Van allerlei uit de Men-
schelijke samenleving.
VIERDE BLAD.
Gemengd Nieuws.
Zaterdag 24 Januari 1925.
68ste Jaargang. No. 7576.
DE BRANDSPUITEN VAN JAN VAN DER
HEIDEN.
(19 November 1672.)
Wie in de groote steden van den tegenwoordigen
tijd, in Nederland' zoowel ala elders, de in den regel
uitmuntend georganiseerde brandweercorpsen kent,
in 'hunne kazernes gecongineerd, dag en nacht en
gereed om elk oogenblik uit te rukken, teneinde den
vuurvyand te bestrijden; wie het bijna volmaakte
materiaal ziet, waarover in den tegenwoordigen tijd
wordt beschikt zoowel voor het brandblusschen zelf
ais voor het redden van slachtoffers van den brand
die kan zich niet indenken, dat in vroeger eeuwen
de middelen ter bestrijding van1 brand zooveel te
wenschen overlieten, dat branden, die halve of ge-
beele steden vernielden, niet tot de uitzonderingen
behoorden en dat al spoedig, wanneer1 een brand
eenigszins fel was, geheel een stadsgedeelte werd' in
aseh gelegd. Nu is het volkomen waar. dat juist in
vroeger eeuwen de branden daarom zooveel gevaar
lijker waren, wijl men toen in het algemeen houten
huizen bouwde en wijl strooien daken geenszins eene
bijzonderheid waren, terwijl men geene waterleiding
had, die het water, tot het bestrijden van het vuur,
vereischt, in de onmiddellijke nabijheid' kon brengen.
Dat men de groote gevaren, aan den toenmaligen
toestand] verbonden, besefte, het blijkt wel uit de
zeer uitvoerige keuren, die op het stuk van blus
schen van brand bestonden en die alles regelden -zóó
nauwkeurig en zóó precies, als wij het tegenwoordig
geenszins kennen. En het blijkt ook wel uit de voor.
zorgsmaatregelen, die van overheidswege werden
voorgeschreven, al werden zij door de burgerij' niet
altijd even getrouwelijk nagekomen, maar vooral
spreekt het uit den toen algemeen erkenden plicht
voor alle burgers, in het bijzonder voor die, wonende
in de brandende wijk, om aan het blusschen een
werkzaam aandeel te nemen. Verwondering mag bet
echter wekken dat juist waar men overtuigd was van
het groote belang eener behoorlijke regeling, men
niet eerder heeft omgezien naar middelen, in staat
om de zeer gebrekkige, waarmede tot in het midden
der zeventiende eeuw is gewerkt, te ondervangen.
Waarlijk, onize voorouders waren ingenieus genoeg
gebleken op tal vay punten, om niet tot zoolang te
behoeven te wachten!
Tot de oudste keuren, die op het punt van blus-
Bchen van brand bestaan, mag ongetwijfeld», voor
zooverre althans van ons land wordt gesproken,
worden gerekend, die van Amsterdam van 1399, wel
ke de grondslag is gebleven voor alle nieuwe veror
deningen, die in de eerstvolgende eeuwen door „mij
ne heeren van de geregte der stad Am«terdammeM
ten aanzien van brandvoorkomen en brandblusschen
werden opgesteld. Dat wil natuurlijk geenszins zeg
gen, dat in de voor Amsterdam geenszins onbelang
rijke dagen van vóór 1399 geene bepalingen te dien
aanzien bestonden; zij zullen er vermoedelijk wel
geweest zijtn, maar zij: waren waarschijnlijk ook nog
wat aartsvaderlijker dan die van 1399. Intusscben
legde die keur van 1399 vrij sterke verplichtingen
op den gemiddelden burger. Eene boete van niet
geringen aard werd reeds bedreigd tegen wie niet op
de plaats van den brand verscheen zoodra de brandL
klok geluid en J>rands' geroepen werd en ook tegen
dengene, die niet „brand" riep zoodra hij dezen in
zijn huis ontdekte. Deze oudste keuren intusscben
spreken meer van' maatregelen ter. voorkoming dan
van blussching van brand; men erkende blijkbaar,
dat het materieel te primitief van vorm was dan
dat daarvoor bepaalde voorschriften behoefden te
worden gegeven. Ter brand mocht men niet met an
dere „wapens" komen dan met emmers, ketels, trog
gen of „eersten" en een „ketelhoet" op het hoofd,
tenzij men tot de oude of nieuwe gezworenen be
hoorde, wien het dragen van een degen zelfs bij
brand was vergund. Een ieder was gehouden, om te
hebben en te hóuden twee troggen en twee groote
brandhaken met ringen en met touwen; bovendien
moest elk huis, op de landzijde, en op de buxch-
wal'len een ladder hebben, terwijl de huizen die ston
den aan de waterzijde, en op de noordzijde van de
stegen, een veel hoogeren ladder moesten hebben,
opdat in elk geval de daken konden worden be
klommen. Werden huizen afgebroken om een brand
in zijn' verderen voortgang te stuiten, dan werd den-
gene. wien daardoor schade trof, reeds in de brand-
keur vergoeding toegezegd. In het algemeen was het
verboden- om vuur te stoken, wanneer men niet over
goede schoosteenen had te beschikken; er werd uit
drukkelijk boeto bedreigd tegen dengene, die kaarsen
aan de houten wanden of aan ander schotweTk hing.
Vooral echter werd het is in de geschiedenis van
alle groote steden gapsch eenerlei gewaakt tegen
het aanbrengen van al te licht brandbare dakbedek
kingen, Dat dit verbod intusscben sfechts weinig
afdoende heeft geholpen, de steeds hernieuwde be
dreigingen in de keuren zijn er het bewijs van.
Onder de brandmuren van de gemeente Amster
dam, die ter zake van- de regeling harer brandweer
in ons land en daarbuiten met eere bekend is,
neemt die door Karei V in 1521 uitgevaardigd, eene
bijzondere plaats in. Daarin toch Teeds wordt het ver
bod aangetroffen om in het vervolg huizen van an
dere grondstof dan van steen op te trekken; eer werd
tevens gelast om elk jaar geleidelijk een aantal hou
ten huizen af te breken en door steenen te vervan
gen, waarbij met de huizen der rijken zou worden
begonnen. De stadi die toen voor het eerst van lee-
ren emmers voorzien werd werd in een vijftal
brandwijken verdeeld, waarover de dusgenaamde
gude knapen, die als brand- en waakmeesters dienst
deden, het zeggenschap hadden. Zy oefenden ook de
functie van bouwpolitie uit; een ieder, die hun, in
het bijzonder bij» den brand, tegenstreefde, zou wor
den gestraft als had »hy het den heeren van de ge-
regte aangedaan 1 Een aanmerkelijke uitbreiding on
derging het getal dezer gude knapen of brandmees
ters, toen in 1597 Amsterdam in totaal 11 wijken, 9
van de stad en 2 buitenwijken, werd verdeeld: er
werd toen ook een waardigheidsteeken- voor de brand
meesters ingesteld, bestaande uit een, «tok van 7 a 8
voet lang, met het stadswapen er boven op. In het
begin der zeventiende eeuw moesten deze brand
meesters gekozen worden uit de patriciërs en zelfs
uit de regeeringsleden der stad;; in latere jaren
kwam daarin verandering, maar geruimen tijd eigen
lijk tot op heden als in Rotterdam het geval is. heeft
bet tot eene bepaalde onderscheiding behoord- om
bei brandmeestersambt deelachtig te worden. Niet
ontkend kan worden, dat op deze brandmeesters vrij
ïware verplichtingen rustten; weliswaar werden zij
in het beheer van het nog steeds eenvoudig» bluseh.
materiaal bijgestaan door dusgenaamde „emmer-
meesteren", maar vooral bij den brand zeiven was
hunne taak, tengevolge van de steeds groeiende be-
van m ptffiZMB vmrnnyni
dat de hulp van de stedelijke soldaten meermalen j
moest woerden ingeroepen. Intusscben, tot In het mld- j
den der zeventiende eeuw kwamen er slecht» ver
anderingen en geleidelijke verbeteringen in de orga-I
nisatie van het brandblusschen en versterking van'
de maatregelen ter brandvoorkoming; eerst in 1854
vindt men te Amsterdam gewag gemaakt van eene
soort brandspuit, die bestemd zou zyn om het oude
materiaal te vervangen.
Men denke zich even den toestand tot op dat
oogenblik in. Wanneer de brandklok bomde of
brandgeroep weerklonk, had een ieder zijne emmers
buiten de deur te zetten; een lantaarn te ontsteken, j
wanneer het des nachts gebeurde, terwyi de daar
toe aangewezenen naar het tooneel van den brand
hadden te gaan om aan het blusschingswerk mede
te 'helpen. Dat blusschingswerk bleef tot in het mid
den der zeventiende eeuw aldus geschieden, dat zich
van het punt van den brand naar het naastbijgele-
gen water eene dubbele rij mannen opstelde., langs
welke de volgesdhepte leeren emmers gingen, die dan
over het vuur werden uitgestort; dat de dikwerf
lange weg, dien deze emmers hadden te maken, aan
den omvang van den inhoud op het laatst niet be
vorderlijk was, spreekt wel vanzelf! De Neuren-
bergsche hoepelsmid Hautsch ontwierp nu eene soort
brandspuit, die uit niet meer dan een grooten kope
ren bak o' ketel bestond met een enkelen perspomp,
voorzien van een tamelijk langen metalen spuitpijp.
die naar weerszijden zoowel al® eenigszins naar bo
ven kon gekeerd worden. Dat instrument was zeer
onvolledig; bet beloofde zeer veel en het scheen als
kon poen daarmede aanzienlijke hoeeveelheden wa
ter op den brand werpen, hetgeen natuurlijk by het
blusschen uitsluitend met emmers was uitgesloten,
maar de inrichting was zoodanig samengesteld en
onpractisch, dat eenig resultaat er niet mede te be
reiken viel. Het is dan ook voornamelijk het aan
schouwen van de slechte werking, van deze machi
nes, die Jan van der Heyden, toen ihy op 5 Decem
ber 1658 op den Ouden Schans te Amsterdam dien
vreeselijken brand medemaakte. waarbij tal van
slachtoffers vielen, heeft gebracht op de gedachte
wat beters te ontwerpen. Het resultaat van zijne
overpeinzingen en züne werkzaamheden vindt men
in zijne brandspuit, die, schoon zy in den loop der
eeuwen aanmerkelijk is verbeterd, toch altijd nog
berust op het door hem gekozen beginsel.
Maar, hoe vreemd het moge schijnen, het heeft
heel wat moeite gekost om die reeds ingevoerde spui
ten van Hautsch door deze nieuwe te doen vervan
gen. Amsterdam was geleidelijk in het bezit van een
zestigtal van de spuiten van Hautsch geraakt; zij
waren gestationneerd by particulieren, in openbare
gebouwen en by de kerken en zy stonden voor eèn
groot deel onder dó directie van de gilden, die ver
plicht waren de brandspuiten te onderhouden en de
ze naar den brand te brengen. Dat men daarmede
waariyk niet altyd op tijd kwam, het werd bewezen
by den groeten brand in het Amsterdamsche stad
huis op 7 Juli 1652, een dier geweldige branden, die
Jan van der Heyden in- zijn dusgenaamd „Spuitboek"
hebben geleid' tot critiek. Dat Spuitboek is de offi-
cieele gids, welken Jan en Nicolaas van der Heyden,
Gorinchemmers van geboorten, beiden naar Amster
dam gekomen, uitgaven by de spuitmachines, die zij
later vervaardigden.
Dat was, toen hun in 1672 het brevet van stads-
brandspuitfabrikanten alsmede eene aanstelling tot
generaal-brandmeesters der stad Amsterdam was
gegeven. Dit was echter niet maar zoo geschied,
want men wantrouwde de spuiten van Van der Hey
den, en eerst toen zij bij den grooten brand op dó
Lijnbaan van 19 November 1672 hare diensten dui-
delyk hadden bewezen, werd dit wantrouwen min
der. De dusgenaamde uitvinding van de brandspui
ten dateert dan ook geenszins van 1672, want reeds
veel vroeger hebben de Van der Heyden's de betreft
fende werkzaamheden ter hand genomen, maar
eerst in dat ja^r is gevolgd' de erkenning van hunne
verdiensten. D-t Jan van der Heyden, die als teeke
naar en schild.-r zekere verdiensten had en die dan
ook zyn Spuitboek met tal van teekeningen betref
fende groote branden heeft versierd, een practisch
man wa®, blijkt wel uit het feit, dat hy een staatje
gaf van de kosten, die de branden vóór en na de
invoering zijner spuiten met zich brachten. Een lystje
van geweldige branden van 1669 tot 1672 bracht hem
tot een totaal van fl millioen, of ongeveer f341.000
brandschade per jaar; een lystje van branden van
1682 tot .1686 bracht hem tot een totaal van ruim
f18.000 of f3670 per jaar.
Het gebrek van de oude spuiten was, dlat zy zoowel
als de brandemmers geen voldoende water konden
bevatten en dat bovendien het water niet kon ge
bracht werdón ter plaatse waar het vereischt werd,
n.L niet dóór of over belendende panden en ook niet
door brandende huizen. Dit gebrek werd door Van
der Heyden's uitvinding verholpen; het water werd
nu uit de dichtst nabijzijndó gracht aangevoerd door
middel van de waterslang, en door deze slang werd
het water met kracht gedreven zelfs ter lengte van
100 voet of verder. Men had dus geen rijer, mannen
meer noodig om het water uit de gracht te schep-
pen; de nieuwe spuiten waren in vergelijking met de
oude zóó licht, dat men geen paarden meer noodig
had om ze naar den brand te rijden. Maar het groot
voordeel van de nieuwe spuiten was, dat zy van een
zuig- en perspomp waren voorzien en dat er een meer
constante straal uit kon worden gespoten. Men kon
met dezen straal den brand van zeer dichtbij bereiken
en bestrijden; men kon het water overal brengen
waar men het wilde hebben, omdat dó slang zich
natuurlijk in allerlei bochten liet wringen. Men be
hoefde derhalve niet te wachten tot de vlam voor
uitsloeg, maar men kon den spudtpyp, aan den slang
verbonden, overal inbrengen Hoewel het gebruik van
de oude brandbluschmiddelen, zelfs van het buskruit,
dat in die dagen wel eens gebruikt werd om hevig
rond zich heen grijpende branden te beperken, niet
geheel werd ter zydó geschoven, zijn toch langzamer
hand in Amsterdam en daarbuiten de slangbrand-
spuiten van de Van der Heyden's het middelpunt ge
worden, waar omheen zich de brandblussching be
woog.
De gebroeders Van der Heyden werden door de
Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden in 1677
met een octrooi begiftigd; de functie van generaal-
brandmeester der gemeente Amsterdam is erfeliik
in het geslacht Van der Heyden gebleven. Dat tal
van malen beproefd werd om het fabrikaat der Van
der Heyden's na te maken, wien zal het verwonderen,
dat daarover processen moesten worden gevoerd, tot
zelfs met Engel ach e dusgenaamde uitvinders toe.
De spuitenfabriek, die door de Van der Heyden's
werd opgericht en onderhouden en van welker werk
zaamheid die tal van aardige reproducties uit hare
spuitboeken spreken, zy is van de Van der Hey
den's overgegaan op de Almenums, in welker familie
haar bezit opnieuw erfelijk werd. Jan van der Hey
den stierf op 28 Maart 1712; zyne navolgers en de
Almenums hebben tot ongeveer 1868 de fabriek voort
gezet, die al dien tyd bleef gevestigd in Jan van
der Heyden's huis in dó Koestraat, dat op een bord!
in het voorhuis het opschrift droeg:
Geen brand zoo groot of fel of snel int
overh&alen, die het machtig slagennat
niet vaardig uit kan halen.
In al de jaren van het bestaan der fabriek wordt
slechts van ééne verandering aan dó spuiten mel
ding gemaakt, die daarop neerkwam, dat men het
dek- of sluitstuk op z.n. steun- of aanslagstukken, op
het kruis geplaatst, deed rusten, waardoor de kope
ren bak minder te iydón hadi van den aanslag de»
balans, terwijl ook het onderste en bovenste gedeelte
der spuit meer één vast geheel vormden. I>at de
nieuwe tyd, al heeft hy met het stelsel der Van der
Heyden's niet gebroken, dank zy zyne techniek, zich
een geheel nieuw stelsel heeft opgebouwd, behoeft
geen betoog.
Met de uitvinding der brandspuiten met het instel
len van een generaal-brandmeesterschap, hield, &1-
lwlNR, de rma de
organisatie dór brandblusscherlj nauw verband.'Als
reed» gezegd', dó organisatie deugde niet, omdat te
veel menschen bij den brand1 betrokken waren en
reed» daardoor geen behooriyk overzicht van de noo-
dige werkzaamheden konworden verkregen. Ten
einde de regelingen te herzien heeft men te Amster
dam in 1685 eene geheel nieuwe keur uitgevaardigd,
en wel merkwaardig is het, dat de grondslagen, waar
op deze rustte, eigenlijk tot in het begin der negen
tiende eeuw van kracht zyn geweest, en dat men
haar eerst in 1831, dus na anderhalve eeuw te heb
been gefunctionneerd, buiten werking heeft gesteld,
Die keur gaf achtereenvolgens orders ter voorkoming
van het ontstaan van brand: tot het spoedig bekend
makón van brand; tot het houden van de bluschge-
reedschappen in goeden staat en waar dezen dien
den te worden geplaatst. Amsterdam werd in 60 wy-
keii verdeeld, die elk een slangbrandspuithuis met
een aantal brandemmers hadden; nauwkeurig was
aangegeven op welke wyze het materiaal moest wor
den aangewend, wanneer in een bepaald stadsge
deelte brand uitbrak. Doordat geene emmers meer
behoefden te worden aangereikt, verviel de burger
plicht betreffende het blusschen; er moesten nu bij
elke spuit manschappen komen om deze te bedie
nen, die den naam van „geaffecteerden" droegen en
waarvoor in de eerste plaats de gil de broeders in aan
merking kwamen. Uit de „geaffecteerden" werden
de brandmeesters gekozen, die de leiding hadden bij
het blusschen van den brand, en natuurlijk weer
onder de generaal-brandimeesters en hunne directe
hulpen stonden. Eene verbetering was het ook, dat
dadelyk na het uitroepen van den brand de schutters
en soldaten ondier hunne respectieve vaandels
moesten komen teneinde bet terrein, van den brand
af te zetten en zoodoende aan de spuiten en bedie
nend! personeel de noodige ruimte te geven. Intus-
schen had het voorschrift van het uitroepen van
brand, dat gold' tot zelfs in de meest verwijderde
stadswijken, dezen nadeeligen invloed, dat oen brand
je, groot of klein, in Amsterdam en waariijk daar
niet alleen als een soort feest gold; zóó sterk zelfs,
dat toen in de zeventiger jaren het afschaffen van
de verplichting tot het branduitroepen werd voorge
steld, een deel van de leden van den gemeenteraad
zich er kwalijk mede kon vereenigen!
Tegelyk werd, waar het er op aankwam de spui
ten vlug op het terrein van den brand te brengen;
waar reeds Jan van der Heyden inzag, dat het be
ter is het kwaad in zijn begin te stuiten dan het
eerst vollen omvang te doen verkrijgen en dan te
rug te brengen, het premiestelsel ontworpen, waarbij
premies werden gegeven voor die brandspuiten, die
het eerst ter plaatse waren of het eerst water ga
ven. Men weet, dat dit premiestelsel lang niet onbe
rispelijk heeft gewerkt; het menscheiyk egoisme, dat
zich zelfs in de meest benarde omstandigheden uit,
lette meer op de persooniyke voordóelen van het be
dienend personeel dan op de belangen der brand
blussching. Alle maatregelen werden dan ook geno
men om de spuit het eerst water te doen geven, en
men ontzag zich niet het is in de geschiedenis van
Amsterdam's brandweer maar al te bekend om
de manschappen van andere spuiten te hinderen;
desnoods slangen door te snijden! Dat was gelukkig
wel geen regel, maar de uitzonderingen waren waar
lijk al erg genoeg! Met deze organisatie, door de
Van dór Heyden's ontworpen en door hunne opvol
gers gehandhaafd, heeft Amsterdam zijne branden
bestreden anderhalve eeuw lang, in het algemeen
niet zonder succes, al zijn bekend de tal van zware
en ook menschenlevens kostend» ongevallen, die in
deze anderhalve eeuw hebben plaats gehad.
Eerst de nieuwe tyd heeft eene meer afdoende ver
betering gebracht. Reeds in den loop dór achttiendó
eeuw waren er drijvende spuiten, geplaatst op een
schouw of eene schuit; ook uit de zeventiende eeuw
dateeren de afzonderlijke maatregelen voor die bui
tenwijken der gemeente; eveneens nog uit de zeven
tiende eeuw stammen de bepalingen ten aanzien van
het stadhuis, dat met bijzondere zorg bewaakt werd.
Maar, eerst in 1831 is in Amsterdam de brandkeur
herzien en geschoeid op den leest van de nieuwe in
stellingen dier dagen. De wetgeving was gewijzigd,
en ook de stedeiyke keuren dienden daarmede in
overeenstemming te worden gebracht. Voornamelijk
was het van belang, dat niet meer de gildebroeders,
wier instellingen in den Franschen tyd' geheel waren
opgeheven, als geaffecteerden zouden optreden, maar
dat elk mannelyke ingezetene der stad, met uitzon
dering van degenen, die tot de schutterij of de mi
litie behoorden, den dienst by het brandwezen zou
hebben waar te nemen. Er mocht voor deze diensten
geen loon worden geëischt, maar wel werden be-
looningen vastgesteld en wel werd) als grondslag voor
het nieuw ontworpen i randiweercorps genomen een
gedeelte van de aldus vrijwillig gevormde man
schappen. Eerst toen de gewyzigde Gemeentewet aan
de gemeenten de zorg voor haar brandwezen nog
eens extra aanbeval, heeft men in de groote steden
van ons land overwogen wat te doen stond.
Dat het allerminst was zooals het behoorde, ook
biet in Amsterdam, waarvan men in den regeli
meent dat het is voorgegaan op het gebied der
brandbl'useohing, blykt wel uit de raadgevingen van
den toenmaligen Amsterdamsohen directeur van
het brandwezen, den heer Heyset die aan Burge
meester en wethouders een uitvoerige memorie zond,
welke een allerakeligsten indruk geeft van den
bestaanden toestand en volledige plannen tot re-
Organisatie bevatte. Maar, de kosten van deze reor
ganisatie bedroegen niet minder dan f 72.OJ0, nog
erger was het met een vrijwillig opgestelde, memorie
van den te Amsterdam in garnizoen liggenden ge
nie-officier Van Hooff, die "voor een organisatie
naar het model van Pary'a of Rerlyn of Weenen een
kosten van f 300.0D0 becyiforde. Daaronder werd »een
afzonderlijke brand weerbydrage ad f 260.000 gere
kend, een bedrag dat afschrok van doelmatige en
«t SatfSSa. Banftnv, BnoMt an Jjrtwwpaa m U
daar geldende regelingen, aanpassende aan at
^Amsterdamsche behoeften, is men gekomen tot dt
voorstellen, die den grondslag hebban gelegd voor
Amsterdam'» brandweer. Behoud en verbetering des
bestaande organisatie werd een lapmiddel geacht,
ook dan wanneer men het bestaande gedeeltelijk
wijzigde door vaste dag- en nachtwachten bij e.ke
stoomspuit te plaatsen. Afschaffing van het toen
bestaande personeel en organisatie van een vast
korps met (telegrafische verbinding en met uitne
mend materieel, werd voor de behoeften van
Amsterdam dringend noodzakelijk geacht. Wel
werden de oprichtingskosten begroot op ruim
f 100.000 en de jaarl'ijksche kosten op f 68.003,^ maar
do energieke burgemeester den Tex. die zicm in hét
bijzonder voor de brandweervoorstellen interesseer
de, meende dat voor dit bedrag niet mocht worden
teruggeschrikt. Het heeft moeite gekost om de<
voordracht door den Gemeenteraad aangenomen
te krijgen: zelfs heeft men uit het midden der
vroede vaderen aanvankelijk een poging beproefd
om de koeten geheeT op de verzekeringsmaatschap
pijen af to wentelen, maar de gelukkige verdediging
van den burgemeester hoeft tot aanneming gelritL
Bij diezelfde gelegenheid werd afgeschaft de ver
plichting der naohtwachts om door ratelen bekend
heid te geven aan een uitgebroken brand en daar
door te aoen samenstroomen een groot pubüekK dat
de orde verstoorde en den regel'matigen voortgang
van het blusschingswerk belemmerde.
Op 15 Augustus 1874 trad de beroepsbrandweer te
Amsterdam in werking, de eerste in ons land. De
verhouding met as vrywillige brandweer, die dien
zelfden nacht zou worden afgeschaft, was niet
buitengemeen vriendschappelijk; zelfs ontzag men
rioh met in de voorafgaande dagén, dat de nieuwe
brandweerlieden het brandblusschen van de oude
moesten „lóeren", deze op allerlei wijzen te mo-
lesteeren. Maar, ai zag de Amsterdamsche bevol
king met eenig wantrouwen de nieuwe organisatie,
die onder leiding van den heer Steenkainp word
gesteld, aan, het is niet hot minst aan Steenkamp's
organisatorisohen arbeid te danken, dat zü spoedig
aller vertrouwen had. Het dient erkend, dat vanaf
het oogenblik, dat eenmaal de beroepsbrandweer
te Amsterdam in werking trad, de gemeente zich
royaal' toonde; gelden voor technische hervormingen
werden steeds toegestaan, en voor het brandweer
corps word meerd gedaan dan voor eenigen tak
van dienst, Zoo heeft zich de Amsterdamsche
brandweer kunnen perfectioneeren; zoo heeft zi}
aan tal van de zwaarste branden het hoofd kunney
bieden en Amsterdam gespaard voor onnoemelijke
rampen, die uit zware branden dikwijls hadden
kunnen voortvloeien. De geschiedenis van Amster
dam's modern brandweerwezen mag er zijn naast
die van andere groote steden; hare organisatie
evenzeer. Van den aanvang af is men' er op bedacht
geweest om door middel van het afzonderlijk
teiegraafnet onmiddellijk de verschillende posten
op de hoogte te brengen van uitgebroken branden:
het spoedig uitrukken van de spuiten, dat nu tot
evenvele minuten is teruggebracht als het vroeger'
uren moest duren, heeft veroorzaakt, dat men tajj
van malen een opgekomen brand in het eerste
begin wist te stuiten. EenerZyds voorzag men het
korps van de beste middelen om het uitgebroken
vuur aan te tasten; anderzijds van ingenieus© vin
dingen, die slachtoffers van den brand zouden
moeten redden. Zyin er in den aanvang geweest,
die zich afvroegen, wat een vast korpó brandweer!-,
lieden geheel den dag zou hebben te doón; diê
vreesden, dat de ledigheid, waarin zij zouden
nderritten, tot bedenkelijke gevolgen, zou kunnen
leiden thans zal wel niemand betwijfelen, dat do
werktijden der brandweerlieden goed worden
besteed en dat de regelmatige noodzakelijke oefe
ningen zóó zware verplichtingen op hen leggen, dat
deze alleen reeds voldoende Zyh om geheeT nun tijd
in beslag te ik ©men. Het kan nu eenmaal niet anders
ot bij een goede georganiseerde brandweer behoort
een regelmatige wacht, die het mogelijk maakt, dat
letterlyk elk oogenblik op elk deel van de uitge
breide stad geheel de kracht der brandweer wordt
geconcentreerd.
Als zoovele dingen heeft ook bij' dó ontwikkeling
van het brandweerwezen de behoefte gelijken trea
gehouden mét de uitbreiding. Het Egt niet m'den
aard der menschen om lot voorzieningen over te
gaan alvorens deze voorzieningen dringend nood'g
zijn gebleken. Gaat men de branden in onze Hol-
landsche (Vteden na, dan zou men zelfÓ de vraag
willen stellen of daarmede in dit opzicht niet wat
al' te lang is gewacht en of niet tijdiger vooraeni.ig
had kunnen leiden tot aanmerkelijke besparing van
aanmerkelijke schade. Dat Jan van der Heyden's
verdiensten in dit opzicht tot de allergrootste be-
hooren, wie kan het tegenspreken; dat oöhter de
mogelijkheid geenszins is uitgesloten te achten, dat,
ware niet een Jan van der Heijden pp het denk
beeld van de brandspuiten gekomen, eenx ander zijrv
plaata zou hebben vervuld, mag wei evenzeer vast
worden gerekend. M.
GEDWONGEN OFIUMCULTUUR IN CHINA.
Uit Sjanghai, 3 Jam. Een bekend» zendeling heeft
meegedeeld, dat de militaire autoriteiten van de pro
vincie Foekien de boeren dwingen opium te verbou
wen. Vijftienhonderd christelijke families weigerden
dit, waarop tweehonderd gezinshoofden werden ont
hoofd.
DE REIS VAN DEN BELGISCHEN KONING DOOR
DE SAHARA
Men herinnert zich dat Koning Albert onlangs
noodzakelijke hervormingen. Men bleef met het met een expeditie-Citroen een tocht door de Sahara
oude voortgaan; ook toen in 1857 de verordening zou ondernemen, doch dat hij te elfder ure van dit
op het brandwezen werd vastgesteld en een begin
werd gemaakt met een werkelijk brandweerkorps.
Als overal heeft ook hier de nood, geleid tot ingrij
pen. Men was in Amsterdam in net algemeen wel
overtuigd, dat hel met de brandweer niet in ord,
was; dat daaraan groote gebreken kleefden, die
zich op een aUergevaarlyksfc oogenblik konden
plan afzag. Aanvankelijk werd gemeld, dat overstroo-
mingen de wegen onbegaanbaar hadden gemaakt,
weer later dat er onder de stammen een gisting zou
heerschen die de reis niet zonder gevaar zou doen
zijn.
Deze laatste lezing is door Herriot in de Fransche
Kamer bevestigd. De Fransche regeering had van
openbaren. Eerst echter, toen zich bij oen brand den bevelhebber van het district van Ain-Sefra in-
in den z.n. Kippenhoek deze gebreken openbaarden lichtingen ontvangen dat zich incidenten hadden
door een samenloop van omstandigheden, heeft men voorgedaan, langs den weg, dien de vorst moest vol-
1 rw mi.—nn i .lil .nn mL 1>J m H I 1 - 1. a Aft A A 1 O —IJ VO O
direct ingrijpen niet alleen gewensoht, maar drin
gend noodzakelijk geoordeeld. Toen eerst zyn de
plannen van een beroepsbrandweer ontworpen, die
al' spoedig daarna Amsterdam m net bezit van zijn
uitnemend korps hebben gesteld.
De geschiedenis van Amsterdam's beroepsbrand
weer is nog kort; Zy dagteekent van 1870, toen de
bedoeld ernstige brand plaats had. De klachten
over het gebleken wanbeleid waren zóó talrijk, dat
men er de ooren en de oogen niet voor sluiten kon
zyi werden geuit met zóó grooten aandrang zoowel'
uit de kringen der burgerij alé uit die der belang
hebbende verzekeraars, dat de Raad, al' wilde hui
ook anders, er wel naar luisteren moeast. Dat heeft
geleid tot oen ernstig onderzoek, waarbij wel het
gebeurde by den laatsten brand zooveel mogelijk
vorschoonend werd voorgesteld, maar waarbij te
gelijkertijd werd aangedrongen op een reeks ver
beteringen, die grooter bEusahvaardigheid, betere
middelen van mededoeling en waarsohuwing, betere
blusoh- en redmiddelen en vooral meer discipline
by een betere oefening van het personeel' ten
grondslag zouden helmen. Om sleohts een enkel
voorbeeld te noemen, moesten Burgemeester en
Wethouders bij hunne plannen tot reorganisatie
toegeven, dat, al werd ook de grootst mogelijke
spoed betracht, todh minstens anderhalf uur diende
gens o.a. aanvallen op een koerier, op een karavaan
en een Zuid-Marokkaanschen stam incidenten,
waarbij vier personen werden gedood en verschil
lende gewond. Dientengevolge achtte de Fransche
regeering het onvoorzichting Koning Albert de voor
genomen reis te roen ondernemen.
FLINKE OUDJES.
Uit Bern wordt gemeld, dat twee zeventigjarige
mannen in Falliatie, 46 K.M. van Genève gelegen,
ter uitvoering van een weddenschap zich te voet
naar Genëve hebben begeven, daar een voorstelling
fn „Scala" hebben bijgewoond, zonder daarby te gaan
zitten en vervolgens naar Galliate teruggemarcheerd
zijn. Zy legden dus 92 kilometer af.
EEN KRANIGE OUDE.
De 81-jarige Engelschman Wood uit Bath is. na
per vliegtuig het Kanaal te zyn overgestoken, met
bestemming naar Parijs, vandaar gedeelteiyk per
trein en gedeelteiyk te voet over Yperen naar Brus-
se' gereisd. Gisteren is hy per vliegtuig van Brus
sel naar Londen vertrokken.
TRAM NAAR BENEDEN GESTORT.
Uit Jersey City wordt gemeld:
Een ernstig ongeval had hier heden tydens de Z-g.
te verloopen kisschen het oogenblik, waarop de spitsuren plaat®, toen een drukbezette electrische
order tot uitrukken kwam en dat, waarop de spuit tramwagen bij het passeeren van een steiger, welke
op het terrein van den brand was aangekomen, zich. dwars over de spoorlijnen van den West Shore-
22oh om inlichtingen wendende tot autoriteiten Railway bevond, uit de rails vloog en op straat viel.