Persil Geestelijk Leven. Yon allerlei uit de Men- schelijke samenleving. DE FATALE 13 NEGENS FEUILLETON. Zaterdag 15 Augustus 1925. 68ste Joargaug. No. 7690. TWIIDE BLAB* De lezers van Geestelijk leven mogen ml} niet per soonlijk kennen, uit de artikelen, welke ik schrijf, weten zij toch langzamerhand wel zich een beeld van mij te vormen. En dan zullen ze o.a. al lang be grepen hebben, dat ik niet roomsch ben. Waarom be gin ik met dit te zeggen? Omdat ik voor u iets ga schrijven ter overdenking, waarvan de oorsprong ligt in een roomsch boek, met de lezing waarvan ik me sedert eenige dagen bezig houd. De mensch heeft altijd neiging om tot eenzijdigheid te vervalleh, voor al in zijn lectuur. De roomschcn lezen in den regel alleen roomsche geschriften en de protestanten alleen protestantsche. Daarin schuilt een groot gevaar; daar door wordt o.a. bevorderd, dat er geestelijke ver vreemding plaats heeft tusschen de menschen, dat er allerlei groepen zich vormen, die elkaar niet begrijpen en niet kunnen begrijpen. Wij kunnen dit in Noord- Ilolland zeer goed opmerken in de verhouding van roomschen en protestanten. Er is bijna geen aanra king tusschen hen; de roomsche en protestantsche kinderen worden roeds gescheiden gehouden; de roomsche scholen werken daartoe in sterke ,mate mede en oefenen daardoor een verderfelijken, ver pestenden invloed uit. Om niet zelf in die gevaarlijke fout der eenzij digheid te vervallen, is 't daarom goed voor ons met andersdenkenden in contact te komen óf door den om- gang óf door lectuur. En zóó lees ik niet roomsch zijnde wel eens roomsche boeken en geschriften. Op 't oogenblik ben ik verdiept in eeri boek, waarin de persoon en het werk van Franciscus van Assisi worctt behandeld. En ik moet erkennen,' dat 't mij zéér sterk boeit. En ik kom al weer tot de ervaring, dat we altijd wat kunnen leeren van ernstige men schen, ook al spreken zij een andere taal dan wij, ook al staan zij op dogmatisch standpunt mijlenver van ons af. De diepe, zuivere wijsheid moge tot uiting komen in de taal van een Mohamedaan of een Christen, van een roomsche of een protestant zij wordt verstaan door ieder wien het om de waarach tige wijsheid is te doen. Dit heb ik weer opnieuw gevoeld bij de lezing van het boek over Franciscus van Assisi, d.i. over dien beroemden stichter van de Franciscaner-orde. die leefde van 1182 tot 1226. Deze Franciscus spreekt een geheel andere taal dan ik en toch vind ik in menig woord van hem mijn diepste gedachten vertolkt. En ik besloot naar aanleiding van een paar uitlatingen van dezen vromen man heden iets te schrijven Deze uitlatingen zijn: „Zooveel als de mensch is voor God, zooveel is hij in werkelijk heid en niets meer". „Geen enkele zondaar moet zich verhaffen op wat hij kan doen. Een zondaar kan wel vasten, bidden, zuchten en zich kastijden. Maar één ding is hem onmogelijk: trouw blijven aan zijn meester". „Wat/hebben wij. dat ons niet is gegeven?" Nietwaar over deze woorden zou een prachtige stichtelijke verhandeling te schrijven zijn. Ieder van deze drie uitspraken ?<pu stof kunnen leveren voor een preek zoowel voor een dominé, als voor een pastoor. Is die eerste zin niet vol heerlijke waarheid? „Zooveel als de mensch is voor God. zooveel is hij in w e rkelijkheid en niets meer". Wordt hiermede niét afgerekend met alle schijngrootheid, met alle uiter lijkheid en de waarde van den mensch alleen afhan kelijk gesteld van zijn innerlijk zijn? Wij menschen van dezen tijd zouden, ons misschien «anders uitdrukken, maar wij gevoelen onmiddellijk de bedoeling van Franciscus. God is de kenner der har ten; Hij wordt niet misleid door mooie woorden en s c h ij nschoone daden; Hij ziet den mensch zooals deze is, ontdaan van al het van buiten aangebrachte! Nu weet ik wel. dat Franciscus een primitieve Godsvoorstelling had, dat hij de leer der roomsche kerk in volkomen oprechtheid beleed en dit zal on getwijfeld invloed hebben gehad op zijn meening over wat dan eigenlijk de mensch voqr God moet wezen. Bekend is b.v. dat hij-zelf vóór alles de armoede lief had en daarnaast een diepe liefde koesterde voor alle levende wezens en de dieren als zijn broeders en zusters erkende. Ma.ir afgescheiden daarvan, blijkt dat hij en hierin stemmen wij van harte - met Franciscus in alleen de waarde van den mensch afhankelijk stelde van zijn innerlijk wezen. En temeer treft ons dit. als we bedenken in welken tijd hij leefde! Wij vinden het haast vanzelfsprekend, nietwaar, dat de werkelijke waarde van den ménsch niet in do uiterlijke dingen wordt gezocht. O! zeker: in. theorie althans. Maar in de praktijk? Och, wat is er nog veel aanbidding van de schijngrootheid. Eït wij kunnen eiken dag opmerken, hoe de menschen elkaar beoordeelen niet naar hun innerlijk gehalte, maar naar geld en positie en macht; terwijl we toch leven in den tijd van wassende democratie. Daarom is er dan ook dat sterke streven naar geld en naar macht. En bij duizenden leeft de gedachte dat men alleen door deze beide iets beteekenen kan in de we reld. Dat is ook zool Voor 't uiterlijk tenminste. Iemand zonder geld en zonder macht is immers niets. Of wat zou hij kunnen zijn? Nu, zonder geld, dat gaat nog, maar zonder macht, dat is onmogelijkI Daarom zoekt iedere richting immers ook naar „machtsformatie", daarom organiseert zij zich in een politieke partij! Daarom ijvert zij bij verkiezingen en belooft redding te brengen, zoodra zij de macht in handen heeft. Denken we aan de leuze der ontwape ning. Verschillende partijen schijnen deze leuze thans in nun vaandel. Deteekent dit iets? Kan een partij, welke ook. de ontwapening brengen? Als zij van do diepe noodzakelijkheid dor ontwapening doordrongen is, waarom gaat zij er dan in haar individueele leden niet toe over? Een stérk ervaren moreel© ervaring moet toch voeren tot een daad! Nu is 't mijne be doeling geenszins om in dit verband de oatwapening te bepleiten. Ik wil alleen maar zeggen, dat er is verschil tusschen wat we belijden met den mond en wat wij belijden met 't hart. De met-den-mond-ont- wapenaar kan soldaat worden, voor den-met-het-hart- ontwapenaar is dit een onmogelijkheid. Verstaat ge nu den zin van 't woord van Fran ciscus? Ik zie daarin een uiting van diepe wijsheid. En daarom tevens van onschatbare waarde. Geen macht ter wereld zal in staat zijn de wereld te her scheppen, de maatschappij te hervormen, want die wereld, die maatschappij wordt door menschen ge vormd en hun i n n e r 1 ij k zal zich altoos weerspie gelen in de uiterlijke verhoudingen. Daarom groeit de samenleving alleen door den groei der leden en naar mate deze „beter" worden, d.i. méér mensch, zal ook de maatschappij beter worden. En wij leeren derhalve begrijpen, dat onze reëele waarde afhangt niet van wereldsche of kerkelijke grootheid en glans, maar van wat we innerlijk beduiden. Franciscus zou zeggen: van wat we zijn voor God. En wat we zijn voor God moet blijken, niet uit het waarnemen van godsdienstige of kerkelijke verplich tingen, maar uit onzen trouw aan den meester. Met dezen meester wordt, door Franciscus, Christus be doeld. En als hij spreekt ,van trouw aan den meester, denkt hij derhalve aan de nieuw-testameritische ge boden. Onze meeningen zijn ook in dit opzicht be langrijk gewijzigd. Dit neemt evenwel niet weg, dat wij gaarne erkennen, dat we voor 't uiterlijke, voor 't oog der wereld, heel veel goeds kunnen doen en toch de hoogste beginselen verloochenen, omdat zij niet leven in ons hart. Nietwaar, wij kunnen zéér fatsoenlijke menschen zijn, gezien en geëerd en toch tegelijkertijd het groote gebod der liefde vertreden, verloochenen in gansch ons bestaan. O! die Franciscus. van Assisi zou nu nog een taak to vervullen hebben; ja, ik ben er van overtuigd, dat hij in onze dagen zelfs méér aanleiding zou vinden om op te treden gelijk hij deed, dan vele eeuwen gele den. Toén was het leven nog niet in zóó hevige mate beheerscht door het verlangen naar geld als thans de öntwikkelingsvorm van de samenleving leidde daartoe niet met die kracht, waarmede zij dit nu doet, door de meedoogenlooze concurrentie, welke zij in 't leven roept het feodalisme bloeide nog en do doorsnee-mensch kende weinig behoeften en werd geestelijk geheel bevredigd door de kerk met haar ceremonieelen godsdienst. Maar nu!! En zoo komt 't er slechts op aan, dat wij de vraag onder de oogen durven te zien, hoe wij de liefdesgeboden opvolgen en hoe deze ons plaatsen tégenover deze wereld. Een. klein kunstje is het uiterlijk vroom te wezen, gebeden op te zeggen, naar de kerk te gaan, psalm te zingen, wierook te branden of 't kruisteeken te maken; dat kan iedereen, dat kan. de meest verdorven© en de laagst-staande. Maar dat èndere, daar komt 't op aan. En dat anderè is vroom te wezen met het hart en als gevolg daarvan deze vroomheid te belèven, d.i. in daden openbaren. En als hij dit doet, dan eerst wordt zijn leven mooi en is zijn leven geworden tot een machtig, heerlijk protest tegen schijnvroomheid en onwaarachtigheid. Zoo is mooi geweest het leven van Franciscus van Assisi zélf en wij kunnen ons ofschoon wij niet in heiligen gelooven voorstellen, dat de Roomsche Kerk dezen man heeft heilig verklaard reeds twee jaren na zijn dood, dus in 1228. En de bijzondere schoonheid van zijn le<?en lag on getwijfeld hierin, dat hij een voorbeeld van nederig heid was en hierbij denk ik aan de derde uitspraak van hem, welke ik aanhaalde: „Wat hebben wij, dat ons niet is gegeven?" Hiermede wordt alle hoogmoed over eigen verdienste volkompn veroordeeld. En het is goed voor ons om dit te bedenken. Eigenlijk kan er van eigen verdien ste zelfs nooit sprake wezen en dus evenmin van verheffing boven anderen. Zeker, het klinkt heel mooi, als wij zeggen, dat we 't door eigen inspanning en strijd vér hebben gebrachtmaar wat we als geestelijke goederen bezitten, hebben we toch zoo maar meegekregen in het leven. Ja, zult ge opmerken, maar de een woekert met deze goederen en de ander laat ze ongebruikt. Dit i9 zoo, maar hoe komt de Werkelijk, er bestaal niets gemak, keiijker dan het wasschen met Zelfwerkend WaschmlddeL Zoo luiden de getuigenissen van duizenden Huisvrouwen! Dé alge* meene bekendheid, welke dit eenige waschmiddel heeft verkregen,ts Inder daad zonder voorbeeld, onvergeliike» lijk zijn bovendien ook de bijzondere voordeden, die bet biedt Dat b bet juist! Persil geeft wat het belooft! Een enkele proef met Persil en Gij wascht nooit meer anders! Vraagt gratis brochure „De Reiniging der Wasch" b/d. Eenige hnp~ E. Oster- mann Co. Amsterdam, cabzikanta» Henkei S, Qe, A- CL, Düsseldorf. mensch aan den wil? Wordt de een niet geboren als een slappeling en de ander als een wezen vol energie? Hoe meer ik over deze dingen nadenk, hoe meer ik kom tot de overtuiging, dat we niet 't minste recht ooit hebben om te spreken van eigen verdienste en ons daarop te beroemen. Ik kom altijd weer tot de conclusie dat alle trots en alle hoogmoed -uit den booze is. De lectuur van Franciscus van Assisi was hiervoor niet eens noodig, maar ik ben blij, dat zij er mij nog eens-aan heeft herinnerd en ik daardoor er toe gekomen ben er iets over te schrijven. We nabijheid van den kanaalbouw, niet zeker wist of men dezen al dan niet in ernst moest opnemen. Zelfs toen op 17 November 1869 de opening van het ka naal niet groote feestelijkheid geschiedde, onthield Engeland zich van het zenden van een oorlogsbo dem! De feiten intusschen stelden de Etogelscbe Re- geering al spoedig in het ongelijk; reeds in 1870 voe ren meer Engelsche schepen door -het kanaal dan van eenige andere natie. Waarmede de bewering van Cliarendon, dat de Engelsche Regeering, die het land vertegenwoordigde, dat het grootste belang bij dit kanaal had, toch waarlijk wel het best zou weten of tiet nuttig was dit te graven of niet, geheel te niet werd gedaan. Men heeft steeds gegist, waarom Engeland zoo hardnekkig tegenstand bood. Begrepen heeft men bet, maar geweten heeft men het niet. Het teekent den Etogelschen aard, dat juist van die zijde de of ficieel© gegevens daarvoor in het licht zijn gegeven! Hoe was de toestand in Egypte op het oogenblik, dat op 15 November 1864 Do Lossop» zijn gast, den toenmaligen onderkoning Saidi Pasja in het kamp van Marea tot zijn grootsche plannen wist over te halen? Mehemed Ali was er in de dertig jaren, die na Napoleon's Egyptischen tocht verliepen, in ge slaagd, zich tot een machtig heerschar op te werpen, wiens hulp de Sultan van Turkije meer moest vra gen als bondgenoot dan als vazal. In 1840 verbonden evenwel de Europeesche Mogendheden, met uitzon dering van Frankrijk, zich om den Sultan hulp te verleenen tegenover Mehemed. Mehemed rekende op den steun van Frankrijk, doch moest al spoedig on dervinden, dat deze uitbleef, zoodat hij genoodzaakt werd de voorwaarden te onderteekenen, cd© admi raal Napier hem van de zijde der Europeesche' groot machten voorlegde. Na den noodigen druk van Euro peesche zijde te hebben ondervonden, verklaarde de Sultan zich toen opnieuw bereid om de vroeger aan Mehemed beloofde voordeelen toe te staan en "Se firman van 30 September' 1841 omvatte nauwkeurig alle voorwaarden, waarop hem l\et stadhouderschap vah Egypte werd gegeven voor hem en zijn nakome lingen. IDeze firman is echter onder de volgende Khedives aangevuld en uitgebreid en zoowel onder Abbas I als onder Mohamed Said vindt men steeds herhaalde pogingen om het gezag van den Turic- schen meester te verminderen, eigen gezag uit te breiden 1 Toen Mohamed Said zijn toestemming gegeven had en binnen nauwelijks twee weken de concessie had hebben allen de neiging in ons om ons te verheffen; I ge teekend, rees er blijkbadr eenige twijfel bij hem dat is dom. De een is niet méér dan de ander; hij over de houding der Europeesche grootmachten. Hij is slechts dnders. En wie kan oordeelen over de i ried De Lesseps aan zich te wenden tot Frederic harten der menschen. Wie is dus in staat om de 1 Bruce, destijds als agent en consul-generaal van En- menschen naar hun wezenlij ke waarde te clas- sificeeren? Het eenige, wat wij kunnen, is werken aan onszelf opdat in ons de persoonlijkheid groeie, want daar- jvan en daarvan alléén hangt onze wer k el ij;ke waarde af. i ASTOR. geland te Cairo een soort- diplomaat. Dzze hoorde De Lesseps met diplomatieke belangstelling en voorzich tigheid aan, ontweek een direct antwoord, maar vond de zaak meer dam gewichtig genoeg om eijn chef Lordi Clarendon, onmiddellijk in to lichten. Hij verwierp het denkbeeld van1 De Lesseps niet, integendeel, hij achtte het blijkens zijn schrijven aan Lord! Clareru' don zeer wel voor uitvoering vatbaar. Maar bij vreesde idie uitvoering, van de zijde van een Frah- sche maatschappij;, welke hij er van verdacht zeer nauw met de Fransche Regeering in betrekking te staan. Hij gaf er zich rekenschap van, dat do eerste uitwerking van dit, kanaal zot* zijn „om een directe verbindgg tusschen Europa en de Roode Zee te ope-t HOE HET IS TOEGEGAAN BIJ HET ONTWERPEN nen» <^0 zal leiden tot vestigingen op verschilJtndè punten van de Arabische kust, welke in den tegen- VAN PLANNEN VOOR. HBfP KANAAL VAN SUEZ. woordigen toestand van anarchie en fanatisme, zeer waarschijnlijk zullen leiden tot botsingen met de in- Niet alleen in de kleine dingen van het leven blijkt boorlingen en een voorwendsel zullen vormen voor dikwerf, dat het h©el eigenaardig kan loopen, maarj optreden gewapenderhand en tot de stichting van in de groote zaken blijkt dat evenzeer. Om een voor- permanente verblijvenVoor hoelang zal de auto beeld te noemm: Engeland, het machtige Engeland, j riteit van de Porte zich nog in Egypte kunnen hamd- dat voor zijn Bntsch-Indische koloniën en overzee- haven, indien eenige Mogendheid zich in zijn rug sche gebieden het Suezkanaal heel hard! noodig j vestigt, en wanneer men bedenkt dat de Turken in door HAWLEY SMART. L HOOFDSTLTK I. Het oversteken van het Kanaal. Een ruwe 'hooggaande^ zee en een frissebe zuid westenwind, die onstuimig' door het Kanaal vliegt, een dag om iemand, die spoedig zeeziek is, te doen sidderen en den hemel l e danken, dat hij niet genoodzaakt is over te steken. De boot van Calais gaat op en neer als een kurk, terwijl zij zicih een weg baant door het onrustige, wispelturige water tusschen haar afvaartplaats en Dover ICen lange man met een militair voorkomen is Fred Hammerton, zooals hij daar staat, gehuld ip. een lange wijde* overjas leunende tegen, de lij- zijde van den toegang tot den salon trap. Hij heeft het pijnlijk bewustzijn dat de twee /aatste maanden hem aileronvoordeeligst zijn geweest; niet dat hij eenig_ berouw voelt, verre van daar; hij wordt door niets anders bezield dan een toornig gevoel van teleurstelling. Hij is niets meer ot minder dan een speler, die terugkeert van een zeer slecht a^geloppen campagne.^ Zijn loopbaan begonnen zijnde in een öavaJlerieregimet met een duizend of twaalf honderd pond per jaar van zichzelf, had Hammer een intrede gehad in het leven zoo aangenaam, als een jongmenseh van goede familie slechts wenschen kan; maar hi. was iemand met buitensporige behoeften en van groote zwakheid. „Je land roept ons geen vriendelijk welkom toe, vriend,." bromde zijn metgezel in uitstekend Fe gelsch, doch met een min# of meer buiteniandsch accent. „"Het is afschuwelijk koud voor den tijd van het jaar en aan die zee van je heo ik een hekel. Ik heb op zee nooit trek in een oigaret een zeker teeken, dat ik er niet goed tegen kan,' „Ja, dat veronderstel ik ook, hoewel je je anders goed houdt; maar wanneer je cigaret je niet smaakt, graaf, moet er wel iets niet bij je in orde zijn. „Het is versoheiden jaren geleden sedert ik in Londen geweest ben," zei de graaf peinzend; „en toen was het zoo wat (le eenige plaats i:i Europa die niet goed voor mijn gezondheid was.'" heeft, gelijk in den oorlog wel is gebleken, is het land geweest, dat zich in den aanvang, toon de ge niale iDe Lesseps met zijn plannen kwam,» daartegen liet sterkst heeft verzet. De moeilijkheden dan ook die De Lesseps onder-- I vond, voordat hij tot het graven van- het Suezkanaal kon overgaan, waren wel van verschillenden aard. Het waren technische, financieele, maar niet 'het minst staatkundige. Engeland; dat èn commercieel, èn diplomatiek groote belangen had bij het graven van dit kanaal, maakte van den aanvang af bezwa ren, die niet weg te onderhandelen waren! Te Con- stantinopel wist de Engelsche invloed het gedaan te krijgen, dat de Turksche Sultan zijn toestemming bleef weigeren, niettegenstaande reeds jaren achter een gegraven werd. Toen in 1857 De Lesseps zijn ka pitaal van 200 millioen francs moest bijeenbrengeri> werd de Engelsche bezittende klasse door. Palmer- ston openlijk gewaarschuwd, dat het hier gold een oplichtersplan, „zooals er zoovele opduiken, dat ten doel had den 'iBritschen kapitalisten het geld uit den zak" te halen wat intusschen niet verhinderde, dat de Engelsche financieele kringen groote belangstel Eigyptö nauwelijks een handvol menschen vormen!" Lord' Clarendon, en ook de premier Palmerston, die in het geval werd betrokken, toen de zaak een ern stiger wending aannam, hebben Bruce's inzichten bijna onveranderlijk aanvaard. Dat blijkt uit Palmen- ston's kantteekeningen, maar het blijkt ook uit de nota, die in een later stadium aan den Franschen gezant te Londen werd overhandigd. Daarin werd er nadruk op gelegd, dat Frankrijk noch in Indië noch in China, noch in Australië belangen had, die ook maar een oogenblik met de Britsche belangen konden worden vergeleken. Achter de voorgewende commer« cieele overwegingen zag men dan ook politieke be moeiingen. Zou eenmaal het kanaal1 gegraven zijn, dan werd Egypte geheel gescheiden gerekend van Turkije, en het kon zich dan 'elk oogenblik onafhan kelijk verklaren. Alexandriö en do kust werden reeds afdoende verdedigbaar geacht tegen eiken aanval ter zee zoowel door Engeland als door Turkije, en indien Egyptische garnizoenen niet voldoende zouden zijn om de forten te bezetten, zouden de Franschen te hulp komen. Maar een permanente afscheiding, ongeveer 300 voet breed en 80 voet diep, gelijk men zich het ling'voor het Suezkanaal toonden. Nadat in 1859 de kanaal dacht, met verdedigingswerken aan beide I bouw wa9 aangevangen, liet de Elngelsche pers niet zijden, en oorlogsschepen in het kanaal, konden elk na voortdurend te wijzen op moeilijkheden die ont- Turksch - leger, van Syrië komende, tegenhouden en stonden; de berichten omtrent den voortgang der vanaf den dag dat dit mogelijk was, zou Egypte als werkzaamheden in twijfel te trekken, ja deze 'als ca^- Franschp vazalstaat zijn te erkennen. Ziehier de mouflage voor te stellen! Zóó sterk werkte dit, datgrondslag van het Britsche verzet, gelijk ook aan men in 1865 te Alexandrië, dus in1 de onmiddellijke i Frankrijk werd kenbaar gemaakt. De ironie van de Hammerton keek zijn metgezel, een magere, don-1 kere, gespierde man van middelmatige ïengte, wiens gewoonlijk zeer gesoigneerde knevels nu geneel uit de krul Varen,scherp aan. Graaf Patrocem was eèn vrij geheimzinnig persoonhij had den naam een Italiaan te zijn van goede familie, die van zijn jeugd af betrokken was geweest in elke revolutioimaire beweging op het vastelandmen zei, dat hij op- wonderbaarlijke wijze ontsnapt was uit de gevangenis der Bourbons en zelfs uit de handen van den beul'; doch niemand Icon al die vage geruchten omtrent hem. een vasten vorm geven .en de graaf zelf was omtrent zijn vroeger leven zeer weinig mededeelzaam. Niemand echter bad er ooit zelfs maar op gezinspeeld, dat Pato- ceni een avonturier was, Wanneer hij speelde, was het moer .uit hartstocht of vennaak, dan wel uit winstbejag. Hammerton had bij zijn vroegere be zoeken op het vasteland hem -een of twee maal ontmoet on dezen keer was het er mede geëindigd, dat Patrocem hem vergezelde naar Londen. „Wij zullen ons verblijf in de stad niet te lang maken; het is in dezen tijd en met dit weer een verre van aangename plaats. Je hebt me gezegd, dat je aan jagen deed; ga dan met mij mee en beproef je handigheid eens op fazanten te Wrottsley. Het zal mijn oom zeer aangenaam zijn je te ontvangen." „Laten wij: dat hopen. Ik heb in mijn eigen land veel aan jagen gedaan maar wij zijn bij de plaats van bestemming", en terwijl hij sprak gleed de pak ketboot langs de Admiraliteitspier te Dover en zette spoedig daarna het kleine aantal, voor het meeren- deel doodzieke passagiers aan land Bleek en groen strompelden dezen naar den trein. Onze reizigers gebruikten het korte oponthoud aan het station te Dover om op Hammerton's voorstel naar het- buf- let te snellen en zich daar te herstellen met een vrij sterke cognac met seltzerwater, hetgeen hen weer zoo ver op dreef bracht dat zij, beiden met een groote sigaar in den mond de coupé instegen. Welke reden Patroceni had om met Hamnierton mede naar Engeland te gaan was voor den laatste een raad sel. De graaf had alleen gezegd, dat hij lust had Landen nog eens te bezoeken en_ aan Hammerton verzocht met hem te mogen reizen en van zijn meerdere kennis van de stad te profiteeren; waar schijnlijk kon hij 'hem ook wel eon introductie bezorgen voor een ot meer deftige clubs. Hammen ton, een vrij zorgeloos man, had twee verplichtin gen aan dqn graaf, de eene betrof een kleinen gel- deïijken bijstand ,en over de andere zullen wij later spreken. Beide mannen waren diep in ge dachten verzonken. Hammerton zat te overwegen, dat eindelijk de tijd aangebroken was, waarop hij het uitspelen, van hetgeen hij altijd als zijn laatste j kaart beschouwd had, niet langer kon uitstellen, j Zijn nicht Mande Everly was een allerliefst meisje met dertig duizend pond van haar zelve, waar- over zij 'bij 'hare meerderjarigheid de beschikking kreeg. Fred had .haar van haar jeugd af gekend' I en reeds lang uitgemaakt, dat zij een uitstekende vrouw voor hem zou zijn,, als de omstandigheden het wenschelijk maakten, dat hij zou gaan trou wen; en de omstandigheden maakten het althans niet alleen wenschelijk, doch dringend noodzakelijk. Hij was volstrekt niet verliefd op zijn nicht, maar zij varen altijd uitstekende vrienden ge weest. Menschen, die niet op de hoogte waren van Hammerton's toestand oogmerk, konden zulk een engagement niet anders dan met een gunstig oog beschouwen. Het jonge meisje moest een en twmtig worden en Fred was negen of tien jaar ouder; dat hij vrij wel door zijn geld heen was, daarvan had men in het algemeen geen denkbeeld: zijn levenswijze duidde er ook volstrekt niet op, dat hij in moeilijkheden was.- Frod Hammerton was op jeugdigen leeftijd reeds I wees en zijn oom Sir Jasper Eversley was 2ijn j voogd geweest on in. diens huis Wrottsley Hall had hij zijn jonge jaren doorgebracht. Daar had hij als schoolknaap zijn vrije dagen gesleten, daar was hij in zijn verloftijd als militair veelal heen getrokken, daar wachtte hein steeds zijn kamer i en een hartelijk welkom. Hij was een groot gun- stelling van don baronet, die giefetn acht sloeg op de geruchten, welke hem nu en dan ter oore I kwamen. Fred was door en door sportsman, even I goed iop .de jacht te paard achter de honden als met t geweer en dit waren eigenschappen, die bij Sir Jasper hoog in eere stonden. Met een onderdruk ten lach dacht de Baronet er aan, dat ook hij goed had meegedaan en in de dagen toen Willem IV koning was, heel' wat moer gedronken en gedobbeld had dan goed voor hem was.' Sir Jasper was niet getrouwd voor hij tegen de veertig liep en het was een groote teleurstelling, dat hem geen zoon gebo ren werd om hem te Wrottsley op te volgen; zijn vrouw sóbonk hem slechts een dochter gedurende de veertien of vijftien gelukkige jaren TLat zij te zauien geweest waren. De dertig duizend pond van mevrouw Everliey waren bij'haar huwelijk voor haar vastgezet gedu rende haar leven. Maude had dus alles geërfd. Wat Wrottsley betreft, dit was grootendèels een faoniliegoed en zou bij Sir Jasper s dood ten deel vallen aan zijn jongeren broeder, een geestelijke, die in een afgelegen graafschap een plaats had, waaraan een goed inkomen verbonden was. Fred Hammerton wist uit menig gesprek met Sir Jasper, hoewel het onderwerp nooit openlijk be sproken was. dat deze gaarne zou zien, dat Fred Maude tot zijn vrouw maakte en zij te Wrottslfc/y zouden komen wonen, zoolang^ als Sir Jasper leef de; en Fred Hammerton in zijn verwaandheid en zelfzucht, vond dit een uitstekend plan zoodra het zijn hoogheid behagen zou zijn vrijheid op te geven. Patrocem had, zelfs al wilde hij 't, moeilijk een bepaalde beweegreden kunnen opgeven, waarom hij Hammerton naar Engeland vergezeld had. Het kwam ongeveer hierop neer: hij bad in zijn macht een man van geboorte en positie en het was een stelregel van den graaf om, wanneer zich dat geval voor deed, te onderzoeken, welk nut hij daaruit trekken kon. Hij vond het vasteland, .Parijs' misschien uitgezonderd, op het oogenblik verve lend en was Hammerton naar zijn eigen land gevolgd om hom te zien te midden van zijn vrien den en kennissen; hij kon dan beter beoordeelen m hoeverre Hammerton hem# van dienkt kon zijn. In ieder geval kon de kapitein hem in de Londcn- sche kringen introduceeren, een voorrecht hetwelk hij bij zijn eerst etbezoek niet gehad had. Bij hun aankomst te Londen reed het tweetal onmiddellijk naar Hammerton's kamers, weelderig ingerichte vertrekken; het was afgeproken, cLat de graaf "daar een paar dagen zou logeeren, terwijl hij uitkeek naar een voor hem geschikt verblijf. Zijn gastheer vroeg zich reeds berouwvol af, waar- I om bij bem gevraagd had en peinsde mistroostig over 'de wel wat snelle belofte, welke hij hem te Hamburg gedaan had om hem in de Londensahe wereld te introduceeren. Het leek hem thans Lang niet zoo makkelijk als toen; men had hem gezegd' dat de graaf een man was van een goede Itali-i aansche familie en hij had gezien, dat Patroceni toegang had 'tot de beste kringen yan drie of vier vastelandsbadplaatsenmaar "Hammerton wist zeer goed, dat Londen meer vroeg dan dat, alvorens iemand toe te laten. Het perste wat Hammerton te doen stond was aan. zijn oom te schrijven en mee te deelen, dat hij voornemens was onmiddellijk over te komen omhet wild te helpen neerschieten met het verzoek een. vriend ,to mogen meebrengen, eeli bui teniandsch edelman, van wien hij gedurende zijn uitetapje op het vasteland veel beleefdheden had ondervonden. Hij' wist van te voren, wat Sir Jasperis antwoord zou rijn: „Je moet zeker komen, mijn waarde Fred, ik zal maar al te blijde

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1925 | | pagina 5