoeg adem had. zou
ik je er heel veel van kunnen vertellen. Maar,
hoewel we nu dezen strijd niet gewonnen heb
ben. moet je toch niet denken, Sancho, dat we
onze dapperheid en onze eer verloren hebben,
want de wapens die zij hadden, waren knup
pels! Geen van hen had degens, zwaarden of
dolken!"
,.Ik had geen tijd, om daarop te letten", zei
Sancho, „want oas had ik de hand aan mijn
machtig zwaard gelegd, of ze sloegen me zoo
op mijn oogen, dab ik niet meer kon zien. en
tegen mijn beenen, dat ik niet meer kon staan.
En nu denk ik niet aan de eer. maar wel aan
de pijn. Op mijn rug heb ik de eeuwige her
innering*
„Toch zeg ik je, vriend Sancho", zei Don
Quichote, „de rijd heelt alles, alle pijn, alle ver-
Dat Lutte hier klein beteekent ligt zóó voor
de hand, dat het haast gemeen is, om hier 'n
meneer Luythe de schuld te geven van den ake-
ligen smallen weg naar Haringhuizen.
12. Nog wasser een, die wierde Hemke ge
naamd, die hoeft Hemkewerf gemaakt.
Dat Hemke of Heimke een verkleinwoord
is van 't oude woord heim, dat huis beteekent,
is hier wel zeker, 't Mag ons langzamerhand
wel verwonderen, dat Burger de markt niet
heeft laten maken door een „perzoon die Mar
kus genaamd wierde", en een achterneef van
een van- de andere stichters was.
13. Nog wasser een Jan, die maakte met zijn
volk een hoogte'en riep dagelijkx, als zij aan
't werk waren, haal, haal mijn kinderkens
haal, ik zal 't u wel betalen. Werd' tegenwoor
dig nog de Halen genaamd.
Dit vertelseltje van den liefderijken vader
Jan, die zoo los aan zijn duiten zat is nog >yel
't gekste van allen, echt lest best Niet onwaar
schijnlijk is de verklaring, die onze oude dorps
genoot Cornelis Bok, geeft, hoewel die als ro
manticus en artiest natuurlijk ook niet altijd
even betrouwbaar is, maar wien een dichter
lijke vrijheid makkelijker te vergeven is dan
een geschiedschrijver. Hij dan leidt het woord
Hale af van halle gewijd bosch. Dat op de
plaats van de Hale vroeger werkelijk bosschen
of althans boomen stonden, blijkt wel uit de
vermolmde knoesten en stronken, die er bij
graven en diep ploegen nog wel te voorschijn
komen.
En toch moet Schagen een begin gehad heb
ben, zoo goed als alles op deze wereld.
Nu kan men mot nóg phantastischer verha
len aankomen, maar die zijn werkelijk alleen
geschikt om ze de kat wijs te maken.
Sommigen bewaren, dan dat Schagen een
stichting zou zijn van de Noormannen, afkom
stig uit Scagen in Denemarken. Maar iedereen
weet, dat de Noormannen wel steden afbrand
den, maar niet stichtten. En dan ook, zij zoch
ten rijker buit, en dia paar armzalige bóeren-
stulpen die diep in een moerassige, weinig be
volkte boschstreek verborgen lagen, zullen hun
heusch de moeite van een nederzetting niet.
waard geweest zijn. Ba zoo voor de hand lig
gend als 't is, dat het rijke Dorestad Wijk
driet
„Het kan zoo lang duren*, zei Sanoho, „en
misschien ben ik wel gestorven tegen den tijd
dat de pijn over ia. En als ik nu maar met «eir
paar pleistertje» mijn pijn kon verdrijven, was
't niets! Maar ik zie wel, dat alle pleisters van
de wereld me niet zouden kunnen genezen."
„Laten we nu al orlze kracht bij elkaar rapen*
zei Don Quichote, „en kijken, hoe 't met Rossi
nante is Goeie beest heeft ook heel wat moe
ten verduren."
„Geen wonder", antwoordde Sancho, „goed
beschouwd is Rossinante toch ook een dolende
Ridder. Maar wat me erg verwondert is dit:
mijn ezeltje is er goed af gekomen: hij heeft
geen klap gehad. Kijkt u maar!"
„Geen ongeluk is zoo groot, of er komt neg
wel een gelukje bij", zei Don Quichote, ,,'t ezel
tje kan mij naar een of ander kasteel bren
gen, waar ik verpleegd kan worden. En dat
zou zelfs een groote eer voor mij zijp, want ik
heb gelezen, dat de goede oude Silen, óók op
een ezel gereden heeft, toen hij de stad met
de honderd poorten binnen reed."
„Dat zal wel zoo zijn", zei Sancho, „maar het
is een groot verschil, of men rijdt, of dat men
als een zak zand er over heen hangt."
„Sancho". zei Don Quichote, „de wanden
maken de eer grootor, en door mijn wonden
kan ik niet rechtop zitten. Maar nu: vooruit,
help me op den ezel!"
Wordt vervolgd-
bij Duurstede) bun buit werd, of dat het ge
makkelijk bereikbare eiland Walcheren door
hen bezet werd gehouden, als uitgangspunt en
vasten voet voor verdere strooptochten, even
onlogisch en onverklaarbaar-zou 't zijn als 't
arme ruwe binnenland hier dat te land heele-
maal niet, en te water heel moeilijk te berei
ken was, hun doel geweest zou zijn.
Even onwaarschijnlijk is, dat de Romeinen,
die in 't Noorden van Noordholland nooit ge
weest zijn, hier een plaats zouden stichten
met een oer-Germaanschen naam als Schagen.
Terwijl het al even gek is, om er een Engelsche
oorsprong aan te geven, omdat toevallig de stad
York hetzelfde wapen voert. Trouwens, don
nog zou York eerder een Schager nederzet
ting zijn, want wel zijn veel Friezen in oude
tijden naar Engeland overgestoken, maar nooit
Engelschen naar Friesland. De Schager Roos
is overigens een veel vaker voorkomende fi
guur: men bekijke maar eens het merk van het
bekende oude Roosjestin.
En waarom ook zijn al die gewaagde veron
derstellingen noodig? Hoe ligt hij voor de hand
de verklaring van ontstaan, niet van de
Stichting van Schagen, als we den naam en de
kaart van Noordholland van iets lateren da
tum eens goed bekijken.
Iimnere, steeds meer en meer zakte de bodem
onder de voeten van onze benarde voorvaderen
weg, en steeds meer moeite koste het hen, om
in letterlijken zin het hoofd boven water te
houden. Gelukkig ging dat zakken heel gelei
delijk. Die paar centimeters per honderd jaar
zullen hun heusch niet T „enge" gevoel in de
buik gegeven hebben, dat wij van de liften zoo
goed kennen. Maar toch demonstreerde het
zich aan de bewoners maar al te duidelijk, dat
<ie zee de strijd niet opgaf. Telkens kwamen
de vloeden *n stukje hooger, en ook de hooge
stormvloeden, wier verwoestingen angstwek
kend toenamen, en die van- Noordholland let
terlijk een grok van water en land maakten.
Groote overstroomingen vonden telkens
plaats; de Zuiderzee ontstond in de Kimbrische
vloed, waarover nu, na 'n 16 eeuwen nog altijd
met ontzetting gesproken wordt; de Zijpe, de
Schagerwaard, de Heerhugowaard', wellicht
ook de Schager meer kwamen 't land meer en
meer verbrokkelen en bedreigden de benauw
de bewoners doorloopend met den waterdood,
zoodat velen vertrokken naar hoogere land
streken, en dat slechts de bewoners van de
„hoogtens" van Dirk Burger. Kaayen of Cagen
genaamd, konden stand houden, terwijl mis
schien anderen hun vrijheid opofferden, om
hun leven te behouden, als „hoorige" van een
vrijen „Cager" boer.
Wordt vervolgd.
KLEINE BIJZONDERHEDEN;
i
Het gif van een zeeaddor is vijftig maal zoo
hevig in uitwerking als dat van de gewone
landadder.
De Chineezen lezen van boven naar beneden
en van rechts naar links.
De Trans-Siberische spoorlijn is 7800 K.M.
lang of een vijfde deel van den omtrek der
aarde. Br ligt enkel spoor, waardoor «r een
500-tal wisselplaatsen noodig zijn.
Amerika is genoemd naar den Rortugeeschen
ontdekkingsreiziger Amerigo, die na Columbus
een reis deed naar de zoogenaamde nieuwe
wereld en er een beschrijving van heeft gege
ven.
De maan is 385000 K.M. van ons verwijderd.
Een dergelijke afstand zon een voetganger pas
in 26 jaar kunnen afleggen.
Te Amsterdam worden jaarlijks ongeveer
200.000 dieren geslacht voor menschelijk voed
sel.
i
In Amerika is een filmmaatschappij, die
werkt met een kapitaal van 50.000.000 dollars.
Meer dan 8 millioen vrouwen en meisjes ver
dienen in Amerika door arbeiden den kost.
Een oude gevelsteen ia het Duitsche stadje
Hameln vertelt ons, dat daar den 9den Januari
1600 een vrouw zeven levende kinderen ter we
reld bracht.
Een poolexpeditie kost ongeveer 1 millioen
kronen of 660.000 gulden.
M.
DE WICHELROEDE.
Voor en na leest men in de bladen dat hier
of daar de hulp ingeroepen isvanroedegangers
bij het opsporen van plaatsen in den grond,
waar water aanwezig is, om met meer zeker
heid van succes over te kunnen gaan tot het
graven van waterputten of het slaan van pom
pen.
Wij herinneren ons, dat een paar jaar gele
den een Oldenburgsche roedeganger of water
zoeker, zooals hij in Groningen genoemd werd
met veel succes in Nieuwe Schans, Beerta, Win
schoten, en enkele andere plaatsen met de
wichelroede de plaatsen heeft aangewezen,
waar water in den grond te vinden was.
Ook in Overijsel, in de buurt van Geesteren,
zijn dergelijke proeven genomen door den heer
Ter Horst uit Delden. Hij maakte gebruik van
een vorkvormige roede uit aluminium ver
vaardigd. De echte ouderwetsche roede is even
wel een hazelroede, een gaffelvormig takje
van de hazelaar.
Do vraag, of het mogelijk is, dat iemand op
•en dergelijke wijze, door ombuiging van de
roede op plaatsen, waar een waterader is, kan
aangeven waar men met gunstig gevolg een
pomp kan slaan, heeft reeds dikwijls aanlei
ding gegeven tot heftige discussies.
Geloovigen en ongeloovigen op dit punt heb
ben elkaar op het felst bestreden.
Aanvankelijk hebben de meeste wetenschap
pelijk ontwikkelde personen de mogelijkheid
ontkend, dat met een roede vindplaatsen var
water zou kunnen aanwijzen. Wie er wel ge_
toof aan sloeg werd voor bijgeloovig uitge
maakt en elke roedeganger als een zwendelaar
gekwalificeerd.
Maar later, toen men steeds dieper doordrong
in de geheimenissen der natuur en vooral
/oen de kennis omtrent electriciteit grooter was
geworden, gingen er meer stemmen op, die 1t
voor niet onmogelijk hielden, dat sommige
menschen de noodlge gevoeligheid' bezaten om
veranderingen in electrische golven door mid
del \an een roede waar te nemen, of er in elk
geval op reageerden.
Vooral toen men ontdekte, dat door middel
van toestellen, die verschil in geleidbaarheid
voor electrische golven kunnen aangeven, od-
dergrondsche afzettingen kunnen woerden ont
dekt.
Ook gedurende den wereldoorlog heeft men
beel vaak de hulp van roedegangers ingeroe
pen. En menigmaal met gunstig resultaat, al
■waren er ook gevallen, dat de aanwijzingen
verkceTd uitkwamen. Een uitzending van roe
degangers door de Duitsche regeering naar
Afrikaansche koloniën heeft tot resultaat op- j
geleverd, dat in vele gevallen de aanwijzingen 1
juist bleken te zijn, in sommige gevallen even
wel bleek op de aangewezen plaats geen water
tc vinden te zijn.
Deze omstandigheden, in verband' gebracht
met gevoelige toestellen, welke verschil In ge
leidbaarheid voor electrische golven al9 gevolg
van onderaardsche afzettingen kunnen aange
ven, heeft twee Oostenrijkers aanleiding gege
ven het probleem van de wichelroede streng
wetenschappelijk te onderzoeken. Do belde we
tenschappelijke onderzoekers waren de heeren
Haschek en Herzfeld, die met een bijzondere
roedeganger, dr. Waagcn, chef geoloog van het
geologisch instituut in Weenen, onderzoekingen
hebben gedaan. Het bijzondere in dezen dr.
Waagen was, dat hij niet alleen roedeganger.
maar ook een wetenschappelijk ontwikkeld
persoon was.
De heeren hebben onderzocht, onder welke
uitwendige, dus natuurkundige voorwaarden
de werking van de roedo plaats vond en heb
ben daarbij den psychologischen kant buiten
beschouwing gelaten.
Zij namen de proeven in het natuurkundig
laboratorium te Weenen en kwamen tot de
conclusie, dat de oorzaak van het doorslaan der
wichelroede steeds een gevolg was van veran
deringen in het electrisch veld. Zij wisten, dat
het electrisch veld overal op aarde aanwezig
is, maar niet overal gelijk. Wateraders, erts-
lagen en dergelijke brengen een verandering in
hét electrisch veld. Eb die verandering werkt in
op den roedeganger, die daar zeer gevoelig voor
moet zijn. Hiermede was meteen verklaard,
dat de aanwijzing van de wichelroede niet al
tijd op water duidde, maar dat ook een andere
gesteldheid der aardlagen de roede kon laten
ombuigen, zoodat de geconstateerde gevallen
hier en daar, dat de roedeganger zich „vergis
te" ook hieraan geweten konden worden.
Het geheim van de wichelroede is hiermede
nog wel niet geheel ontsluierd, maar de ge
leerde wereld verwijst het toch niet meer naar
bedriegerij of bijgeloof. Verdere onderzoekin
gen zullen waarschijnlijk nog wel meerdere
klaarheid brengen. VL
KRITIEK VAN EEN WISKUNDIGE
De dichter Tennyson ontving, toen zijn be
roemd gedicht „Visioen van de Zonde" pas wo»
verschenen, van den geleerden wiskundige
Babage den volgenden kritischen brief:
Geëerde Heer. In uw onlangs uitgegeven ge
dicht „Visioen van de Zonde" vind ik de vol
gende onjuiste bewering: Ieder oogenblik sterft
er een mensch en wordt er een geboren. Bi be
hoef u nauwelijks opmerken, dat indien dit
juist zou zijn, de totale bevolking der aarde
steeds gelijk zou moeten blijven, terwijl het van
algemeene bekendheid is, dat de totale bevol
king der aarde in aantal niet constant blijft.
Ik neem daarom de vrijheid u in overweging
te geven bij de volgende oplaag van uw schoon
gedicht de bedoelde zinsnede aldus te verbete
ren: Teder oogenblik sterft een mensch, maar
wordt er 11/10 geboren. Het juiste getal is
1.167, maar er moet eenigszins rekening ge
houden worden met de versmaat, M.
HUWELIJKSCRISIS.
Het Fransche tijdschrift „Renaissance" heeft
zich tot de voornaamste Fransche schrijvers
gewend met het verzoek, hun meening ken
baar te maken over de oorzaken van de „hu_
welijkscrisds", die sedert den oorlog meer en
meer aan het licht komt Interessant Is, wat
debekende auteur Henry Bordeaux daarover
schrijft: „De vijf oorlogsjaren hebben den vrou
wen geleerd, dat zij ook zonder de hulp van de
mannen, kunnen leven; zij wenschen thans
niet meer een heerscher tot echtgenoot, maar
een vriend, die haar volkomen op voet van ge
lijkheid behandelt en haar genoeg vertrouwen
schenkt, oon ze geheel onafhankelijk, te maken;
zij beklagen de vrouwen, die nog aan het oude
huwelijk vasthouden, aan het huwelijk van de