illtniti Nieuws- Mrattitii- Lafliifllil Bezoekt de en Uitvoeringen van H.N.K., op 4 m s juli w, te Anno Poulnwno. Kinderen PUR0L1 Het Geheim van Benard Brown Donderdag 2 Juli 1925 Uitgevers i N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. Over ïiugo de Groot. Als Uw FEUILLETON. 68ate Janrgnug. No. 7664. E )il blad. verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Don der- lag on Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur," worden Adver- entiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst. POSTREKENING^ No.23330. INT. TELEF. no. 20. I inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Prijs per 3 maanden f 1.G6. Losse nummers 6 cent. ADVERTBN- TlëN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bowljsno. Nu de (drukbezochte tentoonstelling betreffende lugo de Groot op zijne laatste dagen loopt, is het vel de moeite waard dengenen, die er niet geweest :enn (les absent avaient tort) een kort overzicht te reven van deze belangrijke verzameling. Hoe klein voelt men zich als men, al is het dan maar opper vlakkig, een kijk krijgt op de kunde, de fierheid, den rouw en de toewijding van dezen grooten vader end er. De aanleiding voor deze tentoonstelling was de 500-jarigen gedenkdag van de uitgave van Hugo's merkwaardig werk: de Juro belli ac Pacis (Over het echt van. oorlog en vrede). De „Vereeniging voor Volkenbond en Vrede" achtte het een eervollen jlicht dit feit te herdenken, o.a. door het organisee- ■en van deze Grotius-tentoonstelling. De groote in vloed van dit en andere geschriften van Grotius, op Ie geesten van de generaties, die na hem leefden, zóódanig dat van zijn boek in 1919 nog een door Molhuysen verzorgde uitgave het licht z&g is al gemeen bekend. De tentoonstellingscommissie, door deze vereeni ging in het leven geroepen, heeft getracht van den arbeid van Grotius een beeld te geven. Daartoe zijn zoo volledig mogelijk al zijn werken, in de verschil lende drukken, bijeengebracht. Tentoongesteld zijn bovendien de portretten, geschilderd of in prent, van zijne voorouders, familieleden en naast vrien den, door de eigenaars, waaronder vele afstamme lingen van Grotius, welwillend afgestaan. Om te beginnen met het werk: De Jure belli ac pacis, is het eigenaardig, te bemerken, dat het vroe ger even moeilijk was een belangeloozen uitgever in Nederland te vinden, als heden ten dage. Dit werk verscheen, na vele vergeefsche pogingen, voor het eerst te Parijs. De Groot verzocht, van uit Frankrijk zijne vrouw er moeite voor te doen en informeert in denzelfden brief naar de gezondheid van zijne kin deren en naaste familie; hij blijkt volstrekt niet een dor geleerde te zijn, doch een liefhebbend echtge noot en zorgzaam vader. In het Hollandsch schrijft hij aan zijne vrouw. In het Latijn of Fransch aan zijne broeders en vrienden. Reeds op 15-jarigen leeftijd werd Hugo door van Oldenbarnevelt en Justinus van Nassau mede naar Parijs genomen, aan hun gezantschap verbonden. Hij knoopte daar betrekkingen aan met verschil lende geleerden. Hendrik IV van Frankrijk had zoo veel plezier in den begaafden knaap, dat deze hem zijn beeltenis, fijn uitgesneden in een azuren steen en in goud gevat, ten geschenke gai. Op een zijner jeugdportretten draagt hij dit kleinood, hetgeen wel eens ten onrechte voor een medaille is aangezien. In de vitrine, waar ze ligt tentoongesteld, kan men de fijne, camée-achtige religuie bewonderen. In dezelfde vitrine bevindt zich de fraai bewerkte zilver en vergulde vingerhoed, waarmede Maria van Reigersberg, Hugo's vrouw, reeds als jong meisje, naaiwerk verrichtte, gedateerd 1594. Er behoort nog een kunstig geciseleerde hoes bij, waarin de vinger hoed precies past. Er naast ligt een „album amicorum", door de Groot verrijkt met een Latijnsch versje, uitdruk kend een geestige tirade over zijne Ontsnapping van het slot Loevestein. Dit gedichtje is later door Cor nets de Groot vertaald en luidt dan: Doen l(Hugius) weleer was in den hodgsten nood. Waarvan geen uitkomst scheen, zoo heeft hem van den dood Zijn huisvrouw In een kist onsigtbaarlijk bewaart, En sprak daarna: Gij sijt tot tweemaal nu gebaart, De eerste maal met pijn. De tweede maal met list. Doen uyt uw moeders lijf en nu uyt mijne kist. Het grijsbruine zeemleeren wambuis, waarin Hu- go te voet. vermomd als metselaar, wandelde van Gorkum naar Waalwijk, is er. Ook de groote groene roemer, waaruit hij te Loevestein dronk en waarin de bekende glasgraveur W. van Heemskerk zijnen naam zette en het jaartal 1687, Leyden, behalve nog een Latijnsche spreuk, welke beduidt: Hieruit heeft de gevangen Grotius lafenis geput voor zijne zorgen en dorst. Bijzondere aandacht werd natuurlijk geschonken aan de kist, waarin de Groot door zijne vrouw en de dienstmaagd ia gesloten. Ruim, met bollen deksel, gevoerd met linnen, overtrokken met leer en met ijzer beslag "en stevige banden over den ronden dek sel been lijkt ze wel in staat om zware vrachten in te vervoeren Volgens den vriendelijken voorzitter Jbr. iMr. E. A. van Beresteyn, ook afstammeling van de Groot, is dit waarschijnlijk wel de authentieke koffer, waar in deze uit het slot is versjouwd geworden. „Er wa ren", zoo legde "hij uit, „natuurlijk twee eendere kis ten, zooals men voor de wasch ook twee manden gebruikt, een die komt en een die gaat. De zwartfluweelen raadspensionarismantel met kanten kraag is in stukken geknipt, onder de fami lie verdeeld. Een fragment hiervan is aanwezig. Tallooze beeltenissen versieren de wanden, goed- belicht door de hooge ramen van de ruime zalen; het gemeentehuis in de Javastraat is wel bij uit stek geschikt voor deze gelegenheid, het bezit nog het intieme van de patriciërswoning en men wan delt er rond als tusschen bondgenooten. De archi varis van het vredespaleis, de heer Van der Mandexe, vertelt interessante bijzonderheden over de vele wer ken en handschriften, welke netjes, ingedeeld in de vitrines geborgen zijn. Daar is oa. het boek de Mare Librum, geschreven tegen de ideeën van den Engel- Koning, welke de Mare clausum liet uitgeven. Dus „de Vrije IZee" tegenover „de Gesloten Zee" (behalve dan, voor Engeland). De Jure praedae, staatkundige en volkenrechtelij ke geschriften. Vele brieven en handschriften, als do Hollandsch e gedichten voor de zeelui, welke voor de zending gebruikt werden; in de 19e eeuw is daar van nog eene uitgave verschenen. Het oudste werk aanwezig is een ode aan Frederik Hendrik, welke hij op zijn twaalfde jaar in het Griéksch schreef. Twee jaar later verschenen zijne stellingen, die hij te Lei den verdedigd heeft; dit moest hij doen, al promo veerde hij te Orleans, om den graad te veroveren, waardoor hij als geleerde werd gestempeld, gezant en raadpensionaris kon worden. In 1876 is het handschrift van de Jure [Praedae, dat .verloren gegaan was,'teruggevonden, door Hamaker en geheel overgeschreven en later uitgegeven. In het origineel kwam een stukje papier voor dat tus schen de bladzijden geplakt was. Eerst kortelings is door Professor Costers, lid van den Hoogen Raad in zich bezeerd hebber gebruik dan dadelijk den Haag, gevonden dat dit er niet in hoorde doch afkomstig was van een Spaansch schrijver. Men had plan die drie beschilderde vensters, wel ke in het weeshuis in Gorkum geplaatst zijn, haar den Haag over te brengen, doch dit is niet gebeurd, waarschijnlijk uit vrees voor beschadiging. Ik zag ze in Gorkum, ze bevatten de beeltenissen van Rom- bout Hoogerbeets, Hugo de Groot en Thomas Erpe- hius. Ook de kast, waarin hij uit den koffer is over gestapt, en waarvan het achterpaneel kan open draaien, zoodat hij daardoor in een aangrenzende deur in het steegje terecht kwam, naast het husi van zijn zwager Daetselaer, zag ik te Gorkum.a Hij ont snapte door het bekende „de Groot-poortje" naast Daetselaer's woning en wandelde weg over de Groo te Markt. Reeds in 1334 leefde er te Delft een Huighe die Grote, welke in de grafelijkheidsrekeningen werd vermeld. De«zp is de grootvader of vader geweest van Derk de Groot, levende te Delft in de 2e helft der 14e eeuw. Hij was gehuwd met Aleld Cleymanadr. In de oude kerk bezat zij een graf („Alyd Cleyman, Hughe Groten moeder". Grafregister 1367 Jol. 27). Daarna komen er niet minder dan negen Hugo's, behalve de vele Jan's en Derk's en dochters, zusters, nichten, allen studeerende, hQOggeplaatste, goed- geparenteerde burgers in den adel huwende en goe de posities bekleedend. De negende ia dan Mr. Hugo de Groot (Grotius). geb. te Delft 10 April 1583, over leden te Rostock 28 Augustus 1645, advocaat te 'b Ha ge. Advocaat-fiscaal, Pensionaris van Rotter dam; later Zweedsch gezant te Parijs, beroemd ge leerde. trouwt te Veere 2 Juli 1608 Maria van Rey- gersbergh; geboren te Boulogne 7 October 1589, over leden te 'sGravenhage 19 April 1653 en begraven in de N> K. te DeLft 25 April 1653, dochter van Pieter Jansz. Burgemeester van Veere en Maria Claesdr. Er zijn acht kinderen geboren. Waar zij eerat 3 gouden kraaien voerden op een zwart veld, werd het familiewapen later steeds veranderd of verrijkt, er kwamen bollen bij, sterren en horens en eindelijk is het in vier vakken verdeeld en vindt men al deze teekens erin afgebeeld. Indien men van Rijswijk langs den grooten straat weg naar Delft gaat, komt men voorbij den tol aan de linkerzijde het tegenwoordige café „Kraycnhof" tegen, voorheen het huis „Klein-Kraayenburg", Naast dit buitenhuis heeft meer den polder in, het huis „Groot-Kraaijenburg" gestaan. In deze buurt was de hofstede Crayesteyn, Crayenest of Crayenburch, waar de familie de Groot des zomers verblijf hield. In 1849 kocht de heer Jhr. J. H. Cornets de Groot het huis Klein-Kraaienburch met de gronden, waarop het andere huis gestaan had. Het verzoek om den naam Kraaijenburg bij den zijne te mogen voegen werd ingewilligd. Hugo Grotius word dus te Delft geboren, als oud ste zoon van Jan de Groot en Alida van Overschie, in 1583. Zijn vader was een bekend wiskundige, be vriend met maunon ais Simon Stevin en Ludolf van Ceulen; te Delft zat hij in de regeering. was bur gemeester van 15911595, daarnaast Curator der Universiteit te Leiden 15941617, waar zijn broer Cornelius professor was. Na 1617 werd hij raad-ad ministrateur van Philips van Hohenlo, die met Maria, de dochter van Prins Willem I gehuwd was. Het huls te Delft van Philips van Hohelo is thans gemeeneiandhuis van Delfland. De beide ouders zijn hoogbejaard gestorven, de va der in 1640 op 86-jarigen leeftijd; in 1643 de moe der, 83 jaar oud. Zij, hebben al de vreugde over hun hoogst begaafden zoon, maar ook al het leod van zijn ballingschap gekend. Slechts enkele malen za gen zij hem terug. Hugo werd, 11 jaar oud, 3 Aug. 1594 als student te Leiden ingeschreven onder het rectoraat van zijn oom, Cornelis; hij woonde er bij den bekenden the oloog, professor Franciscus Junius en verdedigde, naar de gewoonte dier tijden, tweemaal stellingen sub praesidio of exercitió causa, dus niet om een graad te behalen. Zijn verzamelde Latijnsche gedichten zijn later herhaaldelijk uitgegeven en onder de Neo-Latijnscho dichters bekleedt Grotius een. voorname plaats. Zijn bruiloftsdicht op Enoch Pottey behoort tot het voor treffelijkste wat op dit gebied geleverd is. Grotius voelde zich het meest aangetrokken tot de klassieke philologie en hij heeft zich zijn geheels leven met het uitgeven van classici bezig gehouden. Maar zijn be roep heeft bij er niet van gemaakt; tijdens zijn ver blijf in Frankrijk promoveerde hij en vestigde zich daarna als advocaat in Den Haag; het proces over oen door den admiraal Jakob van Heemskerk buitge maakte Portugeesche kraak, de Santa Catharina welk aandeel hij in dit proces had, staat nog niet vast, doch zeker was hij in dezen de raadsman der O.I.C. bracht hem tot het schrijven van zijn ver handeling „de Jure Praedae". In Juni 1613 werd hij pensionaris van Rotterdam, in plaats van den overleden Elias van Oldenbarnevelt, den broer van den raadpensionaris. Vóór het aan vaarden van deze betrekking had hij deel uitgemaakt van het gezantschap van Pauw, Boreel en Meerman naar Jacobus I van Engeland. De theologische twis ten in Holland hadden ook in Engeland zeer de aandacht getrokken, niet het minst bij den koning, die zich ook theoloog waande. Grotius' brieven uit Engeland vertellen herhaaldelijk van zijn disputen met de Engelsche godgeleerden. Want ook op theolo gisch gebied heeft de Groot zijn beteokenis; zijn Bij bel-commentaren zijn herhaaldelijk gedrukt, ter teiv- toonstelling zijn vertalingen in 10 talen. Men weet, welk groot aandeel Grotius, bevriend met Oldenbarnevelt,, Uitenbogaert en andere lei ders der Remonstranten, aan den strijd dier dagen genomen heeft. 'Ook met de pen. Zij gaven bij de te genpartij veel aanstoot. Men weet dat hij in 1618 met Aldenbarnevelt en Hogerbeete op de Voorpoort ge vangen gezet werd. Het eerste briefje uit de gevan genis aan zijn vrouw is op de Tentoonstelling. In 1619 volgde het vonnis: eeuwige gevangenschap. Twee weken daarna werd Grotius naar Loevestein ge bracht, waarheen Maria hem een maand later, met de kinderen,-mocht volgen. Willem de Groot stelde een verhaal op: „Broeders gevangenisse". (Zie aau plak biljetten). Zaterdag Eere-avond in de Danstent. Zondag uitvoering en wedstrijden op Voetbalterrein. 14. door E. PHILLIPS OPPENHEïM. HOOFDSTUK HL Bernard Maddison en Ellen Thurwell. En zoo gebeurde het dat zij elkaar weer ontmoeten in het salon van mevrouw Meltoun, na die weinige minuten in het pijnbosch, die kleur en geest had den gegeven aan haar leven en die 'n mijlpaal wa- i ren geweest voor hen. Geen van beiden vergaten zij j het, dat ook al waren zij niet het middelpunt van1 de opmerkzaamheid, zij toch nog hier aan onder- j worpen, waren, en hun begroeten was zoo vorme- j lijk mogelijk. En, dacht zij, waarom zou het an-( ders zijn? Er was geen woord van liefde tusschen] hen gesproken slechts dio weinige, noodlottige oogcnblikkon van droevige heftigheid, toen alle; woorden en gedachten waren vervat in een diep wederzijdsch besef, dat niets had kunnen verbergen. Hij stond vóór haar en hield haar hand even lan ger in do zijne.dan volstrekt noodig was, en keek haar scherp aan. Het was een blik, waarvoor zij niet terugdeinsde, meer beschouwend,, dan #harts-| tochtelijk, en toen hij zijne oogen afwendde, zuchtte hij. „U heeft geleefd 1" zeide hij, „vertel mij daarvan 1" Zij nam hare rokken bijeen om plaats voor hem te maken naast zich. „Ga zittenl" zeide zij, „en ik zal het beproeven". Hij gehoorzaamde, maar toen zij trachtte te be ginnen om hem alles te vertellen, wat zij had ge voeld en gedacht, kon, zij niet „Vertel mij iets van u", zeide zij ontwijkend. „U beeft gereisd, niet waar?" „Ja. ik heb een beetje gereisd. In Spanje was ik ziek en mevrouw Meltoun was vriendelijk voor mij, I daarom ziet u mij hier." „Maar u zegt niet. boe het kwam dat u ziek werd" zeide zij, plotseling blozend. „U heeft het leven van haren zoon gered. Wij lazen ervan in de couranten, maar wisten natuurlijk niet, dat u het waart. Hoe mooi was dat!" „Als u het in de couranten hebt gelezen, geloof dan vrij, dat het verhaal zeer overdreven was!" ant woordde hij kalm. „Uw vader heeft mijn brief im-i mers ontvangen?" „Ja uw buis is gesloten, zooals u vroeg. Komt u het weer bewonen?" „Dat hoop ik op den een of anderen dag en fcich ik weet het niet zeker. Erz ijn vreemde din gen in mijn leven, juffrouw Thurwell, die mij tel kens opdrijven en doelloos doen rondzwerven. Het leven heeft geen doel voor mij het kan dit niet hebben. Ik sta voorgoed aan den rand van een af* grond." Er was eene droefheid in zijne stem die haar bij na de tranen in de oogen deed komen meest om zijnentwille, deels om harentwille. Want. ofschoon hij het nooit zou mogen weten, waren zijne smarten niet hare smarten? „Heeft u een verdriet, dat u niemand kunt vertel len?" vroeg zij zacht .„Kan niemand u helpen?" Hij schudde het hoofd. „Niemand." „Maar verdriet, dat geen schuld tot oorzaak heeft kan niet altijd duren", zeide zij. „Het mijne zal duren, zoolang als mijn leven duurt," antwoordde hij; „en toch is het geen ge volg van schuld." „Dan heeft u een ander's last opgenomen", zeide zij. „Is dat goed? iZijt ge uwzelven niets verschuldigd uwzolven, uw genie? Smart kan uw leven verkorten en de wereld kan moeilijk uw werk missen." „Er zijn anderen, die dat werk kunnen doen", zei de hij. „Geen ander kan. Maar neem mij niet kwalijk. Ik wil er niet meer over praten. Vertel me van uw leven sinds ik u verliet. Iets in uw gelaat zegt mij, dat het goed besteed is. Laat mij er van hooren." 1 En al haar moed samenvattend, vertelde zij hem. Een voor een nam zij de onsamenhangende gedach ten en denkbeelden op, die bij haar waren opgeko men, en weefde hen te samen tot een patroon van haar leven en hij luisterde met kalme tevreden heid, die soms vermengd werd met diepere belang stelling, wanneer zij eene snaar aanraakte, die in zijn eigen leven dikwijls te strak was gespannen geworden. En als zij doorging, werd hij droevig. Met een gezel als deze vrouw, wier gevoelens de zijnen waren en wier wezen zoo natuurlijk was, zoo ge schikt om de diepere kleur te ontvangen, en den grooteren hartstocht, die zijn invloed zou kunnen geven met zoo'n vrouw als deze, die hij reeds lief had, zou zijn leven zooveel voor hem beteekenen. Het moest voorbijgaan. Weer een van die voorbij gaande visioenen van zijne verbeelding, prachtig van verwachting en schittering weer een om ver pletterd te worden door de ijzeren hand der nood zakelijkheid. Hij was gewond weggegaan, en hij was teruggekomen en de wond bloedde nog. Langzamer hand werden de kamers leeger en ten laatste kwam mevrouw Thurwell, die ongeduldig werd over El- len's Lang wegblijven, haar nichtje halen. Toen zij haar alleen vond met den held van den dag was haar toon zeer vriendelijk. j „Ik hoop dat het je gelukt ia, mijnheer Maddison over te halen bij ons te komen", zeide zij tot harej nicht. „Wij zijn Donderdags thuis in Cadogan Squa-1 ro en gebruiken iederen dag de lunch om twee uur", voegde zij er aan toe, zich tot hem wendend. „Kom, wanneer u wilt." „U is zeer goed, mevrouw Thurwell", zeide hij, de hand, die zij hem aanbood, aannemend. „Ik blijf maar kort in Londen, maar als ik gelegenheid heb, zal ik van uwe vriendelijkheid gebruik maken." Zij liet hen een oogen blik alléén, terwijl zij af scheid nam van hare gastvrouw. Op dat oogenblik vond Ellen moed aan eene plotselinge ingeving ge hoor te geven. 0 „Kom, als 't u blieft", zeide zij zacht. Hij had geen tijd, om te antwoorden, want me vrouw Meltoun was weer bij hen gekomen. „Juffrouw Thurwell'., zeide zij goed gehumeurd, „ik weet niet of ik u zal vergeven dat u mijnheer Maddison zoo schandelijk voor u alleen hebt gehou- den. Er was eene menigte van menschen, die van middag slechts een glimp van hem zagen, en achter dit schut waren slechts zijne schoenen te zien. Ik ben hee* ontevreden over u, dat verzeker ik ul" „Aan mij was de schuld", onderbrak hij, „geheel aan mij. In een onbedwingbaren aanval van schuw heid nam ik toevlucht tot den eenigen persoon, die 1 ik kende buiten u, mevrouw Meltoun. Ik weigerde eenvoudig ergens anders heen te gaan." „Wel, dan denk ik dat ik u moet vergeven, an- dors wil u niet meer komen", zeide mevrouw Mel toun. „Maar nu u hier is, moet u even toch Edgar zien. Als alle gasten zijn vertrokken, zullen wij naar do kinderkamer gaan, nu zoudt u zich nuttig kun- i nen maken met mevrouw Thurwell uitgeleide te doen naar haar rijtuig. Ik denk dat er gedrang zal zijn Zoo gingen zij met hun drieën verder en terwijl zij stenden te wachten op mevrouw Thurwell's Vic toria, maakte hij van de gelegenheid gebruik een woord tot haar alleen te spreken. „Ik zal u komen opzoeken", fluisterde bij. Zij keek hem een weinig schuw aan, want ter- I wijl hij haar de hand gaf bi) het instijgen, had hij een trek op het gelaat alsof hij zich meester over] i haat gevoelde en dat bracht een lichte kleur op hare j wangen. j „Kom spoedig", fluisterde zij. „Goeden dag!" 1 Zij knikte verheugd, en mevrouw Thurwell glim-l lachte, toen de paarden begonnen te trekken en het rijtuig wegrolde. „Ik ben benieuwd wie die mijnheer Maddison eigenlijk is", zeide zij' half tot zichzelve, toen zij het huls bereikt hadden. Mevrouw Thurwell haalde hare schouders op. „Meen je, wie zijne familie is?" vroeg zij. „Maar, lieve, dat is van geen beteekenia „Bernard Maddi son is Bernard Maddison en zijn positie zou zijn. wat ze nu is, al was zijn vader een kolendrager." Deze opmerking deed zien, dat mevrouw Thur well, zoowel een vrouw van beschaving als van ge voel was. Maar Ellen dacht niet aan zijne familie. HOOFDSTUK IV. Een wissel voor duizend pond. Het was tien uur 's morgens enjoen kon den ge wonen gang van zaken in het kantiöor van de heeren Levy er. Zoon waarnemen. Mijnheer Levy senior zat aan zijn lessenaar en opende de brieven en mijn heer Benjamin, die juist teruggekeerd was van eene lange reis voor zaken en zich niet tot kantoorwerk gestemd voelde, leunde achterover in den cliënten- stoel met zijn et op den schoorsteen en eene half opgerookte sigaar in den mond. Hij had juist een lang verhaal van zijn lotgevallen geëindigd en was geenszins van plan van dit onderwerp af te stappen. „Allos saamgenomen, vader", zeide hij. „hei is een van de aardigste zaakjes, die wij ooit hadden. Maar een ding is zeker. Wé moeten meer geld van juffrouw Thurwell hebben." ,Ja. Benjamin, ja, mijn zoon. Wij moeten zeker wat moer duiten hebben. Uwe uitgaven zijn werke lijk ontzettend groot," verklaarde de oude man, zijn oogen opheffend en zijne armen omhoog brengend. „Eenige van uwe wissels hebben mij tranen in do oogen gebracht Werkelijk tranen", herhaalde hij somber. „Dat kon ik niet helpen, vader, dat moest gebeu ren." „En je Jiebt nu bijna alle9 gevonden, is 't niet. (Ben jamin? Je hebt hem onder den duim, is 't niet? Hij kan niet meer ontsnappen?" „Neen, dat kan hij niet. Let op mijne woorden, ader. De strop is reeds klaar voor zijn hals." De oude man keek twijfelachtig. „Als hij zoo'n geleerd, knap man is al9 je zegt boeken schrijft en al zoo meer dan zullen zij hem niet hangen, mijn zoon. Zij zullen het vonnis uitstellen. Dat zullen zij doen." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1925 | | pagina 3