Van dit en van dat en van alles wat
Even laehen.
DAMRUBRIEK.
De Gouden Kastanje.
3. Verbetering van de mate der gewichtstoe
neming èu van de voeding, berekend volgens
verschillende methoden van onderzoek.
ZENUWACHTIGE MEN SC HEN.
Op zenuwachtige menschen moet in de al-
iereeoste plaats worden toegepast de wet van
matiging cn afwisseling. Zij moeten bij al wat
zij doen, uitaobéiden voor dat de vermoeidheid
begint, eö altoos eenige krachten over
houden. Dikwijls genoeg wordt aan dergelijke
lijder», door vrienden en geneesheeren arbeid,
verre wandelingen, uitspanning enz. aangera
den, Dat komt op hetzelfde ongeveer neer, als
of men iemand die bankroet is, een weelderig
leven wilde aanbevelen. De voortbrengings
kracht van alle zenuwlijders is meer of minder
afgenomen, maar velen kunnen nog op een
voldoende wijze-voortbrengen -wanneer zij met
talrijke tusechenpoozen arbeiden, of zoo moge
lijk dikwijls den aard- van. hun arbeid; afwisse
len. Het gevoel van: welzijn en voortbrengings
kracht wordt verhoogd door strenge onthou
ding en een bepaalde dagtaak. „Zenuwlijders
moeten menschen van de klok wezen", aldu9
luidt een oude spreuk. Kranken mét overheer-
schende spierzwakte, hebben dikwijls voor kor-
teren of langeren tijd volslagen lichaamsrust
noexfig; anderen kunnen slechts met groote be
hoedzaamheid hun spieren gebruiken; weder
«fnAwym, en (lezen zijn het talrijkst, zijn in
staat tot een vruchtbaren lichamelijken arbeid
ea vindon daarin hun besten vriend.
Bij zenuwachtigheid! lijden in de eerste plaats
de heraonon; zij moeten ontzien worden door
vermijding van' te levendige opwekking der
ntnmnn, van inspanning der venstands- en ge
moedsaandoening. Sterke prikkeling der zin
nen doet zich, gewoonlijk op smartelijke wijze
gevoelen en moet vermeden worden, zoo goed
als echel licht en sterke reuk. Bijzondere voor
zichtigheid ie ton- opzichte dor muziek geboden.
Een bovenal belangrijke aangelegenheid! voor
zenuwachtige lieden is de slaap. De gezonde
hersens moeten dagelijks van den slaap uit
rusten. Dat is nog veel meer noodjg dan bij
kranke hersens. Er moet dus gelegenheid tot
overvloedagen slaap gegeven wordten en alles
vermeden wat den slaap kan storen. Lichte
spijzen, rust van den geest en het gemoed dos
avonds, volkomen rust en duisternis in de
üaapkamora, voldoende luchtigheid! der laatste,
een goed bed toet matrassen, zijn de voor-,
waarden voor een diepen slaap.
Gewis is de, helaas! bijzonder in groote ste
den, Ingeslopen gewoonte om laat naar bed te
gaan on eerst in koffiehuizen, vereenigingen,
vergaderingen, concerten' en oomedie, met de
Inspanning en vermoeienis der zinnen, die er
ajitv eigen'zijn, den. avond* door te brengen, zeer
nadeelig. Daarbij komt dat men dan meestal
ademt in een bedorven, dikke verwarmde lucht,
F.n dat fa een hoofdreden van de toenemende
zenuwachtigheid en de zwakte van het tegen-
wooixligo geslacht Want do meeste menschen,
die deze gewoonte volgen, alapen weinig. Hoe-
velen, die eerst 's nachts om 12 uur naar bed
gaan, moeten reeds 's morgens te 7 uur aan
den arbeid! Zeven tot acht uur rustigen slaap
hoeft een gezond mensch noodig. Hoeveel meer
behoeft dan de groote meerderheid der zenuw
achtige personen, van beiderlei geslacht! Die
gewoonte verstoort de gezondheid en verkort
zeker veel meer het loven dan menig ander
euvel, waartegen do geneesheeren ijveren.
WAKE WOORDEN.
He tkomt er niet op aan hoelang, maar hoe
men heeft geleefd.
Harde woorden zijn als valsch geld; in den
regel keeren.ze tot den oorsprookelijken eige
naar terug.
Hoe zonderling, dat we zooveel eerder leeren
spreken dan zwijgen.
i
Wie wachten kan tot de kersen goed rijp
zijn, krijgt ze goedkoop.
Geen geweld', geen physieke macht is zóó
sterk als de teoderheid, als de weerloosheid der
'iiefde.
I
DAT WAS NOODU}
Dominé: „Weet je niet dat je op den Sabbath
niet mag werken, behalve in geval dat noodig
is?"
Jongen: „Maar dit is noodig, meheer, Je kan
toch niet visschen zonder wurmen".
t
EEN HAASTIGE BOODSCHAP.
Juffrouw van Kletsenburg (na een gesprek
van tien minuten): „Nou mot ik zoetjes an 's
verder, naar den loodgieterjuffrouw dé
Bruinwant m'n man zit thuis mot z*n duim
op een gesprongen buis van de waterleiding
tot ie komt"
NU WEET U HET.
Gastvrouw: „A propos, ik ben er nu achter
gekomen, waar die nare man' van mij zijn
avonden doorbrengt".
Bezoekster: „Zoo! waar dan/?"
Gastvrouw: „Thuis; aangezien ik gisteravond
onlekker was, moest ik zalf thuis blijven.**
DAT WAS BEEN ESPEHANTO.
Hendriks, die een hartstochtelijk beoefenaar
was van Esperanto, zat onder het diner met
klem te betoogen, dht je in die taal je veel
gemakkelijker uitdrukte dan in: welke andere
taal ook.
Plotseling begon hij een reeks vreemdsoortige
klanken uit te stooten, die zijn tafelburen vol
bewondering naar hem deden opzien!
Was dat nu Esperanto? vroeg er óén, toen
de klanikenvloodfeolf bedaard was.
Neen, een vischgraat! antwoordde do
Esperantist, hijgend.
I
DAT WAS HET GOEDE ANTWOORD.
Schrijf in een zoo kort mogelijke bewoor-.
ding twee groote levensproblemen neer, beval
de onderwijzer aan zijn leerlingen.
Er waren er, die antwoorden van tien, vijf en
minder woorden hadden. Eén echter was er,
die maar óén woord' had neergeschreven.
„Tweeling" zoo luidde zijn oplossing.
ONS 'KENT ONS.
Zij: „Onlangs heb je me nog zoo plechtig
verzekerd, dat je me volkomen vertrouwde".
Hij: „Nu, wat zou diat? Doe ik dat dan
niet?"
Zij: „Maar, waarom steek jo dan je visch-
haken in denzelfden zak, waarin je je porte-
monnaie bewaart?"
i
ANDERSOK WAS BETER.
Een howfnar deed) zijn beklag bij den koning,
dat één dor hovelingen gedreigd had!, hem te
zullen doodslaan, als hij zijn flauwe grappen
niet staakte.
Vriend, zoo sprak de koning plechtig, ik
verzeker je, <!*t degene, die jou doodt, vijf mi
nuten later aan de galg hangt to bengelen.
Sire, vroeg do hofnar, zoudt u hom niet
liever vijf minuten, vóórdat hij mo gedood
heeft, laten ophangen?
Verzoeke alles betreffende deze rubriek te
zenden aan C. Araels Wz, Winkel.
Deze week een 2-tal problemen van J. Sterk,
Hoogwoud.
No. l.
ZWART.
WIT.
Stand Zwart, 15 schijven, op: 3 4 7 9 10
12 13 14 16 17 19 21 24 30 36.
Stand Wit, 15 schijven, op: 23 26 27 28 32
33 35 37 39 40 44tot 47 49.
No. 2.
ZWART.
WIT.
Stand Zwart, 11 schijven, op: 3 4 5 7 9
10 12 15 17 18 36 en dam op 14.
Stand Wit, 13 schijven, op: 10 21 24 27 28
30 32 33 34 40 47 48 49.
- I
OPLOSSING PROBLEEM No. 7.
Wit: 4034, 30-24, 48 -43, 25 3, 36 9, 3 49,
en wtnL
OPLOSSING PROBLEEM No. 8
Wit: 37—31, 38—32, 22—17, 43—38, 38 7, 35 2
en wint
Goede oplossingen ontvangen van: H. v.
Apeldoorn, Schagcn; K. Homan, SchoorI; D.
Olie Az., Nieuwe Niedorp; J. Sterk, Hoogwoud,
A. Wit, G. Wit, Lutjewinkel, T. Mantel, Jb.
Mantel, C. Honingh, Winkel.
De volgende week komt dus de uitslag vgn
deze 10 problemen.
DAMNTEUWS.
Zondag 11 Januari komt de Enkhpizer Dam
club vermoedelijk een match spelen te Win
kel. Dit belooft een zeer belangrijke wedstrijd
te worden*, temeer nog omdat volgens de
ranglijst van hun competitiewedstrijden hun
eerste 10-tal ver bovenaan staat, dus zal D.O.
S. zich moeten inspannen om een overwinring
te boeken
aaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaanaaaaaaaaaaaaaaciaaapaa;
Bijvoegsel der Schager Courant van Donderdag 8 Jan. 1925. No. 7567.
AAN HET NIEUWE RIJWIELPLAATJE.
(Eerbiedig den jonggeborene opgedragen.)
Kom de kennis maar hernieuwen
Welbeminde blanke schat
En omhels maar weer mijn rijwiel,
Dat al ongewoonte had!
Holland' kon je niet vergeten,
Jou vol slanke, ranke lijn,
Daar er weinig kunstproducten,
In ons nuchter landje zijn.
•kWil Je dankbaar welkom heeten
En ik spreek uit aller naam,
Komt u maar weer lzi' ons midden,
Gaat U hangen! Aangenaam!
Tc Heb m'n vorig ijzerdraadje
Tot zijn mooie taak gereed',
Och soldeeren is secuurder,
Maar. ik dóe jou lijf geen leed!
Jij zoo rein en fijngevoelig,
Met je rijke sprookjestaai,
Jij hoort niet gehecht te wonden
Aan een balhoofdbuis van staalt
Jij moet niet gekluisterd worden
Aan een looden pijp ia wel,
Jij hoor in de lucht te zweven,
Als een glanzende libel I!
Na Beweren booze tongerl,
Jij geliefde bent een strop,
Omdat je maar kalm blijft leven,
Elke gulden is een pop II
Laat ze praten, rijwielplaatje,
Laat ze zwammen, lariekoek,
Van dezulken is de spaarduit
En de hoogste kunstmin zoek!
Zie, mijn fiets staat vol verlangen,
Tot je eerste kus bereid.
Die is reeds haar koop Ven minnaar
Anno *24 kwijt!
Laat ons langer niet versmachten,
Zonder jou kan ze niet leven,
Ook de fiscus is niet dom.
O bespaar me: „Kip ik heb je!"
Januari 1925.
Alle rechten voorbehouden t
KROES.
PLANTEN
ÏNKAMER EN TUIN.
70.
GIFTIGE PLANTEN.
(Vervolg.)
Nu we toch met de sierplanten bezig zijn,
zullen we onder de kruidachtige gewassen de
hoogst vergiftige Monnikskap (Aconitum Napel-
lus) en het even gevaarlijke vingerhoedskruid
(Digitalis Purpures) maar hot eerst als uiteret
gevaarlijk aanwijzen.
Beide planten zijn gemakkelijk te kweeken.
In tal van dorpstuintjes treft men deze sier
lijke, maar zwaar giftige gewassen aan. Heol
veel ongelukken hebben ze veroorzaakt. Er
zijn zulk een groot aantal niet giftige en nog
fraaiere planten, dat het onnoodlg is deze
sluipmoordcnaressen nog langer gastvrijheid in
onze tuinen te verleènerv.
Voor veevoeder fa niet alle afval geschikt,
vooral met afval van bloembollen moet men
voorzichtig zijïu Zeer gevaarlijk zijn det narcis
sen, de droogbloeiers (Colchicum) en de kei
zerskronen (Fritillaria), "alle drie bevatten
sterke vergiften in de knollen en bladérea.
Onder de onkruiden komen evencena vaal
sterke vergiften voor. Een van do gevaarlijkste
is die zwarte nachtschade of hondsbod (Sofa-
num Nigrum), Het zijn forsche planten, mol
witte bloempjes en groene bessen, dio bü
ping glimmend zwart worden. Het is oen fa*,
tig, overal in tuinen en op bouwland opslaand
onkruid^ met zeer giftige besson. KLntlarwfl*
die graag van allerlei bessen snoepen, wonden
er meermalen het slachtoffer van. Men hoede
zich er voor deze planten, met allerlei onkruid
vermengd aan varkens, geiten of andoro die
ren voor te werpen.
Minder algemeen, doch lang niet zokfe&ajB
zijn de nog veel giftiger dolle kervel (ChaanO-
phyllum Temulum). Gevlekte scheerling (Ga»
nicum Macul&tum) en de Hondspetorselie (A«_
thusa Cynapium). Alle drie zijn schermbta^»
mige planten, in groeiwijze gelijkend op <te
niet giftige wildé kervel, ook toeters en „fluit
lof" geheeten, die tusschen houtgewas en aas
wegen zoo algemeen voorkomt en gehcol co-
schadelijk ia Do drie bovengenoemde giftigs
schermbloemen groeien bij voorkeur bij tnost-
vaalten, heggen en dammen en langs wogc^
Tot deze planten familie behoort ook do in zoel.
waterslooten niet zeldzaam gïootendo watoo-
scheering (-Cicutn Virosa.) Vele dieren eten
deze planten gaarne. Giftige waterplanten «ij»
i verder de dotterbloem* (Caltha Palustris), de
watoreppe (Sium Latifolium) en do blaartrek
kende boterbloem (Ranunculus Scloratua),
welke laatste naam misdadig boteekent
De gewone, of scherpe boterbloem (Itanunco-
lus Acer) kan koliek en dSarrhee veroorzaken
Gelukkig laat het vee deze planten staan. Hei.
I
Alle correspondentie zenden naar L. Rogge
veen, Spui 97, den Haag.
Tooneelsprookje in zes tafereelen door L. R.
Voor 't eerst opgevoerd door de N.V. Theater
Odeon, dir. Jan Fabricius te 's Gravenhage,
op 20 Doe. 1924.
EERSTE TAFEREEL.
Een zaal in t paleda van Koning Magido. De
dikke Grootvizier komt op, gevolgd door Mug-
getjo, zijn page. De page draagt he t notitie
boekje van den Grootvizier: een reusachtig
boek met een groot potlood'.
Grootvizier: Ik ben Chunkin Halapassaroen
Migdünnikoff en ik ben de Grootvizier van
den koning. Ze zegge», dat ik dik ben, maar
dat vind ik heelemaal niet. Dit is Muggetje,
mijh page, die mij altijd mijn notitieboekje
nadraagt. Kijk, het potloodje fa erbijat
sjieMuggetje ,ik vind, dat de deuren
hier veel te nauw zijn, ik moet schuiven, tóó,
opzij
Muggetje: Dan moeten we do deuren breed er j
laten maken, Excellentie.
Grootvizier: Dat „fa een verstandigeat_
sjieopmerking. Muggetje. We zullen de
deuren breed er laten maken. Laat ik dat op
schrijven! 't Is toch wol gemakkelijk, zoo'»
notitieboekje, je vergeet nooit iets. Kom Mug
getjevlugvlug
Muggetje: Waarom vlug, Excellentie?
Grootvizier: Omdatomdatja, nu ben
ik het vergetenatsjieIk ben toch
zoo vergeetachtig, 't Is ijsolijk, ijselijk. Laat
lk eens even in mijn boekje kijken. (Hij bla
dert in het boek.) Neeneeneeo
jajaHemeltjelief, hoe kon ik zoo
dom zijn? Hoe kon Ikatsjiehoe kon
ik dat vergeten? De Prinses is vandaag jarig, i
Muggetje, en we moeten die lieve Prinses
gaan fellciteeren enen,Wat moet lk
ook nog meer doen? F.ven kijken! (Hij bla
dert in het boek). Juist, juistIk moet
even al het lekker» proeven, dat erair
ejiedat er voor de Prinses is gemaakt
Muggetje, leg mijn notitieboekje maar neer
en haal de kok even
(Muggetje gaat snel heen.)
Wacht eensdaar hangt een spiegel
atsjieNii moet ik toch heusch eene zien.
of ik werkelijk zoo dik ben, nee, warempel
nietIk geloof zelfs, dat ik slank ben.
Welzeker, ik ben elank!
(Muggetje komt terug met den kok, die een
pudding draagt.)
0, ben je daar weer? Dat lijkt me hooi lek
keratsjiekokkie, heel lekker, fta
wat een mooie kleurtjes»! Zou» t naar den sfa
van het Prinsesje wezen? Jo weet: ze fa vata-
daag jarig enatsjie
Kok: 0. mijnheer do Grootvizier, we hobbca er
op gerekend, dat het Prinsesje jarig fa* c«
we hebben erg ons best gedaan!
Grootvizier: Ja, inaar is-ie nu ook lekker?
Want als jij jarig bentatsjie.wil jé
toch ook mooie en lekkere dingen hobben?
Tk zou wol eèns willen proeven1.
Kok: Ik heb al een vorkje voor u meegdbrachi
Dat is gemakkelijker, Excellentiel
Muggetje: En heb je voor mij ook een vorkje
meegebracht?
Kok: Muggen houden niet van pudding, lee-
lijke kleine rakker!
Grootvizier: Heel goed, heel goedatsjie
Er kan nog wel een beetje bessensap bij....
*n Heel kleinkleinklein boet ja
nu? Wat nog meer?
Kok: Hei daar, Krelisi
(Een koksmaat komt op, mot een and-er go-
recht)
Muggetje: Mag ik hier nu eens van; pnesoven?
Grootvizier: Maak, dat je wegkomt, -Mug! Ik
proef zelf.
Kok: Neem me niet kwalijk, mijnheer (te
Grootvizier, maar hij heeft ook een vorkje
meegebracht, want het fa niet notjos alle®