VOOR DE KINDEREN. Bram's Uitvinding? Even Lachen. Het Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat H hoi d<xj Voor filets heeft den menech fijner gehoor dan blinkende munt. DB SCAN RAD GELIJK. Nieuwsgierige dame: „En dan, agent, zeg rr, 1) nou euns. waar dut riempje van Je helm onder Je kin ,ér-diont." Agent: „Dat, dame, is om mijn, arme kakemont een jetje uit te laten rusten aln het moo le van het out. dolden oi> onbenullige vragen." SPOEDIG GEANTWOORD. Weet Je moeder wel dat Je rookt?" vroeg een oude iffer aan een straatbongel. „Weet Jouw moeder wol, aldus de straatjongen, dat op straat vreemde hoeren aanspreekt?" JUIST IETS VOOR HEM. ,Ksn ik hlar een baantje krijgen?" „Nee. D'r is niet veel te doen." „Nou, dat zou ml) best HJken", i DAT WAS PRACHTIG. ZIJ: „Als lk alle* tof lees, wat met electrlclUlt wordt bereikt, dan kan dit mijn etll maken." HIJ: „Hemel nog toet Wat de electrictlelt al niet doet." EEN MODERNE VADER. ZIJ: „Onze kinderen zlon Je logcuwoordlg nóolt meer, man. Al» JIJ des morgens op staat, zijn ze reeds naar school, en „als JIJ dos avonds thuis komt, zijn ze al naar bad. Stuur zo tuseohonbelde toch eene oen ansicht." EEN RUILHANDEL. Hij: „Ik bon vannacht wat laat thuisgekomen, vrouwtje. Ik word door gewlchtlgo zaken opgehou. den." Zij, „O, dat ls zeker een ruilhandel geweest, want je hebt 'n verkeerden hoed, parapluis en ook een andere overjas aan." DAT WAS HET MIDDEL. Hl): „M'n compagnon ls een altijd onvoldaan man, hij wil alles hebben, wat hij ziet" Zij: „Prachtig man! Breng hem dan bij onzo oud ste dochter," EEN ATDOEND MIDDEL. „Da's nou de derde maal van de week, Jonee, dat lk Je erop betrap dat over Je lessenaar ln alaap bent gevallen", zegt de patroon. „Neem: me niet kwalijk, mljnhoor de baby houdt mij 'e nachts wakker", la het antwoord van den boekhouder. „Zool Breng h'm dan liever moe naar kantoorl" KLEINE BIJZONDERHEDEN. Do slgareltenproductie bedroeg ln 1921 het respec tabele aantal van 71.000.000.000.000 stuks. De Noordolijke IJszee wordt langzamerhand war mer.-waardoor het aantal IJsborgon afneemt. De stad Londen telt 2 millloen menschen mser dan geheel Australië. Er slaan vlammen van 1 millloen mijl lengte uit de zon, maar door den grooten afstand zijn ze met het bloots oog niet zichtbaar. Door een Amerikaan la een schrijfmachine uitge vonden, die slechte Mn ons weeft en ln bet veatiakje gedragen kan worden. I De bladeren van de Victoria Regla, een reutun- waterlelie, bereiken een middellijn van vier meter. Vlseohen reagoeren bet sterkst op groen en geel lloht. lil Japan zijn 8000 nleuwsbladon en tijdschriften. Door oen Italiaan ls een lichtstraal ultgovondon, dis tot oen dlopto van 300 meter ln het wator dringt. Op elke 33 gehuwde onderwijzeressen ln Engeland wordt por Jaar slechts gemiddeld één baby goboren, In de modernste kruidenierszaken ln Amerika be dienen de klanten zichzelf door de verpakte oetwa- ren uit den winkel te nemen en bij de kassa te be talen. Er zijn meer dan 1000 soorten tarwe; en het aan tal nieuwe soorten neemt nog steeds toe. M. Vandaag dan is 't moeder's verjaar feest! Kijk, de deur is versierd met bloemen en groen. En hief zie je me naar buiten hollen om de vriendjes en vrien dinnetjes, die op bezoek komien, toe te wuiven. Dadelijk gaan we aan tafel. Ik zit naast Marietje Eend en die weer naast Janus Kikker, allemaal in hun beste pak natuurlijk. En we smullen van het ka bouterlekkers en komen niet uitverteld. 83. Zie je, moeder heeft maar werk, dat zo nieuwe schalen krentenbroodjes op draagt. Ze lacht van pret, omdat we zul ke goeie magen hebben. 84. Dan gaan we fijn spelletjes doen, haas je-over en bok-stavast. En de meisjes springen touwtje en maken hinkebanen. 't Feest duurt tot het donker wordt en dan is 't weer afgeloopen. jn iktd utji gl' ode! te. Vandaag mogen we met een bootje naar bulten. Fijn hèt We gaan naar hét Ooie vaars-eilandje, dat heelemaal midden in 't water ligt. En vader zal ons roeien. Daar zitten we! Mimi zou wel graag on derweg waterlelies plukken, maar als "in echte poes is ze bang van water en dus kijkt ze alleen maar. 87. Zie je, daar ligt het eilandje. De familie Ooievaar woont er, maar ze zijn vandaag niet thuis. Wij mogen er echter naar hai^ telust spelen. Nog twee slagen en we zijn er. Vader legt aan. Mimi en ik zijn al gauw aan wal gesprongen en snuffelen rond. Dan helpen we vader den mondvoorraad aan wal te brengen. Die mocht eens nat worden. En heerlijk, we blijven hier den heelen dag! Een onwaarschijnlijke geschiedenis door L. Roggeveen. Vervolg. ,$n nu", zei Bram, terwijl hij' 't zilte vocht in 't luwe mengsel goot, „nu heb ik het! Nu moet ik Oni twe unil oedi tw >1 n aak! nodi d1a iet onzichtbaar makende mengsel hebben. Daar staat P Pet!" 't Leek zoo eenvoudig: een pannetje met een licht-. riolet vocht er in. Niemand, die 't zag, zou kunnen ermoeden, dat 't lichtviolette watertje een geheim- Innige vloeistof was. ,Ja zeker", zei Bram, alsof hij tegen iemand sprak, geh imzinnige vloeistof, mijnheer, éénig in de ereld, een vloeistof, mijnheer, die onzichtbaar kan aken,, mijnheer! Ja, mijnheer! 1" Bram ging zitten. Groote zweetdruppels parelden zijn voorhoofd. Zijn oogen schitterden van opwinding.! „Zou ik 't nu meteen maar probeeren?" zie hij. „Ja, kdoe het! Maar waarmee?" Zijn blik viel op een schoolschrift, volgeschreven met algebrasom men. „Ik zal hier een blaadje uitscheuren", zei hij', „en toar een scheutjo opgieten." Trillend van spanning scheurde hij; rits-rats de eer ste bladzij uit. „Nee, niot heelemaal", dacht hij, „een stukje er- Hn. Dan heb ik niet zooveel van dat goedje noodig". HIJ lel een groote snipper op een bord. Met zwarts lettere zag hij staan.: X2 168 - X X2 X 166 X (X 1) 160 X 12. 01 At* dsl i li'- i, dn alt" l ond' aa td >pf* iin ifl n gvfl Toen nam hij 't pannetje van de kaarsvlam. „Aul hij. t Waa heet. Voorzichtig pakte hij *t aan den frnd mot zijn zakdoek beet, hield 't boven 1 bord en [foot Nee, nóg nietll Even aarzelde Bram nogt De in- Nk van het gewichtige oogenblik was hem te mach- Toen bedwong hij zich met al zijn kracht en J°°i met vaste hand de lichtviolette vloeistof op 't ■Wdjt papier Onmiddellijk verdwenen de letters spoorloos zuchtte Bram. Maar 't papier „Wat is dat?" dacht Bram. blééf, waar, t was, zichtbaar! 1 „Datdat kan toch niet", stotterde Bram. Hij tuurde en tuurde, maar 't papier bleef onver- biddellijk zichtbaar. Wèl, en dit zag Bram met blijd schap, verdwenen ook de blauwe gedrukte lijnen. „Ik zal nog eventjes wachten, dacbt hij, „en dan zal ik nog eens kijken. Als 't dan nog niet weg is, ja dan weet ik het niet meer. H Komt natuurlijk door de ontbrekende bladzijden uit het boekje". z Hij ging in een hoek van z'n laboratorium zitten. „Ik zal tot honderd tellen", dacht hij, „en dan zal ik nog eens kijken." En meteen begon hij al: „Een, twee, drie Zachtjes telde hij verder. Toen hij om en bij de vijftien was, begon het kaarsje te sputterennog eventjes leefde het vlammetje fel op.. maar toen viel het pitje in het laatste reetje kaarsvet en.... Bram zat in 't donker. Vaag scheen het licht van een verre straatlan taarn in het vlieringhoekje. Wat zag alles er nu vreemd uit. Zoozoo gezelligNog nooit had Bram zoo laat en zoo eenzaam in zijn hokje geze ten. Eén vreemd gevoel kroop langzaam door zijn lijf. Hij voelde zich opeens erg eenzaam en verdrie tig.... „Honderd!" zol hij toom maar opeens. Hij liep naar den tafel, maar al heel gauw zag hij in t donker de vage witte plek van 't papier in het bord. Het papier was zichtbaar gebieven. De proef van Bram was dus mislukt! „En ik had het nog wel zoo precies uitgerekend", dacht hij. „Die ellendige ontbrekende bladzijden ook!" Mistroostig sloop hij de trap af, naar zijn slaapka mer Opeens bleef hij staan. „Natuurlijk", dacht hij, „als de vloeistof onzichtbaar had kunnen maken, had ik 't potje en de vloeistof, zelf ook niet meer kunnen zlon! Bram, Bram, erg handig ben Je nog niet, hoor!" Hij ging verder. Er kraakte een tree. Zou Iemand H, gehoord heb ben? Den adem Inhoudend, stond Bram doodstil. Nee, hU hoorde niets. Vader en mosder sliepen zeker al. ^Morgen tal lk alles nog eens opnieuw berekenen" dacht hij, „morgen....' Daar kraakte weer een tree, cn meteen tuimelde een roetje, dat zeker los gelegen had, met veel ge raas naar beneden. Bram schrok. Hij liep «nel do trap af, opende de deur van zijn kamertje en sloop naar binnen. Hij' hoorde de deur van de slaapkamer benedon opengaan. „Wat is 't"? vroeg moeder aan vader. ,Ik zie niets. De poes denk ik," zei vader. „Poes, poesje, ps.... psps....". „Miauw", zei Bram zachtjes. ,,'t Is de poes", zei vader en ging weer naar binnen. „Dat is niet eerlUk van me", zei Bram in zichzelf. „Ik had dat niet moeten doen. Maar ik wil toch ook nog niet tegen vader en moeder zeggen, wat ik van plan ben. Toch is 't niet mooi van me." Bram voelde, dat hU een kleur kreeg van schaamte om zijn leugentje. Vlug kleedde hU zich uit en trok haastig de dekens over zich heen. „Nu slapen," dacht hij, „en nergena meer aan den ken. Morgen...." En toen de klok elf uur sloeg, sliepen alle men schen in 't huis van Notaris Vingerling. V. Gevonden!! ,,'t Is om razend to worden", zei Bram' tot zichzelf, toen hij Zaterdagmiddag na de mislukking naar huls fietste. „Alles ging zoo good, en H kwam zoo precies uit, zooals 't beschreven stond in 't boekje, en nou juist die vervelende ontbrekende bladzijden't Is natuurlijk een onbegonnen werk, om te probeeren nóg zoo'n boekje te krijgen; dat zou al hóól toevallig zijn, Nee, de eenlgste weg ls, dat ik zelf nog maar eene probeer, om er wat van terecht te brengen, t Zal moeilijk zijn. maar 't moet. Vanavond zal lk nog eens aan 't werk gaan." BrinLo kwam hem oudergewoonte al weer tege moet, maar Bram had heelemaal geen oog voor zUn trouwe makker. Dien middag ging hU voetballen. Er was een wedstrijd tusschon zijn klas on de tweede. En, hoe gok of 't ook mocht klinken, zijn elftal won met >—2. Bram maakte zelf 2 van de 3 goala In an dere govallen zou Bram dolblU fcijn geweest, met z'n overwinning, maar nu liet xljzi triomf hem Ijskoud. i Zijn makkers tilden hem op en1 droegen hem rond, zooals de Romeinen hun helden rondgedragen heb ben, maar Bram glimlachte alleen maar flauwtjes. Avonds zat hij' weer in zijn laboratorium. Het fleschje met het violette mengseltje stond er nog. „Als ik in de inhoudsopgave van1 het boekje kU'k", peinsde Bram, „zie ik, dat er op bladzij 63 een nieuw hoofdstuk moet beginnen over 't maken van goud. BladzU 61 ls er nog in. Dus mis ik van *t verdwijn hoofdstuk alleen maar bladzU 52. Daar moet dus opw staan, wat lk nog aan mijn mengsel moet toevoegen. Véél kan er niet op zoo'n bladzij staan, kUk maar naar de anderel De bladzUden zUn klein, en de let ters zUn groot, Misschien.... Zoo dacht Braml „Wacht een»", iel hij na een poosje, „la t begin van 't hoofdstuk staa:, dat Je 't mengeeltj» ten «lotte moet kunnen drinken, en dat 't dan zuurachtig j smaakt. Kan lk t nu drinken? Even proeven!" Bram doopte zijn vinger in H fleschje en likte hem af. 't Smaakte flauw, met een zouto nasmaak. „Er ontbreekt nog wat aan", zal Bram. Wordt vervolgd. De vriendelijke lezer zal ln 't vorige gedeelte van „de vloeistof begon te eussen", gelezan hebben: sissen." Verder lnplaate van wyt: uyt; voor ram Bram «n voor goocheltoer goochelaar. COnnESPONDENTIE. Mw. Wed. A. Pool.Stapel, Plllanlelbun, Chll», Z. Amerika. Mijn hartelijken dank voor de poatugela. Ze zijn zeer welkom. Worden aan enkelen toege zonden. Behalve de winner van "t vllegraadael i«nd Ik ook nog poetzegel» naar Cor Honlngh, "Winkel, eind van deze week. C. A. De gelaarsde Kal, 00 cent; U kunt ook bl) nit) bestellen. Alle correspondentie zenden naar L. Roggeveen, Spul 97, den Haag.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1925 | | pagina 17