Alieieei Niems- Het Geheim van Gemard Browit Uit het hart Yan Holland. Woensdag 5 Augustus 1925 68ste Jaargang. No. 7684. Uitgevers: N.V. v.h, THAPMAN Co., Scbageo. FEUILLETON. Gemengd Nieuws. Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's mórgens 8 uur, worden Adver- tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst. POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. no. 20. Prijs par 3 maanden (1.65. Losse nummers 8 cent. ADVERTEN- TIöN van 1 tot 5 regels 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno. inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Vele verhalen had Is tot dusverre gehoord over de zonderlinge reiservaringen, die men met land genooten kan opdoen, doch tot voor enkele dagen was do persoonlijke ondervinding mij vreemd ge bleven. Vermoedelijk was dit hieraan toe te schrij ven, dat ik op mijn zwerftochten gewoonlijk ver buiten de betreden paadjes blijf en pm vacantie to hebben plekken ploeg uit te zoeken, waar eon vitoemdeling een bezienswaardigheid is voor de bevolking, zoo goed als het landschap of de bevol king een curiositeit voor den bezoeker zijn. Door een samenloop van omstandigheden heb .ik die goedo gewoonte, want dat blijkt liet to zijn geweest, thans gedurende een dag of twee moeten opgeven, heb ik vertoefd op een plaats of liever op plaatsen waarop ook toeristen worden losgelaten. Eerlijk: eens en nooit meer. Een plok, die ontdekt is door een reisbureau of door een reisvereeniging om hfet even of dit een vador- landsche kongsie is, dan wel oen van buiten- landsche reislustigen is voor hem, die rust zoekt volmaakt verloren. Ik ben niet zoo egoïstisch, dat ik het monopolie wil hebben van mijn vacantieplekje. Verre van dien: Leven en laten leven en..... ik kan op mijn vondst toch.- geen patent nemen. Maar net is een verschil of er ergens „ook iemand'- naar toe komt, dan wel dat elke trein een nieuwe bezen ding monschen aanvoert met hun luidruchtigheid hun geloof, dat niemand hen verstaat, zoodat zij met luider stem de onmogelijkste onhebbelijkhe den over alles en nog wat ten beste kunnen geven en.... alles kunnen herleiden in. stuivers .en kwartjes en guldens. Eerst was alles goed gegaan; we haddon een behoorlijk plaatsje in den trein, do bagage was behoorlijk in het net en jve zaten aan den besten kant van de ooupé. De trein was goed uitgezocht, zoodat er geen sprake was van overstappen, tot wij Let station zouden bereiken, waar het kleine zijlijntje ons naar de plaats van bestemming zou brengen. Een station of drie voor ons êindpuat be gon de misera Plotseling geschreeuw en lawaai een reisgezelschap. Allemaal mannetjes en vrouw tjes met insignes jen 'n meneer voorop met een. groote insigne, blijkbaar do belhamel of geleider of hoe men. zooiets noemt. Hij moest plaatsen hebben voor zes .en twintig landgenooten on be greep niets van dé ironie van den stationschef, die hem vroeg of die allemaal in één.coupé moesten; 'hij vond het een uitstekend, denkbeeld. De chef was echter menschlievender en ging de optocht verdeelen. Met het gevolg, dat wij er in onze coupé waar nog drie plaatsen waren, ook nog een staartje van kregen. eGen van de drie bijko- mers had minder dan drie valiezen en een para- pluzak, zoodat >er aanstonds een „rush'' begon op het net, waarin de vijf oorspronkelijke reizigers hun wettig deel in beslag hadden genomen. „Dh-is geen plaas voor ons goed?', constateerde er een. „Ik heb geen .zin piet dien rommel op mijn schoot te blijven zitten. Waar laat ik allea nou?? vond nummer twee. „Kom jó, leg het bovenop hun rommel", advi seerde nummer drie en begon maar vast te stape len, met het gevolg, dat zijn valies met 'n kwak weer neer viel, rakelings langs het hoofd van mijn vrouw. Van excuus was geen sprake, natuurlijk... „Waarom stoppen die mensehen dan ook alles vol? Wij zijn toch een gezelschap en hebben! recht op plaats.... Hè, zeg, oppasser (dit tot detn man .met groot insigne, die langs den trein appèl nominaal nep te houden of al zijn schapen er wel waren) zeg, we kennen onzen rommel niet in het net krijgen en die stomkoppen laten# ons maar muilen. Die stomkoppen waren wij vijven, die de onbegrijpelijke brutaliteit hadden ook een valies te hebben .meegenomen en zoodoende de plaats van hot net innamen, die de volksverhui zing voor zich meende noodig te hebben- Alleen mijn vrouw en ik haaden do kwalificatie verstaan, de andere drie reizigers verkeerden in gelukkige onwetendheid van deii indruk, dien hun verstandelijke vermogens of uiterlijk maakten op deze heeren en de dame van het reisgezelschap. Eindelijk bengelde alles boven Onze hoorden, op een paar pakken en de paraluies na, die do drie op hun knie hielden en waarmede zij ons voortdurend lastig maakten. „Niks toeschietelijk <^at volk hier. Ze kijken je aan met oogen als potten, inplaats dat ze blij zijn, dat wij onze oenten hier komen verteren. Pardon, dame, peux je oela sous le bano...... wat is schui ven, Dirk?... metter?'- Toen gingen ze bananen eten, waarbij zai de schillen langs ons hoofd uit het venster keilden. Hierop volgde een debat over den prijs van pisangs hier en „bij ons". Daarop floot Dirk het Bananen- lied ter opluistering van de gebeurtenis. Dit was het begin. „Wat wordt 'n mensoh paf van dat rare bier/* vond de andere heer en deed zijn, boord los. Het was hoeA warm geworden in die ooupé, nu elke plaats bezet was en het drietal geen seconde stil zat.'* „Had je er zooveel niet van moeten drinken,"' vond de dame. „Maar, mensoh, vijf en zeventig centiemen is toch nog geen dubbeltje, waar krijg ik zoo'n bel in Holland voor dat geld?" Dirk, die naast mijn vrouw zat, sluimerde zaoht- kens an. Zijn hoofd zwaaide heen en weer op zijn schommelend lichaam en hij snurkte liefelijk. Dit was het begin. Op het volgend station kwam een tweede kara vaan, van andere nationaliteit en zoodoende had den wij weer vertraging. Toen wij met de slapende, etende, fluitende* audeklonje-gietende en steeds breeder wordende landgenooten op onze bestemming waren, haddon wij precies tien minuten oponthoud. Met andere woorden ons zijlijntjo was weg en we Zouden tot 's avonds laat moeten wachten voor wo ver der konden, daar de afstand voor een auto te lang was. Of zoo men wil': te duur. Wij stonden op het perron even te of wij zouden blijven dn die stad, dan wed avond verder zouden gaan. Oploopen was het ©enige, wat ons voorloopig te doen stond en met de bagage in de garderobe slenterden wij de stad in. Voor ons uit ging de karavaan, met den kornak voorop, zwoegend onder d0 pakken en valiezen, aanstevenende pp het plein, waar de kornak wist, dat een autodienst begon naar een of .andere grot of wonderdoende fontein of iets dergelijks, .die je moet gezien hebben." Dit was ons eerste avontuur. Het zou er niet bij blijven, helaas. A. PLANTENZIEKTENLEER, 159. GEiLÉ PERE- EN APPELBOOMEN. In Floralia schrijft J. M. te S. over dit onder werp het volgende: 33. door E. PHILLIPS OPPENHEXM. HOOFDSTUK X. „Daar is mijn hand. Durft gij die aan te nemen?" Er is niets, wat een monsch zóó snel van uit hert; land der gedachten kan overbrenge naar de schrille werkelijkheid dan het geluid van een mensche- lijke stem of het bewustzijn van de tegenwoordig heid van een mensch. Als een bliksemflits kwam allee den eenzamen bewoner van de gevangeniscel voor den geest de persoonlijke verlaging, die van zijne positie, omgeving en alles, wat met hem verbonden was. En tevens om zich als een man te gedragen tegenover haar vader. Ilij stond op en de treurige naaktheid van de plaats scheen plotseling verbeterd door de kalme waardigheid van zijne houding. Uit de duisternis kwam ae hoer Thurwell naar voren met uitgestrek te hand, gevolgd door een anderen hoor een vroemdo. Tusschen de twee mannen lag die eeno lange zonnestraal over den sfceenen vloer en toén Bernard Maddison voorwaarts stapte om zijn be zoeker te begroeten, glansde even zijn bleek, ma ger gelaat, verteerd en verwrongen, maar toch "nog getuigende van kalme kracht en met oen fijnheid van uitdrukking, die de aanwijzing schoon van zijn innerlijk leven. Het was het gelaat van een dichter, van een ziener, misschien maar een misdadiger, het scheen onmogelijk. „Het is heel vriendelijk van u, mijnheer Thur well,"' zeide hij met gedempte, maar heldere stom. „Ik dacht er in het minst niet aan dat ik bezoe kers zou mogen ontvangen."^ De heer Tnurwell greep zijne hand en hield die zonder een woord te spreken. {,Ik heb den heer Dewes met mij meegebracht/ zeide hij ten slotte. „Hij verlangt u te zien met het oog op de verdediging, ziet u. De opperst* rechter "is een vriend van mij, daarom stond hij mij toe mee naar binnen te gaan; maar als u Dewes liever alleen spreekt, zeg het dan. is het zoo?" Er was een sterke zenuwachtige trekking zicht baar geweest op het gelaat van Bernard Maddison gedurende die korte stilte. Bij de woorden van den heer Thurwell kwam er verandering. Hij liet de hand van zijn bezoeker vallJan en I zijn trekken werden kalmkoud als marmer en bijna zonder uitdrukking waren gij behalve dat de lippen licht beefden en zijne wenkbrauwen zich fronsten, hetgeen aan zijn uiterlijk een groote beslistheid gaf „Dat is heel vriendelijk en belangstellend van u, mijnheer Thurwell, en hot spijt mij "dat u die moeite vergeefs gedaan heeft li heb niets aan mijn vroeger besluit toe te voegen. Ik wil niet bijgestaan worden noch door een advocaat noch door een raadsman." De heer Dewes kwam van uit den achtergrond naar voren en boog. „U steunt natuurlijk op uwe onschuld, mijnheer Maddison", zeide hij, „maar het is eene grove ver gissing te veronderstellen, dat die zioh zelve kan op richten zonder hulp van buiten. U zult den Attor- ney-general tegenover u zien staan en u moet iemand van dat zelfde gehalte op uw zijdte hebben. Het oude gezegde: ,.De waarheid overwint" geldt niet aan een gerechtshof. Zij moet bewaarheid wor den. Ik denk, dat u goed doet, mijne diensten aan te nemen. Roberts staat klaar om de volmacht voor de verdediging te halen als ik hem voor namiddag tele grafeer." „Ik verahder zelden van meening", zei Bernard Maddison rustig. „Ook nu zal ik het niet doen. .Vis het mij toeschijnt dat ik iets moet zeggen, zal ik het zelf doen." Er heerschte eene korte stilte. De 'heer Dewes keek naar den heer Thurwell en de heer Thurwell zag er terneergeslagen en ontsteld uit. „Maddison, je moet toegeven, dat je besluit zon derling is", zeide hij ten laatste. „Je moet mij verge ven, als ik je vraag wat de reden hiervan is. Ik doe die vraag als een,die uw vriend in deze zaak is en als Eüen's vader." „Eene pijnlijke trekking ging over het gelaat van Maddison. Hij ging wat achteruit en toen hij sprak, klonk zijn stem hol en ingehouden. „Ik ontzeg u niet het recht om die vraag te doen, maar ik kan die niet beantwoorden. Het is eenvou dig mijn wil zoo. Het moet zoo." „Ziet u niet, mijnheer Maddison", zei de advocaat kalm. „dat dit voor sommige menschen eene zwij gende toestemming van schuld zal" wezen?" „Ik zal „niet schuldig" pleiten", zei hij zacht „Dat zal slechts een vorm schijnen te zijn", merkte de heer Dewes op. „Mijnheer Maddison. ik zou mijn plicht tegenover u niet doen als ik er u niet op wees dat de bewijzen zeer sterk tegen u zijn. Ga het zelf een9 na voor een oogenblik. Van den heer Geoffrey Kynanston is ontdekt, dat hij een uwer familieleden ernstig onrecht heeft aangedaan. Van u weet men VAN RIJ SWIJK'S SCHOENHANDEI^SCHOENMAXEHLL WATERDICHTE SCHOENEN, MET EN ZONDER NEUS, MET EN ZONDER ACHTERNADEN, PRIMA, VANAF f 5.75, Vooor een aar jaar terug roerde ik dit ondecr- werp wat uitvoeriger aan, reden waarom ik heden volsta met nog eenige modedoeiing van resultaten) opgedaan in 1924 met bospuiting van ijzorsulfaat- kalkoplossing (lYt plus V/i plus 100 water). In den zomer van 1924 dan, bespoot ik met ge noemde oplossing eenige gele en gedeeltelijk gele hoornen. De eerste weken na het bespuiten kon den geen veranderingen worden waargeaomea, doch hoe meer de herfst naderde, hoe moer 't zichtbaar werd, dat de gele bladeren verschillende groene stippen en stipjes vertoonden, Naar ik stellig ver moed, zijn dat de bladgedeelten geweest, dio met de oplossing tengevolge van de bospuiting in aan raking kwamen. Op het blad zelve was van de bospuiting niets meer zichtbaar, ook al waar schijnlijk het gevolg van weersinvloeden en dit verschijnsel vertoonden alle gele bladeren der be spoten boomen: soms waren meerdere groene stip pen onregelmatig vervloeid. Het spreekt vanzelf, dat ik tevreden was over het voorloopige resultaat en mij voortelde in '25 met de proef door te gaan, wat inmiddels is geschied. - Maar hoe doen de in 1924 bespoten boomen zich thans voor? Boomen, die in 1924 slechts eenige geeEkïeuring vertoonden, alsmede groene boomen, die slechts een enkele gele tak. vertoonden, kan ik nn niet meer terug vinden. Alleen die boomen, die geheel' waren, zijn dit voorjaar weer geef voor den dag gekomen, reden waarom; die nu weer bespoten zjjn. Toch meen ik ook hier verbetering te mogen constateeren .an wel hierom, wijl' de bla derdos weeldiger, geen jonge loten verder inge- storven zijn (zoover was het reeds bij een jonge hoogstam kruidenier) en zelfs een lichtgroene tuit aan enkele takkeif zichtbaar ia. Het spreekt dus vanzelf, dat ik val goeden moed ben mi staat nu wel vast, dat hot middel' onmo gelijk voor alle gele boomen als Pinkpillem zufc werken, denken we slechts aan gole bladeren, tengevolge van wortelrot, maar er zijn zooveel! boomen met gole bladeren, welke bij rooiing goede en gave wortels blijken to hebben. Neemt een ander ook eens eon proef? 't Kan nu nog voor 1925. Tot zoover de heer M. in Floralia. Zouden wij den heer M., die toch ook een \7estfrii» is, oensl mogen verzoeken zijn artikelen, die hij voor Flo ralia schrijft, ook onder deze rubriek te willen laten opnemen. ZWARTVLEKKIGHHTD BIJ AARDAPPELEN. Geen ziekte. De opbrengst is goed. Dezen winter kwamen er in het Parkhotel veer scheiden© bouwers bij mij met aardappels, die zwarte vlekken vertoonden, deze plekken waren zeer hard; er bestond nogal verschü van meening over het ontstaan'en het gevolg van deze plekken, maar liierover was men het vrijwel eens: do aan getaste aardappelen zouden niet opkomen.. Ook Wageningen .zag eon ziekte in dit verschijnsel, alhoewel geen zwam kon geoanstatoerd worden. Geadviseerd werd dan ook dergelijke aardappe len niet uit te poten, hetgeen wel geadviafcm moet worden, als het verse hij nsel er zoo dreigend uitziet. Op den "tuin van den heer Mak aan den Vee- toenlaan, van wien ik gratis een hoekje grond ter beschikking kroeg, heb ik oen /wital van deze zwartvlckkige knollen uitgezet en met welk resul taat? Een schitterend gewas on oen prachtige op brengst. Het verschijnsel was niet van den min sten invloed geweest. Ook is de opbrengst geheel, gaaf en vertoont geen enkele vlek. De Conti*. b.d. Pl&ntenzJc. Dienst te Hoorn, K. VAN KEULEN. dat ge een eed van wraak tegen "hem gezworen hebt. Er zijn getuigenissen uit het buitenland, die dit be wijzen. Dadelijk na zijn terugkeer in het land, heeft u een huis betrokken, onder een aangenomen naam, vlak bij zijn landgoed. Hij is vermoord gevonden in de nabijheid van dat huis, waarvan hot schijnt dat u toen de eenige bewqper was. U is de eenige, die dicht by de plek was. De dolk is bewezen van u te i zijn. Brieven zijn in uw schrijftafel gevonden, die er op aandringen dat u af zult zien van uwe wraakbo- dreiging. Er is een bloedvlek op den vloer van uw studeervertrek, bij de plaats waar u gewoon rijt de 'handen te wasschen en een handdoek met bloed be- j vlekt is verborgen in uwe kamer gevonden. Dit allea en nog meer kan bewezen worden en. tenzij u eon nieuw licht kunt werpen op doze dingen, is er geen jury ter wereld, die u niet schuldig zal verklaren. U houdt uw lot in eigen handen." „Dit alles heb ik overwogen", antwoordde Ber nard Maddison op gedempten toon.* ,Jk weet dat mijn geval bijna hopeloos is en ik ben op het ergste voorbereid.® De heer Thurwell keerde zich af en wandelde naar den uitersten hoek van het vertrek. Ter wille van zijne dochter en omdat hij zelf zich bijzonder tot dezen man aangetrokken gevoelde, had hij de oogen gesloten voor de reeks van bewijzen, die tegen hem spraken. Hij gevoelde dat hij het niet langer kon doen. Schuld alleen kon de oorzaak zijn van zoo'n terughoudendheid. Hij moest het ten laatste toege ven. Zijn medelijden was nog sterk, maar het was veimengd met een grooten afkeer. Ilij voélde dat hij zoo spoedig mogelijk weg moest gaan. De heer Dewes die gedurende al dien tijd de diep ste overtuiging had van de schuld van den aange klaagde. greep zijne gelegenheid aan en dicht op hem toetredend, fluisterde hij hem in het oor: .Mijnheer Maddison. ik zou u willen redden, als ik' kan. Er zijn gevallen vergeef mij dat ik u aan deze dóe herinneren waarin wij door kennisne ming van elke omstandigheid en elke bijzonderheid, die aan de misdaad verbonden was, in 6taat zijn geweest eene ver" Bernard Maddison richtte zich plotseling boog op en hief zijn hand omhoog. „Houd op. mijnheer Dewes!" zeide hij streng. „Tk verwijt u niet, dat u zegt wat u zegt. maar u vergist u. Ik ben niet schuldig. Ik vraag u niet het te ge- looven. Ik vraag u slechts aan dit pijnlijk onder houd een einde te maken." „Wij zullen gaan", zeide de heer Thurwell. plotse ling van uit den hoek van den cel naar voren tre dend. „Ik ben uw rechter niet, Bernard Maddison en ik zal u niet voor schuldig houden. God zal zijn oor deel over u vellen. Hier is mijn hand. Durft gij die aan te nemen?" EEN TRAGISCHE TRADITIE Uit Praag, 3 Aug. Het bekende schilderij „Het Hoofd van Christus" door Gabriël Max, dat sedert langen tijd in» het bezit van de Praagsche familie Lehmann was, is voor 11250.000 Czechische kronen (ongeveer f 92.000) aan een Amerikaan verkocht. Aan dit schilderij is een noodlottige familietradi tie verbonden. Het zou vroeger reeds tweemaal ver kocht zijn geweest, maar telkenmale werd dit ver hinderd. De eerste maal werd de oude Lehmann, die het contract onderteekenen moest, op het mo ment, dat hij zijn handteekening wilde zetten, door een beroerte getroffon. Toen later zijn zoon het schil derij wildo verkoopen, zonk hij op het moment dat hij het contract wilde afsluiten, bewusteloos ineen. En toen de jongste zoon van de familie, die thans in Amerika het schilderij verkocht "heeft, de transactie afgesloten had. is hij onmiddellijk daarna gestorven. ONZEiJ KI.TJKE MUZIEK. De Washingtonsche politie heeft uit de oude po* Utie-verordeningen een reglement opgediept, dat ,i,n- decente muziek" verbiedt en dit thans van kracht doen worden. Niemand is er nog in geelaagd precies te zeggen wanneer muziek decent of indecent Is, doch men is reeds zoover om te verklaren dat er geenszins woorden aan de muziek behoeven te zijn toegevoegd om deze onzedelijk te doen zijn. Men wil veeleer de zwoele muziek en het onbehouden ge toeter en gehuil tegengaan! Een „psychologisch" deskundige echter, aan bet poltie-departement verbonden, toonde zijn psycholo gisch inzicht door te verklaren dat het moeilijk zal zijn zoo vast te stellen, wanneer muziek al of niet indecent is; ten hoogste kan men uitmaken dat zo afschuwelijk leelijk ia Movr. Mina van Winklo, het hoofd der vrouwelijke politlo. is dit niet met hem eens. Zij meent dat do bepaling speciaal bctrokking heeft op de dwaze soort van Oostersche muziek, wel ke mannon er toe brengt hun huis en kinderen te vergeten COMMUNISTISCHE UITVINDERS. Uit Riga wordt aan de Engelsche bladen gemeld, dat te Moskou een internationale bond van uitvin ders is gesticht, die in het geheim1 door bemiddeling van de communistische partijen in de verschillende landen aan alle uitvinders op technisch en chemisch gebied, die met het communisme sympathiseeren, beeft laten verzoeken hunne uitvindingen „voor zoo ver deze dienstig kunnen zijn voor de verdediging van Rusland, als uitgangspunt van de 6ocial)e we reldrevolutie", ter beschikking van de Sovjet-regee ring te stellen. Een hooge. belooning'voor uitvindgen van militaire waarde en geheimhouding wordt beloofd. In het bij zonder zal prijs worden gesteld op ontdekkingen op bacteriologisch én chemisch gebied en op die welke betrekking hebben op den gas-oorlog. HET FUIVENDE BEIEREN. Alle Zondagen worden er in Beieren; regimentsfeesten en andere „vaterlëndische" festiviteiten gevierd. De- Tot antwoord stapte Bernard Maddison voorwaarts en greep die. Weer was hij uit de duis* ternis getreden en een zachte stroom van zonne schijn viel op zijn bleek gelaat. Ofschoon het wit was. doodelljk wit, verraadde het geen spoor van b?eek worden of vrees en zijne donkere oogen sche nen, uit hunne diepe holten mot een helder scherp licht. Weer oefende zijn kalme geest, do kracht, die in iedere lijn en trek van het bleeke, uitgeteerde uiterlijk lag. hun invloed uit op den heer ThurwelL Hij drukte stevig de hand, die het 'hom moeite had gekost te vatten en voor het oogenblik waren zijne twijfelingen verdwenen. „God helpe u. Maddison!" zeide bij hartelijk; „zal lk haar iets van u zeggen?" Een flauwe glimlach kwam om zijne bevende hp. pen, op dat oogenblik was hij over het aardsche lij der. heen. Eene heerlijke, Aterke kracht vulde zijn hart met vrede. „Zeg haar niet bedroefd te zijn, en dat ik onschul dig ben," zeide hij zacht „Vaarwel". HOOFDSTUK XI. De heer Benjamin Lewy is aan het werk. Eene vrouw stond op het kleine steenen balcon van de Itaüaansche villa, haar gelaat angstig opge heven naar de blauwe lucht en baar witte handen saamgewrongen met uiterst zenuwachtige kramp achtigheid. Hare geheele houding was een toonbeeld van de hopelooze berusting in eene groote. stille smart een langzaam opdagende hartstocht, lang een vreemd in haar kalm gelaat kwam over hare trek ken. Op den grond verachtelijk neergeworpen aan hare voeten, lag een lange, officieel uitziende brief, met enveloppe. Een donderslag had geklonken in de zaahte stilte van haar heilig leven. Zij was geheel aüeen en zij keek op eene onver- broken eenzaamheid dien schoonen, verwaarloos den tuin met zijne hooge muren, die daaraan een aanblik gaven van volstrekte af gesloten heid. „Ik ga niet", zeide zij. haastig in zichzelve spre kend op een vreemdsoortigen, ongelijk 'klinkenden toon. ,/De wet van Engeland zal mij niet dwingen, Ik ben eene oude vrouw. Als zij het doen, zij kun nen mijne lippen niet openen- Ik! staan v'oor eene hunner rechtbanken en de geschiedenis verteMen van mijne schande, zoodat zij kunnen luisteren en mijn zoon veroordeelenl O! Bernard. Bernard, Bernard! God zij je genadig voqr deze misdaad! Ik was het, die zondigde. Ik moet schuldig genoemd worden. Is dit mijn straf? O Bernard, mijn zoon,, mijn zoon! Laat het niet zijne zonde zijri, oGod. Het is de mijne, de mijne alïeenl" Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1925 | | pagina 1