VAN DIT EN VAN DAT
EN VAN ALLES WAT
DAMRUBRIEK.
m
m
m
m
m
m
m
m
m
m
m
m
0
m
m
m
m
m
m
m
MA
m
m
WÊ
0
m
Dc Vallei der Verschrikking.
PANTOMIME
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 1 Augustus 1925. No. 7682.
■dt
jn
NUTTIGE WENKEN BIJ HITTEGOLVEN.
Als de folie zonnehitte
Op de grijze keien hrandt,
Op de warm doorbakken aren
Van het laaiend korenland,
Als de echroeiwind van de steppen
Ook het verre Holland vindt,
Is het, dat de warmt ©-klaagzang
Als een machtig koor begint!
Iedereen aast op verkoeling,
„Zóóveel graden in de zon,
„Zou het nu nog warmer wordenT
„Dacht U, dat het warmer kom TT
Daar niet iedereen kan rusten
Aan de wijde, koele zee,
Volgen hier wat gratis wenken,
Doet er maar Uw voordeel imeel
Gastvrouw, kies voor Uw logeetjes
Toch vooral geen warm onthaal,
Koele woorden met die hitte
Zijn verkwikkend, allemaal!
Schenk ze zorgzaam limonade,
En een zeldzaam frisch geluid,
Maak 't ze ijselijk gezellig,
Broei vooral geen plannen uit!!
Wees maar niet te heet gebakerd
Voor het nieuwe kabinet,
Door den tegenstander wordt ge
Toch in H zonnetje gezet!
Da's geen pretje met die warmte,
Zóó raakt Uw gestel van streek,
Laaiende van geestdrift krijgt U
Politieke zonesteekll
Houdt geen vlammende betoogen
Tot het nut van 't algemeen,
Geeft men steken onder water,
Praat êr luchtig overheen!
Zoekt de schaduwzij der liefde,
Dat ia nuttig nu en dan,
Maakt eens met een windbuil kennis,
Met een koele Ysco-marl
Dit zijn alle gratis wenken
Ehi nu1 eind'1 ijk tot besluit,
Zoekt geen spijkers op laag water,
Want ge komt bedrogen uit!!
Warme vriendschap, laat maar zwemmen,
Later voelt U nattigheid,
Maak behoorlijk kouwe drukte,
Dat past 't best bij dezen tijdtü
Celsiusmaand 1925.
Alle rechten voorbehouden!
KROES.
Vrij bewerkt naar het Engelsch door J. M.
(Nadruk verboden.)
De vleugeldeur werd geopend; de huisknecht kwam
i hall weer binnen.
Van binnen klonk een voortdurend ruischen van
suziek. Daartusschen door hoorde men helder
ichen, gezwatel van stemmen, het getinkel van fijn
ristal. Het was een geroezemoes van feestelijke ge-
riden, die van verfijnde weelde en levensvreugde
)raken. Het geluid verstierf toen de huisknecht de
eur achter zich sloot
„Ik moet u tot mijn spijt uw visitekaartje weer te-
is iggeven, mijnheer. Mijnheer Kennedy heeft juist op
et oogenblik zijn bruiloftsdiner en dus kunt u wel
egrijpenmisschien dat u morgen
De bezoeker schudde ontkennend het hoofd. Daarop
aaide hij een potlood uit den zak, schreef een paar
'oorden op den achterkant van het kaartje en gaf
en et den huisknecht terug.
Deze nam het kaartje slechts aarzelend aan, haal-
e de schouders op en verdween weer door de vleu-
eldeur. Een oogenblik drong het geroezemoes van
emmen en muziek weer tot den bezoeker door;
mand sprak; blijkbaar een toost. Een gedempt
chsalvo beantwoordde de woorden van den spreken
aarop klapte de deur weer dicht en de bezoeker was
eer alleen in de stille hall.
Terwijl de knecht met geruischlooze schreden door
3 zaal ging, die glansde in de feestelijke verlichting,
rierp hij een nieuwsgierigen blik op het kaartje,
den voorkant stond;
DE EERSTE RING.
HERiBOEJRT PORTRK
Q aan den anderen kant waren met potlood deze
Toorden geschreven:
Zou U gaarne in verband met den moord in
het Empire-Hotel, even spreken.
IW
.£t De lezende man schrok en zag besluiteloos om
oe 'ch heen. Daarop trad hij aarzelend op een heer toe,
ie zich aan het hoofd van de tafel met twee dames
~derhield
__I>e bezoeker bekeek vol belangstelling de fraai ge-
childerde fries, die rondom de hall liep. Het schil-
e erwerk verried de meesterhand. Hij hoorde dat de
leugeldeur weer geopend werd en keerde zich om.
„Mijn naam is Kennedy", zei de binnentredende,
terwijl hij de deur met een ruk achter zich sloot.
Hij' keek naar het kaartje. „U wilde mij spreken,
MrMr Porter...-- in verband met een moord?"
„Ik moet beginnen met mijn verontschuldiging aan
te bieden", begon de ander met een vriendelijken
glimlach. „Het spijt mij om u op uw trouwdag te
moeten .lastig vallen in verband met zulk een som
bere zaak, maar anderzijds is een moord, om zoo te
zeggen, altijd een soo^t verontschuldiging."
„Ik begrijp alleen maar niet", antwoordde Ken
nedy," in hoever ik u in deze zaak van dienst kan
zijn."
„Dat weet ik zelf ook nog niet. Het schijnt alleen
of u met het gebeurde in een of ander verband staat,
een verband dat ik overigens voorloopig niet ken,
ja, dat u zelf misschien niet eens kent. Om kort te
gaan, op kamer 217 in het Empire-hotel logeerde een
paar dagen een Italiaan' Baron Goldoni. Is u dien
naam bekend?"
„Neen".
„Deze mijnheer Goldoni is vanmiddag om onge
veer kwart over tweeën in zijn hotelkamer doodge
schoten."
Kennedy maakte een medelijdend gebaar. „Dat
doet mij zeer leed, Mr. Portor. Maar ik heb u al
gezegd, dat ik den baron niet keu en ik weet daar
om ook niet waarom u dit mij komt vertellen."
„Kort tevoren heeft de vermoorde van het hotel
uit mot iemand getelefoneerd en wel en dat Ts
dan ook de reden dat ik bij u kom, met u, Mr. Ken
nedy".
„Met mij?", herhaalde 'de aangesprokene verwon
derd. „Dat moet een vergissing zijn. Wie beweert dat
overigens, daar die mijnheer........ die Baron Goldoni,
immers dood is?"
„Het telefoontoestelEr zijn, zooals ik op de te
lefooncentrale heb kunnen vaststellen omstreeks died
tijd met dit toestel zes gesprekken gevoerd; de num
mers kon ik op de centrale terug vinden. Ik heb het
notitieboekje van den verslagene nagekeken en heb
daarin verschillende getallen genoteerd gevonden,
blijkbaar telefoonnummers. Een van de getallen, die
ik gevonden hebt komt overeen met een telefoonnum
mer dat omstreeks dien tijd door het automatische
toestel in het Empire-Hotel is opgeroepen. En dat
nummer: 23 3357, is het uwe, mijnheer Kennedy."
„Is dat alles, waarop u uwé combinaties bouwt?"
„Ja, dat is het eenige spoor dat ik heb".
„En wat wenscht u nu van mij?"
„Ik zou u willen vragen een twintig minuten voor
mij beschikbaar te stellen. Mijn auto wacht bulten".
„U wilt mij naar het Empire-Hotel meenemen?"
„Ja."
Kennedy wendde zijn blik naar de deur die naar
binnen voerde en schudde ontkennend het hoofd
„Neen, het spijt me zeer. Bovendien weet ik absoluut
niet waaraan u de bevoegdheid ontleent omTen
slotte bent u maar een particulier. Als de politie..
„Wanneer men zich in dit geval tot mij gewend
heeft, inplaats tot de politie", viel de detective den
spreker in de rede, „dan zijn daar goede gronden
voor aanwezig. De directeur van het Empire-Hotel is
bang en zeker niet ten onrechte dat het bekend
worden, althans het direct bekend worden van zulk
een misdaad, die zich in zijn inrichting heeft afge
speeld, hem onberekenbare schade kan doen. Een
moord.een lijk in huiseen massa-vlucht van
gasten zou niet onwaarschijnlijk zijn. Om deze re
den heeft hij mij er bij gehaald; ......bovendien komt
't mij voor, Mr. Kennedy, dat H voor u gewonschter
is mij, om zoo te zeggen, particulier van dienst te
zijn, dan door de politie gehoord te worden. U bent
een bekend schilder, ik mag wel zeggen, u bent op
weg beroemd te worden en voor zoover ik het kan
beoordeelen is deze roem ten volle verdiend. De
wandschilderingen hier zijn van u, nietwaar?"
„Ja."
„Zij zijn meesterlijkDe detective haalde zijn
horloge te voorschijn. „Dus u weigert mee te gaan,
Mr. Kennedy? Dan moet ik helaas onverrichter-
zake-"
De schilder richtte zich op. „Neen, ik weiger niet
U hebt gelijk, dat zou onzinnig zijn en bovendien
laf, zou ik bijna zeggen. Wilt u mij' een paar minu
ten verontschuldigen? Ik zal wel een voorwendsel
vinden om mijn weggaan aannemelijk te maken".
Verzoeke alles betreffende deze rubriek te zenden
aan C. AMELS Wi, WINKEL.
STAND No. U
ZWAHT.
1
6
11
16
21
26
31
36
41
46
IPi
5
10
B
15
11
Éi
'20
21
B
12
'25
30
35
40
11
tri
45
50
WIT.
I
Probleem No. 1 ia een zeer mooi stuk werk van
is een zeer mooi stuk werk va den problemiat A-
Renoolj. |J j
PROBLEEM No. 1
Auteur A. Renooij.
Stand Zwart, 9 schijven, op: 3 5 7 9 10 12 13
27 41 en dam op 37.
Stand Wit, 9 schijven, op: 18 20 23 24 28 29 34 35
38, dam op 49.
Wit speelt als volgt: 23—19, 29-23, 49 46. 4614,
en 354, verrassend en mooi.
STAND No. 1
ZWART.
De moord in het Empire-Hotel, was wonder bo
ven wonder onder de gasten van deze groote inrich
ting zoo goed als onopgemerkt gebleven. Het was
in den tijd van de table d' hote gebeurd, zoodat de
kamers in den omtrek van die van het slachtoffer
leeg waren geweest. Bovendien bestond leder kamer-
nummer uit drie appartementen: salon, slaapkamer
en badkamer, zoodat de echo van het schot verklon
ken was tegen de stevige muren, die erop berekend
waren de geluiden van het drukke huis voor zijn
bewoners onhoorbaar te maken.
De hoteldirecteur verwachtte de beide heeren reeds
en bracht ze naar de appartementen van No. 217.
Niemand lette op de drie mannen.
„U kent dezen man niet, Mr. Kennedy?"
De schilder bevond zich plotseling tegenover den
doode, die men op de divan in de salon had neer
gelegd. Hij schudde het hoofd. „Neen, hij' is mij vol
komen onbekend."
„De hotelboy alstublieft."
De directeur ging naar de deur, riep een paar
woorden naar buiten en direct daarop trad een bijde
hand jog binnen, met die eigenaardige, vlotte manier
van optreden, die de hoteljongens in de heole wereld j
eigen schijnt te zijn.
„Niet waar", wendde zich de detective tot den Jon-
gen, „jij was de laatste, die Baron Goldoni levend
gezien heeft?"
„Ja", antwoordde de Jongen en bekeek met zijn
heldere oogen den schilder van het hoofd tot de
voeten. „Mijnheer Goldoni riep mij, direct nadat hij
getelefoneerd had. „Haal een auto", zei hij."
„En heb je ook gehoord wat Baron Goldoni door
de telefoon zei?"
„Ik hoorde alleen de laatste woorden, want ik kwam
uit de keuken en wilde naar de lift gaan".
„En wat zei de baron?"
„Hij zei: de termijn is afgeloopen. Ik rijd nu
u weet wel waarheen. Daarop smeet hij de hoorn op
het toestel, ik geloof dat hij ontzettend woedend was,
want hij keek verschrikkelijk nijdig. Daarop ging ik
naar buiten om een auto te halen."
„Had je er direct een?"
,Neen. Toevallig was er geen enkele taxi te zien.
Het duurde bijna een kwartier voor ik er een had."
„Dus toen kwam je met de auto aanrijden. Liep
if
•4
Si
i
H
B
11
S
10
8
2
gg!
IS
mg
3
20
'/auto
25
Wr,
S
30
vim,
s
35
in
B
8
40
Bi
Ei
45
n
H
50
WIT.
PROBLEEM No. 2.
Stand Zwart, 9 schijven, op: 1 2 12 16 18 19 24
25 26.
Stand Wit, 9 schijven, op: 27 28 32 33 35 38 39
41 42.
In bovenstaanden stand speelde Wit 28—28, waar
op Zwart met 19—23 vervolgde. Wit 2213, Zwart
2—8, Wit 13:2, Zwart 23-29, Wit 2:30, Zwart
25 43, Wit 38 49, Zwart 29 36, door Zwart heel
mooi gespeeld.
je de trappen op?"
„Neen. Ik ging met de lift."
„Prachtig. Je ging dus mèt de lift. Daarop klopte
Je aan No. 217 en kreeg geen antwoord. Nadat je
driemaal geklopt had, opende je de deur en
en daar lag de baron doodgeschoten op den
gTond."
De detective knikte. „En bekijk nii eens die mijn
heer hier eens goed. Die heb Je zeker nog nooit in
je leven gezien, nietwaar?"
Wéér richtte de jongen zijn verstandige oogen op
den schilder. Hij nam hem nog eens van top tot
teen op en zei toen met vaste stem: „Jawel, die
mijnheer was gisteren hier."
De detective wendde zich om naar Kennedy en keek
hem vragend aan. Daarop zei hij tot den jongen:
„Weet je zeker dat je Je niet vergist?"
De Jongen schudde energiek van neen. „Absoluut
niet, mijnheer. Die mijnheer daar gaf mij zijn kaar
tje en liet zich bij Baron Goldoni aandienen."
„Heb Je gelezen, wat op het kaartje stond?"
De jongen knikte. „Natuurlijk heb ik het gelezen.
Pat doe ik altijd."
„En wat stond er op?"
Alleen een naam: John Kennedy".
De detective fronste de wenkbrauwen en keek den
schilder die zweeg en zijn oogen neergeslagen hield
een oogenblik scherp aan.
„Wat hebt u hierop te zeggen, mijnheer Kennedy?"
„Die jongen moet zich vergissen", antwoordde de
schilder.
„Ik vergis mij niet", protesteerde de Jongen met
nadruk. „Ik heb ook nog wat gehoord: later namelijk,
toen die twee samen weggingen, hoorde ik den ba
ron zeggen:
„Neen, mijnheer Kennedy, ik wacht tot morgen-