Aliutti Nitiïs-
MraitiUi- LnüinUll
Bezoekt de Turnwedstrijden en Uitvoeringen van HM
Kinderen
PUROLH
i.s. te Anne Peulewne.
op 4 en 5 JULI a.s.
Donderdag 2 Juli 1925
688te Jaargang. No. 7664.
Uitgevers N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
Over Hugo de Groot.
Als Uw
zich bezeerd hebben
gebruik dan dadelijk
(Zie aanplakbiljetten). Zaterdag Eere-avond in de Danstent.
Zondag uitvoering en wedstrijden op Voetbalterrein.
)it blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder-
lag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
entiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
POSTREKENING^ No.23330. INT. TELEF. no. 20.
Prijs per 3 maanden f 1.65. Losse nummers 6 cent. AÜVERTEN-
TIëN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewljsno.
inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Nu de drukbezochte tentoonstelling betreffende
ïugo do Groot op zijne laatste dagen loopt, is bet
vel de moeite waard dengenen, die er niet geweest
tenn (les absent avaient tort) een kort overzicht te
feven van deze belangrijke verzameling. Hoe klein
voolt men zich als men, al is het dan maar opper
vlakkig, een kijk krijgt op de kunde, de fierheid, den
Irouw en de toewijding van dezen grooten vader
lander.
De aanleiding voor deze tentoonstelling was de
500-jarigen gedenkdag van de uitgave van Hugo's
nerkwaardig werk: de Jure helli ac Pacis (Over het
■echt van oorlog en vrede). De „Vereeniging voor
Volkenl>ond en Vrede" achtte het een eervollen
slicht dit feit te herdenken, oa, door het organisee-
■en van deze Grotius-tentoonstelling. De groote in
vloed van dit en andere geschriften van Grotius, op
de geesten van de generaties, die na hem leefden,
zóódanig dat van zijn boek in 1919 nog een door
Vlolhuysen verzorgde uitgave het licht zag is al
gemeen bekend.
De tentoonstellingscommissie, door deze vereeni
ging in het leven geroepen, heeft getracht van den
arbeid van Grotius een beeld te geven. Daartoe zijn
zoo volledig mogelijk al zijn werken, in de verschil
lende drukken, bijeengebracht. Tentoongesteld zijn
bovendien de portretten, geschilderd of in prent,
van zijne voorouders, familieleden en naast vrien
den, door de eigenaars, waaronder vele afstamme-
ingen van Grotius, welwillend afgestaan.
Om te beginnen met het werk: De Jure belll ac
pacis, is het eigenaardig, te bemerken, dat het vroe
ger even moeilijk was een belangeloozen uitgever in
Nederland te vinden, als heden ten dage. Dit werk
verscheen, na vele vergeefsche pogingen, voor het
eerst te Parijs. De Groot verzocht, van uit Frankrijk
zijne vrouw er moeite voor te doen en Informeert in
denzelfden brief naar de gezondheid van zijne kin
deren en naaste familie; hij blijkt volstrekt niet een
dor geleerde te zijn, doch een liefhebbend echtge
noot en zorgzaam vader. In het Hollandsch schrijft
hij aan zijne vrouw. In het Latijn of Fransch aan
zijne broeders en vrienden.
Reeds op 15-jarigen leeftijd werd Hugo door van
Oldenbarnevelt en Justinus van Nassau mede naar
Parijs genomen, aan hun gezantschap verbonden.
Hij knoopte daar betrekkingen aan met verschil
lende geleerden. Hendrik IV van Frankrijk had zoo
veel plezier in den begaafden knaap, dat deze hem
zijn beeltenis, fijn uitgesneden in een azuren steen
en in goud gevat, ten geschenke gaf. Op een zijner
jeugdportretten draagt hij dit kleinood, hetgeen wel
eens ten onrechte voor een medaille is aangezien. In
de vitrine, waar ze ligt tentoongesteld, kan men de
fijne, comée-achtige religuie bewonderen.
In dezelfde vitrine bevindt zich de fraai bewerkte
zilver en vergulde vingerhoed, waarmede Maria van
Reigersberg, Hugo's vrouw, reeds als jong meisje,
naaiwerk verrichtte, gedateerd 1594. Er behoort nog
een kunstig geciseleerde hoes bij, waarin de vinger
hoed precies past.
Er naast ligt een „album amicorum", door de
Groot verrijkt met oen Latijnsch versje, uitdruk
kend een geestige tirade over zijne ontsnapping van
het slot Loevestein. Dit gedichtje is later door Cor
nets de Groot vertaald en luidt dan:
Doen ((Hugius) weleer was in den hodgsten nood.
Waarvan geen uitkomst Bcheen, zoo heeft hem van
den dood
Zijn huisvrouw in een kist onsigtbaarlijk bewaart,
En sprak daarna: Gij sijt tot tweemaal nu gebaart,
De eerste maal met pijn. De tweede maal met list.
Doen uyt uw moeders lijf en nu uyt mijne kist.
Het grijsbruine zeemleeren wambuis, waarin Hu
go te voet, vermomd als metselaar, wandelde van
Gorkum naar Waalwijk, is er. Ook de groote groene
roemer, waaruit hij te Loevestein dronk en waarin
de bekende glasgraveur W. van Heemskerk zijnen
naam zette en het jaartal 1687, Leyden, behalve nog
een Latijnsche spreuk, welke beduidt: Hieruit heeft
de gevangen Grotius lafenis geput voor zijne zorgen
en dorst.
Bijzondere aandacht werd natuurlijk geschonken
aan de kist, waarin de Groot door zijne vrouw en de
dienstmaagd is gesloten. Ruim, met bollen deksel,
gevoerd met linnen, overtrokken met leer en met
ijzer beslag 'en stevige banden over den ronden dek
sel heen lijkt ze wel in staat om zware vrachten in
te vervoeren
Volgens den vriendelijken voorzitter Jbr. IMr. E. IA.
van Beresteyn, ook afstammeling van de Groot, is
dit waarschijnlijk wel de authentieke koffer, waar
in deze uit het slot is versjouwd geworden. „Er wa
ren", zoo legde hij uit, „natuurlijk twee eendere kis
ten, zooals men voor de wasch ook twee manden
gebruikt, een die komt en een die gaat.
De zwartfluweelen raadspensionarismantel met
kanten kraag is in stukken geknipt, onder de fami
lie verdeeld. Een fragment hiervan is aanwezig.
Tallooze beeltenissen versieren de wanden, goed-
belicht door de hooge ramen van de ruim© zalen;
het gemeentehuis in de Javastraat is wel bij uit
stek geschikt voor deze gelegenheid, het bezit nog
het intieme van de patriciërswoning en men wan
delt er rond als tusschen bondgenooten. De archi
varis van het vredespaleis, de heer Van der Mandore,
vertelt interessante bijzonderheden over de vele wer
ken en handschriften, welke netjes, ingedeeld in de
vitrines geborgen zijn. Daar is o.a. het boek de Mare
Librum, geschreven tegen de ideeën van den Engel-
Koning, welke de Mare clausum liet uitgeven. Dus
„de Vrije IZee" tegenover „de Gesloten Zeo" (behalve
daai voor Engeland).
De Jure praedae, staatkundige en volkenrechtelij
ke geschriften. Vele brieven en handschriften, als de
Hollandsche gedichten voor de zeelui, welke voor de
zending gebruikt werden; in de 19e eeuw is daar
van nog eene uitgave verschenen. Het oudste werk
aanwezig is een ode aan Frederik Hendrik, welke hij
op zijn twaalfde jaar in het Grioksch schreef. Twee
jaar later verschenen zijne stellingen, die hij te Lei
den verdedigd heeft; dit moest hij doen, al promo
veerde hij te Orleans, om den graad te veroveren,
waardoor hij als geleerde werd gestempeld, gezant
en raadpensionaris kon worden.
In 1876 is het handschrift van do Jure iPraedae, dat
.verloren gegaan was,'teruggevonden, door Hamaker
en geheel overgeschreven en later uitgegeven. In
het origineel kwam een stukje papier voor dat tus-
échen de bladzijden geplakt was. Eerst kortelings is
door Professor Costers, lid van den Hoogen Raad in
den «Haag, gevonden dat dit er niet in hoorde doch
afkomstig was van een Spaansch schrijver.
Men had plan die drie beschilderde vensters, wel
ke in het weeshuis in Gorkum geplaatst zijn, haar
den Haag over te brengen, doch dit is niet gebeurd,
waarschijnlijk uit vrees voor beschadiging. Ik zag ze
in Gorkum, ze bevatten de beeltenissen van Rom-
bout Hoogerbeets, Hugo de Groot en Thomas Erpe-
yiius. Ook de kast, waarin hij uit den koffer is over
gestapt, en waarvan het achterpaneel kan open
draaien, zoodat hij daardoor in een aangrenzende
deur in het steegje terecht kwam, naast het husi van
zijn zwager Daetselaer, zag ik te Gorkum.a Hij ont
snapte door het bekende „de Groot-poortje" naast
Daetselaer's woning en wandelde weg over de Groo
te "Markt.
Reeds in 1334 leefde er te Delft een Huighe die
Grote, welke in de grafelijkheidsrekeningen werd
vermeld. Deze is de grootvader of vader geweest van
Perk de Groot, levende te Delft in de 2e helft der 14e
eeuw. Hij was gehuwd met Aleld Cleymansdr. In de
oude kerk bezat zij een graf („Alyd Clevman, Hughe
Groten moeder". Grafregister 1367 Jol. 27).
Daarna komen er niet minder dan negen Hugo's,
behalve de vele Jan's en Derk's en dochters, zusters,
nichten, allen studeerende, hooggeplaatste, goed-
geparenteerde burgers in den adel huwende en goe
de posities bekleedend. De negende is dan «Mr. Hugo
de Groot (Grotius). geb. te Delft 10 April 1583, over
leden te Rostock 28 Augustus 1645, advocaat te
's Hage, Advocaat-fiscaal, Pensionaris van Rotter
dam; later Zweedsch gezant te Parijs, beroemd ge
leerde, trouwt te Veere 2 Juli 1608 'Maria van Rey-
gersbergh; geboren te Boulogne 7 October 1589, over
leden te 'sGravenhage 19 April 1653 en begraven in
de N K. te Delft 25 April 1653, dochter van Pieter
Jansz, Burgemeester van Veere en Maria Claesdr.
Er zijn acht kinderen geboren. Waar zij eerst 3
gouden kraaien voerden op een zwart veld, werd het
familiewapen later steeds veranderd of verrijkt, er
kwamen bollen bij, sterren en horens en eindelijk is
het in vier vakken verdeeld en vindt men al deze
teekens erin afgebeeld.
Indien men van Rijswijk langs den ghooten straat-
weg naar Delft gaat, komt men voorbij den tol aan
de linkerzijde het tegenwoordige café „Krayenhof"
tegen, voorheen het huis „Klein-Kraayenburg", Naast
dit buitenhuis heeft meer den polder in, het huis
„Groot-Kraaijenburg" gestaan. In deze buurt was
de hofstede Crayesteyn, Crayenest of Crayenburch,
Waar de familie de Groot des zomers verblijf hield. In
1849 kocht de heer Jhr. J. H. Gornets de Groot het
huis Klein-Kraaienburch met de gronden, waarop het
andere huis gestaan had. Het verzoek om den naam
Kraaijenburg bij den zijne te mogen voegen werd
ingewilligd.
Hugo Grotius word dus te Delft geboren, als oud
ste zoon van Jan de Groot en Aiida van Overschie,
in 1583. Zijn vader was een bekend wiskundige, be
vriend met mannen als Simon Stovin en Ludolf van
Geulen; te Delft zat hij in de regeering. was bur
gemeester van 15911595, daarnaast Curator dei:
Universiteit te Leiden 15911017, waar zijn broer
Cornelius professor was. Na 1617 werd hij raad-ad
ministrateur van Philips van Hohenlo, die met
Maria, de dochter van Prins Willem 1 gehuwd was.
Het huis te Delft van Philips van Hohelo is thans
gemeenelandhuis van Delfland.
De beide ouders zijn hoogbejaard gestorven, de va
der in 1640 op 86-jarigen leeftijd; in 1643 de moe
der, 83 jaar oud. Zij hebben al de vreugde over hun
hoogst begaafden zoon, maar ook al hei leed van
zijn ballingschap gekend. Slechts enkele malen za
gen zij hem terug.
Hugo werd, 11 jaar oud, 3 Aug. 1594 als student
te Leiden ingeschreven onder het rectoraat van zijn
oom Cornelis; hij woonde er bij den bekenden the
oloog, professor Franciscus Junius en verdedigde,
naar de gewoonte dier tijden, tweemaal stellingen
sub praesidio of exercitió causa, dus niet om een
graad te behalen.
Zijn vorzamelde Latijnsche gedichten zijn later
herhaaldelijk uitgegeven en onder de Neo-Latijnscho
dichters bekleedt Grotius een voorname plaats. Zijn
bruiloftsdicht op Enoch Pottey behoort tot het voor
treffelijkste wat op dit gebied geleverd is. Grotlus
voelde zich het meest aangetrokken tot de klassieke
philologie en bij heeft zich zijn geheele leven met het
uitgeven van classici bezig gehouden. Maar zijn be
roep heeft hij er niet van gemaakt; tijdens zijn ver
blijf in Frankrijk promoveerde hij en vestigde zich
daarna als advocaat ln Den Haag; het proces over een
door den admiraal Jakob van Heemskerk buitge
maakte Portugeesche kraak, de Santa Catharina
welk aandeel hij in dit proces had, staat nog niet
vast, doch zeker was hij in dezen do raadsman der
O.I.C. bracht hem tot het schrijven Van zijn ver
handeling „de Jure Praedae".
In Juni 1613 werd hij pensionaris van Rotterdam,
in plaats van den overleden Elias van Oldenbarnevelt,
den broer van den raadpensionaris. Vóór het aan
vaarden van deze betrekking had hij deel uitgemaakt
van het gezantschap van Pauw, Boreel en Meerman
naar Jacobus I van Engeland. De theologische twis
ten in Holland hadden ook in Engeland zeer de
aandacht getrokken, niet het minst bij den koning',
die zich ook theoloog waande. Grotius' brieven uit
Engeland vertellen herhaaldelijk van zijn disputen
met de Engelsche godgeleerden. Want ook op theolo
gisch gebied heeft de Groot zijn beteekenis; zijn Bijr
bei-commentaren zijn herhaaldelijk gedrukt, ter tenr
toonstelling zijn vertalingen in 10 talen.
Men weet, welk groot aandeel Grotius, bevriend
met Oldenbarnevelt,, Uitenbogaert en andere lei
ders der Remonstranten, aan den strijd dier dagen
genomen heeft. 'Ook met de pen. Zij gaven bij de te
genpartij veel aanstoot. Men weet dat hij in 1618 met
Aldenbarnevelt en Hogerbeete op de Voorpoort ge
vangen gezet werd. Het eerste briefje uit de gevan
genis aan zijn vrouw is op de Tentoonstelling. In
1619 volgde het vonnis: eeuwige gevangenschap.
Twee weken daarna werd Grotius naar Loevestein ge
bracht, waarheen Maria hem een maand later, met
de kinderen/mocht volgen. Willem de Groot stelde
een verhaal op: „Broeders gevangenisse".
14.
door EL PHILLIPS OPPENHEXM.
HOOFDSTUK III.
Bernard Maddison en Ellen Thurwell.
En zoo gebeurde het dat zij elkaar weer ontmoeten
in het salon van mevrouw Meltoun, na die weinige
minuten in het pijnbosch, die kleur en geest had
den gegeven aan haar leven en die 'n mijlpaal wa
ren geweest voor hen. Geen van beiden vergaten zij
het, dat ook al waren zij niet het middelpunt van
de opmerkzaamheid, zij toch nog hier aan onder
worpen waren, en hun begroeten was zoo vorme
lijk mogelijk. En, dacht zij, waarom zou het an
ders zijn? Er was geen woord van liefde tusschen
hen gesproken slechts die weinige, noodlottige
oogenblikkQti van droevige heftigheid, toen alle
woorden en gedachten waren vervat in een diep
wederzijdsch besef, dat niets had kunnen verbergen.
Hij stond vóór haar en hield haar hand even lan
ger in do zijne.dan volstrekt noodig was, en keek
haar scherp aan. Het was een blik, waarvoor zij
niet terugdeinsde, meer beschouwend,, dan harts
tochtelijk, en toen hij zijne oogen afwendde, zuchtte
by.
„U heeft geleefd 1" zeide hij, „vertel mij daarvanl"
Zij nam hare rokken bijeen om plaats voor hem
te maken naast zich.
„Ga zitten 1" zeide zij, „en ik zal het beproeven".
Hij gehoorzaamde, maar toen zij trachtte te be
ginnen om hem alles te vertellen, wat zij had ge
voeld en gedacht, kon# zij niet.
„Vertel mij iets van u", zeide zij ontwijkend. „U
beeft gereisd, niet waar?"
„Ja. ik heb een beetje gereisd. In Spanje was ik
ziek en mevrouw Meltoun was vriendelijk voor mij,
daarom ziet u mij hier."
„Maar u zegt niet, hoe het kwam dat u ziek werd"
zeide zij, plotseling blozend. „U heeft het leven van
haren zoon gered. Wij lazen ervan in de couranten,
maar wisten natuurlijk niet, dat u het waart. Hoe
mooi was dat!"
„Als u het in de couranten hebt gelezen, geloof
dan vrij, dat het verhaal zeer overdreven was!" ant
woordde hij kalm. „Uw vader heeft mijn brief im
mers ontvangen?"
„Ja uw buis is gesloten, zooals u vroeg. Komt u
bet weer bewonen?"
„Dat hoop ik op den een of anderen dag en
fc)ch ik weet het niet zeker. Erz ijn vreemde din
gen in mijn leven, juffrouw Thurwell. die mij tel
kens opdrijven en doelloos doen rondzwerven. Het
leven heeft geen doel voor mij het kan dit niet
hebben. Ik sta voorgoed aan den rand van een al*
grond."
Er was eene droefheid in zijne stem die haar bij
na do tranen in de oogen deed komen meest om
zijnentwille, deels om harentwille. Want. ofschoon
hij het nooit zou mogen weten, waren zijne smarten
niet hare smarten?
„Heeft u een verdriet, dat u niemand kunt vertel
len?" vroeg zij zacht .„Kan niemand u helpen?"
Hij schudde het hoofd.
„Niemand."
„Maar verdriet, dat geen schuld tot oorzaak heeft
kan niet altijd duren", zeide zij.
„Het mijne zal duren, zoolang als mijn leven
duurt," antwoordde hij; „en toch is het geen ge
volg van schuld."
„Dan heeft u een ander's last opgenomen", zeide!
zij. „Is dat goed? iZijt ge uwzelven niet9 verschuldigd
uwzolven, uw genie? Smart kan uw leven verkorten
en de wereld kan moeilijk uw werk missen."
„Er zijn anderen, die dat werk kunnen doen", zei
de hij. „Geen ander kan. Maar neem mij niet
kwalijk. Ik wil er niet meer over praten. Vertel me
van uw leven sinds ik u verliet. Iets in uw gelaat
zegt mij, dat het goed besteed is. Laat mij er van
hooren." 1
En al haar moed samenvattend, vertelde zij hem.
Een voor een nam zij de onsamenhangende gedach
ten en denkbeelden op, die bij haar waren opgeko
men. en weefde hen te samen tot een patroon van
haar loven en hij luisterde met kalme tevreden
heid, die soms vermengd werd met diepere belang
stelling, wanneer zij eene snaar aanraakte, die in
zijn eigen leven dikwijls te strak was gespannen
geworden. En als zij doorging, werd hij droevig. Met
een gezel als deze vrouw, wier gevoelens de zijnen
waren en wier wezen zoo natuurlijk was, zoo ge
schikt ora de diepere kleur te ontvangen, en den
grooteren hartstocht, die zijn invloed zou kunnen
geven met zoo'n vrouw als deze, die hij reeds lief
had, zou zijn leven zooveel voor hem beteekenen.
Het moest voorbijgaan. Weer een van die voorbij
gaande visioenen van zijne verbeelding, prachtig
van verwachting en schittering weer een om ver
pletterd te worden door de ijzeren hand der nood
zakelijkheid. Hij was gewond weggegaan, en hij was
teruggekomen en de wond bloedde nog. Langzamer
hand werden de kamers leeger en ten laatste kwam
mevrouw Thurwell, die ongeduldig werd over El-
len's lang wegblijven, haar nichtje halen. Toen zij
haar alleen vond mot den held van den dag was
haar toon zeer vriendelijk.
„Ik hoop dat het je gelukt la, mijnheer Maddison
over te halen bij ons te komen", zeide zij tot hare
nicht. „Wij zijn Donderdags thuis in Cadogan Squa
re en gebruiken lederen dag de lunch om twee uur",
voegde zij er aan toe, zich tot hem wendend. „Kom,
wanneer u wilt."
„U is zeer goed, mevrouw Thurwell", zeide hij,
de hand, die zij hem aanbood, aannemend. „Ik blijf
maar kort in Londen, maar als ik gelegenheid heb,
zal ik van uwe vriendelijkheid gebruik maken."
Zij liet hen een oogenblik alleen, terwijl zij af
scheid nam van hare gastvrouw. Op dat oogenblik
vond Ellen moed aan eene plotselinge ingeving ge
hoor te geven.
„Kom, als 't u blieft", zeide zij zacht.
Hij had geen tijd, om te antwoorden, want me
vrouw Meltoun was weer bij hen gekomen.
„Juffrouw ThurweH', zeide zij goed gehumeurd,
„ik weet niet of ik u zal vergeven dat u mijnheer
Maddison zoo schandelik voor u alleen hebt gehou
den. Er was eene menigte van menschen, die van
middag slechts een glimp van hem zagen, en achter'
dit schut waren slechts zijne schoenen to zien. Ikj
ben hee* ontevreden over u, dat verzeker ik u!"
„Aan mij was do schuld", onderbrak hij, .geheel
aan mij. In een onbedvyingbaren aanval van schuw
heid nam ik toevlucht tot den eenigen persoon, die
ik kende buiten u, mevrouw Meltoun. Ik weigerdo
eenvoudig ergens anders heen te gaan."
„Wel, dan denk ik dat ik u moet vergeven, an
ders wil u niet meer komen", zeide movrouw Mel
toun. „Maar nu u hier is, moet u even toch Edgar
zien. Als alle gasten zijn vertrokken, zullen wij naar
do kinderkamer gaan, nu zoudt u zich nuttig kun
nen maken met mevrouw Thurwell uitgeleide te
doen naar haar rijtuig. Ik denk dat er gedrang zal
zijn
Zoo gingen zij met hun drieën verder en terwijl
zij stcuden te wachten op mevrouw Thurwell's Vic
toria, maakte hij van de gelegenheid gebruik een
woord toi haar alleen te spreken.
„Ik zal u komen opzoeken", fluisterde hij.
Zij keek hem een weinig schuw aan. want ter
wijl hij haar de hand gaf bij het instijgen, had hij
een trek op het gelaat alsof hij zich meester over;
haai gevoelde en dat bracht een lichte kleur op hare
wangen.
„Kom spoedig", fluisterde zij. „Goeden dag!"
Zij knikte verheugd, en mevrouw Thurwell glim
lachte, toen de paarden begonnen te trekken en het
rijtuig wegrolde.
„Ik ben benieuwd wie die mijnheer Maddison
eigenlijk is", zeide zij" half tot zichzelve, toen zij het
huis bereikt hadden.
Mevrouw Thurwell haalde hare schouders op.
„Meen je, wie zijne familie is?" vroeg zij. „Maar,
lieve, dat is van geen beteekenis. „Bernard Maddi
son is Bernard Maddison en zijn positie zou zijn.
wat ze nu is, al was zijn vader een kolendrager."
Deze opmerking deed zien, dat mevrouw Thur
well, zoowel een vrouw van beschaving als van ge
voel was.
Maar Ellen dacht niet aan zijne familie.
HOOFDSTUK IV.
Een wissel voor duizend pond.
Het was tien uur 's morgens en men kon den ge
wonen gang van zaken in het kantoor van de heeren
Levy en Zoon waarnemen. Mijnheer Levy senior
zat aan zijn lessenaar en opende de brieven en mijn
heer Benjamin, die juist teruggekeerd was van oene
lange reis voor zaken en zich niet tot kantoorwerk
gestemd voelde, leunde achterover in den cliënten-
stoel met zijn et op den schoorsteen en eene half
opgerookte sigaar in den mond. Hij had juist een
lang verhaal van zijn lotgevallen geëindigd en was
geenszins van plan van dit onderwerp af te stappen.
„Alles saamgenomen, vader", zeide hij, „het is
een van de aardigste zaakjes, die wij ooit hadden.
Maar een ding ia zeker. Wé moeten meer geld van
juffrouw Thurweli hebben."
„Ja. Benjamin, ja, mijn zoon. Wij moeten zeker
wat meer duiten hebben. Uwe uitgaven zijn werke
lijk ontzettend groot," verklaarde de oude man, zijn
oogen opheffend en zijne armen omhoog brengend.
„Eenige van uwe wissels hebben mij tranen in de
oogen gebracht. Werkelijk tranen", herhaalde hij
somber.
„Dat kon ik niet helpen, vader, dat moest gebeu
ren."
„En je hebt nu bijna alles gevonden, is 't niet, 'Ben
jamin? Je hebt hem onder den duim, is 't niet? Hij
kan niet meer ontsnappen?"
„Neen, dat kan hij niet. Let op mijne woorden,
ader. De strop is reeds klaar voor zijn hals,"
De oude man keek twijfelachtig.
„Als hij zoo'n geleerd, knap man is als je zegt
boeken schrijft en al zoo meer dan zullen zij
hem niet hangen, mijn zoon. Zij zullen het vonnis
uitstellen, Dat zullen zij doen,"
Wordt vervolgd.