MARGUERITE'S WONDERE JAAR
Peek Cloppenburg's
Herman Nypels,
Zuid-Mrika en drie
Engelschen.
Ifeeren- Kinderkleeding
Woensdag 27 Mei 1925
688te Jaargang, No. 7644.
Uitgevers t O, v.h. TBAPMAN Co., Scbagee
EEMSTl BLAD,
FEUILLETON.
munt uit door soliditeit en pasvorm.
Onze Kleedingmagazijnen brengen U
daarin een mooie en levens goedkoope
sorleering.
Zie de Etalages.
3i?nU
inld
weei
ende
i te
mst«
chtl-
olde.
iatig
?root
- ge-
ïgon.
zul.
men
agen
ge
dij
iing,
ulta-
cur.
8 de
ïgen
aten
ierd.
2rin-
Cal,
ond m
rden
den
SCIAGBI
COUEAIT.
lt blad vorschljnt vioEmaal pon wook: Dinsdag, Woonodaff, Dondon-
Bg on Zn tordag. DIJ inzonding tot 'a morgens 0 uur, worden Advor-
miMln jv.« zooveel mogelijk in hot ooraiuitkomond nummesj geplaatst.
POSTREKENING No. 23330. INT. TEI.EF 110. 20
PeIJo por 0 moandon f l.gb. Loano nnmmoos 0 Bent. abvrrtï1n.
TlfiN van 1 tot 5 zegola f 1.10, ledeze z.jftl moez ttfl cent (tiftwljsao,
Inbosïopon). Gzooto leltea» wujdsn noaa Blantsmlrato bsrakend.
VU NCMJCER BESTA4.® om tEWEB BI.ADEN.
Tv/ee van deze drie Engelschen zijn van de week
rverleden.
Het waren geen vrienden van de Zuid-Afrikaan-.
jche hoeren, deze twee Engelschen en zij: hebben dan
iok, elk op zijn manier, bijgedragen tot het uitbre-
ten van den 09rlog tegen de beide Zuid-Afrikaansche
■epublieken, de Transvaal en de Oranje Vrijstaat.
Laat ik beginnen met den man, wiens naam aan
Blke lezeres en lezer wel bekend zal zijn, want wie
heeft er niet wel eens 'n boek van Sir Rider Haggard
id* [gelezen. Rider tHaggard is van de week op bijna 70-
arigen leeftijd gestorven na een leven, dat vooral
in het begin zoo avontuurlijk was, dat elke jongen
er wat voor zou willen geven om ook zoo'n leventje
te hebben.
Haggard werd in 1856 in het Graafschap Norfolk
yeboren en kreeg reeds als jonge man van 19 jaar
gelegenheid om Sir Henry Bulwèr, die gouverneur
van Natal geworden was, als particulier secretaris
naar Zuid-Afrika te vergezellen. Het waa in 1875, in
Suid-Afrika een echte vrijgevochten boel met voort
rekkende Boeren, gelukzoekende Engelschen en re
calcitrante negers en negerkoningen, waaronder Ce-
;ywayo zeker uitblonk.
Rider Haggard bekeek Zuid-Afrika absoluut uit
het oogpunt van den Engelschen Imperialist, die
maling hadi aan vrijheidslievende Transvaalsche
Boeren. Wat kon hem dien vrijheidszin van die af
stammelingen van vrije Hollandsche Boeren schelen.
Wel drommel, Holland had de Kaapkolonie aan En
geland moeten afstaan, omdat Holland de zijde der
verliezende partij, de Franschen had gekozen, vrij
willig, of onvrijwillig, dat was niet zijn zaak en nu
moesten die Kaapsche Boeren maar heel blij ge
weest zijn, onder de fameuze Union Jack Toen Hag
gard dan ook twee jaar later daartoe gelegenheid
had liet hij die zienswijze duidelijk blijken. Hij was
n 1877 overgegaan tot den staf, die Sir Theophilus
jtepstone, als Special Commissaris van Engeland,
.ar Transvaal vergezelde. De bedoeling dier missie
vas eigenlijk om de Republiek, die ernstige moei-
ijkheden te overwinnen had, dien zij aan den eenen
kant met den vechtlust der negerstammen en aan
den anderen kant met een leege schatkist te kampen
■had, tot aansluiting bij Engeland over te halen.
Op den verjaardag van Koningin Victoria meen
den Coionel Brooke en Rider Haggard niet beter te
kunnen doen dan met de noodige drukte, de Union
Jack boven de vlag der Zuid-Afrikaansche Republiek
(Transvaal) te heischen.
Men begrijpt, hoe dat brutale optreden door de
vrije Boeren, met vrij Hollandsch bloed in de ade
ren, gewaardeerd werd.
Hoe Rider Haggard1 over de Boerenrpublieken
dacht, kan men uit zijn eerste boek: „Cetywayo and
his White Neighbours" Jezen. Deze eersteling ver
scheen in '1879—1880 en was een pleidooi voor het
annexeeren van de Transvaal door Groot-Britannië.
Andere romans volgden, o.a. Dawn, in 1884. Hij
was toen niet meer in Zuid-Afrika, doch had na 1880
te Londen in de rechten gestudeerd en in Lincoln's
Inn het ambt van advocaat uitgeoefend. Bijzondere
aandacht trok hij toen noch als advocaat, noch als
tal
>or
jer
K.
schrijver, totdat in 1885 de roman „King Solomon's
Mines" verscheen en zijn naam als novellist ge
maakt waa
Rider Haggard is geen groot schrijver, maar ieder
die „King Solomon's Mines" heeft gelezen, zal moe
ten toegeven, dat dit een boeiend verhaal is. Ook in
het vervolg op deze roman „&he" bewijst de schrij
ver, dat hij goed uit zijn oogen gekeken beeft en
daarnaast behoorlijk zijne verbeelding teugel weet
te geven, zoodat „Wahrheit und Dichtung" ons als
lezers aangename uren bezorgen.
De latere werken Ayesha, en in 1923 Wisdun's
Daughter, beiden een vervolg op „She"„ zijn waar
schijnlijk minder bekend dan zijn King Solomon's
Mines.
Hij hééft ontegenzeggelijk met zijn attakeeren der
Boeren veel kwaad gedaan, tenminste in de oogen
dergenen, die den oorlog van Engeland tegen de
Boerenrepublieken afkeuren. Hij heeft de Engelsche
bevolking rijp gemaakt voor een oorlog tegen die
„beestachtige Boeren", die ruwe, hardvochtige, hui
chelachtige kerels, die de zwarte huid beschouwden
als iets waarop men zonder genade en met meedoo-
genlooze wreedheid met de zweep of stok op los
toffelde
Ik heb na den .Boerenoorlog verschillende jonge
Engelschen gesproken, die als vrijwilligers hadden
deelgenomen in den Boerenoorlog, omdat zijals
lezers van. Rider Haggards hoeken in de Boeren
wreede uitzuigers zagen en den oorlog tegen die hui
chelaars als een soort Heiligen Oorlog beschouwden.
Later, na den oorlog, was het oordeel dier Engel
schen heel anders, natuurlijk verdedigden zij hun
optreden in Zuid-Afrika, zelfs de concentratiekam
pen, want de oorlog moest nu eenmaal gewonnen
worden. Het Britsche prestige dulde niet het verlie
zen van dezen oorlog, want dan zou het Brischte rijk
uit elkaar gespat zijn. Hun oordeel over de Boeren
was echter veel milder geworden en zij wisten toen
wel, dat de oorlog begonnen was, omdat Duitsche
eigenaren van Zuid-Afrikaansche Diamantmijnen,
maar gevestigd in Londen, eerder wilden profiteeren
van hun rijke bezittingen in1 Transvaal, dan wel mo
gelijk was, zoolang „Oom Paul" en zijn vrienden
heerschers in Transvaal waren.
Julius Wernher, Otto Beit, Barnato en allerlei an
dere meer of minder Duitsche Semitische namen zijn
voor eeuwig aan den Boerenoorlog verbonden. Om
die lieden te pLeizieren ia heel wat goed en braaf
Britsch bloed geofferd.
Er zijn natuurlijk ook nog andere elementen ge-
door MABEL BARNESGRUNDY, voor Nederland
bewerkt door ELLY HARTING.
39.
HOOFDSTUK XXIX.
Jane's huwelijk.
Nanty beschreef het als een gedistigeerd, kalme
bruiloft.
Er klonk geen trompetgeschal toen Jane en de
dokter elkaar liefde en trouw beloofden.
Juist zooals het behoorde", zei Nanty. „Een hu
welijk is voor mij ten allen tijde een neerdrukkend
schouwspel en als er nog koperen muziekinstrumen
ten en lawaai en geschreeuw bijkomen wordt het ge
woonweg belachelijk een overblijfsel uit den tijd
der barbaren."
Moeder vertelde dat een helder zonnestraatje Jane
nad opgezocht en haar gelaat verlichtte, juist op het
oogenblik dat zij de mooie plechtige woorden her-
haaide: „Tot de dood ons scheidt."
„Ze zag eruit als als", moeder zocht naar een
geschikte vergelijking.
„Aisof ze een' zonnesteek had", viel Nanty in.
Moeder was een beetje verontwaardigd. „Ze zag
eruit als een engel, Anastasia."
Nanty gromde even.
„Een engel met een Parijschen hoed, hè? Maar
ik moet toegeven, dat ze er tamelijk lief uitzag. Ze is
veel te goed voor den dokter."
der Jane 1 200 meer"' uioe-
»A1 was ze zestig, dan zou ze toch nog te goed zijn
voor welken man ook", kondigde Nanty beslist aan
en als ze op dien toon sprak, zweeg moeder onmid
dellijk.
Ik was blij, dat de morgen van den trouwdag
kalm, en mooi was. Ik had in angst gezeten voor
laaghangende wolken, zwaren grijzen mistvoor
een druipende kille, treurige wereld, doch Novem
ber gedroeg zich behoorlijk.
De zon zond warme, zachte stralen naar de aarde,
oe weinige bladeren, die zich nog vasthielden aan de
boomen waren als plekjes goud tegen de donkere,
en de hemel was. blauw.
trnJ a^^en me£ evraagd, lang in bed te blijven, om
goed en sterk te zijn voor de receptie. Met dezen
Een uitgebreide keuze
KEER EN- EN KINDERSCHOENEN.
VAN R IJ S W IJ K'S
Schoenhandel Schoenmakerij.
Prijzen naar kwaliteit zeer billijk.
SGH4QËH
HELD EB.
weidsqhen naam bestempelden zij de bijeenkomst
van een dozijn min of meer tot onzen intiemen kring:
behoorende menschen.
Ik lag daar en lachte bij het hooren der verschil
lende geluiden, die door de open deur tot mij door
drongen. Ik lachte om «Amalia's schrille vermanin
gen aan de hit, die het erop gezet scheen te hebben
alles verkeerd te doen; om Peter's uitbarstingen als
hij van het kastje naar den muur gesfuurd' werd door
„die dwaze vrouwen, die het heele huis wilden vol
proppen met blaren en boomtakken"; om Dimbie's
voortdurend geweeklaag over het verdwijnen van
den kurketrekker.
„Bindt hem aan een touw om je nek, Dumbarton",
hoorde ik Peter snauwen en Dimbie zei, dat dit een
prachtraad was van zijn schoonvader en hij hem
onmiddellijk zou uitvoeren.
„Zoudt u nog eens opzij willen gaan, generaal
Macintos, we moeten de ververschingen hier neer
zetten. pleitte Jane's stem vleiend.
„Ik houd' jullie toch niet tegen."
„Maar we hebben de tafel noo<ig"
Hij plofte mijn kamer binnen."
„Er is geen plaatsje in het heele huis meer waar
zelfs een kat rustig zou kunnen zitten", zei hij nij
dig.
„Jumbles is hier en als u wilt, kunt u ook hier
blijven. Die luie stoel bij het vuur is erg gemakke
lijk."
Hij liet er zich zeer onelegant in neervallen.
„Dus u houdt niet van bruiloften?" zei ik met een
glimlachje.
„Houden van bruiloften!"
„Waarom bent u dan gekomen?"
„Je moeder wou met alle geweld. En als je moe
der eenmaal haar zinnen op iets gezet heeft, is zij
zoo koppig als een ezel."
„Maar daarom behoefde u toch niet te komen."
Hij deed met onnoodige energie een schep kolen op
het vuur.
„Wat doet moeder?"
„Iedereen in den weg loopen
„Ik dacht dat u dat deed."
Hij verwaardigde zich niet te antwoorden en be
groef zijn hoofd in de Times.
Doch ook hier zou zijn rust van korten duur zijn:
„Ik kom Marguerite kleeden", kondigde Jan aan,
.Amalia heeft me permissie gegeven."
Er kwam geen beweging achter de courant.
„Generaal Macintosh, het spijt me dat ik u moet
storen, maar de tijd 9chiet al op."
.Jk dacht, dat Marguerite al aangekleed' was, ze
ziet er 700 nrge uigi uit."
„De linten in mijn beste nachtpon hebben u in de
weest. die meegewerkt hebben tot het uitbreken van
dien oorlog, men noemt het feit, dat allerlei officie
ren en ambtenaren in mijnexploitaties betrokken
waren en dus maar al te graag hun groota finan-
tieele leiders volgden en dienden.
Als een der oorzaken wordt altijd genoemd, het
karakter van Alfred' Milner.
Viscount (burggraaf) Milner of St, James' sand
Cape Town werd in 1854 te Stuttgart geboren. Zijn
beide ouders waren Engelsch van geboorte, doch zijn
vader oefende de practijk van geneesheer uit in de
hoofdstad van Wurtemberg. Op jeugdigen leeftijd
werd hij naar Engeland gezonden en daar opgevoed.
Hij studeerde te Londen en Oxford en was in die
laatste plaats een der bekwaamste studenten van
Balliol College en wist verscheidene Scholarships
(prijzen, waaraan beurzen verbonden zijn) te verove
ren.
Uit verhalen omtrent zijn studententijd wil ik er
een vertellen.
Milner hield eene redevoering. De toehoorders rie
pen: spreek wat luider. Milner zweeg, wachtte kalm
af tot alles stil, heel stil was en begon toen pas weer
te spreken en welnog zachter. Zijn bewonderaars
vinden dat prachtig en zeggen, dat zoo zijn geheele
optreden gedurende zijn carrière was. Ik noem het
vlerkachtig en pedant en voor mij verklaart het Kru-
ger's antipathie tegen Milner.
Men mag als student nog zoo knap zijn, men moet
zich onthouden vdn zelfoverschatting, die vooral
slecht bij jeugd past.
Milner heeft het echter ver gebracht en heeft het
ten slotte van Kruger gewonnen, doch slechts door
geweld. Milner begon in 1881 zijn carrière als advo
caat bij de Inner Temple en als journalist, door bij
dragen te leveren aan de Pall Mali Gazette, waar
van in die dagen John Morley (later Lord' Morley)
hoofdredacteur was. Spoedig werd Milner een der
redacteuren van dit liberale avondblad.
Hij probeerde Lagerhuislid te worden, doch werd
geklopt. Hij ging echter toch den weg der politiek op
en werd particulier secretaris van Mr. Goschen, die
Chancellor of the Exchequer was. Kort daarop, in
1889, werd hij benoemd tot onder-Minister van Fi-
nantiën voor Egypte en diende daar drie jaar onder
Lord Cromer. In Engeland teruggekeerd werd hij
Chairman of the Board of Inland Revenu e en spoe
dig daarna, in 1895 en 1897 volgden koninklijke on
derscheidingen voor uitstekende diensten. In 1897
moest er een opvolger als Commissaris voor Zuid-
Afrika benoemd worden, als opvolger van Sir Hercu
les Robinson. Er was een krachtige persoonlijkheid
noodig en men benoemde Sir Alfred 'Milner. Joseph
Camberlain zeide, dat zijn taak was om twee volken
(Hollandsche Boeren en Engelsche kolonisten) weer
tot elkaar te brengen, door hen te doen inzien dat
het belang van elk hunner veel beter gediend werd
door samenwerking dan door strijd.
De uitlanders de niet-boeren dus maakten
hunne vele grieven aan Sir Alfred Milner kenbaar,
en in 1899 overhandigde eene delegatie van Uitlan
ders hem eene petitie, geteekend door 20.000 Britsche
onderdanen. Men zeide wijselijk niet: Britsch gebo
ren onderdanen. Deze petitie was bedoeld om door
gezonden te worden aan Koningin Victoria.
Milner telegrapheerde naar Engeland en zijne be
richten hadden daar de uitwerking, dat Engeland
vol haat geraakte tegen de Boeren, die 20000 Britsche
burgers knevelden. Ik ben persoonlijk geen groot be
wonderaar van de toenmalige politiek der Z.-A. Re
publiek en geloof, dat het karakter, der Boeren nu
ook niet zoo „lekker" is.
Doch au fond waa het recht aan de zijde der Boe
ren. al hadden die wijzer gedaan wal minder koppig
vast te houden aan iets wat door den loop der om
standigheden nu eenmaal verandering eischte. De
mijnindustrie was er nu eemnaal en men moest als
Regeering dus behalve met de oude landbouwbevol
king wel degelijk rekening met de nieuwe industrie*
bevolking houden.
Nadat Milner naar Engeland getelegrapheerd had!
en daar de gemoederen dus geprikkeld had, ging hij
met Kruger confereeren. Men verwijt Milner den Ja-
meson Raid, deze staatsgreep, die den Engelschen
slecht bekwam en verwijt hem eene prikkelende
houding tegenover Kruger en een ophitsende boa-
ding tegenover het Britsche volk.
Hoe dat zij, de taak hem door Joe Chamberlatn op
gedragen, heeft hij niet weten ten uitvoer te brengen,
want inplaats de beide volken tezamen te brengen,
tot gemeenschappelijken arbeid, heeft hij hen qit el
kaar gebracht en hen slechts weer samen gezien op
de vele bloedige slagvelden.
De Boerenoorlog is geen schitterende bladzijde in
de historie van Engeland, geen enkele mijner Engel
sche vrienden spreekt graag over dien oorlog en de
genen, die er in gestreden hebben praten er over
heen.
Die oorlog ruikt te veel naar de Effectenbeurs!
De oorlog is geëindigd met de overwinning der
Engelschen en met den Vrede van Vereeniging.
Milner werd tot Administrateur der geannexeerde
Boerenrepublieken benoemd en werd, nu alles goed
afgeloopen was en de Union Jack werkelijk overal in
Zuid-Afrika woei. en de vlaggen der Boerenrepu
blieken zelfs niet meer te zien waren, in de straten
van Londen toegejuicht en door Koning Edward tot
Peer verheven als Baron Milner of St. James's and
Cape town. Alles onder het motto: einde goed alles
goed.
De heeren Wernher. Beit, Barnato en Joel kochten
nog eens extra mooie typisch Etngelsche landgoede
ren, genoten van de hun verleende Sir-titels en de
den: „plus anglais que 1'anglais". Zij hielden er
groote renstallen op na en vertoonden hun neus op
renbaan en effectenbeurs.
Inmiddels betreurde menige Engelsdhe familie
een zoon, soms een ©enig zoon, ofi zelfs een
eenig kind, wiens hart getroffen was door een. goed
gerioht schot van een Boer, die vanaf zijn kopje,
hot typisch heuveltje van zijn geboortegrond den
indringer; „Rooinek' trachtte tégen te houden.
Mijn sympathie kan niet wezen bij de beide
bekende Engelstihen doodon van verleden week,
want èn door Lord Milner èn door Sin Rider tHag
gard is strijd ontbrand, want beiden hebben niet
medegewerkt om de twee volken, hot één van
Hollandsdhe, hot andere van Engelsche afkomst!
te dl oen zien het sohoone van hetgeen vereenigt,
dooh slechts gewezen op hetgeen tot verwijdering!
aanleiding moest geven met het bijna onvermijde
lijke gevolg van strijd en krijg.
- Met des Oo meer sympathie kan ik schrijven over
den derden Enpelsohman, die gelukkig springlevend
is, nl. over Pnnce Charming.
De'Prins van Wales is op het oogenblik in'Zuidr
Afrika en maakt daar een rondreis.
Reeds dadelijk heeft hij te Kaapstad de harten
der Zuid;Afrikaandera gestolen door zijn leuke en
diplomatieke optreden.
Op de dag na ztfn aankomst zou hij heel deftig!
♦tot eeredoctor van. de Kaapstadsche Universiteit
gepromoveerd worden. De studenten zelf hadden
over de „deftigheid" andere begrippen en kwa
men met een allergrilligste optocht den tookomsti-
gen „jongen dootori' halen.
war gebracht, vader. Zóó kan ik toch onmogelijk
voor de gasten verschijnen."
„Dan hebben ze wat te praten."
„Vader, ga alstublieft weg."
Én grommend en brommend ging hij moeder op
zoeken, waarschijnlijk om ruzie te maken.
De zonneschijn stroomde de kamer binnen, een
roodborstje liet ons hooren, wat hij al niet met een
simpele acht toonen kon doen: twiet, twiet, ta, rara,
twiet, tre. la twiet.
„Luister, Jane", zei ik ,„het zingt voor jou. Is het
geen heerlijke dag? Ik ben zoo blij dat de kon
schijnt. Ben je gelukkig, Jane?"
„Ja" zei ze eenvoudig en kuste zacht mijn haar,
dat ze borstelde.
„Ik ben te gelukkig om erover te kynnen spreken
en ik moet me haasten, want Dimbie kan elk oogen
blik hier zijn mdt een verrassing voor Je."
En daar was hij al; hij gluurde om het hoekje
van de deur Amalia op rijn hielen.
In zijnen armen hield hij een groote, kartonnen
doos.
„Het is een nieuwe jepon uit Perijs," kwam Ama
lia opgewonden en Dimbie tilde het deksel op.
„Er waren er twintig op zich'," zei Amalia, „en
wij hebbe' wel uur lang uitgezochV'
Heel voorzichtig nam Dimbie de verschillende zij-
de-achtlge, witte vloeitjes weg en schudde de japon
uit een beelderige golf van parelkleurig satijn,
zacht als rozeblaadjes met prachtige oude kant als
een spinneweb erover.
„Het is te mooi", fluisterde ik en sloeg mijn armen
om zijn hals
„En hier is een roos, voor aan den hals. liefste,
juist de kleur van je haar. Is 't geen prachtige?"
Ik hield de geurige, gele schoonheid bij mijn ge
zicht, want er waren tranen in aantocht en Jane en
Amalia slopen de kamer uit en lieten on9 alleen
voor een tien minuten, die het treurigste leven
waard zou maken geleefd »e worden.
Daarna kwam Jane terug.
„Je moet gaan, mijnheer," beval ze, „of Je vrouw
zal niet klaar komen."
En Dimbie ging.
Ze maakte mijn haar aardig op. trok mij de snoe
zige jurk aan en bevestigde de roos op mijn borst.
En terwijl ze werkte, praatte ze.
Zij deed me lachen bij een'beschrijving van de hit,
die midden in de keuken zat en sterke thee dronk
en Amalia's overdrukke werkzaamheden sprakeloos
bewonderde, zonder zelf een vinger uit te steken.
En Amalial
Zij werkte natuurlijk als een automaat in een
lunchroom en zorgde voor de versieringen, voor pud
dingen, voor moeder, voor Jane en voor alles en al
len tegelijk.
„En nu ben je klaar, je ziet eruit al9.nu Dim
bie zal je wel vertellen hoe je eruit riet. Ik zal hem
roepen."
„Niet doen", zei ik, „hij zal zoo lang blijven en
dan ga jij in een andere kamer om je te kleeden en
ik wil zóó graag, dat je het hier doet Je haar moet
bijzonder mooi worden opgemaakt."
„Je zult me toch geen kapje eronder laten dragen?"
„Lievehelp, neen. Jij bent geen type voor valsch
haar. Maar je trekt het te glad naar achteren en al
is je voorhoofd laag en breed en juist zooals een
voorhoofd moet zijn, toch geloof ik, dat een paar
lokjes, die juist onder je chinchilla hoed zouden uit
springen, je heel goed zouden staan; en je moet mij
m'n zin geven, Jane."
Gehoorzaam knielde ze neer en liet me doen wat
ik wilde met heur haar.
„Wees nu voorzichtig met je rok", vermaande ik,
Je rok",
„en breng het niet weer in de war."
Ze trok een gek gezicht. „Wat een drukte."
„Als er op je trouwdag niet een beetje drukte van
je gemaakt wordt, dan gebeurt' het nooit meer. Bo
vendien, mannen zien niet graag slecht gekleede
vrouwen, kom hier, dan zal ik Je blouse vastmaken."
Daarna liet ik een oogenblik mijn wang rusten
tegen de mooie, zachte bontkraag van haar mantel
Nanty was een edelmoedige geefster.
„Jane, lieve", zei ik, „ik ben zoo blij, dat Je 8*^
trouwen, en dat je geen vervelende, kleverige kinde
ren meer behoeft les te geven."
„Ik had graag den dokter als bruidegom gezien. Ik
weet heel zeker, dat hij profane dingen zal zeggen in
zijn zenuwachtigheid. Zet je hoed nu op en wandel
met een behoorlijk ernstig gezicht door de kamer."
Ik knikte goedkeurend. „Keurig. Je riet er lief uit
een studie in grijs. Je bent beslist slank en elegant
in dit pak. Ik denk, dat zelfs Nanty wel tevreden
zal zijn."
Ze knielde nog eens bij mijn stoeL
Hoe sterk en toch hoe zacht was de uitdrukking
van haar gelaat! Hoe helder schenen haar oogenl
Hoe lief, vol gevoel was de ietwat groote mond.
„Ik wil je alléén goedendag zeggen. Niet waar an
deren bij zijn. Ik wil je bedanken, kleine, geduldigde
Marguerite voor al je goedheid jegens mij
„Jane", zei ik, „als je nog één woord zegt. ga ik
huilen, en dan zullen mijn oogen rood worden. Ge
nade alsjeblieft."
„God zegene je en behoede je!" fluisterde zij in
diepen ernst en hoog toen het hoofd voor een oogen
blikik wist, dat zij bad....
Wordt vervolgd.