Geestelijk Leven. 1 j IE i» Prachtig Marie Staatsloterif, ee Cll li li Het voorstel-Róflgoveen, om het salaris van den veilingmeester op f 600 te bepalen, wordt verworpen miet 8 tegen 3 stemmen, voor mevr* Root-Breed en de heeron Roggeveen en Bregmam. Hot voorstel van B. en W. wordt aangenomen. Be heer Van Nuland vraagt, of de benoeming door den Raad geschiedt. Voorzitter antwoordt bevesti gend. Uit een door B. en W. overgelegden staat blijkt, dat de kasmiddelen in do komende periode niet toe reikend zullen zijn tot het doeni van de noodige be talingen Zij «tellen daarom voor, om een tweede kasgeldleening te «luiten tot een bedrag van ten hoogste i 17000, tegen eeüi rente van ten hoogste 5# pet., aflosbaar uiterlijk 31 December. 1925. Goedge vonden. De heer Van Erp vraagt, of door B. en W. bij het sluien van' geldleeningen rekening wordt gehouden met de mogelijkheid van conversie van geldleenin gen tegen hooge rente. De heer Trapman herinnert er aan1, dat leenlngen die er voor in aanmerking kwamen, reeds gecon verteerd zijn. Voorzitter beaamt dit en zegt, dat B. en W. reeds haddon gesproken over conversie van andere geld leeningen. Trouwens, de heer Vaan Erp zit nu zelf in het college van B. en W. Bij de rondvraag komt de heer Bregman dan terug op de bevoegdheid die de Raad in 1916 aan B. en W. heeft gegeven om gemiocntepersoneel aan te stellen en te ontslaan. Spr. wijat op de evenredige vertegen woordiging die we na dien tijd hebben gekregen en aan de adresbeweging die op verlangen van den heer Trapman op touw is gezet, wat betreft de «alarieering en de benoeming van den burgemeester. Spr. vindt het nu ook noodïg dat de Raad de benoemingen doet van werklieden. Voorzitter vraagt naar de argumenten van den heer Bregman. Doen, R. en W. het niet goed, niet onpartijdig? De heer Bregman, die weer slecht verstaanbaar is, acht het gewenscht, dat de Raad het recht van be noeming aan zich houdt, juist met het oog op de Oineenigheldi tus9chen de wethouders, omdat één van de wethouders de macht moest hebben. Voorzitter begrijipt niet, waarop dit doelt, in het college van B. en W. is nooit de wil van één per soon doorgedreven, als de 'heer 'Bregman spr. ten minste wil gelooveni. De heer Bregman herinnert aan die benoeming van We ij door den Raad. Voorzitter: Die benoeming is een stommiteit van mij: geweest, want de benoeming van nachtwacht had ik moeten doen. Mevr. Roos-Breed wil- het voorstel-Bregman heel graag ondersteunen, niet uit wantrouwen jegens B. en W., maar omdat de Raad het prettig vindt. Wat 10 jaar geleden door den Raad is goedgekeurd, be hoeft nu niet goedgekeurd te worden. Het voorstel-Bregman wordt verworpen met 7 te gen 4 stemmen, voor de heeren Overtoom, Van Nu land, Bregman en Mevr. Roos-Breed. De heer Trapman zegt, dat hij door het teekenen van een paar mandaten in de laatste dagen voor het Rietbosch, gemerkt heeft dat de baten van een paar oogsten al heel klein waren. Hij was niet meer in staat de nadere resultaten van de Rietboschex- ploitatie na te gaan, maar spr. zou graag willen, dat B. eni W. eens overleggen stukken over de exploitatie van enkele jaren, waaruit blijkt, of de gemeente pro fijt of geen profijt heeft. Spr. zal als raadslid graag eenig inzicht in deze zaak hebben en B. en W. kun nen misschien met eenige voorstellen de exploitatie of oventueelen verkoop van het Rietboech betreffen- de, komen. De heer Van Nuland wijat op den weinigen storm die er in de laatste jaren heeft plaats gehadj en daar door gebruiktej)) de meeste menschen riet uit de slooten en poelen en had het Rietbosch geen groote afname en kreeg wel een partij' afval. Er is dan ook wel verkocht ver beneden kostprijs. Nu ls er nog een voorraad van 73 voer en een nieuwe oogst van 405 voer en verwacht wordt, dat er nu een gunsti ger exploitatie zal worden verkregen. De heer Van Erp vreest voor een ongunstige ex ploitatie als zij van storm, afhangt. De heer Trapman wil de resultaten weten over verschillende jaren. Deze kwestie is nog al eens in den Raad ter sprake geweest en tot verkoop beslo ten, wat toen niet is doorgegaan. De heer Gorter vraagt* zich af, of het niet een fout is geweest, dat de afname vroeger in hoofdzaak van groote afnemers moest komen, of men daardoor niet teveel afhankelijk werd. De heer Van Nuland deelt nog mede, dat gead verteerd is in verschillende bladen, maar zonder re sultaat. De heer Trapman zegt dan, dat aan de U.L.O.- school 4 onderwijskrachten zijn, waarvan 1 leer kracht als zijnde boventallig, door de gemeente wordt betaald. De cursus is een 3-jarige en opper vlakkig bekeken zou men meenen dat 3 onderwijs krachten aan die school voldoende waren. Maar het schijnt dat het onderwijs aan de openbare lagere school niet geheel aansluit aan het onderwijs aan de U.L.O.-school en dat de vierde leerkracht als 't ware noodig is om de kindoren, die op de U.L.O.-school komen, pasklaar te maken voor het onderwijs daar. Spr. zou gaarne willen, dat B. en W. met de bei* de hoofden van scholen en den1 inspecteur vergader den en eens nagingen in hoeverre hier verandering gewenscht was en mogelijk was. Spr. acht het noo dig, dat de Raad weet of die 4e leerkracht overbodig is, of op een andere, wellicht betere wijze kan wor den productief gemaakt. Men heeft spr, meegedeeld, en hij zegt het hier met schroom, omdat hü het niet heeft kunnen onderzoeken, dat de heer Kleiterp geen voldoende emplooi heeft en zijn lesuren niet alle bezet zijn. In een rapport zouden de hoofden der scholen en do Inspecteur hun meening ln desa kun nen neerleggen. Voorzitter zegt onderzoek too. Hierna sluiting. dat 4] het had weggenomen. Moeder had hem be vend verzekerd, dat zjji nooit iets anders om haar hals droeg dan een kanten kraagje en dat daar geen boordenknoopjes voor noodig waren. Hij! antwoordde, dat kanten kraagjes groote prulie waren en dat ziji 'lirmon boorden behoorde te dra gon, zooais andere verstandige vrouwe®. En toen moeder aanvoerde, dat haar hals daarvoor te kort was, snauwde hij<,Rek hem dan uit tot hij la genoeg is, je bent (da onhandigste vrouw, die ooit gezien heb." r Ik moet nog lachen als ik me moeder# gezic— voor den geest roep, toen hij! Uit aaide.' Gewoonlijk keert ze hem, met blinde gehoorzaamheid aan het bijbelgobod. haar andere wang to< als hii do eeuo slaat, doch bij deze gelegenheid handelde zdj ge heel' anders. Zo .keerdo hem eenvoudig den rug toé* richtte zioh in haar vollo lengte op en steigerde de kamer uit. Ik zeg steigeren, want dat w&s het; haar' houding was als die van een volbloed raspaard btf een onwaardige behandeling. Peer zag haar .steigeren met onverholen verwon dering; werkelijk hij drukte zijn monocle in z'n oog en staarde naar de gesloten deur, waardoor zijl verdwenen was. Had moeder toch maar wat vaker gesteigerd, hij zou zioh aliicht beter hebben leeren gedragen; aoch moeder is niet van ae stof gemaakt waaruit! een Amalia en een Kitohener vervaardigd zijn Zij is met gebaren om te heersoihen en te strijden* eniaaar heeft Peter misbruik van gemaakt. Nu ik het geschrevene van vanmiddag nog eens overlees, zei ik, dat ik zedde, dat moeder altijd Ibyaal was jegens Peter, dat ztijn egoïsme en slecht humeur als „een bootje laaftig'' oesohreef. Doch de worm kromt zich niet altijd! en bij deze gelegenheid deed zij het niet. Morgen zal ze waarschijnlijk Peter's heele be staan trachten te vergeten en blij* wezen van hem af te zijn. De vorige keer schreef ik over de belangstelling voor vergaderingen, waar wljsgeerige en1 religieus© vraagstukken worden behandeld. Het 1» een verheu gend feit, da-t de mensch gaat zoeken. Maar.daar is iets, warover ik nu reeds eenige dagen loop te peinzen. En ik' kan niet nalaten1 om er over te schrij ven. Want ik ben er wel zoo goed als zeker van dat, wanneer ik zeg, wót me zoo heeft bezig gehou den, de meeste lezers mij onmiddellijk zullen bij. vallen. De kwestie is deze: Ik ben vóór alle» een voor stander van het zélfjzoeken, alleen het zèlf-gevon- dene op geestelijk en godsdienstig gebied heeft we zenlijke waarde ;ik behoef hier niet verder op in to gaan; dit weten mijn lezers al reeds lang van mijl Maar zijn de menschen (en ik bedoel hiermede de gemiddelde menschen) in stóat om te zoeken, om zich eenig vast inzicht, eenige zekere overtuiging te verwerven? Dat ia heusch niet zoo gemiakkelijikt Ik herinner me, dat iemand, die toch werkelijk niet tot de aller- domsten behoort, na het bijwonen van 'n debatverga dering eens tegen me zeid'e:,, „nou ben ik nog verder van honk; toen ik den één hoorde, dacht ik: Je hebt gelijk; en toen ik den ander hoorde redeneeren, dacht ik: jiji kon toch ook \yel gelijk hebben." En als het dan gaat om het speuren naar waar heid temidden van de raadiselen, welke ons omrin gen moet het dan niet voor de meesten een hope loos werk zijn om ztèlf e zoeken? Bedenkt toch eens, dat groote geleerden, diepe denkers jaren lang gewerkt, gepeinsd), gezocht heb ben en hoe loopen hunne meeningen uiteenl Wat hebben zij ontsluierd van de groote. geheimenissen? Ik heb juist den laaasten tijd! nog al iets gelezen op filosofisch gebied en me zelfs ook gewaagd aan meer wetenschappelijk werk, dat niet voor ongeschoolden bestemd is. Etn iki ben weer sterker dan ooit dbordron gen van deze groote waarheid;: „hoe dieper, wij over de dingen nadenken, hoe meer wiji tot de overtuiging komen, dat we eigenlijk zoo bitter weinig weten en begrijpen; .En bij voortduring dienki ik aan het be kende „in raadselen wandelt de mensch op aarde". En dan moet ik dikwijls bij mezelf even lachen over de naieve oppervlakkigheid) van velen, die zich ver* beelden dat alles zoo eenvoudig is, dat alles immers .vanzelf" gaat of die raadselen meenen op te lossen door een woord, een naam als „God". Wie heeft de wereld geschapen? Wel, God natuurlijk! En wie is Godl? Ja, dat weet ik niet! Maar, beste vriend, voelt ge dan niet dat uw antwoord „Godl qatuurlijk" niets zegt, ons geen stap verder brengt, dat God een hy pothese voor u is en anders ndet? En de denkende lezer zal daarbij! opmerken, dat de vraag „wie heeft de wereld! geschapen?" van wij's- geerig standpunt al direct niet te verdedigen is. Im< mers, vóór dat we dieze vraag stellen kunnen, moet een andere vooraf gegaan zijn, nl. deze: is de wereld geschapen? Eln dan mag ook het begrip „scheppen" ons bovendien wel heel duidelijk) zijn. Etni verder rijst deze- moeilijkheid),: aangenomen, dot we langs den weg van denken komen tot de mee. ndng, dat de wereld (bedoeld wordlt hiermede hel heelal) inderdaad geschapen is, té voorschijn geroe- pen uit het niets, wat recht hebben wiji dan om van iemand en niet van iets ala scheppendie macht te spreken. En wat waa er dan vóór de schepping7 Ziet, mijn waarde lezers, ik stel deze vragen niet om te trachten er een antwoord) op te geven, alléén maar om u ervan te overtuigen, dat men van de ééne vraag tot de andere komt en van de óéne moed. lijkheid in de andere. En met grooteren nadruk herhaal ik, wat ik zoo even neerschreef: moet het niet voor de moesten een hopeloos werk zijn om zélf te zoeken? Ein ik ben wel verplicht om eerlijkheidshalve op dlezo vraag een bevestigend antwoord te geven Ja: 't is voor de meesten hopeloos! Ze komen er niet uit; ze dolen rond in een duister labyrinth zon der uitweg te vinden; ze zijn als verdwaalden in een nachtelijk bosch en worden angstig en bang. En het gevolg daarvan is heel vaak, dat zij het zoeken maar opgeven en vervallen tot een geestelijk nihilisme., dat hen innerlijk verarmt, of dat zij zich maar rustig neerleggen bij! wat hun wordt geleerd en voorgepraat. Het een is al even erg als het ander. 'Maar kón 't -anders zijn? Moet het niet zoo wezen? Hoevele menschen hebben geleerd te denken? Tien duizenden beschikken niet over de eenvoudigste ken nis, het weinige, dat ze op de lagere school hebben geleerd is heel spoedig grondig vergeten; het leven met zijn zorgen, met zijtn' vulgaire genoegens neemt hen volkomen in beslag en richt hun geest enkel en alleen op de voorziening in de stoffelijke behoeften en het denkvermogen, dat in meer of mindere mate in de jeugd) altijd zich richt op een pogen om de wereld te begrijpen te verklaren, sterft hoe langer zoo meer af. Wie dit inziet (en 't moet worden ingezien door ieder, die een weinig studie maakt van de men schen) verbaast er zich niet meer over, d&t er weinig geestelijk^zelfstandige menschen zijn, en dat de „kudde" nog zoo benauwend groot ia En deze kudde" moet döarom wel komen óf tot de zooeven genoemde geestelijke armoede, óf tot kritiekloos aanvaarden van wat haar wordt geleerd. Ik vrees zeer, dat nog héél lang deze kudde" zal blijven bestaan, al verlies ik niet ujt het oog, dat er gelukkig, een ontwaken tot bewustheid, d.i. tot per soonlijkheid! valt op te merken en daarmede samen gaand een eigen zoeken. Tk verwijs hierbij naar mJJn vorig artikel. Maar dan verbinden wij daaraan toch direct weer do gedachte, dat zlji, die gaan denken en zoeken de telourstolling zullen ervaren, van niet te vin den. Tenminste: niet te vinden, wat ze diep ini hun ziel hopen te vinden, nl, een begrijpen van het heelal, van het leven, van eigen ziel, van al de mysteriën, die den meneoh kunnen kwellen. Hierin ligt ongewljfeld voor velen ies ontmoedi gende. Maar niet voor. allen; Want het zoeken omdat het ia eeni uiting van intens geestelijk leven heeft zijn bekoring en schenkt ons vrede ook dan, wanneer wij maar een enkele schrede naderen tot zuiver begrip, al is 't alleen slechts hierdoor, dat wij voor het denken onhoudbaar geworden voorstellin gen verliezen. En ook deze gedachte is zeer troostvol dat wiji als zoekers mede ona kleine deeltjes leveren aan het groote werk der mensch held: het benaderen der «Waarheid, het voortschrijden naar het Groote Licht, waarnaar deze miensohheid zich richten moet. Een schrale troost, zal menigeen zeggen. En hij la misschien geneigd om de Schager Courant met eeni- gen wrevel weg to leggen en Astor te verwijten, dat hij door dit schrijven velen ontmoedigt i Stelt u gerust ik hen nog niet klaar en 't verheugt me. dat Ik er nog leis aan kan toevoegen, wat u bemoedigender zal klinken. Het is waar: de raadselen zijln vele en geleerden hebben gezwoegd om ze op te lossen «n ze zullen nog vele eeuwen zwoegen blijven. En wijl, die geen geleerden zijn zullen moeite hes ben om iets te begrijpen van hun arbeid. Maar daar om behoeven we nog niet wanhopig te zijn. Want er is nog iets anders dan geleerdheid en dat is: wijs heid. Geleerden) zijn er maar weinigen, dat zijn de bet voorrechten, die begiftigd zijn met bijzondere herse nen. Wijzen echter kunnen we allen zijn, wanneer w« met onze gansche ziel daarnaar verlangen. En wijsheid] is méér dan geleerdheid 1 Geleerden kunnen «om» zelf» zeer onwijs zijn. Denkt ge nu niet ineens aan het oude, welbekende woord: „hoe grooter geleerdheid, hoe grooter ver keerdheid" of aan dat andere: „hoe grooter geest, hoe grooter beest." Deze woorden zijn natuurlijk in hun algemeen heid een gruwelijke en heleedigende overdrijving, maar ze illustreeren niettemdn zeer duidelijk, dat de publieke opinie toch sterk gevoeld heeft, dat geleerd heid, kennis, wetenschap, geen waarborg geven voor wijsheid. Ei* nu wil ik met een sterk sprekend voor beeld duidelijk maken het diepe verichil tusochen geleerdheid en wijsheid. Tk denk aan Jezus. Wat zouden we ons verbazen over zijn gebrek aan kennis en wetenschap. Zonder twijfel dacht hij zich nog de aarde als een plat vlak en begreep hij abso- I luut ndets van den samenhang, der dingen in1 het i universum. De eerete de beste hoogere burgerschool- leerling van thans weet oneindig veel meer dan hij wist en zou hem hartelijk uitlachen om zijn dom- heden. Ein toch heeft die zelfde ongeleerde Jezus den stoot gegeven voor een) wereldbeweging, toch heeft hij: een nieuw tijdperk geopend voor de menschheid en is go- worden tot een persoonlijkheid van ontzaglijken in vloed voor de nè, hem komende geslachten, zóó ont zaglijk, dat deze menschheid) hem heeft uitgetild uit den' sfeer der menschelijkheidi om hem tot God heid te verheffen! Dit komt omdat hij 'n wijs mensch was. Dit komt omdat hij zioh zelf kende, zijn eigen hart, zijn eigen ziel en wist dat die hoogste vrede slechts was te vinden in volkomen overgave aan wat ia die ziel ala het hoogste en heiligste werd ervaren. Zeker, ook hij heeft ged&cht; maar niet allereerst over de wereld-problemen. Het leven«probleem was hem 't voornaamste. En voor dit probleem heeft hij de oplossing gevonden en deze oplot heeft hij geformuleerd ln dat ontroerende. ..heb lief boven alles en uwe naasten al» u zelf." En wanneer wijl hem au eens -f wij, mot onze derne begrippen «oudon hebben kunnon vr«j wat bedoelt gij met dat „God"? Dan i® het méér waarschijnlijk, dan is het zoo goed als zeker, dat een zeer naieve meening van hem hadden vei men. Hij zal wel gedacht hebben en geloofd, dal gons, hoog boven de aarde, eon oord gevonden waarin een groot en machtig wezen woonde, dal les beheerscht. Daarvoor was hij. een kind vaa tijd. Hij kon niet anders denken en gelooveni Maar wat doet dit er toe? Hij bracht eenvoi zijn innerlijk gevoelen naar buiten. Innerlijk er hij de noodzakelijkheid om, trouw aan zijn Zelf, zijne medemensohen lief te hebben. En God i n zich, dócht hij huiten zich. Zijn wijshoi( geweest de intuïtie dat de stem van het hart Godsstem ls en doze wijsheid is zijn glorie gowi Daarom: geleerdheid ls good en' de wereld da ontzaglijk veel aan de geloerden. Maar wij' troo ons over ons gebrek aan kennis, aan beigrip, wam wij bedenken, dat de weg tot do wijsheid voor ii open ligt, want deze weg voert naar eigen hinnei waar de mensch In aanraking komt met het Eei ge Leven zelf. En wiji weten, daf er sedert eeuwen menschen geweest, die dit hebben begrepen. Zoldo niet oude Spreukendichter (Spr. VIIIII)„Want heid is beter dan robijnen." En verstaan we nu ook niet den waren zin het woord uit den lilden psalm: „de vreeze des ren is het beginsel der wijsheid" T ASTO eN 18 $01 V n P de Ik zei hei je al, mei een beeije bruine Erdol doe je wonderen. Ik geniet nu ai de voorpret van den vrpdigest tijd, dien zij en ik zullen nebben, tezamen onder dan appelboom. De eerste dagen zal1 moeder naar mij! toe leuneni ala ik spreek, alsof ze doof geworden ia door dan! hevigen orkaan. Het leven met Peter is eon aan eenschakeling van stormen en als moeder aanlandt op rustiger plekjes, heeft zijl een voorkomen van' iemand, die half verdoofd is. Ik moet heel langzaam en kalm spreken tot ze eraan gewend raakt in een vredige omgeving te zijn. Morgens zullen we babbolen, op de warme na middagen zuilen we indommelen en 'b avonds zoden we over Amalia iaehen. Ik woet zeker, dat het ik ,het onmogelijk/sul non iat«n over Amalia te spreken ,motmoeder, '.Het zal' haar intereeseeren, dat Amalia weigort stoffen) Santoffells te dragen en ze zal erg verbaasd zjjln) dat heb toegegeven. Zij' zelf geeft altijd toe in groote en' kloinefjjiaken, dooh is uitermate verwonderd ale een ander het zelfde doet, vooral als die ander haar eigen dochter is. Züji verbeeldt zioh, Idat ik eenige van Peter"!* karaktertrekken heb geërfd, waarvoor de hemel mij moge bewaren. Moeder houdt zijn tirannie voor niets anders, dan voor de uiting Van een sterk karakter,mat groote wilskracht. O, lief moedertje, ik ban niet sterk... alt je eens wist. Ik ban wieek ala was jegens de menschen die ik liefheb. 'U en Nanty en Dimbie kunnen alles met mij doen. Amalia is hier geweeet om me .te!zeggen, dat het „poetsgoed" op is; of ze ervan naar het dorp zal loopen om nieuw te halen P Ze Bobijnt dol1 op dat kwalijk-riakende goedje te zijn en heeft het altijd noodig. ,Maar vanmiddag heb je het toch niet meer noodig,1' zei ik, „je bent al' gekleed en het is bijna 5 uur?' „Het is voor hot koper morreganoohtend," ant woordde ze met vermoeide stem, alsof ze uitgeput was van de uitleggingen, die ze mijl gegeven had. „Het is keuke' dag en ikipoeside handvaten en het andere koper vóór 'het ontbijt." .U, juist," mompelde ik haastig, zoekende naar mijn 'beurs, die ik nooit vinden kan en jjio ze mij 'mot ongeiooielijke snelheid van onder de bel to voor- tonijn haalde. Ik gaf haar een kwartje, maar ze ging niet heen. Nog ietsP" vroeg ik vrioncloHjk. „Nee, M'frou; maar ik daoh' erover of we uw zak niet zouden veranderen, vóór in uw jepon make' aan de reohterhond, zooals de menschen. die fiesse' en golf epele' en zoo, zoo'n flapzak." „Een flapzak In m'n japon," herhaalde ik, „maar ik fiets niet en gpeel geen golf." „Nee, M'frou, maar u zou niet zoo geregeld t(w pottemonee kwpt zijn en dat zou :ri - n een hoop werk uitspore'. Ik gelbof, dat u altijd op uw zak ligt." „Dat kan ik niet," antwoordde ik kooltjes, "want ik heb er geen?' „Zie je wel1," riep ze triomfantelijk, „dat had ik rwat kenne" denko'. Ik zal d'r een 'voor u make, in een handomdraaien is ie klaar. „Heb' u niet een stuk witte serge over van uw jepon M'frouP'' „Neen, dat neb ik 'niet. Sn ik verbied je voor eens en voor altijd, om! wéér dan oók oen zak op te zetten voor mij1." Ze keek heel' verbaasd over mijin heftigen toon. „O, goed M'frou,- alk u 't nie hebber wil. Ik daoh' alleen, dat het makkelijk zou zijn. Ziet u als uw beurs nle' weg is, ,is de bel' weg..... kijk, daar glijdt zf> juist weer van den stoel af?' 'Ze ving het ding op en legde het op het tafeltje, dat naast m'n stoel' staat. „Het Hikt wel, of 8e leeft," Zei ze haar vuist er tegen ballend. (De bel Iheeft de gedaante van een schildpad). r Doe niet zoo dwaas. Amolia,' beval ik een lach onderdrukkend. „Ik zal probeeren alles niet 800 tsltkenz kwijt, te ziaj, maar die dingen ver Trekking van Woensdag 8 April. 2e Klasse. 3e Lij'st. No. 17872 f 20.000. No. 3326 f2000. Nos. 8802 19448 19493 f-1000. No. 363 f400. No. 1959 f230.. Nos. 2930 7157 8817 10359 14901 18887 19540 ieder f 100. 30 41( 58 63 99 112 146 168 260 292 309 319 337 350 352 407 413 416 520 560 604 j 618 619 625 640 768 777 826 841 1Q25 1082 1122 1209 1316 1324 1434 1453 1683 1710 1797 1879 1940 1948 1953 1'986 0005 2075 2239 2306 0396 2103 2433 2434 2441 2147 2667 2694 2741 2742 2759 2813 2827 2870 2904 3089 3149 3154 3174 3190 3192 3268 3270 3289 3319 3341 3103 3418 3443 3593 3676 3697 '3716 3717 3737 3798 3830 3844 3902 3924 3947 4028 4068 4125 4205 4207 .4219 4215 427S 4458 4501 4582 4651 4689 4697 4767 41783 4784 4810 4862 4929 4932 4951' 5000 5005 5020 5082 5196 5231 5258/ 5328 5411 5197 ,5511 5534 5550 5681 5687 5732 5753 5828 5844 5908 5936 5976 6035 60-13 6032 6093 6113 6132 6226 6270 6341 6100 6410 6424 6508 6524 6549 6564 6571 6573 6661 66771 6793 6803 6862 6865 6901 6948 7000 7044 7224 7238 7251 7266 7309 7381 7461 7489 7555 7579 7605 7732 7737 7765 7779 7879 7883 7950 7963 7986 8018 8028 8043 8016 8122 8142 8189 8248 8266 8274 8345 8365 8393 8453 8462 8503 8608 8624 8632 8677 8703 8720 8729 8754 8800 8827 8845 8858| 8872 8975 9008 9014 9012 9079 9140 9280 9320 9321 9323 9334 9369 9151 9512 9524 9528 9533 9547 9585 9728 -9731' 9935 9953 9987 10110 10113 10118 10144 10153 10194 10203 10212 10267 10307 10493 10504 10550 10657 >10663 10678 '107431 10819 10821 10883 10940 11052 11061 11242 11266 11273 11274 11317 11318 11357 —581 11611 11645 11685 11695 11760 11802 —844 11853 11967 12048 12094 12121 12177 12179 12216 12228 12311 12364 12382 1 21.38 12140b 13446 12463 12507 12526 12331 12689 12707 12733 12813 12838 12851 12860 12985 13042 13177 13202 13244 13283 13362 13372 13427 13483 13532 13561, 13571 13600 13601 13647 13653 13666 13696 13723 18733 13771 13811 1! 13859 13870 13907 13964 13968 14045 14046 14118 14215 14252 14341 14480 14584 14585 14789 14896 14926 14956 14976 15016 15057 15068 15110 15267 15273 15333 15437 15152: 15455 15484 15489 15547 15564 15579 156251 15643 15674 15724 15755 15771 15832 15839 15864 15871' 15936 15944 15951 16014 16099 16103 16150 16158 16160 16165 16247 —262 16272 16296 16307 16343 16410 16462 16480 16487 16526 16608 —618 —627 —744 16801 16820 16821 16935 '16940 16967 16994 16995 17028 17238 17258 17324 17339 17440 17591 17715 17758 17787 17821 17897 17900 17947 17953 17963 17981! 17986 18099 18137 18145 18286 18328 18376 18482 18483 18671 18724 18731 18739 18766 18775 18781 18784 18799 18830 18883 18885 18924 19013 190S2 19121 19123 19138 19195 19201 19228 19274 19324 19326 19365 19371 19494 19517 19587 19610 19650 19691 19745 19851 19860 20007 20082 20094 20120 20148 20159 20177 20272 20303 20375 20535 20617 20665 20679 20704 20745 20790 20805 20829 20S34 20848 20328 20944 2 2e Klasse 2e Lijst: 18521 m. z. 19521. Uk) lltl eg raa In: dwijhen vanzelf." ,,Ja, M'frou," antwoordde ze ernstig. „As niks verloren weird, zooas baarspelde', zoue» niet op de wereld zijn.' Na deze orake.woorden wandelde Ze met z; het pad af, op twee nog meer dan gewoonlijk sol gelloopen hakken. Ik haalde Dimbie's brief hijl sohrijftl mij sl dag soms wel' tweemaal onder de Jtussens uit las hem over voor den nu ik zal maar niet. ze» voor den hoeveelsten keer; één passage toch. kol van buiten: „Liefste, ik ben bM dat je me mist, heel t is dat niet sleoht? Als jül naar mij verlangt,) veel meer verlang ik «Met naar jon, mijn art meisje, ik wil' mijn armen om je heen slaan oi groote vraagoogen kussen en al 'de vragon, die in kwamen sinds je ziek zijn, wegkussen..-, dat ik doen al» ik thuiskom'. Tante Letitia gaat langzaam achteruit. Zt|'J niet en haar geest is volkomen Kftldei;. Ze hoeft' een heeleboel gevraagd over jou.... zijl lachte tl zwakjes om Ainalia en haar malle geaegdon.Zul r óók geen middel' togen het kraken van sot neu en baleinen, en zegt, dat or altijd wét moet J Haar oude Ann had een slécht passend gebit haar tanden bewogen zioh op schrikaanjagC a manier ais ze sprak tooh vond tante dat f II voldoende reden om haar op te zeggen, UI Ik telegrafeerde Nanty me to sohi-jj'von, hos het maakt. Je vertelt me er niets van in je brist sleoht kind. Ik zal je een flink standje gevat een pak slaag als ik thuiskom.'' Ik keek voorzichtig rond of niemand /(noch M lia noch Jumblue) net konden zien en kuste! papier en kuste het nog een». Wordt vervolg n:

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1925 | | pagina 10