Miiutti Heus-
Het Geheim van Bernard Brovin
Onbegrijpelijk China.
Donderdag 6 Augustus 1925
v
68ste Jaargnng. No. 7685.
Uitgevers i N.V. v.b. TRAPMAN Co., Schagen.
n.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag cn Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, wordon Advor-
tontiön nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomond nummer geplaatst.
POSTREKENING No. 23330.
INT. TELEF. no. 20.
Prijs per 3 maanden tl/». Losse nummers 6 cent. AD VERTEN-
TI öN van 1 tot 5 regels fl.10, iedere regel meer 20 cent (bowijsno.
inbegrepen). Grooto letters worden naar plaatsruimto berekend.
Het was Mei 1900. In Peking1 begon het al heet
te worden.
In het Legatiekwartier begonnen reeds verschei
dene dames en hoeren plannen te maken om aan
de Pekingsohe hitte en vooral aan het Pekingsohe
stof te antenappen, door naar de badplaats Pei
ta ho of zélfs verder naar Japan te gaan en daar
hetzij in de badplaats Kamakura of in het berg
plaatsje Karuisawa van een vacantie te profi toeren.
Dat Pekingsohe stof moet men aan den lijve ge
voeld hebben, om te begrijpen, dat dat alleen
reeds een zomerverblijf m Peking ondraaglijk
maakt.
Anders zou het nog wel uit te houden geweest
zijn, want het leven in het Legatiekwartier was
gezellig genoeg en men kon heel aardige en heel
interessante uitstapjes maken. Men ging dan meest
al te paard, d.w.z. op een der vlugge Ohinoesche
ponies en zorgde dat mondvoorraad, en bleef men
een of moer nachten uit, ook elaapgeroi met
Chineesche karren vooruit Waren gegaan.
De kok en bedienden vergezelden die karren,
die dan meestal nog door een paar soldaten van
dd ©en Of andere Legatiewaoht vergezeld waren.
Die Legatie wachten waren soldaten, of mari
niers der grooto mogendheden, in 1899 naar Poking
ontboden ter gelegenheid van den Staatsgreep van
de Keizerin-Weduwe. Die staatsgreep kostte aan
de mooie Keizerin het leven en aan 'den Keizer
do vrijheid. De heerschzuchtige Keizerin-Weduwe
Kwan Su, zag met leede oogen hoe de jonge Kei
zerin meer en meer invloed kreeg over den zwak
ken Keizer en dezen tot daden aanspoorde. Op
oen goeden .dag groep de Keizerin-Weduwe in en
verdween de Keizerin in een der putten in het
park van het Keizerlijk Kaleis.
De Gezanten vernamen het en vreesden een
aanval op het Logatiekwartier, omdat bekend was,
dat do Keizerin-Weduwe niet alleen reactionnair
doeji ook zeer tegen de vreemdelingen gekant was.
Eilings werden dus troepen ontboden van de
nabij Tïentsin liggende Briteohe, Japansohe en
Duiteche oorlogsschepen.
In Mei *1900 waren de meeste Jantjes en mari
niers weer naar hun oorlogsschepen teruggezon
den en lagen nog slechte weinig militairen in
het LegaticKwartier.
Laat ik trachten u dit Legratiekwartier te be
schrijven. Zooals de lezer wellicht weet, is Peking
omgeven door een .groote muur, de z-g.n.^ Tartaren-
muur. Die muur is zoo bereed, dat een vierspan er
gemakkelijk op kan draaien. Op verscheidene plek
ken zijn poorten, die poorten zijn geheel anders
dan die, welke wij in onze stadsmuren kenden, het
zijn dubbele, soms drie dubbele poorten, die steeds
weer een soort plein omgeven en voorzien zijn van
'groote torens, elke toren een groot sterk gebouw
op zich zelf.
Een dezer groote poorten -heet Ch'ion Men of
Middelpoort.
Eiken avond gaat deze poort dicht, om midden in
den nacht geopend te worden, tot het doorlaten
van h oogwaaraighcidsbeldeeders, die Rij het aan
breken van don dag de dan te gunnen Keizerlijke
audiëntie/ moeten of willen bezoeken.
Peking kent 7 poorten en do Generaal, belast
met het toezicht daarop, heet de Bewakerder
Negen Poorten is een machtig heerschap.
Indertijd is aan de Vreemdelingen een terrein
afgestaan binnen den Tartarenmuur nabij de Mid-
delpoort on grenzende aan den Muur van hot
Park van liet Keizerlijk Paleis en j&n de reeds
gemelde Chineesche universiteit JELamin Yuan-
In het midden van dit terrein liep van Zuid
naar Oost, komend van onder den Tartarenmuur,
een gracht, waarlangs straten, terwijl hier midden
op van West naar Oost een straat liep, do Le-
Satiestraat genaamd en begon nabij de Chien
ten poort en eindigde bij do Jlata poort on wel
in de Hatastraat, welke straat in ae eigenlijke
stad Peking voerde, terwijl men van de Chien
Men 'poort slechte het Keizerlijk Paleis kon na
deren.
Op dit terrein werden jaren geleden niet al
leen legaties van tien Mogendheden de Bel
gen bouwden buiten dit terrein gebouwd, doch
•ook de residentie van den Inspecteur-Géneraal der
Belastingen pn de met die inspectie verbonden
bureaux. De Chineesche belastingen stonden met
het oog op de garantie der Loeningen onder Euro-
peesch toezicht en het was d| Iersohe organisator
oir Robert Hart, die met de leiding belast was.
Tusschen de Legaties waren ook nog wonin
gen van Chineezen, en o^a. van Hsu Tung, een
Manchu van vrij hoogen rang, die indertijd de
gouverneur was van don jongen Keizer.
De moeste legaties lagen aan boido kanten van
de Legatiestraat en wel te beginnen van don kant
van de Chien Men Poort de Iloliandsche. Ameri-
kaansoho, Rusdsoho, Duiteoho. öpaansohe, Japan
sohe en Fransche legatie. De Oosteiirijksoho lag
tegen do residentie van den Chef der Douane aan
en de Briteohe Legatie in het midden van het
terrein, in een mooi park en omringd door allerlei
j andere legatie- en douanegebouwen.
I Op een sohoonen# Meidag in 1900 was er een
tuinfeest in de Briteohe Legatie. De Chineesche
l muziekkapel, geschoold als een Europeosch fanfa
recorps, spoelde /or lustig op loe. Deze kapel was
een maaksel van Sir Robert Hart, die aan ook
de muzikanten in groene uniformen gestoken had,
in de kleur van Erin, van Ierland, zijn geboorte
i huid. v. -
Het was maar ,good, dat de muziek soms heel
luid speelde, want over het algemeen werd er
door ae gasten allerminst waardoerana over don
gastheer gesproken en het was vooral oen dar
gasten, de Gezant der Fransche Republiek, die
aan leder die het hooren wilde, zijn misnoegen
over de houding van den Brit te kennen gaf.
Nu was er over het algemeen na afloop van den
Japansoh-Ghineeechen oorlog niet meer aie joviale
toon, 'die er vroeger in Peking heerschto, terug-
f evonden* er jzat sedert dien oorlog te veel' in-
rire in de lucht.
Intrige was er natuurlijk altijd geweest en ook
concessiejagerij, maar sedert Japan den Chinee-
sohen draak overwonnen had en de 'Russen en
Engelsohen uit vrees voor Japan Verhinderd had
den, dat dit rijk daarvan de vruchten zou plukken
en nu weer elkaar met haat en vrees bekeken,
terwijl sedert ook Duitechland als gulzig medo-
dinger opt de proppen was gekomen, was én do
politieke intrige én de ootnoossiejagorij op .schrik
barende wijze toegenomen.
De Russen te Port Arthur, de Japanners in Korea
en op Formosa, de Engelsohen in Weihawei en de
Duitechers in Tsingtau keken via de Legaties
to Peking elkaar 'de Chineesche brokken uit den
mond. De Russen hadden behalve hun offioioolen
diplomaat, den Gezant, nog geheime agenten. Er
was de z.g. Finantieele Agentf voor' het Verre
Oosten van het Russische Keizerrijk en niet te ver
geten de Directeur van de pas opgerichte Rus-
sisch-Chinecsche Bank.
34.
door E. PHILLIPS OPPENHEHL
De zonnewarmte viel op de aarde en de bloemen
en de vogels en de gonzende insecten waren blij. En
te midden van dit alles stond zij daar, eene zwijgende
steenen figuur, smart en angst en wanhoop op haar
uitgeput gelaat. God deed het haar zwaar ontgelden,
riep zij in doodsangst uit. Waarachtige zonde »was
eeuwigdurend 1
„Signorina!"
Zij keerde zich verschrikt om. Een dienstmeisje
stond naast haar met een kaartje op een presenteer
blad.
.,Een faeer om u te spreken, signorina", kondigde
zij aan. „een Engelschman."
De dame werd bleek van schrik, en hare vingers
beefden. Zij wilde niet eens naar den naam op het
kaartje kijken.
„Zeg hem dat ik niemand toelaat. Ik ben ziek. Ik
wil hem niet zien, wat zijn zaak ook weze. Hoor je,
mijn kind? Ga en zend hem weg."
Het meisje boog en verdween.
Haar meesteres keerde naar de kamer terug en
luisterde vreesachtig. Spoedig gebeurde er. wat zij
vreesde, het geluid van eene woordenwisseling. Zii
kon Nicolette zich hooren verzetten in haar schel
patois en een tamelijk burgerlijke, maar zeer be
sliste, Engelsche stem, die krachtig volhield. Toen
kwam het geluid van iets, dat op eene worsteling
geleek en Nicolette kwam met tranen in de oogep
aanloopen.
„Signorina, die woesteling, die woesteling!" riep zij
uit. „Hij zal binnenkomen. Hij durft de hand op mij
to leggen. Kijk. daar is hij! O. was Marco maar
thuis! De hond zou hem gebeten hebben, de ellen
deling. om zich tegen den wil van eene vrouw te
verzetten!"
Terwijl zij haar beklag uitsnikte, had haar aan
valler de kans waargenomen en de heer Benjamin
Levv verscheen in een tamelijk schel geruit costuum
en met een kruiperig voorkomen, maar een zekere
brutale beslistheid in zijne manieren. Mevrouw Mar
tival keerde zich naar hem toe met rustige waardig
heid, maar met schitterende oogen.
..Mijnheer, met welk recht durft gij met geweld in
mijn huis binnen te treden, tegen mijn bevel? Ik
wil niet met u spreken noch uwe zaak weten. Ik wil
geen onderhoud met u."
„Dan zal uw zoon gehangen wordenI" zeide de
heer Benjamin, met ongewone kortheid.
Mevrouw Marti val trilde en zonk in een stoel neer.
De heer Benjamin nam zijne kans waar.
„Ik kom niet uit naam der politie. Ik ben aan
haar niet verbonden, maar ik stel zéér veel belang
tn het redden van uw zoon en ik zeg u. dat de mid
delen daartoe, in uwe hand liggen. Wilt u nu tiaat
mij luisteren?"
Iets in het gelaat van mevrouw Martival deed hem
ophouden. Hare trekken 'hadden eene ijskoude uit
drukking aangenomen en eene aschgrauwe bleek
heid lag er over heen gespreid.
Nicolette, die in de kamer was blijven toeven,
wierp zich op de knieën naast hare meesteres en
hield 'hare handen vast.
„O, die ellendeling!" riep zij uit. „de akelige ellen
deling, hij heeft miijne meesteres gedood!"
Hij stond daar zonder iets te kunnen doen,- ter
wijl zij heen en weer liep met koud water, slagzout
en andere geneesmiddelen, al dien tijd scherpe crL
tiek oefende op zijn wreed gedrag, waarvan hij na
tuurlijk geen woord' verstond. Hij vervloekte dit on
gelukkig flauwvallen. Hij had onderweg een dag
verloren en de tijd was kort. Wat zou 'het zijn als
zij te ziek was, om te reizen! De gedachte alleen
maakte hem onrustig en onaangenaam gestemd.
Te midden van deze ontsteltenis kwam de huis
houdster van mevrouw Martival van de markt te
rug en tot zijne verlichting ontdekte hij dat deze
Engelsch verstond. Hij onderbrak Nicolette's sdhel-
le scheldwoorden en verklaarde kort den toestand.
„Ik wil mij niet aan haar opdringen", zeide hij. „Ik
wil niet lastig rijm Maar als zij tot zicbzelve is geko
men, wensch ik dat u haar een woord of zes laat
lezen, die ik op den achterkant van een kaartje za!
schrijven als zij dat gezien heeft en ze wenscht
nog dat ik vertrek, zal ik het doen zonder meer te
pogen haar te spreken."
De vrouw knikte.
„Heel goed", zeide zij, „wacht u buiten."
Hij verliet de kamer en wandelde langzaam op en
neer, de sterk verschillende gordijnen met eenige
minachting beziend en de vreemde kunst in de meu
belen ,zóó verschillende aan het verguldsel van zijn
smaak. Binnen een half uur kwam de. huishoudster
naar buiten bij hem
„Zij is nu bij kennis", zeide zij ,geef mij uwe
boodschap."
Hij gaf haar een kaartje, dat hij met een paar
woorden beschreven had en wachtte in groote span
ning het resultaat hiervan af.
De vrouw verwijderde zich en sloot de deur. Een
oogenblik was er stilte. Toen klonk een luide, woes
te kreet uit de kamer en weergalmde door het huis.
Laat ik dan niet vergoten de Amerikanen en
vooral do Amerikaansohe miwnr>nnari«ftfln.
De intrige en de wedstrijd tusschen de handela
ren in Christendom was waarlijk onsmakelijk om
aan te zien.
Het gevolg was, dat er een gespannen verhouding
in het Corps Diplomatiquo to Poking heerschto,
reeds maanden vóór dit tuinfeest bij de Britsohen
Gezant, een verhouding, zoo gespannen, dat men
onvoldoende aandacht geschonken had aan het
geen er in "China, in dat onmetelijke, in dat
bijna onmogelijk to begrijpen land omging.
Men had meer aandacht geschonken aan de
rivaliteit tusschen de Britten en Duitechers in de
groote previncie Shantung, waar beide rijken een
haven rijk waren, respectievelijk Weihawei en
Tsingtau geheeten, dan dat men gelet had op
een actie onder de Chineezen zelf un die zelfde
provincie Shantung. Zeker, men hoorde wol iets van
dat Chineesche geheime genootschap, genaamd
„het Gilde der Rechtvaardige en Eonsgezindo
Vuisten/' maar dat ging den Chineeechen Gouver
neur aan en was daar met de sterke Yuan Shi Kai,
gouverneur van Petohilite Tïentsin en zou die
deze lieden, die men kortof „Boksers'- noemde,
niet met zijn eigen, naar Europeeeohen stijl ge
schoolde troepen klein krijgen?
Volgens de inlichtingen, welke de Fransoho Ge
zant orp dien dag van het tuinfoost gekregen had,
>vas dit allerminst liet geval.
De Roomsoh-Katholieke Missionarissen, deze bos
/ton van alle gohcömo agenten, haddon aan don
Apostolisohen Vicaris to Peking gemeld, dat do
Boksers moordend en brandend in de richting van
Peking oprukten en steeds moer volgelingen kro
gen. De talrijke vlaggon vertoonden allerlei op
schriften, dio feitelijk op één zaak neerkwamen:
Pao Ch'ing Mien Yang, d.w.z. Dood aan de
Vreemde Duivels. Do bekoorde Chinoezon wordon
gemolesteerd en gedood en de overlevenden war
ron naar de Missies .toegesneld, die .daarop out
ruimd waren, terwijl de priesters srioli naar Po
king gespoed hadden.
De Vioaris, die nabij één der drie Kathedralen
van Peking zijn verblijf had, verzocht op don odh-
tend van t tuinfeest dringend om bescherming on
dus om garnizoen van 40 of 50 matrozen of mari
nier?. Dan meende Monseigneur, zou hij zaoh wol
achter de sterke muren, die Kathedraal, kloosters,
scholen en woningen omgaven, kunnen verdedi
gen, zoodra de gevreesde boksers kwamen.
De Fransche Gezant had den Spaanflchen Ge
zant, dio Deken van het Diplomatieke Corps was,
verzocht om een vergadering der Gezanten bijeen
to roepen, hetgeen geschied was. De Briteohe Ge-
Zant had om de geheele zaak geTaohen, er was
geen garnizoen naar den Vicaris gozondon on
men had besloten nog reen troepen ter bescher
ming uit Tïentsin te ontbieden-
Tïentsin, waar vlakbij op de reode van Taku de
oorlogsbodems der mogendheden lagen, was slechts
144 kilometer van Peking verwijderd en dus zou
den troepen spoedig genoeg per spoor in Pe
king kunnen zijn.
Reeds 4 dagen later bleek hoe onverstandig
men_ gehandeld had. Europooscho vluchtelingen,
missionarissen, ingenieurs en spoorwegambtenaren
en beambten zoowel als Chineescho vluchtelingen,
tot het Christendom bekeerde Chineezen kwamen
het Legatiokwartier bostonnen. Do yerhalen waren
ontzettend. Een spoorwegbrug was ojgeblazen, hot
Fongtiii station van de Peking Paotingfu spoorwo^
was in brand gestoken, waaruit bleek. dat do
Boksers reeds op 9 Kilometer van Peking gena
derd waren on klaarblijkelijk de Chinoeecho Over
heid machteloos tegenover hon stond.
Nu werd dadelijk om garnizoen getelegrafeerd,
maar reeds vóór dat dit er kon zijn, werd het aan
degenen, die hun kop bij elkaar hielden, duide
lijk, dat er een groot garnizoen met geschut noo-
dig zou zijn. Jongelui, die naar hot station waren
gereden, hadden reeds moeilijkheden ondervoir
<hin en meenden dat hun aanvallers soldaten v&n
het leger van Fu Lsiang waren, oen soort halve
wilden uit Kansu.
Begrijpen deed niemand het
bleek dan nu toch voldoende, dat
Kolossus op de een of andero manier in beweging
was gekomen en. wel op een wijze, die allerminst
in het belang was van de gezondheid der Vreem
delingen en hun Chinooscno vertrouwen en die
dus hoogst ongezond was voor de bewoners van
het Legatiékwjirtier te Peking, die 144 kilometer
van de kust verwijderd waren en elk oogenblik
door een deel van den Kolossus van die kust afge
sneden konden worden-
Men telegrafeerde aan don Britsohen Admiraal,
om toch zelf to komen met macht van manneg
en kanonon-
Het was inmiddols 9 Juni 17 dagen na het
tuinfeest bij den Britschon Gezant gowordon
en wat in dio 17 dagen had kunnen geschieden,
was verzuimd.
Men bowoert, dat Sir Robert Hart zijn hoofd
verloren had, of onder vér Hoerden Invloed stond,
oen feit is het, dat iemand als Sir Robert to
lang in hot Oosten vertoefd had en daardoor te
Oostersch geworden was. Toen ik Sir Robert ont
moette, vond ik hem al oen oven „rare Chinees*
als do werkelijke Chineezen-
Buitendien waron pi toovalüg geen bekwame
gezanten onder het oorps.
Onze pezant was F. M. Knobel, wiens helden
moed niet dio van Jan Haring evenaarde, wan
neer men ooggetuigen (van Knobela daden natuur
lijk) mag polooven.
Ei was Óen uitzondering, nl. de Duitsoho Gezant.
Baron von Kottelor, de Gezant van Keizer Wil
helm, was oen moedig man en oen man uit
één stuk.
Terwijl alle andere gezanten mot de handen
in hot haar zaten, blooT hij moedig en bedaard.
Daar echter iodor luisterde naar den Briteohem
gezant, omdat die met de Briteohe Vloot van
net China Station achter zich de grootste macht
kon doen „opdraven'' indien noödig was, al wat
stond te gebeuren niet weinig to danken Aan een
weinig bekwamen Brit-
De Boksers schenen weinig eerbied voor de
Vreemde Duivels te hebben, want in de ochtend
uren van den 12 Juni reden er twee in een Chi-
nceschen wagen door do Legatiestraat. Toevallig
zag von Kotteler de lieden, waarvan er een op hoe
lemoen zat bozig om oen groot mes op dö zooi
van zijn laars to slijpen,. Onmiddellijk ging von
Kottelor op den vent af en ranselde hem ae Wacht
am Rhein op zijn gele huid. Toen hem. bleek, dat
er nog een was, wierp hij zich op dien en nam
hom gevangen.
Von Kettoler was oon mant
Al spoedig bleek, hoe ernstig de toestand was.
Niet alleen dat een dezer boksers nog kon ont
snappen en er dus blijkbaar verraders in "het
L'gatiokwartior woonden, maar men liet Hin Tung
kalm uit het Legatiokwartier vertrekken. Hij
wist zich een pas te verschaffen van .oen der
legaties en ontsnapte dus het lort van gijzelaar!
hetgeen hij zeker yerdiend had.
Vóór deze weggestorven was, werd de deur openge
rukt en zij stond op den drempel. Haar grijs haar
hing los achterover en leder spoor van kleur was uit
haar gelaat verdwenen. Hare oogen gloeiden koorts
achtig, zij hielden zijn blik geboeid.
„Is u het, die dit geschreven heeft?" riep zij uit,
het kaartje omhoog houdend, geklemd in hare vin
gers. „Bij uw mannenwoord, zeg mij is het waar?"
„Ik geloof ja'*, antwoordde hij. „Voor mij zelf ben
ik zeker dat het zoo is. U is de eenige persoon, die
het kan to wijzen. Ik zou wenschen dat u met mij
naar Engeland ging."
„Ik ben bereid", zeide zij. „Wanneer gaan wij
weg?"
Hij keek op zijn horloge.
„Ik zal binnen een half uur met een rijtuig hler-
zijn". zeide 'hij. „Als wij vanmiddag de heuvels over
komen. kunnen we den sneltrein nog nemen."
„Ga dan", zeide zij kalm, Jk zal u afwachten."
Hij ijlde heen en kwam weldra van de herberg te-
terug met een rijtuig. In minder dan een uur tijda
waren zij op weg naar Engeland.
Het was een vroege zomeravond In de schoone
Mei en de heer Allan Beaumerville stond op zijn bal-
con van het prachtige mooie huisje, waarvoor hij
onlangs de meer statige ruime woning in Grosvenor
Square had verlaten.
De heer Allan was in avondtoilet, had eene orchi
dee in zijn knoopsgat en een lichte overjas op den
arm. In de straat stond zijn avondrijtuig met de
zwarte, sahoone paarden te wachten. Maar hij maak
te niet de minste beweging om daarheen te gaan. Hij
maakte niet den indruk of hij iemand wachtte, noch
keek hij naar den schitterenden droom, die zich
Westwaarts bewoog.
Doelloos blikten zijne oogen rond en een zekere
starende, verstrooide blik was in hem, die zijn uiter
lijk op wonderlijke wijze veranderd had. De heer
Allan Beaumerville hield zelden bespiegelingen, be
halve over zijne practische doeleinden. Maar thans
week hij van zijne gewoonte af.
Vreemde gedaanten van een vreemd1 verleden be
wogen zich door zijn geest. Oude hartstochten, die
lang ongestoord hadden gelegen, woelden in hem,
oude droombeelden werden levend, oude herinnerin
gen deden smeulend vuur opbranden cn hielpen tot
het weder ontwaken van een vroegere persoonlijk
heid. De ouden man van de wereld, philosophie,
die zijn leven gedurende jaren had geleid, schenen
plotseling overwonnen door dit zelf opheffen van een
stormachtig verleden. Als een flikkering stond het
vóór hem. Ontdaan van zijn geestelijke beschaving
sneed hem de kille zelfzucht van het geloof, dat hij
had aangenomen, door het hart. Een eindig leven
I
met een eindig doel vernietiging! Had het werke
lijk hem ooit bevredigd? Kon het Iemand bevredi
gen? Eene groote matheid kwam over hem. Epicu
risme kon niet verder doorgevoerd worden, dan hij
het gedaan had. Hij had zijne zinnen met de meest
fijne en wellustige genietingen, die beschaving hem
aanbood, verlustigd. Waar was de naglans? Was dit,
wat overgebleven was? Eene gebluschte begeerte,
een hongerig hart en oene koude, kille wanhoop.!
Wat troost kon hem zijne veel bestudeerde philoso
phie schenken? Het had zijn geest voldaan, had het
zijn hart niets te brengen? Ierts in hem scheen dat
woord met een booze echo te herhalen. Niets! niets!
nietis!
Wat was het, dat hem zijne oogen deed neerslaan,
totdat zij bleven rusten op twee gedaanten op het
tegenoverliggende trottoir? Hij wist niet welke
macht het was, maar hij gehoorzaamde aan de op
welling. Zij keken onverschillig over den man heen
en zag het opgerichte gelaat van de vrouw. En de
heer Allan Beaumerville stoml-als een versteende
met eene doodelljke bleekheid op zijn marmeren ge
laat
Er kwam ten slotte eene onderbreking. De opge
wondenheid yan den heer Benjamin Levy kreeg de
overhand op zijn geduld. Hij deed de vraag, die hem
op de lippen brandde:
„Is hij het?"
Zij schrok en legde hare hand op zijn echouder
tot steun.
Zij was zeer ontroerd.
„Ja, zie, hij wenkt Hij wenscht dat ik kom. Ik zal
tot hem gaan. Geve God mij kracht!"
Zij ging vooruit en stak de straat over. Hij hield
haren arm vast in eene plotselinge vrees.
..Daar is geen denken aan", riep hij uit „alles
zoudt ge bederven. Ik wensch dat u met mij mee
gaat naar God! Terug, zeg lk. Terug, wel ver-
vlookt!"
Hij stond op de straat, schuimend van woedo. Zij
was aan zijn greep ontkomen en zijne woorden klon
ken voor een doof oor. Reeds was zij de straat half
overgestoken. De deur van het huis van den heer#
Allan stond open en een bediende snelde op haar
toe; op dat oogenblik voelde Benjamin Levy zich
werkelijk verloren. „Oude gek!" mompelde hii woe
dend tot zichzelve. „Hè. koetsier, Scotland Yard en
vlug als de bliksem! Het spel wordt ingewikkeld, dat
is zeker", voegde hij er aan toe. „Het was mij vóór
die laatste wending, nu is het een bof hoe het loo-
pen zal. Ik zal mijn kans wagen. Nog geloof ik dat
ik het win, ais juffrouw Thunvell haar spel maar
goed speelt."
Wordt vervolgd.