Alieieei Niems-
Het Geheim van Gemard Browit
Uit het hart Yan Holland.
Woensdag 5 Augustus 1925
68ste Jaargang. No. 7684.
Uitgevers: N.V. v.h, THAPMAN Co., Scbageo.
FEUILLETON.
Gemengd Nieuws.
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's mórgens 8 uur, worden Adver-
tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
POSTREKENING No. 23330.
INT. TELEF. no. 20.
Prijs par 3 maanden (1.65. Losse nummers 8 cent. ADVERTEN-
TIöN van 1 tot 5 regels 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno.
inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Vele verhalen had Is tot dusverre gehoord over
de zonderlinge reiservaringen, die men met land
genooten kan opdoen, doch tot voor enkele dagen
was do persoonlijke ondervinding mij vreemd ge
bleven. Vermoedelijk was dit hieraan toe te schrij
ven, dat ik op mijn zwerftochten gewoonlijk ver
buiten de betreden paadjes blijf en pm vacantie
to hebben plekken ploeg uit te zoeken, waar eon
vitoemdeling een bezienswaardigheid is voor de
bevolking, zoo goed als het landschap of de bevol
king een curiositeit voor den bezoeker zijn.
Door een samenloop van omstandigheden heb .ik
die goedo gewoonte, want dat blijkt liet to zijn
geweest, thans gedurende een dag of twee moeten
opgeven, heb ik vertoefd op een plaats of
liever op plaatsen waarop ook toeristen worden
losgelaten. Eerlijk: eens en nooit meer. Een plok,
die ontdekt is door een reisbureau of door een
reisvereeniging om hfet even of dit een vador-
landsche kongsie is, dan wel oen van buiten-
landsche reislustigen is voor hem, die rust zoekt
volmaakt verloren.
Ik ben niet zoo egoïstisch, dat ik het monopolie
wil hebben van mijn vacantieplekje. Verre van
dien: Leven en laten leven en..... ik kan op mijn
vondst toch.- geen patent nemen. Maar net is
een verschil of er ergens „ook iemand'- naar toe
komt, dan wel dat elke trein een nieuwe bezen
ding monschen aanvoert met hun luidruchtigheid
hun geloof, dat niemand hen verstaat, zoodat zij
met luider stem de onmogelijkste onhebbelijkhe
den over alles en nog wat ten beste kunnen geven
en.... alles kunnen herleiden in. stuivers .en kwartjes
en guldens.
Eerst was alles goed gegaan; we haddon een
behoorlijk plaatsje in den trein, do bagage was
behoorlijk in het net en jve zaten aan den besten
kant van de ooupé. De trein was goed uitgezocht,
zoodat er geen sprake was van overstappen, tot
wij Let station zouden bereiken, waar het kleine
zijlijntje ons naar de plaats van bestemming zou
brengen. Een station of drie voor ons êindpuat be
gon de misera Plotseling geschreeuw en lawaai
een reisgezelschap. Allemaal mannetjes en vrouw
tjes met insignes jen 'n meneer voorop met een.
groote insigne, blijkbaar do belhamel of geleider
of hoe men. zooiets noemt. Hij moest plaatsen
hebben voor zes .en twintig landgenooten on be
greep niets van dé ironie van den stationschef, die
hem vroeg of die allemaal in één.coupé moesten;
'hij vond het een uitstekend, denkbeeld. De chef
was echter menschlievender en ging de optocht
verdeelen. Met het gevolg, dat wij er in onze
coupé waar nog drie plaatsen waren, ook nog
een staartje van kregen. eGen van de drie bijko-
mers had minder dan drie valiezen en een para-
pluzak, zoodat >er aanstonds een „rush'' begon
op het net, waarin de vijf oorspronkelijke reizigers
hun wettig deel in beslag hadden genomen.
„Dh-is geen plaas voor ons goed?', constateerde
er een.
„Ik heb geen .zin piet dien rommel op mijn
schoot te blijven zitten. Waar laat ik allea nou??
vond nummer twee.
„Kom jó, leg het bovenop hun rommel", advi
seerde nummer drie en begon maar vast te stape
len, met het gevolg, dat zijn valies met 'n kwak
weer neer viel, rakelings langs het hoofd van
mijn vrouw.
Van excuus was geen sprake, natuurlijk...
„Waarom stoppen die mensehen dan ook alles
vol? Wij zijn toch een gezelschap en hebben!
recht op plaats.... Hè, zeg, oppasser (dit tot detn
man .met groot insigne, die langs den trein appèl
nominaal nep te houden of al zijn schapen er wel
waren) zeg, we kennen onzen rommel niet in
het net krijgen en die stomkoppen laten# ons
maar muilen. Die stomkoppen waren wij vijven,
die de onbegrijpelijke brutaliteit hadden ook een
valies te hebben .meegenomen en zoodoende de
plaats van hot net innamen, die de volksverhui
zing voor zich meende noodig te hebben-
Alleen mijn vrouw en ik haaden do kwalificatie
verstaan, de andere drie reizigers verkeerden in
gelukkige onwetendheid van deii indruk, dien hun
verstandelijke vermogens of uiterlijk maakten op
deze heeren en de dame van het reisgezelschap.
Eindelijk bengelde alles boven Onze hoorden,
op een paar pakken en de paraluies na, die do
drie op hun knie hielden en waarmede zij ons
voortdurend lastig maakten.
„Niks toeschietelijk <^at volk hier. Ze kijken je
aan met oogen als potten, inplaats dat ze blij zijn,
dat wij onze oenten hier komen verteren. Pardon,
dame, peux je oela sous le bano...... wat is schui
ven, Dirk?... metter?'-
Toen gingen ze bananen eten, waarbij zai de
schillen langs ons hoofd uit het venster keilden.
Hierop volgde een debat over den prijs van pisangs
hier en „bij ons". Daarop floot Dirk het Bananen-
lied ter opluistering van de gebeurtenis.
Dit was het begin.
„Wat wordt 'n mensoh paf van dat rare bier/*
vond de andere heer en deed zijn, boord los. Het
was hoeA warm geworden in die ooupé, nu elke
plaats bezet was en het drietal geen seconde
stil zat.'*
„Had je er zooveel niet van moeten drinken,"'
vond de dame.
„Maar, mensoh, vijf en zeventig centiemen is
toch nog geen dubbeltje, waar krijg ik zoo'n
bel in Holland voor dat geld?"
Dirk, die naast mijn vrouw zat, sluimerde zaoht-
kens an. Zijn hoofd zwaaide heen en weer op
zijn schommelend lichaam en hij snurkte liefelijk.
Dit was het begin.
Op het volgend station kwam een tweede kara
vaan, van andere nationaliteit en zoodoende had
den wij weer vertraging.
Toen wij met de slapende, etende, fluitende*
audeklonje-gietende en steeds breeder wordende
landgenooten op onze bestemming waren, haddon
wij precies tien minuten oponthoud. Met andere
woorden ons zijlijntjo was weg en we Zouden
tot 's avonds laat moeten wachten voor wo ver
der konden, daar de afstand voor een auto te
lang was. Of zoo men wil': te duur.
Wij stonden op het perron even te
of wij zouden blijven dn die stad, dan wed
avond verder zouden gaan. Oploopen was het
©enige, wat ons voorloopig te doen stond en met de
bagage in de garderobe slenterden wij de stad in.
Voor ons uit ging de karavaan, met den kornak
voorop, zwoegend onder d0 pakken en valiezen,
aanstevenende pp het plein, waar de kornak wist,
dat een autodienst begon naar een of .andere grot
of wonderdoende fontein of iets dergelijks, .die
je moet gezien hebben."
Dit was ons eerste avontuur.
Het zou er niet bij blijven, helaas. A.
PLANTENZIEKTENLEER,
159.
GEiLÉ PERE- EN APPELBOOMEN.
In Floralia schrijft J. M. te S. over dit onder
werp het volgende:
33.
door E. PHILLIPS OPPENHEXM.
HOOFDSTUK X.
„Daar is mijn hand. Durft gij die aan te nemen?"
Er is niets, wat een monsch zóó snel van uit hert;
land der gedachten kan overbrenge naar de schrille
werkelijkheid dan het geluid van een mensche-
lijke stem of het bewustzijn van de tegenwoordig
heid van een mensch. Als een bliksemflits kwam
allee den eenzamen bewoner van de gevangeniscel
voor den geest de persoonlijke verlaging, die
van zijne positie, omgeving en alles, wat met hem
verbonden was. En tevens om zich als een man
te gedragen tegenover haar vader.
Ilij stond op en de treurige naaktheid van de
plaats scheen plotseling verbeterd door de kalme
waardigheid van zijne houding. Uit de duisternis
kwam ae hoer Thurwell naar voren met uitgestrek
te hand, gevolgd door een anderen hoor een
vroemdo. Tusschen de twee mannen lag die eeno
lange zonnestraal over den sfceenen vloer en toén
Bernard Maddison voorwaarts stapte om zijn be
zoeker te begroeten, glansde even zijn bleek, ma
ger gelaat, verteerd en verwrongen, maar toch
"nog getuigende van kalme kracht en met oen
fijnheid van uitdrukking, die de aanwijzing schoon
van zijn innerlijk leven. Het was het gelaat van
een dichter, van een ziener, misschien maar een
misdadiger, het scheen onmogelijk.
„Het is heel vriendelijk van u, mijnheer Thur
well,"' zeide hij met gedempte, maar heldere stom.
„Ik dacht er in het minst niet aan dat ik bezoe
kers zou mogen ontvangen."^
De heer Tnurwell greep zijne hand en hield die
zonder een woord te spreken.
{,Ik heb den heer Dewes met mij meegebracht/
zeide hij ten slotte. „Hij verlangt u te zien met
het oog op de verdediging, ziet u. De opperst*
rechter "is een vriend van mij, daarom stond hij
mij toe mee naar binnen te gaan; maar als u
Dewes liever alleen spreekt, zeg het dan. is het
zoo?"
Er was een sterke zenuwachtige trekking zicht
baar geweest op het gelaat van Bernard Maddison
gedurende die korte stilte. Bij de woorden van den
heer Thurwell kwam er verandering.
Hij liet de hand van zijn bezoeker vallJan en
I zijn trekken werden kalmkoud als marmer en
bijna zonder uitdrukking waren gij behalve dat
de lippen licht beefden en zijne wenkbrauwen zich
fronsten, hetgeen aan zijn uiterlijk een groote
beslistheid gaf
„Dat is heel vriendelijk en belangstellend van
u, mijnheer Thurwell, en hot spijt mij "dat u die
moeite vergeefs gedaan heeft li heb niets aan
mijn vroeger besluit toe te voegen. Ik wil niet
bijgestaan worden noch door een advocaat noch
door een raadsman."
De heer Dewes kwam van uit den achtergrond
naar voren en boog.
„U steunt natuurlijk op uwe onschuld, mijnheer
Maddison", zeide hij, „maar het is eene grove ver
gissing te veronderstellen, dat die zioh zelve kan op
richten zonder hulp van buiten. U zult den Attor-
ney-general tegenover u zien staan en u moet
iemand van dat zelfde gehalte op uw zijdte hebben.
Het oude gezegde: ,.De waarheid overwint" geldt
niet aan een gerechtshof. Zij moet bewaarheid wor
den. Ik denk, dat u goed doet, mijne diensten aan te
nemen. Roberts staat klaar om de volmacht voor de
verdediging te halen als ik hem voor namiddag tele
grafeer."
„Ik verahder zelden van meening", zei Bernard
Maddison rustig. „Ook nu zal ik het niet doen. .Vis
het mij toeschijnt dat ik iets moet zeggen, zal ik het
zelf doen."
Er heerschte eene korte stilte. De 'heer Dewes keek
naar den heer Thurwell en de heer Thurwell zag er
terneergeslagen en ontsteld uit.
„Maddison, je moet toegeven, dat je besluit zon
derling is", zeide hij ten laatste. „Je moet mij verge
ven, als ik je vraag wat de reden hiervan is. Ik doe
die vraag als een,die uw vriend in deze zaak is en
als Eüen's vader."
„Eene pijnlijke trekking ging over het gelaat van
Maddison. Hij ging wat achteruit en toen hij sprak,
klonk zijn stem hol en ingehouden.
„Ik ontzeg u niet het recht om die vraag te doen,
maar ik kan die niet beantwoorden. Het is eenvou
dig mijn wil zoo. Het moet zoo."
„Ziet u niet, mijnheer Maddison", zei de advocaat
kalm. „dat dit voor sommige menschen eene zwij
gende toestemming van schuld zal" wezen?"
„Ik zal „niet schuldig" pleiten", zei hij zacht
„Dat zal slechts een vorm schijnen te zijn", merkte
de heer Dewes op. „Mijnheer Maddison. ik zou mijn
plicht tegenover u niet doen als ik er u niet op wees
dat de bewijzen zeer sterk tegen u zijn. Ga het zelf
een9 na voor een oogenblik. Van den heer Geoffrey
Kynanston is ontdekt, dat hij een uwer familieleden
ernstig onrecht heeft aangedaan. Van u weet men
VAN RIJ SWIJK'S
SCHOENHANDEI^SCHOENMAXEHLL
WATERDICHTE SCHOENEN, MET EN ZONDER
NEUS, MET EN ZONDER ACHTERNADEN,
PRIMA, VANAF f 5.75,
Vooor een aar jaar terug roerde ik dit ondecr-
werp wat uitvoeriger aan, reden waarom ik heden
volsta met nog eenige modedoeiing van resultaten)
opgedaan in 1924 met bospuiting van ijzorsulfaat-
kalkoplossing (lYt plus V/i plus 100 water).
In den zomer van 1924 dan, bespoot ik met ge
noemde oplossing eenige gele en gedeeltelijk gele
hoornen. De eerste weken na het bespuiten kon
den geen veranderingen worden waargeaomea, doch
hoe meer de herfst naderde, hoe moer 't zichtbaar
werd, dat de gele bladeren verschillende groene
stippen en stipjes vertoonden, Naar ik stellig ver
moed, zijn dat de bladgedeelten geweest, dio met
de oplossing tengevolge van de bospuiting in aan
raking kwamen. Op het blad zelve was van de
bospuiting niets meer zichtbaar, ook al waar
schijnlijk het gevolg van weersinvloeden en dit
verschijnsel vertoonden alle gele bladeren der be
spoten boomen: soms waren meerdere groene stip
pen onregelmatig vervloeid.
Het spreekt vanzelf, dat ik tevreden was over
het voorloopige resultaat en mij voortelde in '25
met de proef door te gaan, wat inmiddels is
geschied. -
Maar hoe doen de in 1924 bespoten boomen
zich thans voor?
Boomen, die in 1924 slechts eenige geeEkïeuring
vertoonden, alsmede groene boomen, die slechts
een enkele gele tak. vertoonden, kan ik nn niet
meer terug vinden. Alleen die boomen, die geheel'
waren, zijn dit voorjaar weer geef voor
den dag gekomen, reden waarom; die nu weer
bespoten zjjn. Toch meen ik ook hier verbetering
te mogen constateeren .an wel hierom, wijl' de bla
derdos weeldiger, geen jonge loten verder inge-
storven zijn (zoover was het reeds bij een jonge
hoogstam kruidenier) en zelfs een lichtgroene tuit
aan enkele takkeif zichtbaar ia.
Het spreekt dus vanzelf, dat ik val goeden moed
ben mi staat nu wel vast, dat hot middel' onmo
gelijk voor alle gele boomen als Pinkpillem zufc
werken, denken we slechts aan gole bladeren,
tengevolge van wortelrot, maar er zijn zooveel!
boomen met gole bladeren, welke bij rooiing goede
en gave wortels blijken to hebben.
Neemt een ander ook eens eon proef? 't Kan
nu nog voor 1925.
Tot zoover de heer M. in Floralia. Zouden wij
den heer M., die toch ook een \7estfrii» is, oensl
mogen verzoeken zijn artikelen, die hij voor Flo
ralia schrijft, ook onder deze rubriek te willen
laten opnemen.
ZWARTVLEKKIGHHTD BIJ AARDAPPELEN.
Geen ziekte. De opbrengst is goed.
Dezen winter kwamen er in het Parkhotel veer
scheiden© bouwers bij mij met aardappels, die
zwarte vlekken vertoonden, deze plekken waren
zeer hard; er bestond nogal verschü van meening
over het ontstaan'en het gevolg van deze plekken,
maar liierover was men het vrijwel eens: do aan
getaste aardappelen zouden niet opkomen.. Ook
Wageningen .zag eon ziekte in dit verschijnsel,
alhoewel geen zwam kon geoanstatoerd worden.
Geadviseerd werd dan ook dergelijke aardappe
len niet uit te poten, hetgeen wel geadviafcm
moet worden, als het verse hij nsel er zoo dreigend
uitziet.
Op den "tuin van den heer Mak aan den Vee-
toenlaan, van wien ik gratis een hoekje grond ter
beschikking kroeg, heb ik oen /wital van deze
zwartvlckkige knollen uitgezet en met welk resul
taat? Een schitterend gewas on oen prachtige op
brengst. Het verschijnsel was niet van den min
sten invloed geweest. Ook is de opbrengst geheel,
gaaf en vertoont geen enkele vlek.
De Conti*. b.d. Pl&ntenzJc. Dienst te Hoorn,
K. VAN KEULEN.
dat ge een eed van wraak tegen "hem gezworen hebt.
Er zijn getuigenissen uit het buitenland, die dit be
wijzen. Dadelijk na zijn terugkeer in het land, heeft
u een huis betrokken, onder een aangenomen naam,
vlak bij zijn landgoed. Hij is vermoord gevonden in
de nabijheid van dat huis, waarvan hot schijnt dat
u toen de eenige bewqper was. U is de eenige, die
dicht by de plek was. De dolk is bewezen van u te
i zijn. Brieven zijn in uw schrijftafel gevonden, die er
op aandringen dat u af zult zien van uwe wraakbo-
dreiging. Er is een bloedvlek op den vloer van uw
studeervertrek, bij de plaats waar u gewoon rijt de
'handen te wasschen en een handdoek met bloed be-
j vlekt is verborgen in uwe kamer gevonden. Dit allea
en nog meer kan bewezen worden en. tenzij u eon
nieuw licht kunt werpen op doze dingen, is er geen
jury ter wereld, die u niet schuldig zal verklaren. U
houdt uw lot in eigen handen."
„Dit alles heb ik overwogen", antwoordde Ber
nard Maddison op gedempten toon.* ,Jk weet dat mijn
geval bijna hopeloos is en ik ben op het ergste
voorbereid.®
De heer Thurwell keerde zich af en wandelde naar
den uitersten hoek van het vertrek. Ter wille van
zijne dochter en omdat hij zelf zich bijzonder tot
dezen man aangetrokken gevoelde, had hij de oogen
gesloten voor de reeks van bewijzen, die tegen hem
spraken. Hij gevoelde dat hij het niet langer kon
doen. Schuld alleen kon de oorzaak zijn van zoo'n
terughoudendheid. Hij moest het ten laatste toege
ven. Zijn medelijden was nog sterk, maar het was
veimengd met een grooten afkeer. Ilij voélde dat hij
zoo spoedig mogelijk weg moest gaan.
De heer Dewes die gedurende al dien tijd de diep
ste overtuiging had van de schuld van den aange
klaagde. greep zijne gelegenheid aan en dicht op
hem toetredend, fluisterde hij hem in het oor:
.Mijnheer Maddison. ik zou u willen redden, als
ik' kan. Er zijn gevallen vergeef mij dat ik u aan
deze dóe herinneren waarin wij door kennisne
ming van elke omstandigheid en elke bijzonderheid,
die aan de misdaad verbonden was, in 6taat zijn
geweest eene ver" Bernard Maddison richtte zich
plotseling boog op en hief zijn hand omhoog.
„Houd op. mijnheer Dewes!" zeide hij streng. „Tk
verwijt u niet, dat u zegt wat u zegt. maar u vergist
u. Ik ben niet schuldig. Ik vraag u niet het te ge-
looven. Ik vraag u slechts aan dit pijnlijk onder
houd een einde te maken."
„Wij zullen gaan", zeide de heer Thurwell. plotse
ling van uit den hoek van den cel naar voren tre
dend. „Ik ben uw rechter niet, Bernard Maddison en
ik zal u niet voor schuldig houden. God zal zijn oor
deel over u vellen. Hier is mijn hand. Durft gij die
aan te nemen?"
EEN TRAGISCHE TRADITIE
Uit Praag, 3 Aug. Het bekende schilderij „Het
Hoofd van Christus" door Gabriël Max, dat sedert
langen tijd in» het bezit van de Praagsche familie
Lehmann was, is voor 11250.000 Czechische kronen
(ongeveer f 92.000) aan een Amerikaan verkocht.
Aan dit schilderij is een noodlottige familietradi
tie verbonden. Het zou vroeger reeds tweemaal ver
kocht zijn geweest, maar telkenmale werd dit ver
hinderd. De eerste maal werd de oude Lehmann,
die het contract onderteekenen moest, op het mo
ment, dat hij zijn handteekening wilde zetten, door
een beroerte getroffon. Toen later zijn zoon het schil
derij wildo verkoopen, zonk hij op het moment dat
hij het contract wilde afsluiten, bewusteloos ineen.
En toen de jongste zoon van de familie, die thans in
Amerika het schilderij verkocht "heeft, de transactie
afgesloten had. is hij onmiddellijk daarna gestorven.
ONZEiJ KI.TJKE MUZIEK.
De Washingtonsche politie heeft uit de oude po*
Utie-verordeningen een reglement opgediept, dat ,i,n-
decente muziek" verbiedt en dit thans van kracht
doen worden. Niemand is er nog in geelaagd precies
te zeggen wanneer muziek decent of indecent Is,
doch men is reeds zoover om te verklaren dat er
geenszins woorden aan de muziek behoeven te zijn
toegevoegd om deze onzedelijk te doen zijn. Men
wil veeleer de zwoele muziek en het onbehouden ge
toeter en gehuil tegengaan!
Een „psychologisch" deskundige echter, aan bet
poltie-departement verbonden, toonde zijn psycholo
gisch inzicht door te verklaren dat het moeilijk zal
zijn zoo vast te stellen, wanneer muziek al of niet
indecent is; ten hoogste kan men uitmaken dat zo
afschuwelijk leelijk ia Movr. Mina van Winklo, het
hoofd der vrouwelijke politlo. is dit niet met hem
eens. Zij meent dat do bepaling speciaal bctrokking
heeft op de dwaze soort van Oostersche muziek, wel
ke mannon er toe brengt hun huis en kinderen te
vergeten
COMMUNISTISCHE UITVINDERS.
Uit Riga wordt aan de Engelsche bladen gemeld,
dat te Moskou een internationale bond van uitvin
ders is gesticht, die in het geheim1 door bemiddeling
van de communistische partijen in de verschillende
landen aan alle uitvinders op technisch en chemisch
gebied, die met het communisme sympathiseeren,
beeft laten verzoeken hunne uitvindingen „voor zoo
ver deze dienstig kunnen zijn voor de verdediging
van Rusland, als uitgangspunt van de 6ocial)e we
reldrevolutie", ter beschikking van de Sovjet-regee
ring te stellen.
Een hooge. belooning'voor uitvindgen van militaire
waarde en geheimhouding wordt beloofd. In het bij
zonder zal prijs worden gesteld op ontdekkingen op
bacteriologisch én chemisch gebied en op die welke
betrekking hebben op den gas-oorlog.
HET FUIVENDE BEIEREN.
Alle Zondagen worden er in Beieren; regimentsfeesten
en andere „vaterlëndische" festiviteiten gevierd. De-
Tot antwoord stapte Bernard Maddison
voorwaarts en greep die. Weer was hij uit de duis*
ternis getreden en een zachte stroom van zonne
schijn viel op zijn bleek gelaat. Ofschoon het wit
was. doodelljk wit, verraadde het geen spoor van
b?eek worden of vrees en zijne donkere oogen sche
nen, uit hunne diepe holten mot een helder scherp
licht. Weer oefende zijn kalme geest, do kracht, die
in iedere lijn en trek van het bleeke, uitgeteerde
uiterlijk lag. hun invloed uit op den heer ThurwelL
Hij drukte stevig de hand, die het 'hom moeite had
gekost te vatten en voor het oogenblik waren zijne
twijfelingen verdwenen.
„God helpe u. Maddison!" zeide bij hartelijk; „zal
lk haar iets van u zeggen?"
Een flauwe glimlach kwam om zijne bevende hp.
pen, op dat oogenblik was hij over het aardsche lij
der. heen. Eene heerlijke, Aterke kracht vulde zijn
hart met vrede.
„Zeg haar niet bedroefd te zijn, en dat ik onschul
dig ben," zeide hij zacht „Vaarwel".
HOOFDSTUK XI.
De heer Benjamin Lewy is aan het werk.
Eene vrouw stond op het kleine steenen balcon
van de Itaüaansche villa, haar gelaat angstig opge
heven naar de blauwe lucht en baar witte handen
saamgewrongen met uiterst zenuwachtige kramp
achtigheid. Hare geheele houding was een toonbeeld
van de hopelooze berusting in eene groote. stille
smart een langzaam opdagende hartstocht, lang een
vreemd in haar kalm gelaat kwam over hare trek
ken. Op den grond verachtelijk neergeworpen aan
hare voeten, lag een lange, officieel uitziende brief,
met enveloppe. Een donderslag had geklonken in de
zaahte stilte van haar heilig leven.
Zij was geheel aüeen en zij keek op eene onver-
broken eenzaamheid dien schoonen, verwaarloos
den tuin met zijne hooge muren, die daaraan een
aanblik gaven van volstrekte af gesloten heid.
„Ik ga niet", zeide zij. haastig in zichzelve spre
kend op een vreemdsoortigen, ongelijk 'klinkenden
toon. ,/De wet van Engeland zal mij niet dwingen,
Ik ben eene oude vrouw. Als zij het doen, zij kun
nen mijne lippen niet openen- Ik! staan v'oor eene
hunner rechtbanken en de geschiedenis verteMen van
mijne schande, zoodat zij kunnen luisteren en mijn
zoon veroordeelenl O! Bernard. Bernard, Bernard!
God zij je genadig voqr deze misdaad! Ik was het,
die zondigde. Ik moet schuldig genoemd worden. Is
dit mijn straf? O Bernard, mijn zoon,, mijn zoon!
Laat het niet zijne zonde zijri, oGod. Het is de mijne,
de mijne alïeenl"
Wordt vervolgd.