Van dit en van dat en van allee wat I
Yoor de Kinderen!
DAMRUBR1EK.
S C I! A G E N.
ft
„Wat zou dat? Hebben wij dan soms een ga
rage?"
„Neen, omdat wij geon auto kunrnen houden".
„Nu dat behoef ik toch niet er bij te zeggen.
Ik ben niet zooals jij om alles tegen. Jan en
Allman ot uit te flappen. Ik houd tenminste
onze eer op. Ik ben geen opschepster en ik
yIidcII.
„Wil je oen sigarette?" vroeg Jack en zijn
zilveren koker te voorschijn halend, stak hij
haar dien toe. Zij keek hem verbaasd aan, doch
sloeg toen haar oogen neer. Maar tegelijk pakte
hij haar stovig vast en zei: „Dat eeuwige vit
ten is toch erg vervelend, Laten we maar liever
onze oogen stijf dichtknijpen voor eikaars
fouten en ons loeren aanpassen/1
„Maar als ik goed nadenk moet ik toegeven,
dat ik soms wel een beetje bluffen kan", be
kende zij.
„En ik zal aan iedereen vertellen, dat ik wel
een vliegmachine zou koopen, als ik maar een
hangar bezat."
En toen, natuurlijk, lachten ze weer alleböit
PLANTEN IN KAMER EN TUIN*
59.
I
HET OVERHOUDEN VAN GERANIUMS IN
DEN WINTER.
(Naar aanleiding van vraag 41 van H. B. te
Wieringerwaard.)
Door den heer W. Wlarning te Hilversum
werd mij een artikeltje toegezonden over bo
vengenoemd onderwerp, hetwelk ik hier een
plaatsje geef.
De heer Warring schrijft: Nu hot kouder be
gint te worden, wordt het tijd te denken over
onze geraniums, hoe deze het winterseizoen
over te houden, waarneer wij niet beschikken
over een kas.
Wij gaan als volgt te werk. Voor de vorst in
valt, dus ik zou zeggen daarvoor is nu de^aan-
gewozèn tijd., noem ik mijn geraniums, die ik
meestal in potten heb staan, uit het bloemrek
of bak. Staan ze in dien gronld uit den pot, dan
wordt het moeilijker, daar geraniums in den
vollen grond zeer voel wortels maken. Echter
is dit ook geen overwegend! bezwaar voor den
liefhebber. We nemen zo dan voorzichtig uit
den grond, schudden den grond, die or aan
zit, af, maken een mengsel van goed verteerde
bladaarde met wat fijne turfmolm, menge dit
vochtig dooreen, en plaatsen de planten in pot
ten, van niet te kleinen omvang, en voorzien
van dezen grond; we moeten zorgen zoo weinig
mogelijk wortels te breken, zij wortels maken
ze dan' wel in den pot.
Wij plaatsen nu onze potten in een kamer
voor het raam waar zij door middel van' een
openstaand bovenraam steeds voorzien worden
van versche lucht. Ik zoflg eff voor, dat de plan
ten steeds licht en lucht hebben, bovendien,
dat' de aarde in de potten nooit uitdroogt. Ik
neem de gooi wordende bladeren steeds weg,
anders krijgen we, schimmelende, rottende
bladoren op de potten liggen, waardoor de
plant sterft. Zoolang het weer blijft zonder
strenge vorst, kunnton ze daar rustig blijven
staan. Valt echter zware vorst In, dan zetten
we de planten zoolang b.v. in den keldor, waar
het niet vriest, doch niet bij kachel warmte,
Zoodra echter de strenge kou voorhij is, plaat
sen we ze direct weer in het licht Houden we
ze buiten lucht, dan krijgen ze schimmel door
de vochtigheid, krijgen ze geen licht, dan) maakt
de plant lange uitloopens en de kans op over
houden Is zeer klein. Zoo laten we onze plan
ten staan tot het koude Jaargetijde vooTbij ia
Begint de voorjaarszon heerlijk te schijnen,
eind! Maart of begin' April, dan beginnen we
onze planten af te harden. Dit geschiedt als
volgt:
We wachten tot 'amongens dia nachtvorst op
getrokken ls en plaatsen dan de planten tn de
zon, eerst kort, daarna langer, totdat ze heele
dogen buiten kunnen zijn. Maar oppassen voor
nachtvorsten en koude dagen.
Men saalt ze 's avonds tijdig binnen voor het
vriez engaat.
Men vergete echter niet, dat men vroeg in
het voorjaar moet beginnen, met de planten te
verpotten, d.w.z. de planten van nieuwe, voed
zame aarde te voorzien, Men neme daarvoor
goed verteerde bladaarde mot oude koemest.
Volgens deze mothode, alhoewel er veel zorg
aan verbonden is, heb ik met succes 3 a 4 jaar
dezelfde geraniums zeer vroeg in het voorjaar
in den bloei gehad.
Wij danken den heer Warning zeer voor
zijn heldere uiteenzetting omtrent het overhou
den van Geraniums en geven ook gaarne an
deren gelegenheid om hun „overhoudiingsme-
thodo" hekend te maken.
Even moet ik er nog op wijzen, dat het eigen
lijk niet goed is om deze planten geraniums te
noemen. Het zijn geen geraniums, maar be-
hooren tot het geslacht pelargonium.
Vraag 42 van Jb. K. te Rinkhuizen* *-• Jammer
dat je het eerste prijsraadsel kwijt bent ge
raakt. Ik kan het je echter niet toezonden. Ik
heb ook de courant waar het in gestaan heeft,
niet meer. Stuur er nu maar 4 op, ik zal er
wel rekening mee houden. De raadbels moeten
ingezonden worden voor 1 November.
K. VAN KEULEN,
Tuinbonwvakonde rwij zer
WARE WOORDEN.
Het huisgezin is voor een meisje de leer
school voor haar volgend leven. Maar voor
den jongen eveneens. Hij kan1 er leeren welke
eigenschappen hij later, eenmaal zelf hoofd
van een gezin, zal moeten afloeren.
Even snel als de wind omslaat keert het
geluk.
Y
Een goed schipper zal altijd sterren weten
te vinden, waarop hij varen kan.
i
Wilskracht is in zaken machtiger dan genie
en heeft veel minder teleurstelling en gevaar
te trotseeren.
i
EVen lachen.
GOED BEDOELD,
Gids: „U mot hier voorzichtig zijn. Op deze
plaats heeft al menige toerist zijn nek gebro
ken."
Vrouw (tegen haar man): ,<Ga jij voor, Janl"
HIJ HAD PRINCIPIEELE BEZWAREN.
Heer des huizes: „Hoor eens, Adams, ik wil
om elk bedrag met je wedden, dat je weer aan
m'n whisky gezeten hebt"
Huisknecht: „Ik eh eh, ik wed nooit,
m ijnhe^H"
ZIJN VOORVADER.
Rijk geworden gastheer naar een schilderij
in z'n zaal wijzend: „Dat is een van mijn
voorvaderen".
Gast: „Hij was bijna een der mijnen ge
weest, maar ik had 100 gulden te weinig ge
boden."
I
AARDIG GEZEGD.
„Jongen, Je hebt je knollen voor citroenen
laten verkoopen", zoi Moos tot Sample.
„Geeft niet vader," zei Sample, „ik heb V
maar *n appel en 'n ei voor gegeven".
DAT HIELP.
„Heb je nog veel last van muizen?"
„Neen, sinds mijn man eiken dag een kater
heeft, laat zich geen muis meer zien."
Verzoeke alles betreffende deze rubriek te
zenden aan C. Amels Wz, Winkel.
Deze week een paar fragmenten uit de eerste
bJindpartij, gespeeld te Amsterdam tusschen
de heeren J. de Boers met Wit en B. Springer,
het Hollandsche damwander, zoo de Franse hen
hem noemen, met Zwart, blind.
Nol l
ZWART.
WIT.
Stand Zwart, 7 schijven, pp: 7 9 12 17 19
20 23.
Stand Wit, 7 schijven, pp: 16 27 28 30 32
36 39.
In bovenstaanden stand speelde Springer als
46e zet met Zwart 17—21, wat de zet was, want
op 12—18 was door Wit 27—22, 30—26 en
253 gevolgd. Om je zooi ets voor te stellen na
de 46e zet ls wel heel buitengewoon.
Ha. X,
ZWART.
WIT.
Stand Zwart, 2 schijven, op: 12 20 en 2 dam
men op 1 en 50,
Stand Wit, 8 schijven, op: 10 27 32 en dam
op 15.
Als 66e zet speelde Zwart 12—18, wat wel
jammer was, want de remise vólgde nu direct
door Wit 27—22 en 15 :47. Uit bovenstaanden
stand is op te maken, dat na 65 zetten Mr.
Springer voordeel had. Mr .Springer is de
eerste damspeler, die tot nog toe een partij
blind kan spelen.
DAMNIEU W8l
Woensdag 16 October hield de Damclub D.O.S.
haar openingsavond. Door vertek van den
heer A. Renooij werd TI. v. Apeldoorn be
noemd tot voorzitter. Nog werd besloten om
met een versterkt 10-tal uit te komen tegen
een hoofdklasse groep uit Haarlem of Amster
dam.
Bijvoegsel der Schager Courant van Donderdag 23 Oct. 1924. No. 7525.
ZOO DE OUDEN ZONGEN—II
Al lijken we klein, we zijn dapper en groot,
Want het pracbt-Insulinde hoort ons,
Hoort ons door 't beleid van ons wapengeweld,
Dat ook de Atjohers heeft nedengeveld,
Toen werden die rakkers bij massa's geteldi
Met een schot door hun koppen van broins!
Het erfdeel der vaad'ren ligt ook over zee
En de Inlander dient er ons «trouw,
De koelies, de kokki's, de baboes zijn braaf
En als kind'ren in huis, want we dulden geen
slaaf,
(En ze houden den Hollandlschen gulden wat
gaaf!)
Dag en nacht zijn ze grijnzend; in touwl
Hum vaderland kwam door den arbeid tot bloei,
Maar moreel geven wij hun de kracht,
Hun1 vaderland, ach, vraag een zwartje er naar,
Die verkoopt er z'n vrouw voor een fijne sigaar.
Of een kus op de hand van dien Toewan-Besar
En moreel is aan ons dus de macht1
lan Pieterszoon Coen, ha, dat was eerst een
tijd,
Naar de benteng, vrijwilligers voor!!
Toen werd er nóg wel eens gepaft en goro9t
Rn ze spleten je buik waar je stond, op je post,
Och, een zwartje mag ook wel iets doen voor
den kost,
Droge rijst met wat peper «r doorl
W ij brachten beschaving, een leger en zoo,
De rijksdaalder, de drank en een vloot,
Nu was er ons erfdeel ons erfdeel voorgoed,
IedVe bilander schikt zich wel gauw als het
moet,
Met een vloek in' z*n hart cd eengrijns op z'n
snoet,
Z'n moreel is -natuurlijk niet groot!
VAN ALLES WAT. V.
Wouter Wildzangs wijf was waarlijk wreve
lig. Waarom? Wel, weken waren weggegaan,
waarin werkelijk weinig was weggelegd.
Wegens waanzinnige weelde werd, wat Wou-
•ter Wildzangs werkelijk weggooide, woldra
wereldkundig! Wis spel. wijn, wielrijden, wed
rennen, waaghalzerijen (waarbij weddenschap
pen waren) waren worstelende wolven, welke
Wouter Wildzangs wereldschgezindheid wek
ten. Werkeloosheid waarborgde weinig winst,
waardoor wederzijdsche woordenwisselingen
werden waargenomen
Woest, wild. wezenloos, wanhopig wandelde
Wilhelmina Water, Wouter Wildzang» wettige
wederhelft wijd weg, waar Waardenburgs Waal
wateT wiegelde. Woedend weer, wilde wervel
winden weinig, waar wrok woeldeWaar
de nbu rgs Waal water wentelde weldra Wbuter
Wildzangs wanhopige wederhelft wijd weg,
waardoor Wouter Wildzang welverdiend we
duwnaar werd.
Ons gezag is gevestigd., wij heenschen ter zee,
De Yankee, de Jap houdt z'n snuit,
Al hadden we laatst nog een leelijke strop,
Toen stond er ons erfdeel benauwd op z'n kop,
Want de steenkool, de steenkool, de steenkool
was op
En de vloot kon de haven niet uit 11
Straks komt nog de Vlootwet, dan houden we
koers,
Mits de vooraad aan kolen 't *m doet,
Dan speuren we driest langs den Oceaan,
Of geen vijand ons tart om hem eens te
verslaan,
Omdat we zoo taal op de zeebeenen1 staan
En de driekleur waait fier langs den vloedlll
October 1924. KROES.
Alle rechten voorbehouden!
Vervolg.
Ben heel eigenaardige plaats noemt de daar
op volgende wnaaktocht van de West-Friezen
in. Deze had namelijk plaatsonder aan
voering van 's Graven broeder, Zwarte Floris
van Rennemerland. Deze had aneenigheid met
zijn! Grafelijken broeder gehad en was gedwon
gen geworden t veld te ruimen. Eb zoo was hij
in z'n' woede naar den erfvijand ovepgeloopen
naar de' onverzoenlijke West-Friezen, die hij op
stookte tot een inval in het land! van zijn
broer. Deze greep dan ook 't volgend jaar al
plaats, in 1133 .Heel Alkmaar en alle Holland
sche kasteelen, tot Haarlem aan toe, werden
in' den asch gelegd, onder de goede leiding
van Zwarte Floris. Zonder weerga was deze
strooptocht, op vreeselijke wijze werd huisge-
o
houden en, onder drang van keizer Lotharlua
liet graaf Dirk zich gaarne overhalen om mot
zijn broer Floris weer vrede te sluiten, wat ui
1134 gebeurde. Tevens werd toon een soort vre
de gesloten met de Wiest-Friezen. Alkmaar
werd weer herbouwd en' kon zich 'n 25 jaar la
ter zelfs alweer op een kork beroemen.
Echter, toen in 1156 do West-Friezen apnlouw
een ware plundertocht naar Kennermerlandi on
dernamen, was Alkmaar hun de moeite van
een bezoek nog niet waard. Het werd er ten
minste niet mee vereerd. De tocht was oen
verwoesting van je roinste soort, en Ken-ne-
merlamd werd lebteriijk loeggerood en ui (go-
moord. Tot Zaende, waarschijnlijk hot tegen
woordige Santpoort, rukten zo voort, naar
hartelust hun wraak koelend en hun plunder-
zucht botvierend. Toen hokken de overgeble
ven Kennemers in doodsangst hen met de
Haarlemmers tegemoet, en bij Zaende verde
digden zij zich met den moed der wanhoop.
Werkelijk schijnt daar een ware veldslag ge
leverd te zijn, want oen Alkmaarsche geschied,
schrijver vertelt, dat de Kennomors door eon
slachting van1 900 Friezen hen die plondoriuste
dermate» deede krimjien, dat zij zeederrti niet
diergelijcke ondernamen; hoewel zij den 'krijg
nog sleepend'e hielden tot 1161, doe Floris, de
derde van dien name, vroede met hen maeckte.
En de overige Gemeenschappen der West—
Friezen waorochijnlijk niet ongezeugdlt geibleo.
ven van het vuer dezes oor logs, die volle 30
jaaren hadde geduurt, omjjeladon 't vorbomt
dart- doen opgezagt wiordo ,maar van korten db_
re was.
Want in 't voorjaar van 1160 kwamen dje
Haarlemmers vol wraakzucht naar 't noorden
optrekken, waar de Alkmaarders zich onvoor
zichtig genoeg bij hen voegden, en Schagen
werd heelomaal verbrand en uitgeplunvjonl
Wel terecht beschuldigt de oude Alkmaarsche
ehronieksch rijver zijn voorzaten van' anlbezan.
Dlt verhaaltje is ingezonden door Rensje
en Annia de Groot, 't Zand. 93 woorden', begin
nende met een w, hebben ze bij elkaar gezocht.
Kranig hoorl Wie t verhaaltje niet begrijpt,
moet maar eens aan vader of moeder vragen!
ONZE WANDELINO.
Wij beginnen op de Loet bij 't café vant den
heer v. Erp, Dat staat niet precies'aan den
weg en 't is ook geen gewoon huis. Wij laten
dat huis rechts liggen en wandelen de Loet af.
Rr varen een paar schuiten in t niet aJ te hel
dere water van de Loeter sloot We zien een
paar bruggen en! de openbare school. We ko
men aan een tweesprong, ml. Heerenstraat en
Rensgara. We kiezen hot Renagars en komen
op de markt achter de Hervormde Kerk, gaan
links het Noord op. We loopen de brug (^tee-
nen pijp) ovot en gaan dan direct rech'saf, het
Rapenpad langs over het bruggetje voor voet
gangers en zien het huis van den heeir Wit,
broodbakker, met de rebus:
Wat kan een sterfelijk mensch
Op aarde beter wenschon
Als koren op het veld
En brood voor alle mensohen.
Wij loopen recht door en komen weer bij de
kerk op de markt We gaan den hoek' cxm bij
café 't Centrum van den hoer Rooboi en ko
men op de Gedempte Gracht, waar links en
rechts veel winkels zijn. Vervolgons loopen we
rechtuit langs de Katholieke kerk., de Molen
straat in tot het huis van' den heer Joh- Vis-
ser, waar we de trein zien voorbij gaan roet
een lange rij wagens. We nemen reohts den
StatiqfLsweg, waaj voel mooie huizen staar*
Na een poosje wandelen zien we veel menschen
uit een groot gebouw komen ('t station HJJ.
S.M.). We gaan even uitrusten op de bank «ta
het plantsoen, den Nieuwen Wog uit, slaan
linksom, gaan over do spoorrails, zien rechts
van den weg de timmerfabriek „West-Frioa.
land" en het gebouw -van het P.E.N. We oinktL
gen hij de Witte PaaJ. (J. R.J
Deze wandeling hebben met me meegemaakt
J. R., C. S., D. Ou., N. R., J„ G„ 't Klaver
blaadje, D. J. S., allen te Schagon en V. K. 4e
Dirkshom, maar dio is op 't laatst de Roep
ingegaan. Hij wou liever niet „H hoekje mal*
Dat kan ik me voorotollen.
Volgende week een nieuwe wandeling!
Wie kan' dit vlug zeggen:
Snijders schaar snijdt scherp; Behelp Hriljcfl
Snijders schaar.