Geestelijk Leven.
1
j IE
i»
Prachtig Marie
Staatsloterif,
ee
Cll
li
li
Het voorstel-Róflgoveen, om het salaris van den
veilingmeester op f 600 te bepalen, wordt verworpen
miet 8 tegen 3 stemmen, voor mevr* Root-Breed en
de heeron Roggeveen en Bregmam.
Hot voorstel van B. en W. wordt aangenomen.
Be heer Van Nuland vraagt, of de benoeming door
den Raad geschiedt. Voorzitter antwoordt bevesti
gend.
Uit een door B. en W. overgelegden staat blijkt,
dat de kasmiddelen in do komende periode niet toe
reikend zullen zijn tot het doeni van de noodige be
talingen Zij «tellen daarom voor, om een tweede
kasgeldleening te «luiten tot een bedrag van ten
hoogste i 17000, tegen eeüi rente van ten hoogste 5#
pet., aflosbaar uiterlijk 31 December. 1925. Goedge
vonden.
De heer Van Erp vraagt, of door B. en W. bij het
sluien van' geldleeningen rekening wordt gehouden
met de mogelijkheid van conversie van geldleenin
gen tegen hooge rente.
De heer Trapman herinnert er aan1, dat leenlngen
die er voor in aanmerking kwamen, reeds gecon
verteerd zijn.
Voorzitter beaamt dit en zegt, dat B. en W. reeds
haddon gesproken over conversie van andere geld
leeningen. Trouwens, de heer Vaan Erp zit nu zelf
in het college van B. en W.
Bij de rondvraag komt de heer Bregman dan terug
op de bevoegdheid die de Raad in 1916 aan B. en W.
heeft gegeven om gemiocntepersoneel aan te stellen
en te ontslaan. Spr. wijat op de evenredige vertegen
woordiging die we na dien tijd hebben gekregen en
aan de adresbeweging die op verlangen van den heer
Trapman op touw is gezet, wat betreft de «alarieering
en de benoeming van den burgemeester. Spr. vindt
het nu ook noodïg dat de Raad de benoemingen doet
van werklieden.
Voorzitter vraagt naar de argumenten van den
heer Bregman. Doen, R. en W. het niet goed, niet
onpartijdig?
De heer Bregman, die weer slecht verstaanbaar is,
acht het gewenscht, dat de Raad het recht van be
noeming aan zich houdt, juist met het oog op de
Oineenigheldi tus9chen de wethouders, omdat één van
de wethouders de macht moest hebben.
Voorzitter begrijipt niet, waarop dit doelt, in het
college van B. en W. is nooit de wil van één per
soon doorgedreven, als de 'heer 'Bregman spr. ten
minste wil gelooveni.
De heer Bregman herinnert aan die benoeming van
We ij door den Raad.
Voorzitter: Die benoeming is een stommiteit van
mij: geweest, want de benoeming van nachtwacht
had ik moeten doen.
Mevr. Roos-Breed wil- het voorstel-Bregman heel
graag ondersteunen, niet uit wantrouwen jegens B.
en W., maar omdat de Raad het prettig vindt. Wat
10 jaar geleden door den Raad is goedgekeurd, be
hoeft nu niet goedgekeurd te worden.
Het voorstel-Bregman wordt verworpen met 7 te
gen 4 stemmen, voor de heeren Overtoom, Van Nu
land, Bregman en Mevr. Roos-Breed.
De heer Trapman zegt, dat hij door het teekenen
van een paar mandaten in de laatste dagen voor
het Rietbosch, gemerkt heeft dat de baten van een
paar oogsten al heel klein waren. Hij was niet meer
in staat de nadere resultaten van de Rietboschex-
ploitatie na te gaan, maar spr. zou graag willen, dat
B. eni W. eens overleggen stukken over de exploitatie
van enkele jaren, waaruit blijkt, of de gemeente pro
fijt of geen profijt heeft. Spr. zal als raadslid graag
eenig inzicht in deze zaak hebben en B. en W. kun
nen misschien met eenige voorstellen de exploitatie
of oventueelen verkoop van het Rietboech betreffen-
de, komen.
De heer Van Nuland wijat op den weinigen storm
die er in de laatste jaren heeft plaats gehadj en daar
door gebruiktej)) de meeste menschen riet uit de
slooten en poelen en had het Rietbosch geen groote
afname en kreeg wel een partij' afval. Er is dan ook
wel verkocht ver beneden kostprijs. Nu ls er nog
een voorraad van 73 voer en een nieuwe oogst van
405 voer en verwacht wordt, dat er nu een gunsti
ger exploitatie zal worden verkregen.
De heer Van Erp vreest voor een ongunstige ex
ploitatie als zij van storm, afhangt.
De heer Trapman wil de resultaten weten over
verschillende jaren. Deze kwestie is nog al eens in
den Raad ter sprake geweest en tot verkoop beslo
ten, wat toen niet is doorgegaan.
De heer Gorter vraagt* zich af, of het niet een fout
is geweest, dat de afname vroeger in hoofdzaak van
groote afnemers moest komen, of men daardoor niet
teveel afhankelijk werd.
De heer Van Nuland deelt nog mede, dat gead
verteerd is in verschillende bladen, maar zonder re
sultaat.
De heer Trapman zegt dan, dat aan de U.L.O.-
school 4 onderwijskrachten zijn, waarvan 1 leer
kracht als zijnde boventallig, door de gemeente
wordt betaald. De cursus is een 3-jarige en opper
vlakkig bekeken zou men meenen dat 3 onderwijs
krachten aan die school voldoende waren. Maar het
schijnt dat het onderwijs aan de openbare lagere
school niet geheel aansluit aan het onderwijs aan de
U.L.O.-school en dat de vierde leerkracht als 't ware
noodig is om de kindoren, die op de U.L.O.-school
komen, pasklaar te maken voor het onderwijs daar.
Spr. zou gaarne willen, dat B. en W. met de bei*
de hoofden van scholen en den1 inspecteur vergader
den en eens nagingen in hoeverre hier verandering
gewenscht was en mogelijk was. Spr. acht het noo
dig, dat de Raad weet of die 4e leerkracht overbodig
is, of op een andere, wellicht betere wijze kan wor
den productief gemaakt. Men heeft spr, meegedeeld,
en hij zegt het hier met schroom, omdat hü het niet
heeft kunnen onderzoeken, dat de heer Kleiterp geen
voldoende emplooi heeft en zijn lesuren niet alle
bezet zijn. In een rapport zouden de hoofden der
scholen en do Inspecteur hun meening ln desa kun
nen neerleggen.
Voorzitter zegt onderzoek too.
Hierna sluiting.
dat 4] het had weggenomen. Moeder had hem be
vend verzekerd, dat zjji nooit iets anders om haar
hals droeg dan een kanten kraagje en dat daar
geen boordenknoopjes voor noodig waren. Hij!
antwoordde, dat kanten kraagjes groote prulie
waren en dat ziji 'lirmon boorden behoorde te dra
gon, zooais andere verstandige vrouwe®. En toen
moeder aanvoerde, dat haar hals daarvoor te kort
was, snauwde hij<,Rek hem dan uit tot hij la
genoeg is, je bent (da onhandigste vrouw, die
ooit gezien heb." r
Ik moet nog lachen als ik me moeder# gezic—
voor den geest roep, toen hij! Uit aaide.' Gewoonlijk
keert ze hem, met blinde gehoorzaamheid aan het
bijbelgobod. haar andere wang to< als hii do eeuo
slaat, doch bij deze gelegenheid handelde zdj ge
heel' anders. Zo .keerdo hem eenvoudig den rug toé*
richtte zioh in haar vollo lengte op en steigerde
de kamer uit.
Ik zeg steigeren, want dat w&s het; haar' houding
was als die van een volbloed raspaard btf een
onwaardige behandeling.
Peer zag haar .steigeren met onverholen verwon
dering; werkelijk hij drukte zijn monocle in z'n
oog en staarde naar de gesloten deur, waardoor
zijl verdwenen was.
Had moeder toch maar wat vaker gesteigerd, hij
zou zioh aliicht beter hebben leeren gedragen; aoch
moeder is niet van ae stof gemaakt waaruit! een
Amalia en een Kitohener vervaardigd zijn Zij is
met gebaren om te heersoihen en te strijden* eniaaar
heeft Peter misbruik van gemaakt.
Nu ik het geschrevene van vanmiddag nog eens
overlees, zei ik, dat ik zedde, dat moeder altijd
Ibyaal was jegens Peter, dat ztijn egoïsme en
slecht humeur als „een bootje laaftig'' oesohreef.
Doch de worm kromt zich niet altijd! en bij deze
gelegenheid deed zij het niet.
Morgen zal ze waarschijnlijk Peter's heele be
staan trachten te vergeten en blij* wezen van
hem af te zijn.
De vorige keer schreef ik over de belangstelling
voor vergaderingen, waar wljsgeerige en1 religieus©
vraagstukken worden behandeld. Het 1» een verheu
gend feit, da-t de mensch gaat zoeken. Maar.daar
is iets, warover ik nu reeds eenige dagen loop te
peinzen. En ik' kan niet nalaten1 om er over te schrij
ven. Want ik ben er wel zoo goed als zeker van
dat, wanneer ik zeg, wót me zoo heeft bezig gehou
den, de meeste lezers mij onmiddellijk zullen bij.
vallen.
De kwestie is deze: Ik ben vóór alle» een voor
stander van het zélfjzoeken, alleen het zèlf-gevon-
dene op geestelijk en godsdienstig gebied heeft we
zenlijke waarde ;ik behoef hier niet verder op in to
gaan; dit weten mijn lezers al reeds lang van mijl
Maar zijn de menschen (en ik bedoel hiermede de
gemiddelde menschen) in stóat om te zoeken, om
zich eenig vast inzicht, eenige zekere overtuiging te
verwerven?
Dat ia heusch niet zoo gemiakkelijikt Ik herinner
me, dat iemand, die toch werkelijk niet tot de aller-
domsten behoort, na het bijwonen van 'n debatverga
dering eens tegen me zeid'e:,, „nou ben ik nog verder
van honk; toen ik den één hoorde, dacht ik: Je hebt
gelijk; en toen ik den ander hoorde redeneeren,
dacht ik: jiji kon toch ook \yel gelijk hebben."
En als het dan gaat om het speuren naar waar
heid temidden van de raadiselen, welke ons omrin
gen moet het dan niet voor de meesten een hope
loos werk zijn om ztèlf e zoeken?
Bedenkt toch eens, dat groote geleerden, diepe
denkers jaren lang gewerkt, gepeinsd), gezocht heb
ben en hoe loopen hunne meeningen uiteenl Wat
hebben zij ontsluierd van de groote. geheimenissen?
Ik heb juist den laaasten tijd! nog al iets gelezen op
filosofisch gebied en me zelfs ook gewaagd aan meer
wetenschappelijk werk, dat niet voor ongeschoolden
bestemd is. Etn iki ben weer sterker dan ooit dbordron
gen van deze groote waarheid;: „hoe dieper, wij over
de dingen nadenken, hoe meer wiji tot de overtuiging
komen, dat we eigenlijk zoo bitter weinig weten en
begrijpen; .En bij voortduring dienki ik aan het be
kende „in raadselen wandelt de mensch op aarde".
En dan moet ik dikwijls bij mezelf even lachen over
de naieve oppervlakkigheid) van velen, die zich ver*
beelden dat alles zoo eenvoudig is, dat alles immers
.vanzelf" gaat of die raadselen meenen op te lossen
door een woord, een naam als „God". Wie heeft de
wereld geschapen? Wel, God natuurlijk! En wie is
Godl? Ja, dat weet ik niet! Maar, beste vriend, voelt
ge dan niet dat uw antwoord „Godl qatuurlijk" niets
zegt, ons geen stap verder brengt, dat God een hy
pothese voor u is en anders ndet?
En de denkende lezer zal daarbij! opmerken, dat de
vraag „wie heeft de wereld! geschapen?" van wij's-
geerig standpunt al direct niet te verdedigen is. Im<
mers, vóór dat we dieze vraag stellen kunnen, moet
een andere vooraf gegaan zijn, nl. deze: is de wereld
geschapen? Eln dan mag ook het begrip „scheppen"
ons bovendien wel heel duidelijk) zijn.
Etni verder rijst deze- moeilijkheid),: aangenomen,
dot we langs den weg van denken komen tot de mee.
ndng, dat de wereld (bedoeld wordlt hiermede hel
heelal) inderdaad geschapen is, té voorschijn geroe-
pen uit het niets, wat recht hebben wiji dan om van
iemand en niet van iets ala scheppendie macht
te spreken. En wat waa er dan vóór de schepping7
Ziet, mijn waarde lezers, ik stel deze vragen niet
om te trachten er een antwoord) op te geven, alléén
maar om u ervan te overtuigen, dat men van de
ééne vraag tot de andere komt en van de óéne moed.
lijkheid in de andere.
En met grooteren nadruk herhaal ik, wat ik zoo
even neerschreef: moet het niet voor de moesten een
hopeloos werk zijn om zélf te zoeken?
Ein ik ben wel verplicht om eerlijkheidshalve op
dlezo vraag een bevestigend antwoord te geven
Ja: 't is voor de meesten hopeloos! Ze komen er
niet uit; ze dolen rond in een duister labyrinth zon
der uitweg te vinden; ze zijn als verdwaalden in een
nachtelijk bosch en worden angstig en bang.
En het gevolg daarvan is heel vaak, dat zij het
zoeken maar opgeven en vervallen tot een geestelijk
nihilisme., dat hen innerlijk verarmt, of dat zij zich
maar rustig neerleggen bij! wat hun wordt geleerd
en voorgepraat. Het een is al even erg als het ander.
'Maar kón 't -anders zijn? Moet het niet zoo wezen?
Hoevele menschen hebben geleerd te denken? Tien
duizenden beschikken niet over de eenvoudigste ken
nis, het weinige, dat ze op de lagere school hebben
geleerd is heel spoedig grondig vergeten; het leven
met zijn zorgen, met zijtn' vulgaire genoegens neemt
hen volkomen in beslag en richt hun geest enkel en
alleen op de voorziening in de stoffelijke behoeften
en het denkvermogen, dat in meer of mindere mate
in de jeugd) altijd zich richt op een pogen om de
wereld te begrijpen te verklaren, sterft hoe langer
zoo meer af.
Wie dit inziet (en 't moet worden ingezien door
ieder, die een weinig studie maakt van de men
schen) verbaast er zich niet meer over, d&t er
weinig geestelijk^zelfstandige menschen zijn, en dat
de „kudde" nog zoo benauwend groot ia
En deze kudde" moet döarom wel komen óf tot
de zooeven genoemde geestelijke armoede, óf tot
kritiekloos aanvaarden van wat haar wordt geleerd.
Ik vrees zeer, dat nog héél lang deze kudde" zal
blijven bestaan, al verlies ik niet ujt het oog, dat er
gelukkig, een ontwaken tot bewustheid, d.i. tot per
soonlijkheid! valt op te merken en daarmede samen
gaand een eigen zoeken. Tk verwijs hierbij naar
mJJn vorig artikel.
Maar dan verbinden wij daaraan toch direct weer
do gedachte, dat zlji, die gaan denken en zoeken de
telourstolling zullen ervaren, van niet te vin
den.
Tenminste: niet te vinden, wat ze diep ini hun ziel
hopen te vinden, nl, een begrijpen van het heelal,
van het leven, van eigen ziel, van al de mysteriën,
die den meneoh kunnen kwellen.
Hierin ligt ongewljfeld voor velen ies ontmoedi
gende. Maar niet voor. allen; Want het zoeken
omdat het ia eeni uiting van intens geestelijk leven
heeft zijn bekoring en schenkt ons vrede ook dan,
wanneer wij maar een enkele schrede naderen tot
zuiver begrip, al is 't alleen slechts hierdoor, dat wij
voor het denken onhoudbaar geworden voorstellin
gen verliezen.
En ook deze gedachte is zeer troostvol dat wiji als
zoekers mede ona kleine deeltjes leveren aan het
groote werk der mensch held: het benaderen der
«Waarheid, het voortschrijden naar het Groote Licht,
waarnaar deze miensohheid zich richten moet.
Een schrale troost, zal menigeen zeggen. En hij la
misschien geneigd om de Schager Courant met eeni-
gen wrevel weg to leggen en Astor te verwijten, dat
hij door dit schrijven velen ontmoedigt
i Stelt u gerust ik hen nog niet klaar en 't verheugt
me. dat Ik er nog leis aan kan toevoegen, wat u
bemoedigender zal klinken.
Het is waar: de raadselen zijln vele en geleerden
hebben gezwoegd om ze op te lossen «n ze zullen
nog vele eeuwen zwoegen blijven.
En wijl, die geen geleerden zijn zullen moeite hes
ben om iets te begrijpen van hun arbeid. Maar daar
om behoeven we nog niet wanhopig te zijn. Want er
is nog iets anders dan geleerdheid en dat is: wijs
heid.
Geleerden) zijn er maar weinigen, dat zijn de bet
voorrechten, die begiftigd zijn met bijzondere herse
nen.
Wijzen echter kunnen we allen zijn, wanneer w«
met onze gansche ziel daarnaar verlangen.
En wijsheid] is méér dan geleerdheid 1
Geleerden kunnen «om» zelf» zeer onwijs zijn.
Denkt ge nu niet ineens aan het oude, welbekende
woord: „hoe grooter geleerdheid, hoe grooter ver
keerdheid" of aan dat andere: „hoe grooter geest,
hoe grooter beest."
Deze woorden zijn natuurlijk in hun algemeen
heid een gruwelijke en heleedigende overdrijving,
maar ze illustreeren niettemdn zeer duidelijk, dat de
publieke opinie toch sterk gevoeld heeft, dat geleerd
heid, kennis, wetenschap, geen waarborg geven voor
wijsheid. Ei* nu wil ik met een sterk sprekend voor
beeld duidelijk maken het diepe verichil tusochen
geleerdheid en wijsheid.
Tk denk aan Jezus.
Wat zouden we ons verbazen over zijn gebrek aan
kennis en wetenschap. Zonder twijfel dacht hij zich
nog de aarde als een plat vlak en begreep hij abso-
I luut ndets van den samenhang, der dingen in1 het
i universum. De eerete de beste hoogere burgerschool-
leerling van thans weet oneindig veel meer dan hij
wist en zou hem hartelijk uitlachen om zijn dom-
heden.
Ein toch heeft die zelfde ongeleerde Jezus den stoot
gegeven voor een) wereldbeweging, toch heeft hij: een
nieuw tijdperk geopend voor de menschheid en is go-
worden tot een persoonlijkheid van ontzaglijken in
vloed voor de nè, hem komende geslachten, zóó ont
zaglijk, dat deze menschheid) hem heeft uitgetild
uit den' sfeer der menschelijkheidi om hem tot God
heid te verheffen!
Dit komt omdat hij 'n wijs mensch was. Dit komt
omdat hij zioh zelf kende, zijn eigen hart, zijn eigen
ziel en wist dat die hoogste vrede slechts was te
vinden in volkomen overgave aan wat ia die ziel ala
het hoogste en heiligste werd ervaren.
Zeker, ook hij heeft ged&cht; maar niet allereerst
over de wereld-problemen. Het leven«probleem
was hem 't voornaamste. En voor dit probleem
heeft hij de oplossing gevonden en deze oplot
heeft hij geformuleerd ln dat ontroerende. ..heb
lief boven alles en uwe naasten al» u zelf."
En wanneer wijl hem au eens -f wij, mot onze
derne begrippen «oudon hebben kunnon vr«j
wat bedoelt gij met dat „God"? Dan i® het méér
waarschijnlijk, dan is het zoo goed als zeker, dat
een zeer naieve meening van hem hadden vei
men. Hij zal wel gedacht hebben en geloofd, dal
gons, hoog boven de aarde, eon oord gevonden
waarin een groot en machtig wezen woonde, dal
les beheerscht. Daarvoor was hij. een kind vaa
tijd. Hij kon niet anders denken en gelooveni
Maar wat doet dit er toe? Hij bracht eenvoi
zijn innerlijk gevoelen naar buiten. Innerlijk er
hij de noodzakelijkheid om, trouw aan zijn
Zelf, zijne medemensohen lief te hebben. En
God i n zich, dócht hij huiten zich. Zijn wijshoi(
geweest de intuïtie dat de stem van het hart
Godsstem ls en doze wijsheid is zijn glorie gowi
Daarom: geleerdheid ls good en' de wereld da
ontzaglijk veel aan de geloerden. Maar wij' troo
ons over ons gebrek aan kennis, aan beigrip, wam
wij bedenken, dat de weg tot do wijsheid voor ii
open ligt, want deze weg voert naar eigen hinnei
waar de mensch In aanraking komt met het Eei
ge Leven zelf.
En wiji weten, daf er sedert eeuwen menschen
geweest, die dit hebben begrepen. Zoldo niet
oude Spreukendichter (Spr. VIIIII)„Want
heid is beter dan robijnen."
En verstaan we nu ook niet den waren zin
het woord uit den lilden psalm: „de vreeze des
ren is het beginsel der wijsheid" T
ASTO eN
18
$01
V
n
P
de
Ik zei hei je al, mei een beeije
bruine Erdol doe je wonderen.
Ik geniet nu ai de voorpret van den vrpdigest
tijd, dien zij en ik zullen nebben, tezamen onder
dan appelboom.
De eerste dagen zal1 moeder naar mij! toe leuneni
ala ik spreek, alsof ze doof geworden ia door dan!
hevigen orkaan. Het leven met Peter is eon aan
eenschakeling van stormen en als moeder aanlandt
op rustiger plekjes, heeft zijl een voorkomen van'
iemand, die half verdoofd is.
Ik moet heel langzaam en kalm spreken tot ze
eraan gewend raakt in een vredige omgeving te
zijn.
Morgens zullen we babbolen, op de warme na
middagen zuilen we indommelen en 'b avonds
zoden we over Amalia iaehen.
Ik woet zeker, dat het ik ,het onmogelijk/sul
non iat«n over Amalia te spreken ,motmoeder, '.Het
zal' haar intereeseeren, dat Amalia weigort stoffen)
Santoffells te dragen en ze zal erg verbaasd zjjln) dat
heb toegegeven.
Zij' zelf geeft altijd toe in groote en' kloinefjjiaken,
dooh is uitermate verwonderd ale een ander het
zelfde doet, vooral als die ander haar eigen dochter
is. Züji verbeeldt zioh, Idat ik eenige van Peter"!*
karaktertrekken heb geërfd, waarvoor de hemel
mij moge bewaren.
Moeder houdt zijn tirannie voor niets anders,
dan voor de uiting Van een sterk karakter,mat
groote wilskracht. O, lief moedertje, ik ban niet
sterk... alt je eens wist. Ik ban wieek ala was jegens
de menschen die ik liefheb.
'U en Nanty en Dimbie kunnen alles met mij doen.
Amalia is hier geweeet om me .te!zeggen, dat het
„poetsgoed" op is; of ze ervan naar het dorp zal
loopen om nieuw te halen P
Ze Bobijnt dol1 op dat kwalijk-riakende goedje te
zijn en heeft het altijd noodig.
,Maar vanmiddag heb je het toch niet meer
noodig,1' zei ik, „je bent al' gekleed en het is bijna
5 uur?'
„Het is voor hot koper morreganoohtend," ant
woordde ze met vermoeide stem, alsof ze uitgeput
was van de uitleggingen, die ze mijl gegeven had.
„Het is keuke' dag en ikipoeside handvaten en het
andere koper vóór 'het ontbijt."
.U, juist," mompelde ik haastig, zoekende naar
mijn 'beurs, die ik nooit vinden kan en jjio ze mij 'mot
ongeiooielijke snelheid van onder de bel to voor-
tonijn haalde. Ik gaf haar een kwartje, maar ze
ging niet heen. Nog ietsP" vroeg ik vrioncloHjk.
„Nee, M'frou; maar ik daoh' erover of we uw
zak niet zouden veranderen, vóór in uw jepon
make' aan de reohterhond, zooals de menschen. die
fiesse' en golf epele' en zoo, zoo'n flapzak."
„Een flapzak In m'n japon," herhaalde ik, „maar
ik fiets niet en gpeel geen golf."
„Nee, M'frou, maar u zou niet zoo geregeld t(w
pottemonee kwpt zijn en dat zou :ri - n een hoop
werk uitspore'. Ik gelbof, dat u altijd op uw zak
ligt."
„Dat kan ik niet," antwoordde ik kooltjes, "want
ik heb er geen?'
„Zie je wel1," riep ze triomfantelijk, „dat had ik
rwat kenne" denko'. Ik zal d'r een 'voor u make, in
een handomdraaien is ie klaar. „Heb' u niet een
stuk witte serge over van uw jepon M'frouP''
„Neen, dat neb ik 'niet. Sn ik verbied je voor
eens en voor altijd, om! wéér dan oók oen zak op
te zetten voor mij1."
Ze keek heel' verbaasd over mijin heftigen toon.
„O, goed M'frou,- alk u 't nie hebber wil. Ik
daoh' alleen, dat het makkelijk zou zijn. Ziet u
als uw beurs nle' weg is, ,is de bel' weg..... kijk, daar
glijdt zf> juist weer van den stoel af?' 'Ze ving het
ding op en legde het op het tafeltje, dat naast
m'n stoel' staat.
„Het Hikt wel, of 8e leeft," Zei ze haar vuist er
tegen ballend. (De bel Iheeft de gedaante van
een schildpad). r
Doe niet zoo dwaas. Amolia,' beval ik een
lach onderdrukkend. „Ik zal probeeren alles niet
800 tsltkenz kwijt, te ziaj, maar die dingen ver
Trekking van Woensdag 8 April.
2e Klasse. 3e Lij'st.
No. 17872 f 20.000.
No. 3326 f2000.
Nos. 8802 19448 19493 f-1000.
No. 363 f400.
No. 1959 f230..
Nos. 2930 7157 8817 10359 14901 18887 19540
ieder f 100.
30 41( 58 63 99 112 146
168 260 292 309 319 337 350
352 407 413 416 520 560 604
j 618 619 625 640 768 777 826
841 1Q25 1082 1122 1209 1316 1324
1434 1453 1683 1710 1797 1879 1940
1948 1953 1'986 0005 2075 2239 2306
0396 2103 2433 2434 2441 2147 2667
2694 2741 2742 2759 2813 2827 2870
2904 3089 3149 3154 3174 3190 3192
3268 3270 3289 3319 3341 3103 3418
3443 3593 3676 3697 '3716 3717 3737
3798 3830 3844 3902 3924 3947 4028
4068 4125 4205 4207 .4219 4215 427S
4458 4501 4582 4651 4689 4697 4767
41783 4784 4810 4862 4929 4932 4951'
5000 5005 5020 5082 5196 5231 5258/
5328 5411 5197 ,5511 5534 5550 5681
5687 5732 5753 5828 5844 5908 5936
5976 6035 60-13 6032 6093 6113 6132
6226 6270 6341 6100 6410 6424 6508
6524 6549 6564 6571 6573 6661 66771
6793 6803 6862 6865 6901 6948 7000
7044 7224 7238 7251 7266 7309 7381
7461 7489 7555 7579 7605 7732 7737
7765 7779 7879 7883 7950 7963 7986
8018 8028 8043 8016 8122 8142 8189
8248 8266 8274 8345 8365 8393 8453
8462 8503 8608 8624 8632 8677 8703
8720 8729 8754 8800 8827 8845 8858|
8872 8975 9008 9014 9012 9079 9140
9280 9320 9321 9323 9334 9369 9151
9512 9524 9528 9533 9547 9585 9728
-9731' 9935 9953 9987 10110 10113 10118
10144 10153 10194 10203 10212 10267 10307
10493 10504 10550 10657 >10663 10678 '107431
10819 10821 10883 10940 11052 11061 11242
11266 11273 11274 11317 11318 11357 —581
11611 11645 11685 11695 11760 11802 —844
11853 11967 12048 12094 12121 12177 12179
12216 12228 12311 12364 12382 1 21.38 12140b
13446 12463 12507 12526 12331 12689 12707
12733 12813 12838 12851 12860 12985 13042
13177 13202 13244 13283 13362 13372 13427
13483 13532 13561, 13571 13600 13601 13647
13653 13666 13696 13723 18733 13771 13811 1!
13859 13870 13907 13964 13968 14045 14046
14118 14215 14252 14341 14480 14584 14585
14789 14896 14926 14956 14976 15016 15057
15068 15110 15267 15273 15333 15437 15152:
15455 15484 15489 15547 15564 15579 156251
15643 15674 15724 15755 15771 15832 15839
15864 15871' 15936 15944 15951 16014 16099
16103 16150 16158 16160 16165 16247 —262
16272 16296 16307 16343 16410 16462 16480
16487 16526 16608 —618 —627 —744 16801
16820 16821 16935 '16940 16967 16994 16995
17028 17238 17258 17324 17339 17440 17591
17715 17758 17787 17821 17897 17900 17947
17953 17963 17981! 17986 18099 18137 18145
18286 18328 18376 18482 18483 18671 18724
18731 18739 18766 18775 18781 18784 18799
18830 18883 18885 18924 19013 190S2 19121
19123 19138 19195 19201 19228 19274 19324
19326 19365 19371 19494 19517 19587 19610
19650 19691 19745 19851 19860 20007 20082
20094 20120 20148 20159 20177 20272 20303
20375 20535 20617 20665 20679 20704 20745
20790 20805 20829 20S34 20848 20328 20944 2
2e Klasse 2e Lijst: 18521 m. z. 19521.
Uk)
lltl
eg
raa
In:
dwijhen vanzelf."
,,Ja, M'frou," antwoordde ze ernstig. „As
niks verloren weird, zooas baarspelde', zoue»
niet op de wereld zijn.'
Na deze orake.woorden wandelde Ze met z;
het pad af, op twee nog meer dan gewoonlijk sol
gelloopen hakken.
Ik haalde Dimbie's brief hijl sohrijftl mij sl
dag soms wel' tweemaal onder de Jtussens uit
las hem over voor den nu ik zal maar niet. ze»
voor den hoeveelsten keer; één passage toch. kol
van buiten:
„Liefste, ik ben bM dat je me mist, heel t
is dat niet sleoht? Als jül naar mij verlangt,)
veel meer verlang ik «Met naar jon, mijn art
meisje, ik wil' mijn armen om je heen slaan oi
groote vraagoogen kussen en al 'de vragon, die
in kwamen sinds je ziek zijn, wegkussen..-, dat
ik doen al» ik thuiskom'.
Tante Letitia gaat langzaam achteruit. Zt|'J
niet en haar geest is volkomen Kftldei;. Ze hoeft'
een heeleboel gevraagd over jou.... zijl lachte tl
zwakjes om Ainalia en haar malle geaegdon.Zul r
óók geen middel' togen het kraken van sot
neu en baleinen, en zegt, dat or altijd wét moet J
Haar oude Ann had een slécht passend gebit
haar tanden bewogen zioh op schrikaanjagC a
manier ais ze sprak tooh vond tante dat f II
voldoende reden om haar op te zeggen, UI
Ik telegrafeerde Nanty me to sohi-jj'von, hos
het maakt. Je vertelt me er niets van in je brist
sleoht kind. Ik zal je een flink standje gevat
een pak slaag als ik thuiskom.''
Ik keek voorzichtig rond of niemand /(noch M
lia noch Jumblue) net konden zien en kuste!
papier en kuste het nog een».
Wordt vervolg
n: