Bram s Uitvinding,
VOOR DE KINDEREN.
-^=»
kornet van het duizendjarig rijk op aarde. Vele pre*
üfkere reieden het land af om proeelleten te haken.
Lieele troepen verdwaasden trokken naar Munater.
Cioan wonder du», dat de meeste menschen vol
lOhrik en afgrijzen waren ovor de echandolljke da-
iien der wodardoopers, Alle machten van kerk on
»:aat verhonden zich tegen deze monsohen, Do etod
Munster vlol don 25aten Juni 1535, maar oen twintig-
li jaren hebben die fanatieke elementen onder de
hervormden hot land in rep en roer gebracht. ZIJ
werden te vuur en te zwaard vorvolgd en daaronder
leden ook do Mennonieten, dio ovenoona van geen
kinderdoop wilden weten en imeo violen nis slacht-
offers van de Munstorsche gruwolon, hoewel zij er
part noch deel aan hadden. M.
Even Lachen.
ZUINIGHEID.
.Kapitein, ik heb aanleg voor zoeziekte. Wat raadt
u mij aan om te eten?"
Ik zou het goedkoopste .maar op de spijskaart uit
zoeken"
.HIJ WIST HET.
„Deze vaas is tweeduizend jaar oud en nog geheel
onbeschadigd."
„Sapperloot! bij^onze Boos zou dit 't niet lang uit
gehouden hebben*"
Jongetje: „Moeder hssft dat hoordsknoopje van
daag ln hst brood gevonden," bakksr.
Hakker: „Nou, vraag haar dan, of zij ook eens uit.
wil kijken naur een manchetknoop, dien Ik kwijt
hen."
ZIJ BUTEN TOCH NIET.
Een club hungeloara was op weg naar huls, Zij
hadden heel dun dag niets gevangen en waren ln
slecht humeur. Toen ze een dorp Inkwamon schoot
er oen kwade hond op hen &f. Een van de henge
laars trachtte hot dier te kalmoeron.
„Üen Ju niet hang, dat hij je bijt?" vroeg een
ander.
„Hang, waarvoor?" zei de eerste, „dat zou dan van-
daag de oorsto zijn, die bijt."
SUMME MO O 3 81E.
Meester vertelt op school van do maan en van de
vele menschen die daarop wonen.
MoosbIo: Nnh, meester, wat. zal het dan een ge
drang wezen als 't halve maan la.
JDAT WAB HET RESULTAAT.
I
„Mijn dokter ried mij aan, dat Ik paard sou rijden,
om mager te worden."
„En het resultaat?"
„Dat ls, dat het paard mager wordt."
Ware woorden.
- j
Een zorgenvrij hart ls boter dan oen volls buldel.
l
Aan de droonwui dor Jeugd te gelooven kan geeri
awaad, als de werklust er mour ls, om ze te verwe
zenlijken.
Er zijn slochte menschen, dio minder gevaarlijk
zouden zijn als zij geen enkele Uougd hadden.
Toorn en onbedachtzaamheid zijn twee
raadgevers.
kwade
Het leven heeft dit met het schaakspel gemeen:
een enkele zet kan het heele spel bederven.
Een vrouw verstaat nooit slechter haar belangen
EEN WEDDENSCHAP.
Twee oolijke Londenaars gingen eens een wedden
schap aan: de een beweerde, dat hij honderd haar
spelden zou oprapen op zijn morgenwandeling in
Regent-street een druk begane straat binnen j dan wanneer zij méér wil zijn dan een vrouw,
een afstand van honderd meter. En hij won het!
Wie bet niet gelooft, zij de raad gegeven, het op/j Wie gelooft, dat het geld alles kan, zou dus
diezelfde plaats ook maar eens te gaan probeerenl I staat zijn, alles voor het geld te doen.
Hst doorzetten van bat goede U Ha heldendaad.
Wilt gij wstsn wat da menschen dsnkan, luiitar
niet naar hetgeen lij zeggen, zit wat doan.
I
Er is gezegd: Wie liefheeft, vergeeft alles; men
had er bij moeten voegon: on hoo meer men heeft
vergeven, hoe Inniger men liefheeft.
Kleine Bijzonderheden.
Lijders aan chronlecho hoofdpijnen doen ver
standig hun gebit en hun oogen, een* te laten onder
zookon.
Londen telt tusechen de 900.000 en 1000.000 scholio-
ren en studonton.
Roods ln het begin van de achtste eeuw kwamen
Frloscho kooplieden naar Londen om handel te drij-
Tot 1870 kwamen er in ons land nog wolven voor
ln het wild.
In Alaska zijn nog elanden van 3 M. lengte en
een schouderhoogte van 2X M., terwijl de uiterste
toppan van het gewei soms 2 M. van elkander liggen.
M.
Het Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat
181. Schilder Geitebok komt mot zijn ezel
on zijn schilderskast naar het strand om
eens een mooie schilderij van de zee te
maken.
102. HIJ zet zijn ezel op en gaat zitten schil
deren. Hansje en Mimi vindon het heel
erg grappig. Zij kijken stilletjes wat schil
der Geitebok wel doet.
De schilder gaat even weg om eon
een glas limonade to drinken. Vlug gaat
Hansje op hoi vouwstoeltje zitten en hij
maakt een prachtig* portret van Mimi.
Daar komt schilder Geitebok hard
aanlonpon. Hansje en Mimi pakken zich
weg, zoo gauw ze kunnen. Wat staat da
do schilder verbaasd over dat mooie por
tret van Mimi.
1C5. Hans en Mimi nemen afscheid van de
zee. Ze zullen morgen naar huls gaan.
„Dag zee, tot ziens!"
Een onwaarschijnlijke geschiedenis
door L. Roggeveen.
Vervolg.
„We hebben", zoo vervolgde de Directeur, „een
kleine aanwijzing, die ons waarschijnlijk kan hel
pen. Op een scherfje glas, dat er uitziet als te zijn
een stuk van een apothekersfleschje, zit een papier-
Me
Het was Bram, of al zijn bloed naar zijn hart te
rugstroomde. Hij had een gevoel, alsof hij doods
bleek werd. Tersluiks keek "hij even naar de plaats
waar Iwan Pashukoff stond. Natuurlijk stond die
weer als een aap te grijnzen
„Leelijke orang-oetan!" dacht Bram.
De Directeur ging verder, terwijl de heele klas
doodstil zat en met open mond luisterde:
een papiertje., waarop staat geschreven.....
wacht, ik zal 't op 't bord schrijven, dan hebben
jullie er meer aan."
De Directeur schreef:
ags 1 le
r VI
„Ags-een-lervi", zoomde de heele klos.
,,'t Lijkt vreemd", zei de Directeur, „en 't is ook
eigenlijk heel vreemd. Maar we zullen er wel ach
ter komen."
Bram rilde. HIJ voorzag een ontknooping, die hem
eigenlijk heelemaal niet aanstond.
„O, wat oneindig stom van mo, om die Ahrovi in
dat fleschje mee naar school te nemen, o, o, wat be
lachelijk stom! Stil, de haas begint weer!"
„WIJ hebben een vermoedenzoo vervolgde de Di
recteur. „en dat vermoeden ls versterkt, doordat zich
vanmiddag aan 't politiebureau oen vreemde heer
beef: gemold, wien ik de eer heb Jullie voor te stel
len, Jongelui, mijnheereheh.,..
„Do baas weet zijn naam niet meer", dacht Bram.
En Inwendig grinnikte hij eventjes
„Mijnheer ehVragend keek de 'Directeur den
vreemdeling aan.
„Twan Pashukoff", zei deze met een grijna
••Iw&nIwanPasukof', zei de Directeur.
160. Daar zitten ze weer in den trein.
Hans heeft van moeder een witte broek
aangekregen voor de reis.
„Pashukoff". zei de vreemdeling.
„En Pashukoff", herhaalde de Directeur.
De klas rumoerde even. Bram hoorde achter zich
„Paardekop" en „Pa«t-er-op", fluisteren, en 't deed
hem goed grapjes te hooren op den naam van dien
man, die hem overal scheen te vervolgen
„De heer Pashukoff ls een Rus," vervolgde de Di
recteur. „Jullie hebt misschien wel gelezen in de
couranten van een geheimzinnige Russische uit
vinding. waarmee alles onzichtbaar kan wordon ge
maakt! De uitvinder is geruïneerd doordat een of
meer dieven een dure stof van hem gestolen heb
ben
,,'t Is een beetje anders", dacht Bram.
„De 'héér Pashukoff ls voor den Russische» ge
leerde op reis gegaan, om als detective de dieven te
ontmaskeren. Toevallig reisde hij door ons land, om
naar Engeland over te steken, toen hij op een dag
op straat een Jongen ontmoette, diegeen
handhad!"
De klas rumoerde hevig! „Grrroote genade", dacht
Bram. „Ze weten alles!"
„Dat wil zeggen'", vervolgde de Directeur, „hij
had wel een hand, want eventjes later zag de heer
Pashukoff hem wel. De heer Pashukoff heeft dien
jongen gevolgd. Onderzoekingen hebben hem ge
leerd, dat die Jongen! in deze"do Directeur wacht
te even, keek iedere Jongen één voor één aAn en
ging toen verder: „....in deze klas zit!"
Groot rumoer volgde. Bram had oen gevoel, alsof
al zijn ledomaten bevroren waren. Om hem heen
praatten allen zenuwachtig door elkaar. Om stilto te
krijgen tikte de Dlrectour met een liniaal op do
bank.
„Jongelui, Jongelui, kalm wat, kalm wat!"
Het rumoer hield op. Doodstil zaten ze weer.
„De heer Pashukoff heef! als detective zijn oogen
en ooren gebruikt. Hij heeft gecombineord, gezocht
en.... gevonden. De heer PashuWf weet ook de
naam van den bewusten Jongen, maar die heeft hij
mil niet willen zpggon, vóórdat de heele klas bij el
kaar was! Nog één ding: de heer Pashukoff be
schouwt den bewusten Jongen niet als den dief,
want dat is logisch onmogelijk
Bram zuchtte heel. héél diep van verademing.
„Maar hij wil graag met dien Jongen spreken
over de manier, waarop die Jongen zijn hand tn
167. Hoera! daar ls het huis weer. Ondanks
de zware koffer gaan Hans en Mimi er
met groote passen op af.
ook vanmorgen hier enkele kinderen plus mijnheer
van Seypen, plus mijn keel; jullie weten dat, niet
waar, onzichtbaar heeft gemaakt!"
Geweldige spanning in de kl&a Bram voelde zich
al» een blok ijs. Nu kwam er een grootsch «ogen
blik!!
De Directeur wendde zich nu naar den vreemde
ling en. zei:
„Monsieur Paahukoff, est-ce quo vous voulez nous
dire le nom du gargon?" 1)
„Cer;ainement, monsieur le Directeur", zei de
heer Pashukoff, „écouter
HIJ wachtte even en zei toen langzaam:
„Finggerlink!"
De klos zat stom van verbazing. Du* Bram Vin
ger'was de bewerker van al die vreemde dingen,
Bram Vinger was net zoo knap als die knappe Rus
sische professor. Bram Vinger zou beroemd worden,
Bram Vinger was..»..., Bram Vinger deed
Allen keken Bram aan met groote oogen van be
wondering, de Directeur en mijnheer van Seypen in-
cluia En Bram zat daar nog meer steeds doodstil,
onbewogen voor al die bewondering.
.,Ik had een vaag idee", zei mijnheer van Seypen
eindelijk.
„En 't glasscherfje?" vroeg de Directeur, „Wil Je
ons daaromtrent opheldering geven, Bram?"
Bram ontwaakte langzaam uit zijn gevoelloosheid.
Met zachte stem zei hij:
„3 X daags 1 lepel,
don Heer Vingerling."
En dat klonk op dit oogcnbllk zéé gek, zóó mal,
dat de hoelo klas, ook mijnheer van Seypen en do
Directeur en de man mot 't baardjo (dio van de po
litie bleek te zijn) ln oen schaterlach uitbarstten. Al
leen de heer Pashukoff begreep niet» van do plotse
linge vroolijkhold; hij keek van den een naar den
ander, en eindigde met te lachon. als een boer, die
kiespijn hoeft.
„Tk geof Jullie vanmiddag verder vacantie", zei
de Directeur, nog lachend, „Jullie zult nn de gebeur
tenissen van dezen morgen wel niet voel zin meer
hebben om te studeeren., nietwaar? En bovendien
is 't hier bijna 85 gradonl Bram Vingerling wil
nog wel ffvon met ons meegaan! HIJ kan ons dan
moteen even vertellen, hoo hij zijn uitvinding hsoft
gedaan! Dag jongelui!"
108. Allen zijn weer thuis en Hans helpt
moe om de groote koffer, die nageko
men is, in huls te krijgen.
Nog steeds met verbaasde gezichten gingen alle»
naar huis. Bram volgde de heeren naar de Direc
teurskamer.
„Zoggen, hoe ik de Abrovi heb uitgevonden?"
daoht Bram. „Mijn groote geheim vertellen aan dien
Pashukoff? Eki dan zou die H zeker willen weten,
om 't aan Stanislofsky te schrijven? En dan zou
Stanislofsky mot de eer gaan strijken? Dat nooitl
Dat zal niet gaan!
Dan liever de lucht lm, zei Van Speyk".
En voor de vier heeren wisten, wat er gebeurde,
was Bram door een zijdeurtje naar buiten gevlucht.
„Waar is hij nou zoo gauw?" vroeg mijnheer van
Seypen.
„Ik denk," zei de Directeur, die nu alles van den
gemoedelijken kant opnam, „ik denk, hahaha, dat
hij zichzelf onzichtbaar heeft gemaakt!"
Alle heeren lachten mee, behalve...... moet ik 't
nog zeggen?behalve Twan Pashukoff, HIJ grijns-
de eventjes, en ging toen met de andere heeren mee
naar boven.
Ondertusschen fietste Bram met oen enorms snel
heid naar huia
„Zeggen, hoe lk de Abrovi heb uitgevonden?
Nooit!!" zei hij. „Wacht maar, wacht maar!!"
Wordt vervolgd.
1) Mijnheer P., wilt u ons de naam van den Jon
gen zoggen?
HET FRAN8CHE HORLOGE.
Kort na don laateton F.ngelsoh-Franschen oorlog,
ging een Engelsch roeman naar san horlogemaker,
Het hom een klein Fransch horloge zien on vroeg
hem, hoeveel de reparatie zou kosten.
Na hot zorgvuldig hekeken te hebben, antwoordde
do 'horlogemaker, dat de reparatiekosten méér zouden
bedragen dan de oorspronkelijke prijs.
„Dat kan me niet schelen", zei de zeeman, „Ik wil
Je wel 't dubbole van den inkoopsprijs betalen, als Js
dat wonscht, want ik gaf er een Franschman een
draai voor om zijn ooron en lk wil Jou er met ple
zier twee geven!"
Corresp. aan L Roggeveen, Spul 97, den Haag.