Het Geheim van Benard Brown Van allerlei uit de Men- schelijke samenleving. Woensdag 1 Juli 1925 68ete Jnnrgnng, No. 7663. Uitgevers N.V. v.h. THAPMAN Co., Schagen. FEUILLETON. SCIABIl AlfCflCCI NiElfï- tOUHANT. Mratiniit- Luitiullil Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adiver- Jenitiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst. POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. no. 20. Prijs per 3 maanden f 1.65. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TlëN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewljsno. inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. DE GESCHIEDENIS EN DE BETEEKENIS VAN RIDDERORDEN. j Jean d'Acre), en vervolgens in 1291 naar Cyprus. In 1310 veroverde zij, aldaar haar hoofdzetel. De leden der orde werden toen genoemd: ridders van Rhodus. Bij de opheffing van de orde der Tempelieren in 1312, werden de goederen dier orde bij pauselijke bui geschonken aan de ridders van St. Jan of Rho dus. Na de verovering van Rhodus in 1522 door Sultan Soliman, verkreeg de orde in 1530 van keizer Ka- rel V 'het eiland Malta met de naburige eilandjes Men kan 'het als vaststaand feit aannemen, datGozzo en Cbmino, waarna de ledender'orde: ridders ridderordenen, uiterlijke onderecheidingsteekenon in yayi Malta, genoemd werden. Zij behielden dit eiland het air emeen, het sterkst worden geminacht, althans t0' 12 Juli 1788, toen Napoleon het veroverde. De orenlijk, door degenen, dieze niet hebben. Mén groot meester, graaf Ferdtnand van Hompesch, behoeft niet zoover te gaan als de oude heer, die vluchtte en trad 9 Juli 1799 als grootmeester af. In zhn geheels leven lang op ridderorden gesmaald: had ig»*» werd tot grootoeeetsr Sfkozen teaar Paul en die toen hij er zelf een kreeg, tegen degenen, yan Rusland. Na (hens dood, in 189®, werd op aan- die hei wat ondeugend gelukwenaohten, verontwaar- i ^ang van Oostenryk, Frankrijk en Napels tot groot- riivrt Mn.voerde dat hii slechts gelachen hadi om i meester gekozen graaf Giovanni Tomroasi, die den riddert?Se...,.~nie? vertoïdwS! Men zou verplaatste naar Catania inSicillie In 1821 So in het algemeen willen zeggen, als men de nei-we.rd d° »te' overgebracht naar Feirara. Thans is, cing ziet die vooral bij de jon|eren bestaat om van sedert 1834, het paleis van den grootmeester en de he° moMlisatiekruis een gebruik te maken, dat aan zetel der orde te Rome. De grootmeester werd hij het gebruikelijke lintje der ridderorden doet denken, verschillende besluiten erkend als souvereinvorst hot-a ni+ftrmiifA ond^rsfhfti- laatstelijk besluit van keizer Frans J-ozef, d.d. 2o HtScrffAPkPnpn mrh niet zoo croot is als zil wel Maart 1880. De souvereine rechten der grootmeesters nlStfart hl alleen maar ia/mmer dat de jeugd der- °P eiland Malta werden erkend bij het verdrag genen die het mobiUsadfekrui?als Untje diagS, hen van ^ns van 27 Ma«U80t Hoewel Engelanc1 zich verraadt gelijk dit ook het geval is met het onder- van J161 »Jlaud meester maakte heeft de groot- schSdingsteeken voor inspannende lichaamsoefenin- ïï6fe»fr, ^/echten daarop nimmer prijsgegeven, gen Hoe gul toch naar sommiger meening de Re-Het der^d?> welker staatsvorm die van een geering in ons en in andere landen met ridderorden souvereine republiek was berustte WJ den vorst- fs men moet er wat ouder voor zijn om er een grootmeester en zijn raad! De republiek had een te krhgen -dan bij degenen, die deze distinctieven faa°d leger en een vloot, en gezanten Wj de meeste A n rï„ it. ^/vJiofv. n-anfimpr, hpt o-AVA.1 ld! hoven van Europa. Tot 1798 bestond de raad van o!. zichzelf dort het woord „ridderorden," voor den dit 40114 die elk een ai. hot „..nvtrnmi ontleden reeds eevoe- departement beheerden en gekozen werden uit de tSTSi ™^r"Siyk^teXtr^!~iUende landen, waar groot-prioraten gevestigd geheel iets anders verbonden waren dlan aah het op- i w* 9 pervlakkig velband of geheel geen verband, dat de 1 In 1489 werd de Inwendige organisatie vastgesteld dragers van die onderscheidingsteekenen thans al dan 1 en de orde verdeeld in acht tongen of landen: niet samenbindt. Ridderorden hebben, in den oud- j 1. Provence met grootprioraten van St. Gilies en sten tijd hun ontstaan te danken aan werkelijke Toulouse; 2. Auvergne; 3. Frankrijk met de groot- - w,.1 prioraten van Frankrijk. Aquitanië en Champagne; 4. Italië met de grootprioraten van Lombardije, Rome, Venetië, Pisa, Capua, Barletta en Messina; 5. Aragen met de grootprioraten van Aragon, Cata- lonië en Navarra; 6. Engeland met de grootpriora ten van Engeland] en Ierland; 7. Duitschland met de grootprioraten van Duitschland (Heiterslieim: orden, die ontstaan zijn in de Middeneeuwen, vooral in den tijd der kruistochten, toen het nestrijden van de ongeloovigen, die het Heilige Land bezt hielden, een vooraanstaande eisch van ridderlijkheid was. In een drietal achtereenvolgende artikelen, versche nen in de „Nieuwe Courant", welker gegevens ont leend bleken aan de in het Nederlandsche Adels- boek van 1922- gegeven historische overzichten, werd waaronder behoorden Zwitserland, -Eflzas en de Ne- de oorsprong van de twee der voornaamste derge-derlanden) en Bohemen (met Oostenrijk), Hongarije, liike werkelijke ridderlijke orden opgehaald. Zoowel Dacië (waaronder behoorden Denemarken, Zwe'den J v# 1.,. .t. .1 o vi WAnilumo-nvj 1 uirt Drilhn nv, rï a R oHin tron Rnnnvlnri- van de souvereine orde van Malta als van ^de rid derlijke Duitsche orde Balije van Utrecht. De orde van 'Malta stamt reeds uit de elfde eeuw, toen kooplieden uit het Italiaansche Amalfi te Je ruzalem e'en kerk met een klooster en een hospi taal ten behoeve van arme, zieke bedevaartgangers kochten. De monniken, die zich onder de bescher ming stelden van Johannes den Dooper, heetten al spoedig St. Jansbroeders of Johanniters. In 1118, al dus leeren ons die artikelen, ontleend aan het adels boek, verkreeg de orde een militair karakter en werd aan de verpleging van zieken, strijd tegen dq „ongeloovigen", d.w.z. de belijders van den Islam, verbonden, Na do verovering van Jeruzalem door Saladijn, den 3en October 1187, schonk Godfried van Bouillon aanzienlijke goederen aan de orde. Zij' ver plaatste zich eerst naar Ptolomais (het latere Acca, dat door de Franschen weder herdoopt werd in St. 13. door E. PHILLIPS OPPENHEXM. en Noorwegen) en Polen, en de Balije van Branden- burg; deze laatste balije ging tot den hervormden godsdienst over en vormde in Duitschland de af zonderlijke orde der Johanniters, welke thans ook in Nederland een commendery heeft; '8. Castilië met de grootprioraten van Castilië, Leon en Portugal. Thans bestaan nog de in talrijke commenderijen verdeelde grootprioraten van Rome, Lombardije, Venetië, de beide Siciliën en Bohemen-Oostenrijk, en de balijen Westfalen, Silezië, Engeland, Spanje, Frankrijk, Portugal en Nederland, onder het bestuur van baljuwen. Zoowel de Malthezer Orde als die der Johanniters hebben in Nederland een afzonderlijke commendery. De bezittingen van de Malthezer Orde werden ten tijde der Hervorming door de Staten van Utrecht in beslag genomen, niettegenstaande protest der Alge meens Staten. Maar in 1911 is de 'Balije weer her- Een uitgebreide keuze DAMES-, HEEREN- EN KINDERSCHOENEN. VAN RLJSWIJK'S Schoenhandel Schoenmakerij, Prijzen naar kwaliteit zeer billijk. ateld en bij Koninklijk besluit erkend; de Koningin is er eere-dame grootkruis, de Prins eere-baljuw van. De Nederlandsche commendery der Johanniterj Orde, tot welker rechts-ridders Prins Hendrik be- hoort, is in 1909 reeds hersteld. De oorspronkelijke Balije Brandenburg van de Malthezer Orde werd in 1811 ontbonden, maar reeds bet volgend jaar stichtte de Koning van Pruisen een nieuwe Pruisische orde.j die bleef bestaan tot 1852, toen de oude balije Bran- j denburg weer werd hersteld. De ridderlijke Duitsche orde is van eenigszins an~ j deren oorsprong als de Malthezer Orde. Ook hier j een hospitaal, gesticht door Duitsche burgers te Je-1 ruzalem. Hertog Frederik van Zwaben heeft die rid-1 ders tot een orde vereenigd die na den val van Damiate naar Europa trokken. Iü het begin der dertiende eeuw kreeg zij haar bezittingen in Neder land. De laatste grootmeester der orde in Pruisen, markgraaf Albrecht van Brandenburg, bedankte in 1525, toen hij tot den hervormden godsdienst over- ging, als grootmeester, maar nam het gebied der orde in Pruisen als eigen hertogdom in bezit. Na de afzwering van Koning Philips II werden de Staten van Utrecht souverein in den lande van Utrecht, en dus ook over de Balije van Utrecht; sedert stond zij niet meer onder den grootmeester der orde «n werd op de verkiezing van den landcommandeur de goedkeuring van de Staten van Utrecht verlangd. Napoleon ontnam aan de orde een groot deel ha- rer goederen; zij werd echter na zijn val hersteld. In 1815 werd de orde in Nederland bij de wet erkend; de benoeming van den landcommandeur vereischt de goedkeuring van de Kroon, Het is een laatste overblijfsel van min of meer middeneeuwsche en feodale toestanden, die echter, èn in hun uiterlijken schijn èn ook in hun innerlijk wezen toch wel zekere bekoring hebben. Men denke intusschen niet, dat deze beide ridder lijke ridderorden de eenige zijn, die van eeuwen her dagteekenen. Geenszins. Onder de ridderorden, die worden verleend, zijn er, die reeds honderd jaren oud zijn, en waarmede het gaat als met adellijke of patricische geslachten, waarvan de beteekenis toeneemt naarmate de ouderdom grooter wordt. Zoor veel is echter zeker, dat naarmate de middenoeeuwcn met haar ridderlijke gebruiken waarvan wij in tusschen de ridderlijkheid vooral niet moeten over-s drijven verdwenen, ook het zuiver ridderlijk ka rakter van de orden verloren ging. Zeker, de orde van het Gulden Vlies, in Spanje, die van de Kou senband in Elngeland, die van den Zwarten Ade laar in Prunsen en enkele andere meer. als in Frankrijk in vroeger eeuwen, die van den Heiligen Lodewijk in Beieren, die van St. Michael hadden grooter beteekenis dan de tegenwoordige ridderor den, al reeds dadelijk daarom, wijl zij slechts in beperkt aantal werden verleend. Maar toch, zij wa ren onderscheidingsteekenen, hooge onderscheidinga teekenen, aan welke geen plichten van dirocten aard waren verbonden, en welker dragers niet moer door bijeenkomsten of anderszins werden samonge- bracht. De Gulden 'Vlies-orde behoort nog altijd tot de hoogste onderscheidingsteekenen; Philips van Bour- gondië stelde haar in de vijftiende eeuw in en be perkte het aantal ridders. 'Het grootmeesterschap der orde bleef in de rechte lijn en zijn huis on zijn afstammelingen verbonden, totdat het in den aan vang der achttiende eeuw tusschen de Oostenrijk- sche en de Spaansche Habsburgers werd verdeeld. Sedert dien kenden de Keizer van Oostenrijk en de Koning van Spanje de orde toe; bij de Oosten- rijksche orde echter werden de voorschriften van vroeger dagen nauwkeuriger nagevolgd dan in Spanje gebruikelijk was. Na den oorlog kon de rid derorde in 'Oostenrijk als opgeheven worden be schouwd; Spanje verleent haar nog slechts alleen, en verleent haar weliswaar niet uitsluitend aan vorsten, maar toch slechte aan staatshoofden en zeer vooraanstaande staatslieden, Dat is in gelijke, zoo niet sterker mate het geval met do orde van den Kousenband van St. George van Engeland, die om streeks bet begin der veertiende eeuw werd inge steld. Het bekende verhaal gaat, dat Koning Eduard Hl bij' een bal in zijn paleis te Windsor een'blauwen zijden kousenband van zijn maitresse Lady Jane Sa lisbury wilde oprapen en daarbij onder gelach der aanwezigen haar rok te hoog optilde. Snel wendde de Koning zich om en sprak: Honi soit qui mal y pense wee hem die er kwaad van denkt. Hij legde toen tevens de gelofte af aan den kousenband een eer te zullen geven, die vele lachers maar al te gaarne zouden nastreven en met de orde van den Kousenband is hij er inderdaad in geslaagd. Jaar lijks wordt nog kapittel gehouden; de ridderlijke kleeding wordt nog altijd gedragen. De Koning van Engeland en de prinsen, ook buitenlandsche vors ten tellen in het kapittel niet mede. Men kan er van op aan, dat slechts degenen, die tot den hoogen Ein- gelschen adel behooren of zich groote verdiensten hebben verworven, hetzij op politiek, hetzij op mi litair gebied, tot deze orde worden toegelaten. Voor- beelden, dat groote geleerden, die niet op een der beide gebieden zich bewogen, in die orde werden op genomen, zijn er eigenlijk niet. De insignes zoowel van de Kousenband-orde als die van het Gulden Vlies zijn schitterend, en de kleeding, die gedragen wordt, is evenals die van de Malthezera en de Johan niters van ridderlijke makelij. De moderne tijd beeft aan tal1 van belangrijk® en minder belangrijke ridderorden het aanzijn ge 'geven. De Duitsche vorstendommen van voor den oorlog "hadden er alle tenminste een, waarvan in- tussohen de beteekenis geenszins gelijk stond. Pruir j een kende reeds vroeg de Ordre pour la Mérite, door den Grooten Frederik ingesteld, die sléchts w zeer bijzondere omstandigheden gegeven werd; van historische beteekenis was ook de Orde van den Zwarten Adelaar, door Frederik's vader ingesteld, die hetzelfde devies ais het voormalig koninkrijk Pruisen droec-: Suum cmique; ieder het zijne. An ders de Rooae Adelaar, sléchts vier jaren na den zwarten .adelaar gesticht piet het devies: Oprecht en standvastig. hetwelk aan onzen Frederik I Hendrik herinnerde. Van den meer modernen tijd is een andere, zeer bekende en belangrijke ridder orde, die van het Legioen van Eer, dooi' Napoléon d. ingesteld en gehandhaafd, ondanks alle Wisselin gen, die Frankrijk sedert 'dien heeft ondergaan. Wat intusschen mot wegneemt, dat daarbij ook het, uiterlijk van .het Legioen van Eer niet hetzelfde bloot. Oostenrijk kende voor den oorlog verschil lende ridderorden, waaronder de Frans Jozof-ordo moer voor dagelijksch gebruik en de Maria Therrosia orde meer yoor militair gebruik diende. Geen land Een schaduw gleed over het gelaat van den edel man. Zij volgde zijne oog<en, wier blik aan de deur bleef hangen. Het gegons van de stemmen hield plotseling op en iedereen keek in dezelfde rich ting-. Op den drempel stond een lang, mager man, die op liet tafreel' voor hem staarde met een mtdrukking van duideüjken weeerzin en onverschil ligheid. Hij was gekleed als de anderen, in een lange, gekleede jas en hij had een gardenia in eijn knoopsgat. Maar er was iets 'aan hem, dat hem' onderscheidde en kenmerkte iets in zijne kalme, mistige bewegingen waarmee hij ten laatste voor uitging om rijn gaetviouw te begroeten, dat haar doortrilde met een gevoel van zachte vertrouwe lijkheid.. En nu wierp zij een blik op Zijn gelaat, toen hij zich neerboor over mevrouw Meltoun's hand en een groote onststel'tenis vermengd met een plotselinge vreugde i kwam over haar. Deze man, op wien een ieder de oogen met zulk een groote belangstelling gevestigd hield, was haar vaders huurder, mijnheer Bernard Brown. HOOFDSTUK TL. Verachtelijke behandeling van een edelman. Die weinige minuten waren vol' van vreemdsoor tig groot belang voor de drie personen, die daar naast elkaar hadden gewacht op de binnenkomst van mijnheer Bernard Maddison. Voor Ellen Thurwell, wier geheele wezen klopte van groote, levendige vreugde, waren zij voorbijge gaan in een krachtig pogen om te strijden tegen eene flauwte, die de 'groote schok van deze ontroering met zich brachj, voor den kunstenaar, die haar be minde, brachten zij wanhoop, toen bij het licht op haar gelaat bespeurde en den nieuwen glans van geluk, die in die zachte, droevige oogen scheen. Eb voor mijnheer Allan Béaurnerville, die voor zich- zelwen redenen van verbazing 'had bij; deze ontmoe ting, brachten zij een bepaald gevoel van kiwelllng. De kunstenaar kwam het eerst tot zicb'zelven. Hij wist, dat de strijd' voorbij"! was voor hem, dat deze vrouw reeds liefhad en dat zijne zaak hopeloos stond. En onbaatzuchtig als hij was, gold zijn eerste gedachte haar. „U zoudt gaarne van plaats veranderen", fluisterde hij. „Komt met mij in den bok daar ginds. Ik zal u eenige etsen laten zien." Zij wierp een dankbaren blik op hem en zag, dat hij haar geheim kende. „Ik wil het graag", zeide zij. „Wandel aan dien kant van mij, als 't u blieft". Hij; plaatste een stoel voor haar en een boek met platen openende verborg hij daarachter het gelaat. „Spreek de eerste vijf minuten niet tot mij", zeide j bij1, „ik zoek eene teekening."1' Toen die .tijd voorbij- was, sloot bij1 het boek «en keek haar aan. Hare flauwte was voorbij', zij was nog zeer bleek, maar zij scheen kalm. „Ik ga Mad'dison aanspreken", zei hiji bedaardu „Wilt 'U.mag ik, hem bij! u brengen om kennis te', maken?" Zij zag met glinsterende oogen tot hem op. „Als 't u blieft. Maar noem liever mijn naam niet" I „Zooals u wilt", antwoordde hij. Door haar stoel' een weinig te verschuiven kon j zij in de kamer zien. Hij"1 stond' nog naast mevrouw j Meltoun en luisterde afgetrokken glimlachend naar haar gepraat, nu en dan boog hij' deftig voor men- schen, waaraan zij hem voorstelde. Hoe verschillend van anderen verscheen hij hier in zijne kleederen, goed' en naar de mode gemaakt, en met zijne kalme bewegingen en met die bewijzen van vermoeidheid' in zijne donkere oogen, die slechts menschen van de wereld kunnen nabootsen! Hij was veranderd en toch niet-veranderd, dacht zij. Hij' was dezelfde en toch was er een verschil. Nu zag zij mijnheer Carlyon bij' hem komen en de groet, dien zij' wisselden, droeg het kenmerk van een zekere kalme hartelijkheid, die de waarheid toonde van mijnheer Carlyon's wöorden, dat zij eens samen ge werkt hadden. De kunstenaar wachtte een gelegenheid af, trok hem toen terzijde en deed zijn verzoek. Ellen, trok ■haar stoel terug in zenuwachtige spanning. Maar een paar minuten daarna kwam mijnheer Carlyon alleen terug. „Het spijt mij", zeide hij: zacht, „maar zelfs om mijnentwil was Maddison niet te bewegen mee te gaan. Ik had niet gedacht dat hij zoo'n vrouwen hater was. Hij' is hier, zegt hij, om aan eene belofte te voldoen, maar 'hij wenscht geen kennis aan te knoopen en weigert volstrekt aan een dame voorge steld te worden. Wat zal ik nu doen? Zal ik hem uw naam noemen?" Zij' aarzelde. „Neen", zeide zij, „doe dat niet. Herinnert ge u die weinige regels poëzie aan het eind van zijp laatsten bundel critische beschouwingen? Daar komt eene kleine groep denneboomen in voor op den top van een naakten heuvel waar de wind om heen schuurt, en de maan schijnt flauw door een waas van mist, een man en eene vrouw staan bij elkaar, scherp afgeteekend tegen de lucht, ze luisteren naar het ver verwijderd ruischen van de zee." „Ja, ik herinner het mij", zeide hij1 langzaam. „Wilt u hem dan zeggen dat iemand, iemand, zoo'n plaats gezien heeft, als hij' daar beschrijft „Ik zal het hem vertellen", antwoordde mijnheer Carlyon. ,.Ik denk dat hij dan wel wil komen". Hij verliet haar weer en keerde terug tot mijn-, heer Mad'dison. Juist, toen hij zoo dicht bij1 hem was gekomen, dat zij samen konden spreken, zag hij eene lichte trilling op zijn bleek gelaat, alsof hij een bekende zag onder de menigte van menschen. Mijn heer Carlyon besloot even te wachten. Daar stonden zij, van aangezicht tot aangezicht, mijnheer Allan Beaumerville, de deftige edelman, Mijnheer Allan zag onderzoekend het rustige ge laat van den ander aan. „Ik zou denken dat de omgang. Mijnheer Maddison was blijkbaar niet gewoon zich in gezelschap te bewegen. Verscheidene der aanwe zigen, die hern plotseling den vriendelijken, ouden edelman, mijnheer Allan Beaumerville den rug zagen ekeeren en midden in een zin verlaten zeiden dat. die aan het aanzien van eene oude familie en den Mevrouw Meltoun, die het opmerkte, was geheel grooten rijkdom een grooten naa mhad toegevoegd onthutst over het feit, dat een oud vriend zoo be- als geleerde en dokter en mijnheer Bernard Maddi son, wiens naam alleen voldoende was om zijne groot- handeld werd. Maar mijnheer Allan Beaumerville nam het hem volstrekt niet kwalijk, zei iedereen. heid aan te duiden. In mijnheer Allans rustigen, def- i Het was zijn eigen schuld, verklaarde hij. Hij had tigen blik was iets verwards, alsof er iets in het ge-izeker eene onhandige opmerking gemaakt en die laai van den ander was, dat hij zich slechts halfkiustenaars en letterkundigen waren ailen zoo ge- hermnerde, de starende blik van mijnheer Mad'di- voeltg. Hij hoopte, dat mevrouw Meltoun er niet meer S'»n drukte veel meer uit, zelfs iets van onrust. j over zou denken en mevrouw Meltoun beloofde dit. We moeten elkaar te voren ontmoet hebben, mijn-1 Maar toch voelde zij en ieder, die het gezien had, heer Maddison", zei de edelman op luchtigen toon. met mijnheer Allan mee en de weinigen., bij wie hij n I llr hon'nrior 'Vio-f rrrn nll Tlpf Wüt '"Kif Ha nloO- van nim rpAvinn n\mc1 l/nn,].in innh Tlin* nuinlnn i.d n „O! ik herinner 'het mij nu. het was bij de plek van lord Lathon's landgoed, Mallory Grange, aan de kust. Een akelige geschiedenis was dat". Ja. wel eene akelige geschiedenis", mijnheer Maddison. ..En komt u juist van het graafschap?" vroeg ndjn- heer Allan. „Neen; ik ben eenige maanden in het buitenland geweest", - antwoordde mijnheer Maddison. „In het buitenland?" Mijnheer Allan scheeen een niet /oo gezien was, konden toch niet naiaten aan merking te maken op de trotsche wijze, waarop mijn- lieer Maddison zijn mg aan den eitelman had toege- herhaaide keerd, en de hooghartigheid, waarmede hij hem had veriaten. Mijnheer Carlyon, die op een gunstig oogenblik stond te wachten, vatte Maddison bij den knoop van zijn jas en voerde hem mede in een hoek van de kamer. „Nu heb ik je eindelijk" zeide hij triumphantelijk. weinig meer belangstelling te krijgen. „In welk ge- „mijn beste kerel, hoe kwam je er toe dien armen deelte?" vroeg 'hij beleefd. mijnheer Allan zoo verachtelijk te behandelen?" „Ik ben in Spanje geweest, in het Zuiden van „Dat komt er niet op aan. Kom, ga mevrouw Frankrijk, in het Harzgebergte en in het Zwarte Meltoun groetor en laat ons weggaan. Ik moest hier Woud." eigenlijk niet gekomen zijn." „Niet in Italië?" vroeg mijnheer Allan. „Een oogenblik. Maddison", sprak de ander ern- Ér wa9 even eene stilte en mijnheer Allan scheen i stig. „Herinner je je die regels, waarin een man werkelijk nieuwsgierig naar het antwoord. Eindelijk en eene vrouw staan op een naakten heuvel bij een werd het gegeven. groep pijn'boomen en kijken, naar 'het flauwe maan- „Neen, niet in Italië". licht dat door den mist heen spookachtige schadu- Mijnheer Allan scheen werkelijk veriieugd bij de ken wierp op de heuvelhelling en over de golvende gedachte, dat mijnheer Maddison zijne reizen nietzee? Een „vaarwel' hoemde je het, geloof ik", toe Italië had uitgestrekt. Er was een rustige glans ...Ja. ik herinner het mij." in zijne oogen, die van verlichting getuigde. Oi»ge-1 Mtaddison, de vrouw, met wie ik u in kennis wilde twijfeld had hij zijne redenen, maar zij waren een 1 brengen, vraagt u bij haar te komen uit herinnering weinig onduidelijk. „Zeg me, zult ge mij eens komen opzoeken, ter wijl u in de stad zijt, mijnheer Maddison?" vroeg hij op een toon, die aan gastvrijheid niet deed deuken. „Ik geloof het niet", antwoordde mijnheer Mad dison. „Mijn verblijf hier zal kort zijn. Ik verafschuw Londen" Mijnheer Allan lachte vriendelijk. „Het is de eenige plaats in de wereld, die ge schikt is om in te wonen", antwoordde hij. „Mijn werk en mijn smaak vragen een kalmer leven", merkte mijnheer Maddison op. „U zult dan weer naar buiten gaan, vermoed ik?" „Dat is mijn plan", was het kalme antwoord. „Terug naar dezelfde streek?" ^>at kan wel." aan deze verzen." Er kwam slechts weinig verandering in zijn ge laat. Het werd alleen nog kouder van uitdrukking en een vreemd licht glansde in zijne oogen. Maar de hand, die hij op den arm van Carlyon had gelegd om hem naar mevrouw Meltoun te brengen, greep dien plotseling zoo vast aan alsof ze een ijzeren 'band was, zoodat Carlyon het bijna uitschreeuwde van pijn. „Laat mijn arm los, om God's wil!" zeide hij zacht, „ik zal u bij haar brengen „Ik ben gereed", antwoordde mijnheer Maddison kalm. „Ik zie al waar zij is. Je behoeft niet mede te gaan." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1925 | | pagina 1