Aliüin Nienis- AiüittMlt- Lnilanllil -«niïE'S WONDERE JAAR ia Donderdag 30 April 1925 68st,e Jaargang. No. 7630» Ulïpïers i N.V, v.h. TRAPMAN Cu., eu EERSTE BLAD. Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. FEUILLETON. Schilderman's bereide Verf is ült znlvereLijn- en Standolie ver- zooals door de Schilders gebruikt wordt. Binnenlandsch Nieuws. Iedereen is opgetogen Dit blad verschijnt viotmaal por woolc: Dinsdag, Wooncdag, Donder dag en Zatordag. BIJ inzonding tot 'a morgens 8 uur, wordon Advor- Aiitlën nog zoovgöI mogolljl: in hot oorètullkomond nnmmeïj goplafttat. POSTREKENING No. 23330. INT. TELEP no. 20 Prijs por 8 maanden fl.05. Losse nummers fl cent. ADVKBTICN- TïfiN van 1 tot 5 rogols 11.10, iedeze gogol meez cent (bowijaao, inhogropon). Grooto Uttozs worden naaz Bla&tszuimto beïékendj DIT NUMMER BESTAAT UIT KWEE BLADEN. nl Zitting van Dinsdag 28 April 1925. EN DÓ.T OM BEN RilIJWTELPLA ATJ E. Coraelia Haakman, den 22 Juli 1902 te Wervers- !hoof geboren, alzoo 22 jaren oud, en nog altijd te Wervorshoof woonachtig, is landbouwersknechtbij [rijn vader en stond1 onlangs voor den politierechter en thans voor -deze rechtbank terecht terzake diefstal vo vtfu een rijwielplaatje. Bekl. erkent nu het feit,- Als getuige wordt ge hoord de 21-.jarige veehouder Jan Smit uit Oost woud. Deze bad 4 Maart jl. zijn fiets tegen een dam- hek in Midwoud1 neergezet. Toen bij later weer de fiers kwam halen, -was het belastingplaatje er af. i Bekl. zegt, dien dag uit jagen te zijn geweest en de fiets onbeheerd te hebben zien staan en haar van het belastingplaatje te hebben ontdaan. Hij nam het plaatje mee, omdat hij' zelf geen drie gulden kon mis sen, om er een te koopen. 't Plaatje is later ten hui ze van zijn vader door de politie in beslag genomen. De beer Wiggers, reclasseeringsambtenaar, deelt mede, dat bekl. wekelijks over ongeveer f 2 week geld bad te beschikken en bekl. beeft aan den reclas- Êeeringsambtenaar bekend, het feit te hebben ge- p pleegd. Rijksveldwachter de Koekoek van Oostwoud is me de als get. aanwezig, doch behoeft niet te worden gehoord. De O.v.J. blijft volharden hij den eersten ingesteld den eisch tot 4 maanden gev. Bekl. zou liever voorwaardelijke straf hebben. HET WAS GEEN BEEK, HET WAS EEN GEUIL. De volgende beklaagde is D. A. Klomp, journalist te Bergen. Hij had wegens het niet volkens keur van den Polder, schoonhouden van een heek langs zijn S perceel, een verbaal opgeloopen en moest deswege voor den kantonrechter verschijnen, die hem echter heeft ontslagen van rechtsvervolging. De Ambtenaar; OM. ging in hooger beroep, dat heden diende. Als getuige werd gehoord J. G. Leijen, ©ercetari® van de Ingepolderde en Oningepolderdie landen te Bergen en iwonend'e aldaar. In het waterschap Ingepolderde en Oningepolderde Landen van Bergen ligt aan den Nesdijk het perceel van bekl. Hij heeft de bedoelde beek naast zijn perceel niet gezuiverd van kroos, riet en andere gewassen, al is dat bij keur. voorge- TV schreven. 3 November jl. heeft Leijen met het Pol- derbestuurslid Swaag schouw gehouden-, ook bij be- klaagde, dien toen niet thuis was. Die schouw waa behoorlijk den jrereischten tijd te voren aangekon- lin W- Bekl. zegt, dat het geen beek is wat er langs zijn .perceel loopt, 't Is slechts een geul. Get. zegt, dat er altijd schouw over gehouden ia iiZoo'n heek is een scheiding van perceelen. Bekl is nog 8 dagen na schouw in de gelegenheid geweest, - de zaak in orde te maken en bij verdere nalatigheid e! zou verbaal volgen. Bekl. zegt: Als het nut gehad had', zon ik die geul wel schoongemaakt hebben, maar dat was geen nut tig werk. 't was dwaas werk en- dat wilde ik niet ver richten. Daarom heb ik de geul niet schoongemaakt-. 'De menschen in de omgeving waren verbaasd bet beloop der zaak. daar de vorige bewoner van mijn huis. daarin 13 jaren heeft gewoond en 1 oit op deze wijze gemoeidl is geworden. Het dieper hoi maken van de beek of geul zou ten slotte tot zand- verschuiving hebben kunnen leiden. Get, verklaart, dat de vorige bewoner van beklaag- de's huis gedurende al die jaren wel jaarlijks is ge waarschuwd, maar door laksheid van het polderbe stuur werd niet tot vervolging overgegaan. Bekl. beroept zich op eene verklaring van den op zichter van het Waterschap, dat het niet noodig is en niet in het belang van het land om da bewuste beek1 of geul schoon te houden. De O.v.J. vroeg vernietiging van het vonnis des kantonrechters, aangezien die door dazen gestelde ar gumenten niet kunnen leiden tx>t ontslag van rechts vervolging. Het belang van schoonhouden der beek, zal ook voor de Ingelanden gering zijn, terwijl jaren lang de vorige bewoner' van beklaagde's perceel al leen jaarlijks een waarschuwing kreeg zonder meer. Maar 't is overigens niet aan de Ingelanden, te be- oordaelen, of schoohouden noodig is of nie. Om dat te'beoordeelen, daarvoor is het Bestuur. Mede op grond dat in de dagvaarding niet is vermeld dat 14 dagen te voren behoorlijk van de voorgenomen schouw is kennisgegeven, eischt de O.V.J. behalve vernietiging van het vonnis van den kantonrechter, ook ontslag van rechtsvervolging voor den be klaagde. Bekl. zegt. het maakt me weinig uit op welken grond ik vrijgesproken word, ik heb alleen het doel, vrijgesproken te worden. Spr. vindt het verder hoogst onbillijk als hem werk zou worden opgelegd, dat de vorige bewoner van zijn perceel 13 jaren lang niet heeft behoeven te doen. TEGEN DE GOEDE ZEIDEN. De heide laatste strafzaken, de eene uit Spanbroek, de andere uit den Helder, worden beidie met het oog op de goede zeden, met gesloten deuren, behandeld. A.s. Dinsag uitspraken. ikfloor MA BEL BARNES—GRUNDY, voor Nederland bewerkt door ELLY HARTING. 27. j «Stil", kwam ik. „Ik heb bijna alles wat een meis- m[ je met mogelijkheid verlangen kan een man, een [l[ thuis, vrienden en nu zelfs rijkdom. Waarom", tracht ik zijn gedachten af te leiden, „vertelde je mij je nieuws niet dadelijk toen je thuis kwam? Wist je het toen nog niet?" .,0, jawel, het testament werd onmiddellijk na de begrafenis voorgelezen. Ik wilde het je vertellen, ik hield het voor me als een verrassing voor 's avonds en toen vertelde jij jouw nieuwsHij brak af en eindigde zijn zin niet. «Daarna", vervolgde hij een oogenblik later, „wacht te ik tot alles wettelijk geregeld was. Moeder was geneigd het me te betwisten. Zij waa tante's eenige zuster en vond' dat zij- de oudste rechten had, ook al bad zij haar in geen jaren gezien. Yorkshire was te saai voor moedor, na het vroonjke, drukke Londen.. Toch scheen zij van meening dat het geLd haar toe kwam." r Hij plukte langzaam de blaadjes van een latyrus uit. „Ik hoop nooit meer zulk een uitdrukking op het, gelaat van een vrouw te zullen zien als ik zag op dat van mijn moeder, toen. het testament werd voorge lezen-. Het was leelijk en treurig. Arme moeder, net allermooiste uit het leven is haar voorbijge gaan." Hij zuchtte diep. Amalia zong: „I would not Teavomij little wooden hut for you" („Voor jou zou mijn kleine houten hutje niet verlaten willen"). ..Zij ia blijkbaar dezelfde opinie toegedaan als ik", v.— kwam ik glimlachend. „Zij wil hier ook niet van- iyjj daan." „Jullie zijn bondgenooten, dat is duidelijk genoeg. Twee vrouwen tegen één man, dat is niet fair, vooral niet aia die eene vrouw een Amalia is. Wij zullen hier blijven, jouw jaar uit, Marg. Je wenschen zijn mij een wet." „En wat wil mijn liefste nulangs de lytarus gerold worden?" Hij streelde mijn wang. .•Was er ooit een man als de mijne?" vroeg ik me zelf. En hardop: „Zeg eens aan Amalia, dat ze wat minder hard moet zingen en informeer dan meteen W0lk nummer van schoenen zij draagt." SJ dn C<K VerkrijgbaarKramers van Rijswijk, Schagen P. Constant, julianadorpB. Kat, WieringenG. Bakker, Drogist, Oudkarspel; G. Bprst, Breezand; en aan de fabriek. LOUIS BOUWMEESTER. We lezen in de Msb. de volgende biografie over Louis Bouwmeester, die wij onze lezers niet wil len onthouden, tal van bijzonderheden over dezen grooten tooneelspeler die ze bevat: Louis Frederik Johannes Bouwmeester werd op 5 September 1842 te Middel harnis geboren en dien- zelfden dag aldaar in de R.K. kerk gedoopt. Zijn moeder, jong gestorven, was actrice bij 't gezelschap van Chanteur en Comp. dat in dien tijd de kermis aldaar bezocht. Aanvankelijk wilde hij naar zee, maar zijn vader, de acteur L. F. J. Rosenveldt, wil de daar niet van hooren en leidde hem op voor het tooneel. Veel deed hij1 niet van zich verwach ten, zelfs verweten oudere tooneelspelers den jon gen Louis, dat hij- het „vak" nooit- leeren zou. Hij debuteerde als knechtje in „De oude Korporaal" en wel met zooveel succes, dat de acteur Huizere hem HOOFDSTUK XX. Professor Leighrail bezoekt ons. De middag verstreek en Dimbie en ik werden langzaam wakker uit ons slaapje. Met moeite pro beerden wij het feit, dat Amalia ons door haar ge liefd provisiekastraampje bespiedde, te negeeren. Daar kwam professor Leighrail door het poortje ge waaid, langs het braamboschje en stond toen stil starend) naar de cottage. In de diepe schaduw onder den appelboom, had: hij ons niet bemerkt, vandaar blijkbaar zijn niet overbeleefde opmerking over ons huis: „Nog erger dan ik dacht een overvol be groeid pest-huis!" Wij lachten hardop. Met uitgestrekte handen kwam hij op ons toe. Zijn kleeding trok dadelijk mijn aandacht ze was een beetje ongewoon. Hij droeg een zwart laken- sche broek, een wit linnen jas, groote, niet passende, bruine laarzen, toegeregen met een andere kleur ve ters en een hoogen hoed. Dezen laatste nam hij met een zwaai af en zijn eerste gezegde scheen zeer karakteristiek, voorzoover ik hem kende. „Dacht ik wel, jullie zoo te vinden, Nog altijd Ro meo en Julia. Je ziet eruit", hij zette een bril op. „je ziet eruitjuist zooals een dwaas, sentimenteel en gelukkig paartjo eruit moet zienmet dien ach tergrond van oude knoestige takken." Hij' wachtte niet op eenig antwoord' en ratelde, door: „Ik heb jullie zonder de minste -moeite gevon den. Wist ik wel." „Pine Tree Dorp is niet groot „Zeker niet", viel hij in. „Maar al was het een stad geweest en geen dorp. dan zou ik jullie toch even gemakkelijk gevonden hebben. Ik vroeg aan een dorpeling ik bedoel een man in pilo „Waar is het huis van een heer en dame. die glim lachen en leven van zonneschijn en wandelen op lucht?" „En begreep hij u?" vroegen wy vastbesloten niet te glimlachen. ..Zeker, ik sprak heel duidelijk. Hij peinsde een oogenblik, krabde op zijn hoofd en zei: „Eerste bocht rechts, „One Tree Cottage". Dat klopt", zei ik, „One- Tree Cottage was de dwaze, fantastische naam, die ze mij noemden, dat is waar ook." En zoo ziet u me hier en ik moet zeggen, de cottage is nog. slechter dan ik verwachtte." ,31 echter?" riep Dimbie uit. „Ja, u en uw vrouw zijn nog steeds in den liefdes- roes. Ik had eigenlijk gedacht, dat het nu wel over over de volstrekt Pijnlooze en toch Radicale wer king van Mijnhardt's Laxeertabletten. Doos 60 ct. Bij Apoth. en Drogisten. een schop onder een niet met name genoemd j lichaamsdeel toediende. Na lange jaren met eenige reizende troepen door het land gezworven te hebben, en heel kort aan het théatre des Variétés van 'Dupont in den Nes te Amsterdam, daarna aan den Stadsschouwburg ver bonden te zijn geweest en zelfs in de vroegere Fran- sche comédie op de Erwtenmarkt ddrecteurtje van een eigen troep gespeeld te hebben, kwam hiji op 19-jari- 'gen leeftijd bij het gezelschap van Boas en Judels, waar hij1 meerendeels ondergeschikte rollen kreeg en zich dikwijls met figureeren moest tevreden stelle©. Het geluk was hem gunstig. De acteur, die de rol van Raphaël in Barrière en Thilboust's „Filles de Marbre" moest spelen, kreeg het met de directie aan den stok. Een der directeuren, P. Boas, kwam op de gedachte Bouwmeester die rol te laten opknappen. Hij had succes en„was er". Ziehier wat de groote Louis daarover zelf destijds vertelde aan den heer Arnold van Raalte: „Ik vloog naar mijn huis en toen ik de rol, waar mee ik dweepte, gelezen en herlezen had, huilde ik als een kind, -want ik begreep, dat ik met die rol viel of stond. Wat él angsten» heb ik uitgestaan, dat men gedurende de repetitiën bemerken zou, dat ik. er misschien iets meer van zou maken dan de eerste de beste dat de acteur,-die de rol geweigerd had, tot bezinning zou komen en zij mij weer ontnomen 1 zou worden dat zijn dingen, die zich niet laten ver tellen! Goddank! er gebeurde niets van dat alles. Maar toen de avond van opvoering, kwam, klap pertandde ik van angst en overspanning. Hoe zal dat gaan? dacht ik onophoudelijk. Zal het publiek me niet schouderophalend aanhooren en mijn confraters mij voor mijn overmoed uitlachen? Niets van dat alles; toen het gordijn opging, was mijn angst verdwenen, ik was mezelf weer volkomen meester. Het publiek, dat mij. slechts betrekkelijk kleine rollen had zien spelen, keek aanvankelijk vreemd op. Het eerste bedrijf werd teruggeroepen ik mocht mee opkomen! Het tweede bedrijf werd ik tweemaal alléén terug geroepen; de overige bedrijven waren voor -mij een razend succes en toen ik na het sterftooneel in.'het laatste bedrijf odder spontaan gejuich zesmaal moest terugkomen, zag ik niets om me heen; ik had een I gevoel of ik stikken zou Ik geloof, dat het op Schans was, dat ik weer tot me zelf kwam en onder de boomen, midden in den nacht, op een bank neerviel om aan mijn tranen den vollen loop te laten. Ik voelde, dat ik zeggen kon: ik ben erl en ja! ik was er, want van toen af werd het mij1 zeer gemakkelijk gemaakt, mijn wakkere di recteuren Boas en Judels gaven mij de eene rol voor de andere na, en het Amsterdamsche publiek beloon de mijn streven en droeg mij op de handen". De cholera-epidemie van 1866 maakte aan deze pe riode een einde. Tezamen met Bambey, de Boer en S. Kapper speelde hij in Tivoli, later in de Plantage en eindelijk als Louis Bouwmeester en Co. in Di- ligentia in de Kalverstraat. In 1867 trok -hij. met zijn gezelschap definitief naar Rotterdam, waar hij eerst op den Coolsingel den nieuwen schouwburg van de heeren Judels en van Biene, later een eigen theater op de Place des Pays-Bas in de buurt van de Kruis kade bespeelde. Vooral met de „Bedelaarster" en de „Koerier van Lyon" behaalde hij daar groote triom fen.. Toen in 1870 de zaken minder voorspoedig gingen, hoofdzakelijk door de opvoering van „De non van Krakau", een anti-katholiek stuk, waarover een deel van het publiek zeer verontwaardigd was, moest hij de directie neerleggen. Na sedert 1873, samen met Boas en Judels, den „Salon" te Amsterdam opnieuw bespeeld te hebben, ging Bouwmeester in 1878 inop een voorstel van Willem Stuxnpff om aan het Nedorlandsch Tooneel te komen. Als Jasper, de oude trouwe knecht, in „La Joie fait peur" van Mme. Giardin trad Louis voor het eerst in zijn nieuwe omgeving op en ver raste daartnee het z.g. „betere publiek, dat hem aan vankelijk voor een „bulderbast" bad1 gehouden, die gewoon was zich in het meio-drama schor te schreeu wen. Bern 4en September 1880 had de eerste voorstelling plaats van Shakespeare's „Koopman van Venetië" met Louis als Shylock en zijn broer Frits als den ouden Gobbo. Deze rol van Shylock heeft zijn roem naar het toppunt gevoerd. Z.M. Koning Willem III vereerde in April 1882 Bouwmeester met de groote gouden medaille van ver dienste en hij werd' door Z:M. in audiëntie ontvangen. In Januari 1882 moest Bouwmeester op aandringen van den Raad van Beheer van het „Neerlandsch" den Hamlet spelen. Dit werd evenwel een fiasco. Bouwmeester was er de man niet naar het gecompli ceerde karakter van den Deenschen prins op te los sen. Als Lodewijk XI vierde hij in December 1887 zijn zilverenjubilé, waarbij hij geestdriftig gehuldigd werd. Teixeira de Mattos maakte in opdracht van „St. Lucas" een buste van hem. De brand van den houten Stadsschouwburg te Amsterdam op 20 Februari 1890 maakte niet alleen directie en artisten van het Ned. Tooneel dakloos* maar vernielde degelijk alle boeken, handschriften en rollen, alsmede de décors en de requisieten. Geluk kig verleende de heer A van Lier gastvrijheid in de Plantage Franscbe laan. In het begin van November 1890 wilde Bouwmees ter met zijn zuster een eigen schouwburg stichten. Tot een uitvoering van dit plan kwam het echter niet In 1897 ontving hij de orde van Oranje Nassau. De volgende jaren brachten créaties als Kreon in So- phocles' „Antigone", (Harpagon in Moliere's „Vrek", •Sanche Panche in Langendijk's „Don Quichote", „Coriolanus" en "Julius Ceasar" van Shakeespeare, Groot was het succes van zijni „Oedipus"-vertolking. In 1901 vierde Bouwmeester zijn 40-jarig tooneel-. jubileum in de rol van Herodes in het gelijknamige verzendrama van Stephen Philips. In hetzelfde jaar trad hij' te Parijs als Shylock op en dit werd voor hem een triomf. Hij werd benoemd tot Officier d'Académie. Drie en twintig achtereenvolgende jaren bleef Bouwmeest aan 't „Neerlandsch" verbonden en ging toen in op een verleidelijke aanbieding van het Am- eterdamsch Lyrisch Tooneel. Hij debuteerde bij het nieuwe gezelschap in September 1902 als Mefisto in „Faust",, werd toen ernstig ziek„ zoodat de nieuwe onderneming moest worden opgeheven. September 1903 bracht hem met een eigen gezel schap te Haarlem, maar het financieele succes was niet schitterend- Hij speelde o.a. „Zaken zijn zaken", van Mirbeau, „Schakels", „Een sociale misdaad", „Mea Culpa", „De kroeg", enz. 65 jaar oud ondernam Bouwmeester met een gezel schap tweedejrangsartisten zijn eerste reis naar In- dië. De ontvangst, was hartelijk, zoodat hij den moed had na eenigen tijd weer terug te gaan. Eén ding heeft Bouwmeester erg gespeten: hij had te Parijs gespeeld en wilde het nu ook gaarne voor den QDuitschen keizer doen. De gezant te Ber lijn had alles in orde gemaakt. ,Jch will dom Bouw meester wohl sehen" had de Duitsche keizer geant- zou zijn. Ein uw cottage isligt zij niet beneden zeepeil? Ze ziet eruit alsof zij op een moeras ge bouwd iA" Hij sprak op dezelfde vroolijke afgetrok ken wijze als toen wij voor het eerst kennis met hem maakten. „Wij liggen hier tweehonderd meter boven zeepeil". zei Dimbie met evenveel trots alsof hij een handje had meegeholpen de aardoppervlakte zoo te vormen. „Een dal behoeft niet altijd beneden zeepeil te lig gen, dat moest u weten." De professor lachte. „M&ar is het huis niet buitengewoon vochtig en ongezond met dat onkruid er omheen?" „Dat onkruid is clematis." „O", zei de professor, „ik zou het toch uitroeien". „Maar, Margmijn vrouw en ik namen de cot tage juist om die clematis." „Een idiote reden. Heb je Je riolen nagezien, Jon ge man?" „Dat doet Amalia", viel ik in. „zij heeft een riool- steker zooals u weet." „Ja, natuurlijk, dat herinner ik me. Erg verstandig van Amalia, hijzonder verstandig. Waar is zij?" „Op de tafel in dé provisiekast". „Een eigenaardige plaats." „Van daaruit kan zij ons het beste zien." Hij glimlachte. „Ik houd van dienstboden die belangstellen in hun meester en meesteres." „Zij stelt zéér veel belang in ons", zei ik. ,Jk zou graag dat jonge persoontje eens zien èn ik zou graag uw riolen eens onderzoeken." Wij zwegen beiden. ,jk ga er esns naar kijken, als u er niets op tegen hebt." Dimbie stond op. „Neen, mevrouw Lachebekje moet met me mee gaan. De vrouw behoort beter op de hoogte der hui selijke toestanden te zijn dan de man." Hij bood mij zijn hand aan. Ik zag hulpeloos naar 'Dimbie. Het was zoo moeilijk te spreken, het hem te ver tellen. Mijn stem had nog steeds de vervelende ge woonte te trillen en <dan te breken als ik, op een op gewekte, zorgelooze manier, over mijn verdriet pro beerde te spreken. Er kwamen weliswaar geen tranen meer, doch al tijd brak mijn stem. Ik wilde eens Amalia vertellen, dat zij m'n regen mantel mocht hebben, daar ik dien toch niet meer noodig had. Ik begon heel dapper en toen kwam het Zal het altijd zoo zijn vraag ik me af? Zal ik- ooit volkomen kalm en onverschillig wor den? Het is nu elf dagen geleden sinds Dimbie thuis kwam als een rijk man en vol van zijn heerlijk nieuws. Elf dagen hebben we samen doorgebracht en geen enkelen keer gesproken over het kruis, dat we gedwongen zijn te dragen want het is Dimbie's kruis evengoed als het mijne. Is het verstandig, al dus te handelen? Zou het niet minder zwaar worden als we er moedig over spraken? En toch is het mijn verlangen. Ik was het. die het zoo wilde. Ik smeekte Dimbie er nooit meer over te spreken en nu heb ik er bijna spijt van. Af en toe lijkt het me alsof ons stilzwijgen het moeilijker te dragen maakt. Misschien als we erover spraken, zouden we het ten laatste gaan beschouwen, zooals men een roo- kende kachel beschouwt, vervelend, onaangenaam, maar toch wel te verdragen als het raam is openge zet. om de frissche lucht in te laten. Onze vensters, wijd open zouden een stroom van geluk liefde, vriendschap, belangstelling in boeken en de eeuwig durende vreugde der natuur binnenlaten. Ec moet Dimbie eens vragen, hoe hij er over denkt. Dimbie weet altijd wat het beste is- Met een paar woorden legde hij den professor uit, dat ik een gevangene was en aan mijn stoel gekluis terd en dat hij. Dimbie, hem begeleiden moest door het huis. De professor maakte zichtbaar aanstalten, om mij te condoleeren, toen hield hij zich in. iHij nam een voudig mijn hand in de zijne en drukte haar zacht. Daarna volgde hij Dimbie. „Dat was vriendelijk van hem", dacht ik, „Ik wil de wel, dat Nanty hier was, dan konden ze hun oude vriendschapsbanden weer aanknoopen. Mis schien maar neen", ik1 lachte, „ze zijn een beetje te oud en Nanty is een mannenhaatster." Amalia vloog op mij toe in hevige opgewonden heid. „Die meheer heef z'n jas uitgetrokke' en is in de riole' aan 't steke' met mijn stok." „Dat bewijst duidelijk, hoe goed jij op allerlei moei lijkheden was voorbereid," zei ik vriendelijk. Zij keek me schuin aan. Ik heb nog nooit iemand ontmeet wier oogen zoover opzij konden draaien. JPrecies een heilbot", mompelde ik. Onmiddellijk stonden ze weer recht. „Wat zei u, M'frou?" „Niets", antwoordde ik kalm, ..ik denk soms hard op." „Ja", zei ze op een toon, die duidelijk te kennen gaf, dat ze wel wilde dat ik zulks niet deed. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1925 | | pagina 1