VOOR DE KINDEREN.
Bram's Uitvinding.
Even Lachen.
Ware woorden.
Het Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat
bevolking- der Vereenigde Staten bedraagt on-
,„r 119 mlllloen «leien.
mei J,rieden Jaar hadden ln Engeland MJna 100.000
;(lukken op atraat plaata.
111U. lu) gllee wat de melkproductie koet, wordt <w
72 besteed aan do voeding der koe.
jen heoft tegenwoordig ook reeds schrijfmachines,
unni irmeo men muziek schrijft.
China wonen per vlerkante mijl ongeveer 226
1 gAjechen, ln Australiö slechts 2,
jn de Londensche parken zijn 695 tennlsveldieu.
'olgens een Iersche chirurg wordt genialiteit ver
zaakt door een bacil, die in de hersens geraakt
zich daar voortplant.
[et fornuis, waarin Landru zijn slachtoffers ver-
ndde, is voor £700 verkocht.
)e parapluie Is pas gedurende de 18de eeuw in
rruik gekomen,
M.
EEN MODERNE VROUW.
„Nu heb lk ontdekt, waar mijn man zijn avonden
doorbrengt."
„Zool En waar dan?"
„Wpl thuis. Toevallig moest lk gtsteronavond ook
thuis blijven."
DAT WIST HIJ NIET.
Jonggetrouwd vrouwtje: „En mannetje, smaakt het
eten thuis nu niet veel smakelijker dan vroeger in
het restaurant?"
„Ja vrouwtjo, zeker, maar in het restaurant had
men toch dit voordeel, dat je altijd op do spijskaart
kon nazien, wat het eigenlijk wis."
I
DAT WAS DE REDEN.
„Waar ben jo al dien tijd geweest?"
„Naar een lezing, schat."
„Maar d'r ls toch niemand die een lezing houdt
tot twee uur ln den nacht."
„Deze spreker wel, liefje hij stotterde vreese-
lijk."
VOORZORGSMAATREGEL.
Tww Chineesch# roovere worden terechtgesteld,
Da strop wordt om dan aaratan geworpen, mar hij
braakt an de ter dood veroordeelde valt ln het water,
dat onder dan galg doorstroomt. De man twemt
Ijlings weg.
Ala nummer twee aan de beurt komt, zegt hij tot
den beul:
„Neem een aterkeren strop, want ik kan niet zwem
men."
RECHT OP REDUCTIE.
„Vlndi U niet, dokter, dat U een bootje voel hobt
gerekend voor de behandeling van Jijrumy toen hij
mazelen had?
„U moet bedenken, mevrouw, dat ln het geheet
twee en twintig visites zijn geweest,"
„Ja, .maar U vergeet dat hij de heele school aan
gestoken heeft."
HOE KWAM DAT?
„Heb Je soms gasten hier gehad, terwijl ik weg
was, mannie?"
„Geen sterveling, schat. Waarom vraag je dat?"
„O, niets alleen kan ik niet begrijpen hoe er
zestien champagnekurken achter de piano zijn ge
komen."
DAT BELOOFT WAT»
„Ik wil u gaan beloften doen", zelde da candtdaat,
„loodat lk ook eerlijk kan nakomen wat ik u heb
beloofd."
Eon onverschillig mensch ls iemand, die niet edel
moedig genoeg is, om zich oen vriend te verwerven
en niot moedig genoeg om zich eon vijand te maken.
Na te doen wat schranderen doen is niot altijd
schrander.
Het leven ls geen rustbed, maar een werkplaats.
De meesten schijnen zulks te vergeten door dikwijls
naar de wijzerplaat te zien, maar aan de heteekenis
van den tijd weinig of niet te denken.
I
Het licht der ware liefde wordt dan eerst zicht
baar, als het donker is geworden op ons levenspad
en wij naar een reddende hand uitzien.
I
In den omgang met dwazen, heeft men het meest
zijn verstand noodig.
Eerst snoepen we, op 'n mooi plekje
van ons lekkers en spreken af, wat we
doen zullen. „Ik ga m'n krant lezen", zegt
vader, die op de „Teddybeer-bode" is ge
abonneerd.
90.
Mimi en ik voelen meer voor verstop
pertje spelen. Er zijn zulke leuke plekjes
overal. Kijk, ik ben 'm en moet achter
dien boom staan en Mimi loopt zachtjes
weg, om zich te verschuilen.
61. 'k Sta al een heel poosje met mijn han
den voor m'n oogen en hoor nog maar
steeds niet roepen, Jongen, die Mimi
schijnt 'n ver plaatsje op te zoeken. En
als ik een paar minuten zoo gestaan heb
ga 'k toch maar eens kijken.
O wee! Nergens te vinden I Vader en ik
zoeken heel het Ooievaarseilandje af.
't Wordt donker en vader haalt de lan
taarn uit de boot, O, we zijn zoo bang!
Waar kan onze arme Mimi toch zitten?
(01
lat
t
wa
roo
kl
Zoo komen we eindelijk aan een groot
konijnenhol, waar 'n gezellig lantaarn
tje hangt te branden. „Laten we maar
eens gaan hooren", zegt vader en we
stappen de poort binnen.
94. Daar is de deur. We zijn bij de familie
.Konijn beland, zooals je op het naam
bordje ziet. Misschien is dat nog wel
familie van onzen meester, denk ik. En
vader gaat op de deur kloppen.
95. Slof-slof, daar komt iemand aan: baas
Konijn zelf: „Goeienavond meneer",
zegt vader. „Hebt U ook soms een kat-
tenmeisje gevonden, dat verdwaald is?
We zitten in groote onrust om haarl"
96. „Dat treft", roept baas Konijn vroolijk.
„Je moet weten, ik vond haar in *t
bosch. Ze was den weg kwijt en toen nam
ik haar maar mee naar huis. Ze ls bin
nen." En ja, hoorl Daar komt onze Mimi
al aangestormd.
Een onwaarschijnlijke geschiedenis
door L. Roggeveen.
w Vervolg.
„Er ontbreekt dus nog wat aan", zei Bram, ,,'t
kaloet zu r worden. 'Hoe kan ik t zuur maken? EVen
inken! Azijncitroen.... een zure appel, meer
Bet ik op 't oogenblik niet! Maar.... zouden er in
en tijd, toen 't boekje geschreven werd, al citroe-
zijn geweest? En zouden de menschen toen al
wjijn in de sla gedaan hebben? Wacht, even aan
der vragen! Misschien weet die wel wat zuurs!"
Bram holde naar beneden. Moeder was in de keu-
[•■poeder, noemt u eens iets, dat zuur smaakt!"
loevee letters!" vroeg moeder...
beveel letters?"' herhaalde Bram met een ver-
iderd gezicht.
Ma k 't dan niet voor een kruiswoordpuzzle?"
wg moeder.
^Welnee, moeder", zei Bram, „dat is me te flauw
doe ik niet aan mee. En Je wint toch nooit wat,
Je moet eerst 160 reepen opgegeten hebben, of
Ie flesschen wijn..,."
..Je vader is er dol op", zei moeder, „die denkt nu
oen half uur over een bijtende stof van vijf let-
tffrs."
..Toe moeder, noemt u nou iets dat zuur la, „H ls
ir?°or.... voor
.Voor de schoppenboeren?*' lacht moeder.
|..Nee moeder, vandaag voor wat anders."
«Nou, citroen!"
x ..Heb ik al
..Azijn!"
„Heb ik ook al.
„Dan weet ik 't niet", zei moeder, „Of.... ja....
huiven, die te hoog hangenDie zijn toch zuur!"
„Druiven, die te hooghè, wat flauw", zei
ram, maar hij lachte toch mee.
En hij dacht bij zichzelf: „Mijn druiven zijn eigen
lijk ook zuur!"
"Weet U anders niets, moeder?"
"^ee", zei moeder, „vraag maar eens aan vader!"
«Waar ls vader?"
„Boven op de slaapkamer, hij scheert zich!"
Bram holde weer de trap op. Op den overloop
hoorde hij zijn vader mopperen.
„Wat is er, vader?"
„Ik heb me gesneden", zei vader, „en nu Itan ik
mijn aluinsteentje niet vinden
„Neemt u dan ook een gillette, daar snij je Je nooit
mee'zei Bram,
„Waar is nouwacht eens eventjeshaiha, ik
heb het, ik heb het", riep vader.
Bram keek verbaasd. Zoo had hij zijn bedaarden
en kalmen vader nog nooit gezien. Wat was er nou
aan de hand?
„Aluin", riep vader, „dat is het!"
„Wat vader?"
„Aluin, van 't kruiswoordraadsel uit de krant; iets
dat bijt van vijf letters, dat komt precies uit: aluin
en dan is het dier van vier letters lama en de Bij
belserie naam Izakl"
„Bijt aluin dan, vader?"
„Ja jongen, als je je gesneden hebt, stelpt hst 't
bloeden dadelijk!"
,,Hoe smaakt het, vader?"
„Wrangzuur," zei vader.
„Zuurl Zuur! ZUUR!!!
„Dan heb ik het ook", Julhcte Bram inwendig
„aluin, aluin, aluinl"
En hij vroeg:
„Waar kun je aluin koopen?"
„In elke drogisterij! Maar waar heb je het voor
noodig? Jij wilt je toch niet gaan scheren?"
„O nee, vader, ik denk er niet aan," lachte Bram,
en meteen holde hij weer naar beneden, het huis
uit.... aluin, aluin, aluin!
Moeder keek hem verwonderd na.
„Waar ga je heen, Bram?"
„Eventjes, ik kom zoo terug, moeder". In een oog
wenk was hij den hoek om.
In een drogisterij in de nabijheid kocht hij wat
aluin, 't Was niet duur. Voor een kwartje had hij
een heeleboel.
„Kan ik 't in water oplossen?" vroeg Bram.
„Flink fijnstampen, en ln kokend water, dan lukt
't best", zei de drogist.
Bram holde terug
Een kwartiertje later stond het pannetje met de
violette vloeistof weer te koken en te borrelen, dat
het een aard had.
Groote wolken dreven in slierten door het kamer
tje. Toen stampte Bram wat aluin fijn, tot 't wel
zand geleek, schepte een lepel vol, en....
„Ja", dacht hij opeens, „hoeveel zou er in moeten?
Dat is weer een moeilijkheid. Wacht eens: toen ik
zout noodig had, moest ik er zooveel in oplossen, als
er in kon. Zou dat bij aluin ook zoo zijn? 'Dat denk
ik niet, want dan zou 't een wrange historie worden,
't Moet een beetje zuur smaken, als 't klaar is, Dan
moet er dus niet te veel in. Ik weet al iets: af en toe
zal ik eens proeven.
Maar... dat is niet eens noodig, want
Even hield Bram op. Hij kreeg een geweldig ideel
want als alles goed is, moet 't pannetje bij
de juiste hoeveelheid aluin, onzichtbaar worden...."
Onzichtbaar!
„Ik heb dus maar alleen aluin bij te voegen, tot
ik.... niets.... meer... ziel"
Bram goot zijn halve lepel leeg. De fijne korreltjes
vielen 'in de violette vloeistof; de wolken werden
kleinerverder gebeurde er niets....
„Nog een beetje", dacht Bram. Weer goot hij wat
aluinkorreltje» bij.... Nu kwamen er geen wolkon
meer, van de vloeistof. Alleen kookte en raasde het.
dat 't een aard had.
„Nog een beetje!"
Uit het pannetje kwam plotseling een zware lood
grijze damp, die meteen allee omhulde, kaar*, drie-
P< otje, alles... langzaam vervaagde de damp..en
toen hij verdwenen was.... waren ook....
Nee. 't wa» niet om te geloovenl! Bram wreef fijn
oogon uit, sperde ze vervolgens wijd Open, kneep i
zien in zijn neus.... „Aul" riep hij, „ja, ik bon wak
ker!
Het pannetje, en het driepootje en de kaart
waren.... wèg, verdwenen!
Op de plaats, waar 't boeltje gestaan had', was
niets te zi en!
Niets, ja toch.... wel Iets... vaag, héél vaag....
zag Bram het kaarseylammetje nog eventjes sche
meren!
„Uitblazen", dacht hij. Hij blies.... wèg was nu oko
het schemerige vlammetje,
„lk heb het," zei Bram. „!k heb een groote uitvin
ding ged&An., ik heb.."
Weer staarde hij naar de tafel, aleof bij 't niet ge-
locven kon.
,.Ln toch is 't waar," zei hij zachtjes. „Kijk maar,
zelfs een stukje van de tafel is verdwenen' Ik kijk
gewoon door de tafel heen op den grond Alles is
doorzichtig, geworden. Wacht, ik zal eens een paar
proeven gaan doen."
Hen nam een potlood en schoof het voorzichtig op
de verdwenen plek van de tafel. Het potlood ver
dween, alsof een onzichtbare muis het langzaam
wegknabbelde. Hij rolde een knikker op de onzicht
bare plek. De knikker verdween plotseling. Bram
hoorde een schokje.... opeens kwam de knikker
aan den anderen kant weer voor den dag.
,.Hlj is zeker tegen de kaars aangerold", dacht
Bram. „Gek, dat de knikker opééns zichtbaar wordt,
en niet langzaam. Dat is een bewijs, dat het on
zichtbare gedeelte, de onzichtbare sfeer opeens op
houdt. Een overgang ls er dus niet, alleen een acher-
pe grene."
Toer dacht hij:
„Ik zal mijn hand er insteken! Dan wordt mijn
hand onzichtbaar. Trek ik hem terug, dan moet hij
weer zichtbaar worden."
Wordt vervolgd
VADER ZAL WOEDEND ZIJN!
Op een eenzamen landweg rijdt een boerenjongen,
met een vracht hooi. Opeens rolt een wiel van den
wagen of en de heele boel valt over den weg. Wat
ei-n ramp, wat een rampl Gelukkig, daar komt uit
een boerderij een boer naar buiten.
k Zal Je wel helpen", zegt de boer, „maar kom
eerst eventjes mee naar binnen, drink wat en rook
een pijp met me,"
„Wat zal vader woedend zijn", zegt de boerenjon
gen; hij gaat naar blnneji, ze praten wat, drinken
een glas, en na een uur komen ze weer naar buiten.
„O, vader zal woedend zijn", zegt de Jongen.
„Wat zanik Je toch over Je vader", zegt de boer.
„Hij hoeft er toch niets van te weten, hij ls er toch
j niet bij."
„Dat zeg JU", zegt de Jongen, „maar vó6r *t ge
beurde, lag hij bovenop in 't hooi!"
Correspondentie zenden naar L. Roggeveen, Spul
97, den Haag.