VOOR DE KINDEREN. Bram's Uitvinding. Even Lachen. Ware woorden. Het Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat DAT WAS EEN TROOST. touw: ..Als ik er niet meer ben, rul je nooit meer 5'n vrouw krijgen als ik!" jan: „Nou, dat is ten minste een troost." GOED GEZEGD. ftid vrouwtje (tegen een man' met o-.beenen die het in een Iersche gelagkamer heclemaal voor zich -11, idt); „Goeie genade, meneer Morearty, ga toch weg i dat vuur! Je boenen trekken heelemaal krom'. NIET MINDER GOED GEZEGD. ouvernante: „Ik ken een jongetje, dat niet ouder in jij en dat toch goed kan schrijven en optellen nu Fransch leert." on^etje: „Wat een goei gouvernate moet die ibenl" TE LAAT THUISGEKOMEN. nachtveiligheidsdienst: „Ja, mijnheer, op zoo'n nier zult u wel nooit binnen korhen, u steekt uw aar in 't slot inplaats van uw sleutel." [eer die laat uit is geweest: „Drommels dan heb roo juist m'n sleutel weggeworpen in plaats van eindje sigaar". HIJ TWIJFELDE. „Dat is toch gek met de menschelijke natuur, hoe j meer men heeft, hoe meer men nog wil hebben." I „Nou dat weet ik nog niet. Heb je al eens een tweeling gehad?" I DAT WAS DUIDELIJK. Een huisvader, die over zijn werk gebogen zit, wordt hierin geregeld gestoord door het schreien van zijn eenige telg, totdat hij wanhopig tot zijn ega zegt: „Ik moet werken om zijn mond open te hou den en als hij zijn mond open heeft, kan ik-niet wer ken". Kleine Bijzonderheden. Van de Brutotons inhoud der wereld handels vloot komt ongeveer 30 percent voor rekening van Groot-Britannië en Ierland en -4,1 percent voor Ne- derlandsche rekening. Op de ongeveer 7 millioen inwoners van ons land zij ,17000 krankzinnigen. Fazanten worden zeer onrustig als er een aard beving op komst is. Twintig jaar geleden waren er nog 2000 echoen. poetsers in de Londensche straten, nu maaz 400 meer. In 1923 werden op de Aalsmeersche veiling ver kocht: 6.000.000 afgesneden rozen. 5.000,000 takken seringen, 1140.000 groote chrysanten en 1370000 klei ne chrysanten. Zwitserland telt op een totale bevolking van nog geen 4 millioen zielen meer dan 400.000 vreemdelin gen. De lengte van de draden van het Londensche te lefoonnet is gelijk aan 58 keer de omtrek van de aarde. Het menschel ijk lichaam bevat ongeveer 3 gram staal, waarvan 85 pet. in het bloed. De Cakewalk, een beruchte dans, was voor 40 jaar reeds algemeen in zwang onder de negers in het Zuiden der Vereenigde Staten van Amerika. Een jongen is tweemaal zooveel waard als een meisje, want bij de geboorte van een prins worden volgens het reglement op den garnizoensdienst 101 saluutschoten afgevuurd, bij de geboorte van een prinses slechts 51. Lissabon ls ds rumoerigst* stad van d* wereld, dag en nacht ls het er een geraas en getier van al lerlei voertuigen, venters, krantenjongens, lotenver- koopers, enz. De hooge zijden hoed werd voor eerst in Enge land gedragen, omstreeks 1840. M. Een diamant moet door een diamant geslepen wor den. Als gij uw kind opvoedt, sta dit u voor oogen. Velen geven liever bazulnende een gulden, dan in stilte een cent. Menigeen berokkent zich de ongenade van 't gewe ten, om de ongenade van een mensch te ontgaan. Er zijn omstandigheden, waaronder het verstan diger en zeker beter is.aan boord zijn lot af te wach ten, dan in de reddingsboot te springen. I Hoe gemakkelijk is het te haten!...hoe moelijk lief te hebben, zooals de liefde het eischt! i Al m'n huiswork is af en ik ga lekker buiten wat lezen uit m'n nit-uwe sprook jesboek. Hoor eens wat dat vogeltje zingt: „Kijk maar goed uit. Hans. Kijk maar goed uit!" Nu, dat doe ik altijd, en hier heb ik zoo waar al een vreemde ontmoeting. Op 'n bloemkelkje aan den weg zit een fijn, klein kereltje, met een langen baard en een prachtigen muts op. „Ik ben koning Kabouter", zegt hij „en ik wil je iets van 't sprookjesland laten zien. Maar haal eerst Mimi Poezekat dan even, dat is gezelliger voor je". Ik zag meteen, dat hij een fijn gouden stafjo in zijn hand hield. RAADSELWEDSTRIJD. ilke week gedurende dé maand Maart geef ik een ar prijsraadsels op. hider de goede oplossers worden 10 boekjes „De laarsde Kat" in tooneelvorm verloot Iet le raadsel hebben we verleden week gehad, lier is nummer 2: Vul in: X 1. een vrucht. X 2. weer een vrucht. X 3. graan. X 4. een plaats in Drente, X 5. niet zwak. X 6. zit 'om 't brood, X 7. ligt op de vloer. X 8, een meisjesnaam. X 9. een kruipend dier. De rij kruisjes moet vormen de naam van een 'en arktplaats in Noord-Holland, ais 1 gt. uit oi Lilt net net ze- lat Oplossingen zenden deze week of eind Maart naar Roggeveen, Spui 97, den Haag. Wie eind Maart zendt, stuurt alle oplossingen bij kaar in één envelop. Oplossingen en correspondentie aan t' eind van de fcand. EEN NIEUW VERHAAL. De geschiedenis van prinsesje Jasmijn van den ovenaar Halapassaroen is afgeloopen. Nu zouden e volgens de afspraak weer met de avonturen van on Quichote van de Mancha moeten beginnen, aar ik vind t' beter, om eens iets heel anders te iginnen. We krijgen dus nu de onwaarschijnlijke konturen van Bram Vingerling, die een vreeselijk dienbaren de uitvinding döed. Mtet hij uitvond, zeg jullie nog niet. Dat zullen jullie wel zien! Ik hoop, it 't verhaal bevalen zal! Een onwaarschijnlijke geschiedenis door L. R. I. BRAM. En Willem Beukelszoon", zei Bram, tegen Brinio, Willem Beukelszoon vond het haringkaken uit, en Lourens Jan9zoon Co9ter de boekdrukkunst." „Waf, wafr blafte Brinio. „Nou ja," zei Bram, „maak je maar niet zoo kwaad, mannetje. Ik zeg Lourens Coster en jij zegt Guten- berg. Goed, jij krijgt je zin: Gutenberg vond de boek drukkunst uit...." Brinio bromde tevreden en staarde weer, net als hij eerst gedaan had, droomerig naar een dikke bromvlieg, die door de kamer vloog. Brinio was een Duitsche herder, moet Je weten. „Ik ga verder", zei Bram weer. „Barthold Schwarz vond het buskruit uit. Oók een Duitscher, hè?" 't Was net of Brinio grijnslachte. „Eigenlijk was t' zijn bedoeling, om goud te ma ken," zoo vervolgde Bram zijn alleenspraak. „HIJ nam een beetje zwavel, en een beetje houtskool en nog meer rommeltjes, en dat deed hij allemaal in oen pannetje, en dat hield hij boven een vlammetje. En toen dacht hij, dat 't goud zou worden. Maar 't werd buskruit. Al was 't nou niet precies wat hij bedoelde, tóch had hij een uitvinding gedaan." Brinio keek met zijn verstandige snoet Bram vra gend aan. „En Edison vond de gramofoon uit en nog veel meer andere dingen, en dan heb je nog Simon Ste- vin en Marconi en Leeuwenhoek en.... noem maar op, er zijn er nog veel meer. Je kunt met al die uit vinders wel een paar steden vullen." Brinio bromde weer. „Goed, misschien overdrijf ik een' beetje", antwoord de Bram, „maar een paar dorpen zeker. Kijk eens, alle dingen, die wij op de wereld hebben, kopjes en schoteltjes, stoelen, planos', bioscopen, telefoontoe stellen en nog véél meer, zijn toch ook eenmaal uit gevonden, nietwaar?" Brinio keek Bram aan, alsof hij „Ja" wou zeggen. „En al die uitvinders moeten toch ook jongens zijn geweest, net als ik',' zei Bram. „Edison is als krantenjongen begonnen. Ik ben geen krantenjong gen „Wat ls nou eigenlijk Je bedoeling?" vroeg Brinio met zijn oogen. Bram stond op. gooide rijn geschiedenisboek dicht, stak zijn handen in zijn zakken en zei: „IWaarom zou ik ook niet eens wat uitvinden?" Brinio keek Bram een beetje ongeloovig aan. Maar Bram zei: „Ja, waarom niet? Ik heb toch goeie hersens, ik kan mijn gedachten concentreeren, zooals vader zegt, ik kan, ik kan..,, ik kan een heeleboel!" „Waf!" zei Brinio, eh daarmee bedoelde hljr. „Ge lijk heb je, maar doe 't maar eens! Praten helpt niet veel. Dóén, mannetje, dóènü" ,;Wacht maar een poosje af," zei Bram, „dan zal je eens wat zien. Mijn verbleekend mengsel is ^1 j oen begin. Maar ik ga verder, ik zal wat uitvinden, I i ik weet nog niet wat, maar ik zal persé wat uitvin- - den. En nou eerst mijn geschiedenis en mijn Duit sche thema's en mijn algebra.... Bram ging weer zitten en na een poosje was hij verdiept in zijn jaartallen. Brinio staarde weer naar de vlieg, die sufferrig rondvloog en af en toe ergens in een hoekje zichzelf ging zitten oppoetsen. Bram vond dat zijn hond op een Batavier leek, en daarom had hij hem Brinio genoemd. Eerst had hij nog ge dacht aan Claudius Civilis, maar bit nader Inzien j vond hij Brinio beter. Cladlus Civilia was te lang, Brinio was kort en krachtig. Wie Bram was? Eigenlijk heette hij Abraham Jacobus Vingerling. Bram's vader heette Jacobus Abraham Vingerling on zijn grootvader weer Abraham Jacobus. Zoo waren vele geslachten lang, de voornamen om en om steeds dezelfde geweest. Bram's vader was notaris, evenals zijn grootvader geweest was. Bram moest ook notaris worden en nu was hij leerling, le klasse M.U.L.O. „Bram Vinger, Mulo 1". Zoo werd hij door zijn vrienden genoemd. Bram was een gezellige, flinke vent, Hij was de woordvoerder van zijn klas. Hij zorgde voor verzoe ken om ijsvacantie, en om zwemvacantie. bij warm zomerweer. HIJ feliciteerde zijn onderwijzers, als ze Jarig waren „uit naam van de geheels klasse". Hij bedacht leuke plannetjes, hij was captain van 't klasse-elftal; hij was voorzitter van de fietsclub „Moeskops", en nog een heeleboel meer. Hij had een zwarte krullebol en blauwe oogen. Ds krullebol had hij van zijn moeder sn ds bauw# oogen van zijn vader. Het huis van de familie Vingerling stond heels- maal aan 't eind van, de stad, zoodat Bram steeds op zijn flets naar school ging. Op de tweede verdieping was zijn studeerkamer. Op de vliering had hij, met planken en lappen een hoekje afgeschut, waar hij dikwijls zat te knutselen. Allerlei vreemdsoortige din gen had hij daar in elkaar gepeuterd': een schijf met touwtje» er aan, die in een bak met water ronddraai de: z*n perpetuum mobile, dat helaas nooit langer dan een minuut in beweging wou blijven; een pop penkast, met beweegbare poppetjes, die door middel van 't uurwerk van, een afgedankte wekker keurig in 't rond konden wandelen; een vliegmachinetje, dat eigenlijk uit zichzelf moest vliegen, maar dat al leen aan een touwtje gebonden, 't luchtruim wou doorklieven; een spel kaarten, dat voor Je oogen plotseling in 83 schoppenboeren kon veranderen, en nog veel meer van dat soort dingen. In een rekje stonden fleschjes met allerlei geheim zinnige vloeistoffen, die hij gebruikte om te fotogram feeren. Ook had hij een doosje met zwavel, en ka lium en natrium, dat hij in petroleum bewaarde. Al die dingen kreeg hij van zijn oom, die apotheker was. Dikwijls zat Bram urenlang in zijn „laboratorium" zooals hij zijn vlieringhoekje wel eens noemde, te werken. Dan gooide hij allerlei verschillende dingen door elkaar, om te zien, wat er van terecht zou ko men. Of hij deed de proeven na, die hij op school ge leerd had. Eéns was de boel in brand gevlogen. Niet erg, hoorl Uit het fleechje sprong toen een roode vlam. Hoe di$ vlam eigenlijk daar - gekomen was, wist Bram niet. Hij had een massa dingetjes door elkaar gegooid; wat, dat wist hij niet precies meer, maar opeens was de boel gaan branden en dat had een mooi effect gegeven.. Toen was bij Bram plotseling het idee opgekomen, om vuurwerkfabrikant te wor den. Die verdiende veel geld, dacht hij. Voor z*n los se centen had hij in die dagen in een klein winkel tje allerlei vuurwerk gekocht, en 't in zijn hokje uit elkaar gepeuterd, om te zien, wat er in zat. Toch was hij na een dag of wat tot de conclusie gekomen, dat vuurwerkfabrikant toch óók niet alles was. 1 Wordt vervolgd. 40. Hij ging zoolang op mijn sprookjesboek zitten'en ik holde weg om Mimi te halen. Zij zou 't wel leuk vinden. £n ik nou, je begrijpt dat ik het reuzenfijn vindt. Het vogeltje had toch wel gelijk, toen het me waarschuwde om goed uit te kijken. Al heel spoedig kwamen we met z'n tweetjes terug. „Dag Mimi", zegt koning Kabouter, „wil jij wel met Hans en mij op reis gaan?" „Nou wat graag", roept mijn vriendinnetje en geeft den koning blij een handje. 42. Maar wat gaat hij nu beginnen? Hij 43. zwaait zijn gouden stafjo en roept -iets en ik krimp! O ja, ik word klein, net zoo klein al® de koning zelf. Mimi be grijpt er niets van en staat vol angst toe te zien. Dan maakt de koning ook haar klein, want dat is noodig. Ze is nu niet bang meer. En wat staat er dan opeens voor ons? Een prachtig tooverschip, dat door de lucht kan vliegen. Kabouters aan boord roepen ons toe het trapje op te komen, en de koning gaat mee. 44. Terwijl de schemer valt en de maan op komt, stijgt het prachtige schip op in de blauwe lucht. Wat een fijn uitstapje gaat dat worden. En bang zijn we vol strekt niet, Mimi en lk, want ds koning is Immers bij ons!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1925 | | pagina 17