VAN DIT EN VAN DAT PANTOMIME ROMMELKRUID* Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 14 Maart 1925. No. 7604.- LENTE-ZONDAG. (1 Maart-herinnering.) Er was al lente in de lucht, t Was even voorjaar buiten En 't zonnetje, op volle kracht, Scheen koest'rend door de ruiten! Er dwarreld' al een vlindertje In 't blanke bruidsjaponnetje Als een verliefde voorjaarbruid, In 't goede, gouden zonnetjel Er was al lente in de lucht, De vroege vogels zongen, En kostb're, zuiv're voorjaarslucht Drong» tint'lend in je longen! We voelden ons weer blij en jong, Ha, d a t was nog eens leven, Zoo'n dagje geeft een rijk genot Om schatten voor te gevenl Er was al lente in de lucht, De grauwe wolken scheurden, Terwijl de crocusjes in H gras Hun kleine kopjes beurden! Er scheen een wond're zegen op De wereld neeT te dalen En blinkend in het blauw heelal Stond stil de zon te pralen. Alleen we zijn wat nuchter soms, In poezie verscholen, Zoo'n dag spaart iedem zooveel uit Aan anthraciet en kolen 1 De werkvrouw raakt in voorjaarsdraf, Vol nijvere geruchten, De kleeren komen uit de kast, 't, fs morgen bedden luchten!! De schoonmaak gluurt eens om den hoek. Brutaal en overmoedig, De huisvrouw knikt haar vriend! ijk toe, Bereid, verliefd en goedig! Die zal, dat brengt de tijd zoo mee, Haar jaarlijksch pretje hebben, Een opgewekte zolderjacht Op voorjaarsspinnewebben! Maar in de mannen ziel ontwaakt, Na deze lente-invasie, Iets moois, uit 't diepst van z'n gemoed, De voorjaarskreet:Spinazie!!" VROUWEN ZIJN RAADSELS. Wel aardig zoo'n herinnering Eens even vast te leggen, Hoewel de wind is nu weer Noord, Meer hoef ik niet te zeggen !1 Maart 1925. Allo rechten voorbehouden. KROES. Planten in Kamer en Tuin. 76. (Vrasren en mededeelingen, de7e rubriek betreffen- de, in te zenden aan den heer K. van Keulen, Aals meer, Oost.) CYCLAMEN (Vervolg). Nadat de bloei beëindigd is begint de Cyclamen te rusten. Hoewel de kweeker meestal de uitgebloeide planter, als ze wat oud worden, wegwerpt, en de oude knollen niets meer waard acht, verder te kwee ken, kunnen de liefhebbers ze verscheidene jaren bet waren en tot bloei brengen. Om dit te bereiken, moet men ze op de volgende wijze behandelen. De uitgebloeide Cyclamen wordt langzamerhand minder begoten, waardoor zij gaandeweg afsterven. In Juni zijn de knollen ontbladerd en men doet het best ze dan op een beschaduwde plaats in den tuin te zetten. Hier laat men ze rustig staan; doch, wijl de wortels niet geheel afsterven, moet men ze af en j toe een weinig begieten, teneinde te voorkomen, dat de aarde geheel uitdroogt. Tegen het begin van den regentijd, in September, beginnen de knollen weer teekenent van leven te geven. Zij worden danvoor den dag gehaald en in een mengsel van gelijke dee- len broei- en bladaarde goed; met zand gemengd!, op geplant, voor een venster met morgenzon gezet en regelmatig begoten. BEGONIA'S. Hier nog een vervolg over stengelbegonia's. Hoewel de bloemen deze soorten door tuinbestui- ving in afmeting en kleur zijn verbeterd, zijn tij toch nog altijd niet groot. Als vergoeding daarvoor mag zeker wel de grootere bloemrijkheid gelden. Het is toch geen zeldzaamheid dat er 40 bloemen aan één stengel voorkomen. Enkele der stengel-begonia's worden tamelijk hoog, snijdt men ze echter dikwijls in, dan vormen zij' fraaie half kogelvormige plan ten, die reeds door de dikwijls fraai gekleurde of geteekendie bladeren een zeer schoon gezicht opleve ren. De stengel-begonia's zijn echte kamerplanten. Een zonnig gelegen woonvertrek met een winter- temp. van 60—65 gr. F. is uitstekend geschikt voor de cultuur dezer planten, mits men ze een lichte plaats op de vensterbank of anders in de nabijheid van een raam kan geven. De stengel-Begonia's worden gewoonlijk in het voorjaar een weinig ingesneden en daarna verplant, terwijl zij midden in den zomer nog eenmaal ver plant moeten worden. Het beste grondmengsel is ze ker, gelijke deelen broei- en bladaarde, waarbij 1/10 scherp 'zand wordt gevoegd'. Gedurende den groeitijd moet overvloedig gegoten worden. ONZE KAMERPLANTEN IN MAART De maand Maart is voor hem, die planten in do aamer kweekt, een echte lentemaand, welke voort durend werk geeft. Het verplanten, waarmede in de vorige maand is begonnen, wordt geregeld voortge zet en zoo moelijk beëindigd, zoodat nog in deze maand alle planten, die er behoefte aan hadden, versche- aarde krijgen. De zon, die nu meer en meeri kracht begint te krijgen, maakt een geregeld en op- lettend1 .gieten noodzakelijk. Ook moeten, bij. helder weer, de in warme vertrekken staande planten een paar keer per dag bespoten worden. De potplanten die haar blad laten vallen en die men in den herfst in den kelder heeft gezet, z. a. Hortensias', Fuch sia's, Rozen enz., worden in de eerste dagen van deze maand voor den dag gehaald, verplant, ingesneden, en voor een zonnig venster aan den groei gebracht Wil men. mooie bloemschermen verkrijgen, dan moe ten Hortensia's niet ingesneden-worden. Deze plan ten moeten meermalen bespoten worden, ten einde i te voorkomen, dat er zich ongedierte op nesitelt. De 1 jonge scheuten, die 'nu verschijnen, kunnen ook zeer goed als stek gebruikt worden. Deze maand is ook zeer geschikt om zaden te zaaien en stekken te ste ken. De planten die warm en licht staan, niet ^er- plant zijn en sterk groeien, kan men nu al een wei- Dig gieren. K. VAN KEULEN, Tuinbouwvakonderwijzer. HOE DOSTOJEWSKI WERKTE. Er is wellicht geen tweedö schrijver met een we reld-reputatie aan te wijzen wiens brieven zulk een groote beteekenis hebben voor de bestudeering hun ner werken als Dostojewsky. Dostojewsky toch was zeer impulsief en openhartig en in zijn brieven aan zijn vrienden schreef hij over zijn voornemens, stem mingen, inzichten, enz. In de vele brieven van Dosto jewsky, die het Centro-archief en het Historische Museum te Moskou nu bezitten en die nu gepubliceerd' worden, bevinden zich veel gegevens, die een volko men nieuw licht werpen zoowel op den persoon des schrijvers zelf als op de geschiedenis van het ont staan van zijn beste werken. Van bijzonder veel be lang zijn zijn brieven aan A. Majkow (uit Genève, 1898). Het was de tijd, toen Dostojewsky een van zijn beste werken, „Idioot", schreef. In zijn brieven aan zijn vriend geeft de schrijver een beeld van zijn intiem leven, van zijn werkwijze, van die omstandig heden, waaronder hij aan den roman werkte. Wij brengen eenige passages uit drie brieven. „Wat er met mij gebeurd is? Ik werkte en leed. Weet gij, wat het wil zeggen, een boek bedenken? Neen, God dank, u weet het niet! U hebt, geloof ik, nooit op bestelling moeten schrijven en u weet dus niet, wat een helsch lijden dat ia Ik heb bij den „Roesskiej Wjestniek" veel geld als voorschot geno. men 4500 roebel). Ik dacht toen dat de inspiratie mij niet in den steek zou laten en dat ik tegen het einde van het jaar zooveel klaar zou hebben, dat ik ieder een zou kunnen bevredigen. Dit is des te begrijpelij ker. omdat ik altijd met veel plannen van nieuwe werken rondloop, dat voor mijn geest steeds de kie men van ontelbare poëtische gedachten zweven. He laas, zij zweven slechts en het is toch noodig ze vast te leggen en de volkomen incarnatie van een ge dachte komt altijd onverwachts en gij kunt nooit vooruit zeggen wanneer dat zal gebeuren. Slechts dan, als in uw gemoed' het beeld volkomen rijp is en leeft, kunt ge een begin met de uitvoering maken. Dan kan men zelfs zeggen in hoeveel tijd het werk klaar zal zijn. „Den geheelen zomer liep ik met verschillende plan nen rond, maar mijn ervaring deed mij voelen, dat sommige van hen- iets onwaars bevatten, andere te moeilijk waren, terwijl een gedeelte onbelangrijk <vas. Tenslotte heb ik een van de onderwerpen ge- Rozen en heb een groot gedeelte van het boek reeds klaar gehad; maar 4 December heb ik alles in de prullemand gegooid. De roman was middelmatig en dat heeft mij doen besluiten het werk ener te leg gen: ik wil alleen iets goeds schrijven .Daarna begon ik een anderen roman te beden ken. Ik wilde den ouden voor geen geld ter wereld voortzetten. Ik kon het niet. Van 4 tot 18 December dacht ik voortdurend aan een plan voor een nieu- w enroman. Gemiddeld bedacht ik per dag zes plan nen. Mijn hoofd werd als een molen. Ik begrijp niet, dat ik niet gek ben geworden. 18 December zette ik me aan het werk. 5 Januari zond ik aan de redactie vijf hoofdstukken van deel één en later nog twee hoofdstukken. „Eerlijk gezegd, weet ik zelf niet, wat ik heb ge zonden, maar voor zoover *ik kan oordeelen is de ro man lang niet schitterend en het effect zal ook niet bijzonder groot zijn. Ik word reeds lang vervolgd door de idee van dezen romap, maar ik vreesde de idee uit te werken, omdat zo te moeilijk is en ik niet voldoende voorbereid' ben. De gedachte is: een vol komen schoonen mensch te schilderen. Ik geloof dat er niets moeilijkers dan dit bestaat, vooral in onzen tijd. Slechts de wanhopige positie, waarin ik nu ver keer, kon mij er toe dwingen dit onuitvoerbare plan te verwezenlijken. ,In -het algemeen i® het plan van den roman: reed» klaar. Het geheel? De held? Het geheel is mijn held. Zoo komt het uit. Ik moet het beeld zoo uitwerken. Zal het echter lukken? En stelt u voor: bi] bet schrijven bleek het dat er ook een heldin is, zoodat er twee hoofdpersonen zijn in plaats van één! Be halve deze twee helden zijn er nog twee figuren, die het karakter van hoofdpersonen hebben gekregen, er zijn dus nog twee bijna-helden. Van de vier hel den teekenen zich twee in mijn bewustzijn volkomen duidelijk af, een is nog vaag en de vierde, de éérste persoon van het boek, ia zeer zwak. Misschien is het beeld in mijn gemoed voldragen, maar de uit werking is zeer moeilijk Er zijn anderhalve maand voorbijgegaan sinds Dostojewsky dezen brief schreef. Het begin van den roman „De Idioot" is in het tijdschrift verschenen. De schrijver was opgewonden, wachtte op recensies, Deze stemming vindt haar weerspiegeling is den volgenden brief aan Majkow. hebt mé beloofd, onmiddellijk na het lezen van het eerste gedeelte van mijn nieuwenroman uwe meening mede te deelen. Nu ga ik lederen dag, naar het postkantoor, maar er komt geen brief van u En u hebt het tijdschrift toch zeker reeds gelezen. De conclusie is heel eenvoudig: de roman is natuurlijk zeer zwak uitgevallen en daar u niet durft mij de waarheid te zeggen, zwijgt u. Ik heb echter Juist aar deze waarheid zoo'n behoefte! Ik verlang naar uwe meening, hoe die ook moge zijn." Eenige dagen later ontving Dostojewsky den brief van Majkow en het bleek dat de roman een succes was geworden. Zie hier hoe de groote schrijver rea geerde op den brief van Majkow: „....Mijn beste! U bent mijn oprechte vriend. Uw brief heeft me doen herleven. Ik heb nog nooit een moeilijkbr tijd doorgemaakt als nu. Den 22e»sn Fe bruari heeft mijn vrouw mij e«n dochter geschonken. De barenweeën hebben 30 uren geduurd en mijn vrouw is nu nog ziek. U begrijpt dus, hoe mijn ze nuwen moesten lijden. Sonja, mijn dochtertje, is 'en gezond, groot, mooi, lief, prachtig kind; ik kus baar voortdurend en kan haar niet lang in haar wiegje laten liggen. Het is heerlijk, maar met mijn financiën is het zeer slecht gesteld; ik heb slechts 80 francs op zak en alles, zoowel mijn ktderqn als die van mijn vrouw, is reeds naar <ie bank vun ko ning gebracht. Ik moet geld hebben, nu, onmiddel lijk, want ik heb schulden. Ik word gekweld door de gedachte, dan Anja ernstig ziek zou kunnen wor den; deze gedachte laat me niet slapen: zij achter volgt mij. Het is vandaag de tiende dag na de be valling en ik heb geen geld om den dokter te roepen of medicijnen te halen. Deel drie van den icman is nog niet begonnen en ik heb mijn eerewoord gegeven, dat het derde deel uiterlijk'13 April bij de rrdactie zal zijn. Gisternacht heb ik besloten het plan geheel te veranderen en ik heb dus minstens nog een dag of drie noodig om de nieuwe rangschikking vap het materiaal te regelen. Mijn zenuwen verkeeren in een deplorabelen toestand, mijn toevallen nemen in he vigheid toe." Onder dergelijke omstandigheden moest Dosto jewsky arbeiden. Hbld. UITHANGBORDEN. In de 17de eeuw maakten de neringdoenden veel werk van uithangborden, die min of meer dienst de den als reclame om het publiek te trekken. Sommi ge van die uithangborden gaven wel kritiek op be staande toestanden en brachten hierdoor de eige naar wel eens in: ongelegenheid. Als zoc'n bord aan stoot gaf, gelastte de overheid bet weg te nemen. Zoo had een herbergier te Nijmegen op zijn uithang bord' een heeleboel groote pijpestelen laten schilde ren en eenige kleine; daaronder stond te lezen: Groo te stelen en kleine stelen, maar groote stelen 't meest. De herbergier moest dit bord wegnemen op last van hoogerhand, daar men best begreep, wat hij met zijn opschrift bedoelde. Toen hing hij; een anw der op, waarop een snoek geschilderd stond, die een klein vischje opslokte, met het onderschrift: Groote visschen eten de kleine. Maar ook dit bord mocht niet blijven hangen. Daar op verfde hij het heele.bord blauw en schreef er onder: Als ik de waarheid niet mag schrijven, Dan zal ik alles maar blauw-blauw laten blijven. In Franeker vond' iets dergelijks plaats. Daar meende iemand, door den rechter onrechtvaardig behandeld te zijn. 'Hij liet een bord schilderen, waar op de Engelsche dictator Cromwell prijkte, met naast zich den duivel, die hem twee horens op zijn hoofd zette. Het onderschrift luidde: Die geloofd de Krom Wol is, Gelooft dat er geen Duivel in de Hel is. Maar ook dit bord moest, evenals het Nijmeeg- sche, verdwijnen, op bevel van de overheid. M. DE GORILLA. Onder de menschapen is de Gorilla de grootste. Hij leeft in de wouden van tropisch West-Afrika, vooral lang9 de ku9t. Misschien is deze aap reeds bekend geweest in de Oudheid, maar pas in 1847 is er weer de aandacht op gevallen, toen de missio naris Savage he maantrof in Kameroen. Het volwassen mannetje bereikt de grootte van een man, maar is veel breeder aan de schouders, soms bijna 1 M. De wijfjes zijn kleiner. De Gorilla is zeer gespierd en heeft een uiterst woest voorkomen. Toch is hij niet bijzonder kwaad aardig, valt een mensch 'niet gemakkelijk'aan, maar ontwijkt hem liever. Alleen als hij gewond is, staat bij voor niets. Dan is hij met zijn geweldige kracht en zijn sterk gebit zeer gevaarlijk. De Gorillas' zijn echte boombewoners; zij voeden zich met vruchten en vogeleieren, maar ook in de suikerrietvelden kunnen zU groote schade aanrich ten. Zij leven in kleine troepen van een paar fami lies bijeen. Gewoonlijk blijven ze niet lang op dezejf- de plaats, hoogstens een week; dan trekken ze weer verder. Een paar meter boven den grond bouwen zij hun nesten, waar ze den nacht doorbrengen. Deze slaapnesten liggen familiesgewijze bij elkaar en zijn 10 tot 15 M. verwijderd van de naburige fa milie. Tot dezelfde familie behooren steeds maar twee volwassen apen, wat uit de grootte der nesten alt op te maken. ZeeT waarschijnlijk leven de Go rilla's dus in monogamie. Oude mannetjes leven ge heel afzonderlijk. Hun nesten zijn lang niet zoo zorg vuldig gebouwd dan die van een samenlevend paar. Wanneer de wijfjes-Girolla jongen heeft wordt er bijzondere zorg aan het nest besteed. Dan heeft het een zacht-veerende onderlaag, want het jong moet met zeer veel zorg opgefokt worden. Een paa-gebo- ren Girolla weegt niet meer dan 4 pond, is dus lich ter en nietiger dan een men&chenkind, terwijl toch het volwassen dier aanmerkelijk zwaarder is dan de volwassen mensch. Zoo'n Gorilla-jong is bijna ge heel naakt, slechts de schedel draagt een kuif van rechtopstaande bruine haren, waardoor het veel'ge- djkenis toont met een menschenkind.x Het is zeer moeilijk jonge Gorilla's in het leven te houden, meestal sterven zij spoedig. Toch is het wel een enkele maal gelukt een jong, waarvan de ouders gedood' waren, groot te krijgen. Een neger- min trad daarbij in de plaats van de echte moeder, en had de grootste omzichtigheid in acht te nemen, om het teere beestje in leven .te houden. Gorilla's van een jaar of vijf kunnen zich zelf red den, op dien leeftijd betrekken zij ook hun eigen slaapnesten. De meeste apen bouwen hun nesten hooger dan de Gorilla. De meeste, ook de grootere menschapen, klimmen met gemak door de toppen der boomen en I kunnen heele afstanden afleggen, zonder ooit op den i grond te komen. De Gorilla, hoewel een goed klim-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1925 | | pagina 15