Persil
Geestelijk Leven.
Yon allerlei uit de Men-
schelijke samenleving.
DE FATALE 13 NEGENS
FEUILLETON.
Zaterdag 15 Augustus 1925.
68ste Joargaug. No. 7690.
TWIIDE BLAB*
De lezers van Geestelijk leven mogen ml} niet per
soonlijk kennen, uit de artikelen, welke ik schrijf,
weten zij toch langzamerhand wel zich een beeld van
mij te vormen. En dan zullen ze o.a. al lang be
grepen hebben, dat ik niet roomsch ben. Waarom be
gin ik met dit te zeggen? Omdat ik voor u iets ga
schrijven ter overdenking, waarvan de oorsprong ligt
in een roomsch boek, met de lezing waarvan ik me
sedert eenige dagen bezig houd. De mensch heeft
altijd neiging om tot eenzijdigheid te vervalleh, voor
al in zijn lectuur. De roomschcn lezen in den regel
alleen roomsche geschriften en de protestanten alleen
protestantsche. Daarin schuilt een groot gevaar; daar
door wordt o.a. bevorderd, dat er geestelijke ver
vreemding plaats heeft tusschen de menschen, dat er
allerlei groepen zich vormen, die elkaar niet begrijpen
en niet kunnen begrijpen. Wij kunnen dit in Noord-
Ilolland zeer goed opmerken in de verhouding van
roomschen en protestanten. Er is bijna geen aanra
king tusschen hen; de roomsche en protestantsche
kinderen worden roeds gescheiden gehouden; de
roomsche scholen werken daartoe in sterke ,mate
mede en oefenen daardoor een verderfelijken, ver
pestenden invloed uit.
Om niet zelf in die gevaarlijke fout der eenzij
digheid te vervallen, is 't daarom goed voor ons met
andersdenkenden in contact te komen óf door den om-
gang óf door lectuur. En zóó lees ik niet roomsch
zijnde wel eens roomsche boeken en geschriften.
Op 't oogenblik ben ik verdiept in eeri boek, waarin
de persoon en het werk van Franciscus van Assisi
worctt behandeld. En ik moet erkennen,' dat 't mij
zéér sterk boeit. En ik kom al weer tot de ervaring,
dat we altijd wat kunnen leeren van ernstige men
schen, ook al spreken zij een andere taal dan wij,
ook al staan zij op dogmatisch standpunt mijlenver
van ons af. De diepe, zuivere wijsheid moge tot
uiting komen in de taal van een Mohamedaan of een
Christen, van een roomsche of een protestant zij
wordt verstaan door ieder wien het om de waarach
tige wijsheid is te doen. Dit heb ik weer opnieuw
gevoeld bij de lezing van het boek over Franciscus
van Assisi, d.i. over dien beroemden stichter van de
Franciscaner-orde. die leefde van 1182 tot 1226. Deze
Franciscus spreekt een geheel andere taal dan ik en
toch vind ik in menig woord van hem mijn diepste
gedachten vertolkt. En ik besloot naar aanleiding van
een paar uitlatingen van dezen vromen man heden
iets te schrijven Deze uitlatingen zijn: „Zooveel als
de mensch is voor God, zooveel is hij in werkelijk
heid en niets meer". „Geen enkele zondaar moet zich
verhaffen op wat hij kan doen. Een zondaar kan wel
vasten, bidden, zuchten en zich kastijden. Maar één
ding is hem onmogelijk: trouw blijven aan zijn
meester". „Wat/hebben wij. dat ons niet is gegeven?"
Nietwaar over deze woorden zou een prachtige
stichtelijke verhandeling te schrijven zijn. Ieder van
deze drie uitspraken ?<pu stof kunnen leveren voor
een preek zoowel voor een dominé, als voor een
pastoor. Is die eerste zin niet vol heerlijke waarheid?
„Zooveel als de mensch is voor God. zooveel is hij in
w e rkelijkheid en niets meer". Wordt hiermede niét
afgerekend met alle schijngrootheid, met alle uiter
lijkheid en de waarde van den mensch alleen afhan
kelijk gesteld van zijn innerlijk zijn?
Wij menschen van dezen tijd zouden, ons misschien
«anders uitdrukken, maar wij gevoelen onmiddellijk de
bedoeling van Franciscus. God is de kenner der har
ten; Hij wordt niet misleid door mooie woorden en
s c h ij nschoone daden; Hij ziet den mensch zooals
deze is, ontdaan van al het van buiten aangebrachte!
Nu weet ik wel. dat Franciscus een primitieve
Godsvoorstelling had, dat hij de leer der roomsche
kerk in volkomen oprechtheid beleed en dit zal on
getwijfeld invloed hebben gehad op zijn meening over
wat dan eigenlijk de mensch voqr God moet wezen.
Bekend is b.v. dat hij-zelf vóór alles de armoede lief
had en daarnaast een diepe liefde koesterde voor
alle levende wezens en de dieren als zijn broeders
en zusters erkende. Ma.ir afgescheiden daarvan,
blijkt dat hij en hierin stemmen wij van harte
- met Franciscus in alleen de waarde van den
mensch afhankelijk stelde van zijn innerlijk wezen.
En temeer treft ons dit. als we bedenken in welken
tijd hij leefde! Wij vinden het haast vanzelfsprekend,
nietwaar, dat de werkelijke waarde van den ménsch
niet in do uiterlijke dingen wordt gezocht. O! zeker: in.
theorie althans. Maar in de praktijk? Och, wat is
er nog veel aanbidding van de schijngrootheid. Eït
wij kunnen eiken dag opmerken, hoe de menschen
elkaar beoordeelen niet naar hun innerlijk gehalte,
maar naar geld en positie en macht; terwijl we toch
leven in den tijd van wassende democratie. Daarom is
er dan ook dat sterke streven naar geld en naar
macht. En bij duizenden leeft de gedachte dat men
alleen door deze beide iets beteekenen kan in de we
reld. Dat is ook zool Voor 't uiterlijk tenminste.
Iemand zonder geld en zonder macht is immers niets.
Of wat zou hij kunnen zijn? Nu, zonder geld, dat
gaat nog, maar zonder macht, dat is onmogelijkI
Daarom zoekt iedere richting immers ook naar
„machtsformatie", daarom organiseert zij zich in een
politieke partij! Daarom ijvert zij bij verkiezingen en
belooft redding te brengen, zoodra zij de macht in
handen heeft. Denken we aan de leuze der ontwape
ning. Verschillende partijen schijnen deze leuze thans
in nun vaandel. Deteekent dit iets? Kan een partij,
welke ook. de ontwapening brengen? Als zij van do
diepe noodzakelijkheid dor ontwapening doordrongen
is, waarom gaat zij er dan in haar individueele leden
niet toe over? Een stérk ervaren moreel© ervaring
moet toch voeren tot een daad! Nu is 't mijne be
doeling geenszins om in dit verband de oatwapening
te bepleiten. Ik wil alleen maar zeggen, dat er is
verschil tusschen wat we belijden met den mond en
wat wij belijden met 't hart. De met-den-mond-ont-
wapenaar kan soldaat worden, voor den-met-het-hart-
ontwapenaar is dit een onmogelijkheid.
Verstaat ge nu den zin van 't woord van Fran
ciscus? Ik zie daarin een uiting van diepe wijsheid.
En daarom tevens van onschatbare waarde. Geen
macht ter wereld zal in staat zijn de wereld te her
scheppen, de maatschappij te hervormen, want die
wereld, die maatschappij wordt door menschen ge
vormd en hun i n n e r 1 ij k zal zich altoos weerspie
gelen in de uiterlijke verhoudingen. Daarom
groeit de samenleving alleen door den groei der leden
en naar mate deze „beter" worden, d.i. méér mensch,
zal ook de maatschappij beter worden. En wij leeren
derhalve begrijpen, dat onze reëele waarde afhangt
niet van wereldsche of kerkelijke grootheid en glans,
maar van wat we innerlijk beduiden. Franciscus zou
zeggen: van wat we zijn voor God.
En wat we zijn voor God moet blijken, niet uit het
waarnemen van godsdienstige of kerkelijke verplich
tingen, maar uit onzen trouw aan den meester. Met
dezen meester wordt, door Franciscus, Christus be
doeld. En als hij spreekt ,van trouw aan den meester,
denkt hij derhalve aan de nieuw-testameritische ge
boden. Onze meeningen zijn ook in dit opzicht be
langrijk gewijzigd. Dit neemt evenwel niet weg, dat
wij gaarne erkennen, dat we voor 't uiterlijke, voor
't oog der wereld, heel veel goeds kunnen doen en
toch de hoogste beginselen verloochenen, omdat zij
niet leven in ons hart. Nietwaar, wij kunnen zéér
fatsoenlijke menschen zijn, gezien en geëerd en toch
tegelijkertijd het groote gebod der liefde vertreden,
verloochenen in gansch ons bestaan.
O! die Franciscus. van Assisi zou nu nog een taak to
vervullen hebben; ja, ik ben er van overtuigd, dat hij
in onze dagen zelfs méér aanleiding zou vinden om
op te treden gelijk hij deed, dan vele eeuwen gele
den. Toén was het leven nog niet in zóó hevige mate
beheerscht door het verlangen naar geld als thans
de öntwikkelingsvorm van de samenleving leidde
daartoe niet met die kracht, waarmede zij dit nu doet,
door de meedoogenlooze concurrentie, welke zij in
't leven roept het feodalisme bloeide nog en do
doorsnee-mensch kende weinig behoeften en werd
geestelijk geheel bevredigd door de kerk met haar
ceremonieelen godsdienst. Maar nu!! En zoo komt
't er slechts op aan, dat wij de vraag onder de oogen
durven te zien, hoe wij de liefdesgeboden opvolgen
en hoe deze ons plaatsen tégenover deze wereld. Een.
klein kunstje is het uiterlijk vroom te wezen, gebeden
op te zeggen, naar de kerk te gaan, psalm te zingen,
wierook te branden of 't kruisteeken te maken; dat
kan iedereen, dat kan. de meest verdorven© en de
laagst-staande. Maar dat èndere, daar komt 't op aan.
En dat anderè is vroom te wezen met het hart en als
gevolg daarvan deze vroomheid te belèven, d.i. in
daden openbaren. En als hij dit doet, dan eerst wordt
zijn leven mooi en is zijn leven geworden tot een
machtig, heerlijk protest tegen schijnvroomheid en
onwaarachtigheid.
Zoo is mooi geweest het leven van Franciscus van
Assisi zélf en wij kunnen ons ofschoon wij niet
in heiligen gelooven voorstellen, dat de Roomsche
Kerk dezen man heeft heilig verklaard reeds twee
jaren na zijn dood, dus in 1228.
En de bijzondere schoonheid van zijn le<?en lag on
getwijfeld hierin, dat hij een voorbeeld van nederig
heid was en hierbij denk ik aan de derde uitspraak
van hem, welke ik aanhaalde: „Wat hebben wij, dat
ons niet is gegeven?"
Hiermede wordt alle hoogmoed over eigen verdienste
volkompn veroordeeld. En het is goed voor ons om
dit te bedenken. Eigenlijk kan er van eigen verdien
ste zelfs nooit sprake wezen en dus evenmin van
verheffing boven anderen. Zeker, het klinkt heel
mooi, als wij zeggen, dat we 't door eigen inspanning
en strijd vér hebben gebrachtmaar wat we als
geestelijke goederen bezitten, hebben we toch zoo maar
meegekregen in het leven. Ja, zult ge opmerken,
maar de een woekert met deze goederen en de ander
laat ze ongebruikt. Dit i9 zoo, maar hoe komt de
Werkelijk, er bestaal niets gemak,
keiijker dan het wasschen met
Zelfwerkend WaschmlddeL
Zoo luiden de getuigenissen van
duizenden Huisvrouwen! Dé alge*
meene bekendheid, welke dit eenige
waschmiddel heeft verkregen,ts Inder
daad zonder voorbeeld, onvergeliike»
lijk zijn bovendien ook de bijzondere
voordeden, die bet biedt
Dat b bet juist!
Persil geeft wat het belooft!
Een enkele proef met Persil en
Gij wascht nooit meer anders!
Vraagt gratis brochure „De Reiniging
der Wasch" b/d. Eenige hnp~ E. Oster-
mann Co. Amsterdam, cabzikanta»
Henkei S, Qe, A- CL, Düsseldorf.
mensch aan den wil? Wordt de een niet geboren als
een slappeling en de ander als een wezen vol energie?
Hoe meer ik over deze dingen nadenk, hoe meer ik
kom tot de overtuiging, dat we niet 't minste recht
ooit hebben om te spreken van eigen verdienste en
ons daarop te beroemen. Ik kom altijd weer tot de
conclusie dat alle trots en alle hoogmoed -uit den
booze is. De lectuur van Franciscus van Assisi was
hiervoor niet eens noodig, maar ik ben blij, dat zij
er mij nog eens-aan heeft herinnerd en ik daardoor
er toe gekomen ben er iets over te schrijven. We
nabijheid van den kanaalbouw, niet zeker wist of
men dezen al dan niet in ernst moest opnemen. Zelfs
toen op 17 November 1869 de opening van het ka
naal niet groote feestelijkheid geschiedde, onthield
Engeland zich van het zenden van een oorlogsbo
dem! De feiten intusschen stelden de Etogelscbe Re-
geering al spoedig in het ongelijk; reeds in 1870 voe
ren meer Engelsche schepen door -het kanaal dan
van eenige andere natie. Waarmede de bewering van
Cliarendon, dat de Engelsche Regeering, die het land
vertegenwoordigde, dat het grootste belang bij dit
kanaal had, toch waarlijk wel het best zou weten of
tiet nuttig was dit te graven of niet, geheel te niet
werd gedaan.
Men heeft steeds gegist, waarom Engeland zoo
hardnekkig tegenstand bood. Begrepen heeft men
bet, maar geweten heeft men het niet. Het teekent
den Etogelschen aard, dat juist van die zijde de of
ficieel© gegevens daarvoor in het licht zijn gegeven!
Hoe was de toestand in Egypte op het oogenblik,
dat op 15 November 1864 Do Lossop» zijn gast, den
toenmaligen onderkoning Saidi Pasja in het kamp
van Marea tot zijn grootsche plannen wist over te
halen? Mehemed Ali was er in de dertig jaren, die
na Napoleon's Egyptischen tocht verliepen, in ge
slaagd, zich tot een machtig heerschar op te werpen,
wiens hulp de Sultan van Turkije meer moest vra
gen als bondgenoot dan als vazal. In 1840 verbonden
evenwel de Europeesche Mogendheden, met uitzon
dering van Frankrijk, zich om den Sultan hulp te
verleenen tegenover Mehemed. Mehemed rekende op
den steun van Frankrijk, doch moest al spoedig on
dervinden, dat deze uitbleef, zoodat hij genoodzaakt
werd de voorwaarden te onderteekenen, cd© admi
raal Napier hem van de zijde der Europeesche' groot
machten voorlegde. Na den noodigen druk van Euro
peesche zijde te hebben ondervonden, verklaarde de
Sultan zich toen opnieuw bereid om de vroeger aan
Mehemed beloofde voordeelen toe te staan en "Se
firman van 30 September' 1841 omvatte nauwkeurig
alle voorwaarden, waarop hem l\et stadhouderschap
vah Egypte werd gegeven voor hem en zijn nakome
lingen. IDeze firman is echter onder de volgende
Khedives aangevuld en uitgebreid en zoowel onder
Abbas I als onder Mohamed Said vindt men steeds
herhaalde pogingen om het gezag van den Turic-
schen meester te verminderen, eigen gezag uit te
breiden 1
Toen Mohamed Said zijn toestemming gegeven had
en binnen nauwelijks twee weken de concessie had
hebben allen de neiging in ons om ons te verheffen; I ge teekend, rees er blijkbadr eenige twijfel bij hem
dat is dom. De een is niet méér dan de ander; hij over de houding der Europeesche grootmachten. Hij
is slechts dnders. En wie kan oordeelen over de i ried De Lesseps aan zich te wenden tot Frederic
harten der menschen. Wie is dus in staat om de 1 Bruce, destijds als agent en consul-generaal van En-
menschen naar hun wezenlij ke waarde te clas-
sificeeren?
Het eenige, wat wij kunnen, is werken aan onszelf
opdat in ons de persoonlijkheid groeie, want daar-
jvan en daarvan alléén hangt onze wer k el ij;ke
waarde af. i
ASTOR.
geland te Cairo een soort- diplomaat. Dzze hoorde De
Lesseps met diplomatieke belangstelling en voorzich
tigheid aan, ontweek een direct antwoord, maar vond
de zaak meer dam gewichtig genoeg om eijn chef Lordi
Clarendon, onmiddellijk in to lichten. Hij verwierp
het denkbeeld van1 De Lesseps niet, integendeel, hij
achtte het blijkens zijn schrijven aan Lord! Clareru'
don zeer wel voor uitvoering vatbaar. Maar bij
vreesde idie uitvoering, van de zijde van een Frah-
sche maatschappij;, welke hij er van verdacht zeer
nauw met de Fransche Regeering in betrekking te
staan. Hij gaf er zich rekenschap van, dat do eerste
uitwerking van dit, kanaal zot* zijn „om een directe
verbindgg tusschen Europa en de Roode Zee te ope-t
HOE HET IS TOEGEGAAN BIJ HET ONTWERPEN nen» <^0 zal leiden tot vestigingen op verschilJtndè
punten van de Arabische kust, welke in den tegen-
VAN PLANNEN VOOR. HBfP KANAAL VAN SUEZ. woordigen toestand van anarchie en fanatisme, zeer
waarschijnlijk zullen leiden tot botsingen met de in-
Niet alleen in de kleine dingen van het leven blijkt boorlingen en een voorwendsel zullen vormen voor
dikwerf, dat het h©el eigenaardig kan loopen, maarj optreden gewapenderhand en tot de stichting van
in de groote zaken blijkt dat evenzeer. Om een voor- permanente verblijvenVoor hoelang zal de auto
beeld te noemm: Engeland, het machtige Engeland, j riteit van de Porte zich nog in Egypte kunnen hamd-
dat voor zijn Bntsch-Indische koloniën en overzee- haven, indien eenige Mogendheid zich in zijn rug
sche gebieden het Suezkanaal heel hard! noodig j vestigt, en wanneer men bedenkt dat de Turken in
door HAWLEY SMART.
L
HOOFDSTLTK I.
Het oversteken van het Kanaal.
Een ruwe 'hooggaande^ zee en een frissebe zuid
westenwind, die onstuimig' door het Kanaal vliegt,
een dag om iemand, die spoedig zeeziek is, te doen
sidderen en den hemel l e danken, dat hij niet
genoodzaakt is over te steken. De boot van Calais
gaat op en neer als een kurk, terwijl zij zicih een
weg baant door het onrustige, wispelturige water
tusschen haar afvaartplaats en Dover
ICen lange man met een militair voorkomen is
Fred Hammerton, zooals hij daar staat, gehuld
ip. een lange wijde* overjas leunende tegen, de lij-
zijde van den toegang tot den salon trap. Hij
heeft het pijnlijk bewustzijn dat de twee /aatste
maanden hem aileronvoordeeligst zijn geweest; niet
dat hij eenig_ berouw voelt, verre van daar; hij
wordt door niets anders bezield dan een toornig
gevoel van teleurstelling. Hij is niets meer ot
minder dan een speler, die terugkeert van een
zeer slecht a^geloppen campagne.^ Zijn loopbaan
begonnen zijnde in een öavaJlerieregimet met
een duizend of twaalf honderd pond per jaar
van zichzelf, had Hammer een intrede gehad in
het leven zoo aangenaam, als een jongmenseh van
goede familie slechts wenschen kan; maar hi. was
iemand met buitensporige behoeften en van groote
zwakheid.
„Je land roept ons geen vriendelijk welkom toe,
vriend,." bromde zijn metgezel in uitstekend Fe
gelsch, doch met een min# of meer buiteniandsch
accent. „"Het is afschuwelijk koud voor den tijd
van het jaar en aan die zee van je heo ik een
hekel. Ik heb op zee nooit trek in een oigaret
een zeker teeken, dat ik er niet goed tegen kan,'
„Ja, dat veronderstel ik ook, hoewel je je anders
goed houdt; maar wanneer je cigaret je niet
smaakt, graaf, moet er wel iets niet bij je in
orde zijn.
„Het is versoheiden jaren geleden sedert ik in
Londen geweest ben," zei de graaf peinzend; „en
toen was het zoo wat (le eenige plaats i:i Europa
die niet goed voor mijn gezondheid was.'"
heeft, gelijk in den oorlog wel is gebleken, is het
land geweest, dat zich in den aanvang, toon de ge
niale iDe Lesseps met zijn plannen kwam,» daartegen
liet sterkst heeft verzet.
De moeilijkheden dan ook die De Lesseps onder--
I vond, voordat hij tot het graven van- het Suezkanaal
kon overgaan, waren wel van verschillenden aard.
Het waren technische, financieele, maar niet 'het
minst staatkundige. Engeland; dat èn commercieel,
èn diplomatiek groote belangen had bij het graven
van dit kanaal, maakte van den aanvang af bezwa
ren, die niet weg te onderhandelen waren! Te Con-
stantinopel wist de Engelsche invloed het gedaan te
krijgen, dat de Turksche Sultan zijn toestemming
bleef weigeren, niettegenstaande reeds jaren achter
een gegraven werd. Toen in 1857 De Lesseps zijn ka
pitaal van 200 millioen francs moest bijeenbrengeri>
werd de Engelsche bezittende klasse door. Palmer-
ston openlijk gewaarschuwd, dat het hier gold een
oplichtersplan, „zooals er zoovele opduiken, dat ten
doel had den 'iBritschen kapitalisten het geld uit den
zak" te halen wat intusschen niet verhinderde, dat
de Engelsche financieele kringen groote belangstel
Eigyptö nauwelijks een handvol menschen vormen!"
Lord' Clarendon, en ook de premier Palmerston, die
in het geval werd betrokken, toen de zaak een ern
stiger wending aannam, hebben Bruce's inzichten
bijna onveranderlijk aanvaard. Dat blijkt uit Palmen-
ston's kantteekeningen, maar het blijkt ook uit de
nota, die in een later stadium aan den Franschen
gezant te Londen werd overhandigd. Daarin werd er
nadruk op gelegd, dat Frankrijk noch in Indië noch
in China, noch in Australië belangen had, die ook
maar een oogenblik met de Britsche belangen konden
worden vergeleken. Achter de voorgewende commer«
cieele overwegingen zag men dan ook politieke be
moeiingen. Zou eenmaal het kanaal1 gegraven zijn,
dan werd Egypte geheel gescheiden gerekend van
Turkije, en het kon zich dan 'elk oogenblik onafhan
kelijk verklaren. Alexandriö en do kust werden reeds
afdoende verdedigbaar geacht tegen eiken aanval ter
zee zoowel door Engeland als door Turkije, en indien
Egyptische garnizoenen niet voldoende zouden zijn om
de forten te bezetten, zouden de Franschen te hulp
komen. Maar een permanente afscheiding, ongeveer
300 voet breed en 80 voet diep, gelijk men zich het
ling'voor het Suezkanaal toonden. Nadat in 1859 de kanaal dacht, met verdedigingswerken aan beide
I bouw wa9 aangevangen, liet de Elngelsche pers niet zijden, en oorlogsschepen in het kanaal, konden elk
na voortdurend te wijzen op moeilijkheden die ont- Turksch - leger, van Syrië komende, tegenhouden en
stonden; de berichten omtrent den voortgang der vanaf den dag dat dit mogelijk was, zou Egypte als
werkzaamheden in twijfel te trekken, ja deze 'als ca^- Franschp vazalstaat zijn te erkennen. Ziehier de
mouflage voor te stellen! Zóó sterk werkte dit, datgrondslag van het Britsche verzet, gelijk ook aan
men in 1865 te Alexandrië, dus in1 de onmiddellijke i Frankrijk werd kenbaar gemaakt. De ironie van de
Hammerton keek zijn metgezel, een magere, don-1
kere, gespierde man van middelmatige ïengte, wiens
gewoonlijk zeer gesoigneerde knevels nu geneel uit
de krul Varen,scherp aan. Graaf Patrocem was
eèn vrij geheimzinnig persoonhij had den
naam een Italiaan te zijn van goede familie, die
van zijn jeugd af betrokken was geweest in elke
revolutioimaire beweging op het vastelandmen
zei, dat hij op- wonderbaarlijke wijze ontsnapt was
uit de gevangenis der Bourbons en zelfs uit de
handen van den beul'; doch niemand Icon al die
vage geruchten omtrent hem. een vasten vorm
geven .en de graaf zelf was omtrent zijn vroeger
leven zeer weinig mededeelzaam. Niemand echter
bad er ooit zelfs maar op gezinspeeld, dat Pato-
ceni een avonturier was, Wanneer hij speelde, was
het moer .uit hartstocht of vennaak, dan wel uit
winstbejag. Hammerton had bij zijn vroegere be
zoeken op het vasteland hem -een of twee maal
ontmoet on dezen keer was het er mede geëindigd,
dat Patrocem hem vergezelde naar Londen.
„Wij zullen ons verblijf in de stad niet te lang
maken; het is in dezen tijd en met dit weer een verre
van aangename plaats. Je hebt me gezegd, dat je
aan jagen deed; ga dan met mij mee en beproef je
handigheid eens op fazanten te Wrottsley. Het zal
mijn oom zeer aangenaam zijn je te ontvangen."
„Laten wij: dat hopen. Ik heb in mijn eigen land
veel aan jagen gedaan maar wij zijn bij de plaats
van bestemming", en terwijl hij sprak gleed de pak
ketboot langs de Admiraliteitspier te Dover en zette
spoedig daarna het kleine aantal, voor het meeren-
deel doodzieke passagiers aan land Bleek en groen
strompelden dezen naar den trein. Onze reizigers
gebruikten het korte oponthoud aan het station te
Dover om op Hammerton's voorstel naar het- buf-
let te snellen en zich daar te herstellen met een vrij
sterke cognac met seltzerwater, hetgeen hen weer
zoo ver op dreef bracht dat zij, beiden met een groote
sigaar in den mond de coupé instegen. Welke reden
Patroceni had om met Hamnierton mede naar
Engeland te gaan was voor den laatste een raad
sel. De graaf had alleen gezegd, dat hij lust had
Landen nog eens te bezoeken en_ aan Hammerton
verzocht met hem te mogen reizen en van zijn
meerdere kennis van de stad te profiteeren; waar
schijnlijk kon hij 'hem ook wel eon introductie
bezorgen voor een ot meer deftige clubs. Hammen
ton, een vrij zorgeloos man, had twee verplichtin
gen aan dqn graaf, de eene betrof een kleinen gel-
deïijken bijstand ,en over de andere zullen wij
later spreken. Beide mannen waren diep in ge
dachten verzonken. Hammerton zat te overwegen,
dat eindelijk de tijd aangebroken was, waarop hij
het uitspelen, van hetgeen hij altijd als zijn laatste j
kaart beschouwd had, niet langer kon uitstellen, j
Zijn nicht Mande Everly was een allerliefst meisje
met dertig duizend pond van haar zelve, waar-
over zij 'bij 'hare meerderjarigheid de beschikking
kreeg. Fred had .haar van haar jeugd af gekend' I
en reeds lang uitgemaakt, dat zij een uitstekende
vrouw voor hem zou zijn,, als de omstandigheden
het wenschelijk maakten, dat hij zou gaan trou
wen; en de omstandigheden maakten het althans
niet alleen wenschelijk, doch dringend noodzakelijk.
Hij was volstrekt niet verliefd op zijn nicht,
maar zij varen altijd uitstekende vrienden ge
weest. Menschen, die niet op de hoogte waren van
Hammerton's toestand oogmerk, konden zulk
een engagement niet anders dan met een gunstig
oog beschouwen. Het jonge meisje moest een en
twmtig worden en Fred was negen of tien jaar
ouder; dat hij vrij wel door zijn geld heen was,
daarvan had men in het algemeen geen denkbeeld:
zijn levenswijze duidde er ook volstrekt niet op, dat
hij in moeilijkheden was.-
Frod Hammerton was op jeugdigen leeftijd reeds I
wees en zijn oom Sir Jasper Eversley was 2ijn j
voogd geweest on in. diens huis Wrottsley Hall
had hij zijn jonge jaren doorgebracht. Daar had
hij als schoolknaap zijn vrije dagen gesleten, daar
was hij in zijn verloftijd als militair veelal heen
getrokken, daar wachtte hein steeds zijn kamer i
en een hartelijk welkom. Hij was een groot gun-
stelling van don baronet, die giefetn acht sloeg
op de geruchten, welke hem nu en dan ter oore I
kwamen. Fred was door en door sportsman, even I
goed iop .de jacht te paard achter de honden als met
t geweer en dit waren eigenschappen, die bij Sir
Jasper hoog in eere stonden. Met een onderdruk
ten lach dacht de Baronet er aan, dat ook hij goed
had meegedaan en in de dagen toen Willem IV
koning was, heel' wat moer gedronken en gedobbeld
had dan goed voor hem was.' Sir Jasper was niet
getrouwd voor hij tegen de veertig liep en het was
een groote teleurstelling, dat hem geen zoon gebo
ren werd om hem te Wrottsley op te volgen; zijn
vrouw sóbonk hem slechts een dochter gedurende de
veertien of vijftien gelukkige jaren TLat zij te
zauien geweest waren.
De dertig duizend pond van mevrouw Everliey
waren bij'haar huwelijk voor haar vastgezet gedu
rende haar leven. Maude had dus alles geërfd.
Wat Wrottsley betreft, dit was grootendèels een
faoniliegoed en zou bij Sir Jasper s dood ten deel
vallen aan zijn jongeren broeder, een geestelijke,
die in een afgelegen graafschap een plaats had,
waaraan een goed inkomen verbonden was.
Fred Hammerton wist uit menig gesprek met Sir
Jasper, hoewel het onderwerp nooit openlijk be
sproken was. dat deze gaarne zou zien, dat Fred
Maude tot zijn vrouw maakte en zij te Wrottslfc/y
zouden komen wonen, zoolang^ als Sir Jasper leef
de; en Fred Hammerton in zijn verwaandheid en
zelfzucht, vond dit een uitstekend plan zoodra het
zijn hoogheid behagen zou zijn vrijheid op te geven.
Patrocem had, zelfs al wilde hij 't, moeilijk een
bepaalde beweegreden kunnen opgeven, waarom
hij Hammerton naar Engeland vergezeld had. Het
kwam ongeveer hierop neer: hij bad in zijn macht
een man van geboorte en positie en het was
een stelregel van den graaf om, wanneer zich dat
geval voor deed, te onderzoeken, welk nut hij
daaruit trekken kon. Hij vond het vasteland, .Parijs'
misschien uitgezonderd, op het oogenblik verve
lend en was Hammerton naar zijn eigen land
gevolgd om hom te zien te midden van zijn vrien
den en kennissen; hij kon dan beter beoordeelen
m hoeverre Hammerton hem# van dienkt kon zijn.
In ieder geval kon de kapitein hem in de Londcn-
sche kringen introduceeren, een voorrecht hetwelk
hij bij zijn eerst etbezoek niet gehad had.
Bij hun aankomst te Londen reed het tweetal
onmiddellijk naar Hammerton's kamers, weelderig
ingerichte vertrekken; het was afgeproken, cLat
de graaf "daar een paar dagen zou logeeren, terwijl
hij uitkeek naar een voor hem geschikt verblijf.
Zijn gastheer vroeg zich reeds berouwvol af, waar-
I om bij bem gevraagd had en peinsde mistroostig
over 'de wel wat snelle belofte, welke hij hem te
Hamburg gedaan had om hem in de Londensahe
wereld te introduceeren. Het leek hem thans Lang
niet zoo makkelijk als toen; men had hem gezegd'
dat de graaf een man was van een goede Itali-i
aansche familie en hij had gezien, dat Patroceni
toegang had 'tot de beste kringen yan drie of vier
vastelandsbadplaatsenmaar "Hammerton wist zeer
goed, dat Londen meer vroeg dan dat, alvorens
iemand toe te laten.
Het perste wat Hammerton te doen stond was
aan. zijn oom te schrijven en mee te deelen, dat
hij voornemens was onmiddellijk over te komen
omhet wild te helpen neerschieten met het
verzoek een. vriend ,to mogen meebrengen, eeli bui
teniandsch edelman, van wien hij gedurende zijn
uitetapje op het vasteland veel beleefdheden had
ondervonden. Hij' wist van te voren, wat Sir
Jasperis antwoord zou rijn: „Je moet zeker
komen, mijn waarde Fred, ik zal maar al te blijde