VAN DIT EN V/ EN VAN ALLES DAT k AT l\ 'M m m DAMRUBRIEK. HET PAASCHEI. PANTOMIME Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 9 Mei 1925. No. 7635. n ■1 ÜS Bi g|. 11 P B n 15 8 ara fgf jg H H H 11 II 8 P 2 PRESIDENT H3NDENBURGI Hindenburg is dus gekozen, Heel de wereld staat versteld, Duitschland koos z'n idealen Boven politiek of geldl Frankrijk brult: „Datmosniemiaggel" Engeland toont zich miskend', Hindenburg door 't volk geroepen, Eiacht z'n plaats als president! Hij heeft 't nationale erfdeel, (Waar w'Ln Holland trotsch op gaan,) Tot het bitt're eind verdedigd' En geen Rus kon hem verslaan! Wil de rest der wereld vrede? Is ze heusch zoo erg bevreesd, Net als Poch of Mussolinl, Voor een militairen geest?! Hij was 't niet, die oorlog maakte, Hindenburg was opper-knecht En hij leidde aan1 de fronten,, Als een volksheld het gevechtl Waarom dan dat dwaze schreeuwen, Dat de vrede wordt verkocht In hun hart zijn alle landen 't Meest aan Jan Soldata verknocht!! 't Buitenland is verontwaardigd Over 't zelfbeschikkingsrecht Van de militaire natie, Want haar keuze bleek te echt! Oorlogsschepen en kanonnen, Gifgas, vlammenspuit, en bom, Zijn onschaad'lijk in de toekomst, Maar dan buiten Duitschland om!! Zie bij ons slechts naar de vlootwet, Naar de gas-school, grootsch en goed, Want het erfdeel onzer vaad*ren Krijgt men slechts in ruil voor bloedl Al is Hindenburg gekozen Voor den militairen schijn Als wij nog eens moeten kiezen,. Nemen we misschien Piet Hein! Goed, geen militaire geest meer, fn geen enkel, enkel, land, Maar dan alle Hindenburgen, Liefst vandaag nog aan den kant!!! Hei 1025. KROES. Alle rechten voorbehouden! JONGENSSMART. „Dat is Paul", zeide Mevrouw iBergold! tot zich ilf, toen het schrille geluid van de electrische bel *ven het ratelen van haar naaimachine uitklonk, sloot de machine af en stond op om open te doen. jrwijl ze door de kamer ging, gleed haar blik ngs de bruine koekoeksklok naast de slaapkamer- eur. Pas tien minuten over vieren, en om vier uur Ing de school uit. Paul had haast om naar huis te omen „Hij heeft honger", dacht ze en glimlachte. „We hebben' vacantie. Mama," rièp hij haar toe, Den ze de deur voor hem open deed. Zijn gezicht haalde. In den gang'nam hij de gTauwe wollen nuts van zijn hoofd en zwaaide haar in de lucht. „Hoera, hoera ,hoeHet derde hoera verstikte oder de hand van zijn moeder, die op zijn mond ge legd werd. Zij was bij den schreeuw, waarmee hij an zijn vacantievreugde lucht gaf, nerveus in el- Bar gekrompen. „Maar Paul, je weet* toch, dat je niet zoo'n leven ïet maken, als de professor thuis ia" Paul deed haar hand van zijn mond. „Heeft de ia professor ook vacantie, mama?" „Zeker, Paul, Al sinds gisteren." J)an is hij ook blij, Mama". Daarmee gaf Paul te tennen, dat de professor hem zijn luidruchtigheid *el vergeven zou. Hij liet zijn boekentasch op een «loei van de huiskamer glijden en zocht toen met BlJn blikken het blad van de tafel af. Maar tot zijn teleurstelling lagen er slechts modebladen, knippa tronen en geknipte stukken van de lichtblauwe Ja pon, waaraan zijn moeder werkte. >rJe vindt je boterham op de keukentafel", zeide ze Zij had zijn blikken gevolgd en raad.de de bedoe ling. „Maar eerst moet je je verkleeden, Je schoolpak geen vetvlekken krijgen." Paul verdween, om eerst in de slaapkamer en dan la de keuken te rumoeren. Zijn moeder zette zich weer aan de machine en liet haar verder rateleru Zij waa geheel in haar arbeid verdiept en zag pas op, toen ze aan haar mouw voelde trekken. Paul stond naast haar in zijn ouden, blauwen matrozenkiel en hield zijn boterham voorzichtig op zijde om geen vlek op haar naaiwerk te maken. .Mag ik in den tuin gaan, Mama? Het heeft van daag nog heelemaal niet geregend en het grasveld is heelemaal droog." „Eerst maak je je schoolwerk." „Maar Mama!" De kleuter had' dezelfde verwijten den manier van spreken als zij-, wanneer ze hem een berisping gaf. „We hebben toch vacantie en hebben heelemaal, heelemaal niets opgekregen." Zij moest glimlachen om den verwijtenden blik, waarmee hij haar aanzag. Dat ze ook een zaak van zulk gedicht vergeten konl Juist, ik dacht er op het moment niet aan", antwoordde ze. „Dan kun je wel gaan, wacht eens even" hij had de hand reeds op den deurknop „laat je eerst eens bekijken". Zij monsterde hem van het hoofd tot de voeten' en hij hield knip-oogend stand. Een volkomen zuiver gewe ten had hij zelden. „Wat heb je daarin?" vroeg ze op zijn gebolden broekzak wijzend;. „Knikkers, Mama, gister heb ik zo van Otto ge wonnen, en vandaag heeft hij mij na schooltijd ver weten, dat ik niet eerlijk gespeeld heb." Pauls oogen flikkerden van verontwaardiging. „Ik gooi ze hem nog in zijn gezicht", riep hij kwaad. „Dat moet je eens probeeren". De stem van zijn moeder klonk streng. „Geef Otto de, knikkers terug en zeg hem, dat als hij niet wil verliezen, hij ook niet moet spelen." „Ja Mama", beloofde Paul gedwee, en vroeg toen ongeduldig: „Mag ik nu gaan', Mama?" Vlug liep hij weg, toen ze hem verlof gaf. Maar goed, dat ze" zijn zak niet onderzocht had. Anders zou ze dat aardige kleine mesje ontdekt hebben en zeker afgenomen hebben en daarom had hij een heele week zijn appel van; het ontbijt geofferd. Het was om te lachen, zoo bang als moeder was. Nu ging hij al een half jaar naar school en zou nog steeds geen zakmes mogen hebben. De machine ratelde weer en zoomde de dunne blau we volants, die door de handen van de vlijtige vrouw gingen. De japon moest morgen afgeleverd worden en het naaimeisje had haar vanmorgen laten we ten, dat ze wegens verhoudheid het bed moest hou den. Het kwam haar zeer ongelegen; juist voor de feestdagen was er haast met- het werk. Nu moest ze toch probeeren, alleen klaar te komen en zou ze maar een deel van den nacht er voor gebruiken. Ben zacht kloppen aan de deur drong haar de ma chine weer tot stilstand te brengen. Ze zuchtte en riep ongeduldig: „Binnen!" en stond dadelijk met een beminnelijker glimlach op, toen professor Kraus binnen trad. Het was dien laatst en Maart en hij kwam punctueel als altijd,- om de maandhuur voor de bei de voorkamers te betalen, die hij sedert den dood ■van haar man bewoonde. Zij noodigde hem op (je so fa en ging zelf naar haar kleine schrijftafel om het schrift te halen, waarin ze de loopende uitgaven voor den huurder noteerde, zonder vermoeden dat zijni oogen met innig welbehagen elk van haar bewe gingen volgden. Rieeds bij de eerste kennismaking had de bevalligheid van zijn Jonge huisvrouw hem getroffen, ofschoon ze in diepen rouw was en een treurigen trek om haar mond had. En deze eerste aangename indruk was in de twee jaren, waarin hij gelegenheid had haar in haar huiselijk doen gade te slaan, versterkt tot een warm gevoel voor de jon ge vrouw, die na den dood van haar man dapper en werklustig voor zich en haar kind den strijd met het leven had opgenomen. Maar daar hij uit haar terughoudenden aard de gevolgtrekking maakte, dat zij nog steeds om haar man treurde, paste hij op zijn blikken en woorden om niets van zijn gevoel te la ten merken; want hij wilde noch haar laten schrik ken, noch zich zelf bloot geven. „Uw kamer schijnt mij vandaag zoo lenteachtig", zeide hij, toen ze het schrift op de sofatafel legde. „Is bet de stof, waaraan U werkt en die aan den lichten voorjaarshemel herinnert? Of geuren werke lijk in het verborgen viooltjes?" Een glimlach gleed over haar gezicht. „Uw neus heeft gelijk", antwoordde ze vroolijk, ze keerde zich naar haar vensterplaats om en greep over de ma chine heen naar een klein rond mandje, dat op de vensterbank stond, half verscholen achter de blauwe stof. Het was van dunne, bruine teenen gevlochten, als door onhandige kinderhanden en diende als om. hulsel van «en pot bloeiende viooltje#, Verzoeke alles betreffende deze rubriek te zenden aan C. Amcls Wz, Winkel, STAND No. L ZWART. Zij zette het mandje viooltjes voor den professor op de tafel. „Het voorjaar heeft zijn visitekaartje bij mij- afgegeven." Zijn oogen schitterden achter zijn bril; haar leu ke manier van spreken en het blauwe lentewonder bevielen hem. „Een vogelnest met viooltjes gevuld", meende hij, aan de gedachte uiting gevend, die het aardige mand je viooltjes bij hem wekte. „Wat hebt U aardige in vallen". Hij stak zijn groote neus in de blauwe bloe men en zoog diep ademend hun geur in. „Ik dacht, dat U niet van ^bloemen hield", zeide zo met «enige verwondering. Zijn oogen zochten vragend: „Waarom?" „Omdat U nooit bloemen in Uw kamer hebt." „Dat is toch geen bewijs, dat ik er niet van houd", gaf hij haar tot antwoord. „Ik houd van ze zooals elke bloesem geliefd en bewonderd moest worden in natuurlijken samenhang met de plant, waarvan ze de schoonste levensuiting is. Gescheiden van haar, in een glas vuil water gestoken, is ze voor mij geen vroolijke aanblik meer." In haar oogen lag tegenspraak. „Uw gevoel voor de bloemen mag fijner en beter zijn dan het mijne", zeide ze. „Maar niettegenstanade dta kan ik het niet deelen. Ik verheug miij nu reeds op de veldbloemen- ruikers, die ik met de zomerdagen voor mijn kamer halen zal en ook op de rozen en anjelieren en alles wat de bloemenmarkt mij naar den tijd van 't jaar biedt. Wanneer velen zoo dachten, als gij, zouden de tuinlieden slechte zaken maken. En noodigen de planten niet zelf "tot den roof uit? Hoe meer bloe sems wij van hen1 wegnemen, des te rijker bloeien ze" „Dat kan men alleen van de zoogenaamde snij bloemen zeggen en ook bij deze doet men hun na tuur geweld aan", trachtte hij haar te weerleggen ,Wees U eens eerlijk mevrouw Bergoïd, zijn deze viooltjes in den pot tJ niet liever dan een gauw ver- walkende ruiker? „Ik mag die ook heel graag", zei ze hem schalkSÊh toelachend. „Wanneer ik elke bloem, waarvan ik houd, als plant naar huis wilde brengen, zou mijn kamer gauw een broeikas lijken. En wat moest ik met mijn planten rijkdom na den bloeitijd doen? Den pot viooltjes leeg ik in den vuilnisemmer, wanneer de plant uitgebloeid is. Ze kost slechts twintig cents en geeft mij daarvan genoeg plezier. Voor dat plaats je aan het venster komt dan iets anders, dat op de markt mijn aandacht trekt en ik geloof nu reeds, dat H een ruiker narcissen zal zijn, waarvan ik veel houd." De professor leunde zwijgend in de sofa achterover Jammer, heel jammer, dat deze bekoorlijke vrouw door het noodlot van de plaats was verdrongen, die 1 aar naar geest en -beschaving toekwam. Of ze steeds van' een tweede huwelijk afkeerig bleef? Of haar gevoelsleven volkomen bevredigd was door de liefde en de zorg voor haar kind? „Is U over de vorderingen van .Paul op school tevreden?" vroeg hij na een kort zwijgen. Zij had vol heimelijk ongeduld op zijn heengaan gewacht, vergat nu echter den dringenden arbeid, door de moederlijke zorg, die zijn vraag ini haar ziel wakker had gemaakt. „Niet zooals ik wenschte", antwoordde zij bezorgd. „Zijn onderwijzer laat zich wel zeer loffelijk uit over zijn vlugge opmerkingsgave, maar klaagt over ver strooidheid en onoplettendheid. En vooral vindt hij zijn gemis aan eerzucht bedroevend." De professor trok verwonderd zijn wenkbrauwen op. Voor zijn oogen stond de kleine bengel, die zoo klaar de wereld inkeek, als wilde hij al haar gehei men doorgronden. En die zou geen eerzuch ihehben? „De eerzucht sluimert in elk kind, dat geestelijk niet traag is," zei hij op levendigen toon. „Wanneer hij niet in wedijver met de andere ontsteekt, moeten I zijn opvoeders hem trachten op te wekken. En wan- r.eer het zijn onderwijzer niet gelukt, valt die taak U j ten deel." „Mij?" vroeg ze verontrustend, „Ik dacht, dat het Stand Zwart 17 schijven, op: 1 3 6 tot 10 14 16 17 10 tot 22 24 26 27. Stand Wit, 17 schijven, op: 23 25 28 30 33 tot 38 38 40 43 45 tot 50. 'Bovenstaande studie, van J. Sterk te Hoogwoud, Is door 'haar bdzondere elagending zeer interessant. Uit den diagramstand is wel moeilijk uit te ma: ken wat de laatste zetten zijn geweest, is dus ver moedelijk een fantasie. Wit speelt als eerste zet 2318, Zwart 2213, Wit 28—23, Zwart 19 39, Wit 30 19, Zwart gedwongen 13 24, slaat Zwart 39 80 dan. wint door 35 4 en 4 96, Vit: 34—29, Zwart 24 42, Wit 48 37, Zwart 39 48, Wit 37—31, Zwart 20 37, Wit 40—34, Zwart 48 30, Wit 35 42, slaat 8 schijven en 1 dam. De eindstand is: Wit gewonnen. WIT. STAND Na 2. ZWART. mm m Wm. m m m WIT. Stand Zwart, 10 schijven, op: 5 8 tot 12 15 17 18 37. Stand Wit, 10 schijven, op: 20 23 24 28 29 32 33 39 40 41. Stand No, 2 is een probleem van D. Olie Az., Nieuwe Niedorp. Door de eenvoudige bijoplossing is dit pro bleem indertijd niet geplaatst, maar door de mooie ontleding ia het een belangrijke studie en de moeite waard om op te lossen. De volgende bijoplossing: 23—19, 28—23, 334 voor Wit is vrij zeker gewonnen partij. De auteursoplos sing is als 't volgt: Wit: 23—18, Zwart 37 46, Wit 29-23, Zwart 18 27 Wit 10-13, Zwart 46 33, Wit 13:2, Zwart 15 Wit 2 7. De eindstand is net voor Wit gewonnen, t Geheel is prachtig, jammer dat er net nog de bij-oplossing is. de taak der school was, de eerzucht der kinderen op te wokken." „School en huis moeten samenwerken., de onder wijzer heeft een heele klas leerlingen te onderrich ten en kan zich daarom niet met elk afzonderlijk zoo grondig Inlaten, als het wel in ieders belang te wen. schen was. Daarom moet U als PauHs moeder zijn onderwijzer te hulp komen. U kent de karaktereigen schappen van Uw kind bet beste en vindt derhalve ook makkelijker dan ieder ander de aansporing* om Paul's capaciteiten tot ontplooiing te brengen. Dan zal zijn onderwijzer, zelden aanleiding vinden over verstrooidheid 6i onoplettendheid te klagen." „Ik let op zijn huiswerk en zorg, dat hij het zoo goed mogelijk maakt", zéi ze met het doel, zich te gen het onuitgesproken verwijt, dat ze uit zijn woor den voelde, te verdedigen, „Is dat niet genoeg?" „Neen, U moet steeds, ook later, er mee op de hoogte zijn, wat in de school, van hem verlangd wordt en zoodanig, op hem inwerken, dat hij aan deze eischen naar zijn kennis en kunnen kan vol doen." „Hoe kan ik dat?" vroeg zij opgewonden. Het blauw van haar oogen was donkerder geworden, om haar mond lag een trok van bitterheid. ,,Ja wanneer ik slechts voor mijn kind mocht leven ,ik moet werken om te verdienen. U hebt geen idee hoe mijn

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1925 | | pagina 14