VOOR DE KINDEREN.
Bram's Uitvinding.
Even Lachen*
Ware woorden.
II»
Hét Dagboek van Hansje Teddybeer en Mimi Poesekat
ook de beren wisten te profiteeren van do warmte der
ookgaten, wat bleek uit do zichtbare eporen, dat zij
nabi| zon'n imt hadden llggon «tapen. Trouwen» do
loden dor oxpeditlo deden insgelijks. Zij Bloegen hun
tonton op zoodanige plaatozn op, dat zij hot lekker
warm hadden. Kaar gelang het weer kouder of war
mer wii», plaateten zij de tenten verder van de kra
ter» af of er dichter bij.
Merkwaardig zijn verder de prachtige kleuren, die
do zandmazen hooft aangenomen op vorschlllendo
plaatsen, een govolg van de Inwerking der opstijgen
de gassen op het zand Rn waar het zand en do go-
sternten verweerd en week geworden zijn, hooft ook
do ontstane modder die prachtige kleuren. Ken der
deelnemers aan do oxpeditlo hooft zelfs geschilderd
met dl» kleurige modder In plaats van met verf. ILot
resultaat moet schitterend gewenst zijn.
Naast da protttgn, hebben do onderzoeker» ook zoor
onuuuguname oogonblikkon doorgemaakt. HIJ eon ho-
vlgon storm bosweken do tonton en moesten zij zich
plat op het zand llggondo, inot. eon stuk zeildoek over
zich hoen beschutten tegen het fijne zand, dat de storm
mot geweldige kracht over de woestijn Joeg. Zoo hevig
woedde de storm, dat het fijne zand., tegen het zeildoek
geslingerd, de menschen eronder de hevigste pijnen
veroorzaakte,
Het dal dar 10000 rookpluimen Is door dn rogeering
dor Veroenlgde Staten tot nationaal natuurmonu-
mont verklaard, evenrils de verschillende nationale
parken, die er in hot dollarland zijn.
M.
EEN GOED MIDDEL.
Tenor: Als ik zing krijg ik altijd tranen in mijn
oogon. Wat zou ik daartegen kunnen doen?
Vriend: Stop watjes in Je ooren.
DAT WAS DE REDEN.
Schitfdelscher (boon) Heinlen kunt go niet, omdat,
Eooals Je beweert, Ja zaken zoo slecht gaan. Doch
dat bolet nlot, dat jo vrouw nu al drie weken voor
haar plolzior logeert te Scheveningon.
Koopman: Ja, dat zul lk je zeggen: zij kon de el
lende niet langer aanzien.
STERRENKUNDE.
Op een astronomische lezing zei de «preker onder
moor:
-- De nieuwo onderzookingon hebben gelold tot
de zekerheid, (lat Satumüs oen ring hoouft van 0000
mijlen brood, waarop, oen dar toehoorders verbaasd
uitriep:
Kotowaal, wat moet die vent een vinger heb
ben I
ER WAS RAAST BIJ.
Ken jongetje van 7 Jaar staat mot zijn tweo vriend
jes van gelijken leeftijd aan do trap on roept nuar
boven:
Moedor,, kom eens evon benedenI
't ïs Dinsdag, moeder staat nun do waschkuip an
woont, op do dorde verdieping, Dus steekt zij hot
hoofd uit het raam on vraagt, wat er is.
Maar dringender nog roept liet ventje:
Moeder, kom nou gauw naar bonedon,, gauwl
Moedor weet nlot, wat er uun do hand is ari holt
naar benoden. Als ze beneden is, zegt do Jongen togen
zijn vriendjes:
ZHo je nou, dat mijn moeder scheel is!
Do dorro stam van don oudordnm wordt nog non-
maal Kroon, wannour htj wordt omrtutfd dooi hot
klimop dor horlunorlng.
fitoodo goliikklg to rijn on hot lovon door to gs&n
tondor rloloomart, dat roti botoekenoq onkundig bltj-
von van do holtl van hot woton on don aard dor
natuur.
Wlo doot, wat htj kan, hooft hot hoogoto volbracht.
Volon gaan to gronde, doordat rtj olgon krachten on
liokwiiamhodon ovoreohatton on willen moodoon aan
dingen, dio Htuffolljk of gonstolijk to hoog voor hen
rijn.
l.lofdo geniet: bij ontharing, bij workon, bij lijdon
voor andoren.
Wlo rijn foyten erkent, geeft geen bewljo van rwak-
hetd, maar van kracht.
217
Kabouterkoning heeft zeepaardjes uit
de golven opgeroepen om ons door U
Visschenrijk te voeren. Het czijn vreemd
uitziende dieren, maar heel vriendelijk
221. Binnen de poort ontmoet Kabouter
koning al aanstonds een vreemd vis-
schengedrocht, dat hem vriendelijk een
slijmerige poot geeft en vraagt: „Hoe
maakt U het?"' t/G>ood,^ zegt pnze
vriend. ,,en ik wil den koning opzoeken."
218.
Daar gaat de stoet. Hans voorop, door
't mooie groene zeewater. Vreemde plan
ten groeien op den bodem, allerlei
.vreemde visschen schieten voorbij en
roepen goóiendag. Het is een heerlijk
ritje.
219. „We gaan naar mijn vriend den Diep
zeekoning", legt Kaboutekoning onder
wijl uit. „Kijk, dit zijn reeds de poorten
van zijn slot!" De -mscben-schildwachts
gaan eerbiedig opzij, als de stoet nadert.
222. Het vreemde monster stuurt ons dan
een soort van haai om ons verder te
brengen. Daar gaan we. „Het wachtwoord
aan de groote poort is vanmorgen „fo
rel", bromt de haai, „denk daarom, an
ders kom je niet binnen."
223. De groote poort wordt door een grie
zelig gedierte met wel zes armen, een
inktvisch, bewaakt. Mimi rilt van angst,
maar Kabouterkoning en Hans roepen
heel hard: „Forel", en dan gaat het heel
tevreden op zij.
220. Dan stapt ons drietal af en vol ver
wachting marcheeren Hans en Mimi de
groote poorten binnen. „Dat is toch be
ter dan schoolgaan hè?" fluistert Hans
zijn vriendinnetje in.
224. Nu wandelt ons drietal de groote
poort binnen. Vriend Inktvisch kijkt het
nog eens pijnzend na. Wat komen die
snoeshanen hier uitvoeren? denkt hij,
en zet zich dan weer op schildwacht om'
al wat hem niet bevalt in zijn sterke ar
men dood te drukken.
En ongeloofelijke geschiedenis door
L. .Roggeveen.
Vervolg.
„Nee, nee", lachte de Directeur van het Aista-
theater, „ik begrijp volkomen uw handelingen."
Een o ogen blik later istopte de auto in dp Vogel
straat 46. Rechercheur Jansen stapte uit, belde aan,
en stond al gauw tegenover juffrouw Van der
Meer.
„Juffrouw", zei Jansen, „ik ben van de' politie.
Vertelt u me eens heel gauw, wié er gisteravond ge
zeten heeft op nummer 4 van de loges!"
„Nummer 4, nummer 4", zei de juffrouw peinzend.
„Nummer 4 besproken plaats", zei de rechercheur.
„Wacht, ik weet het, mijnheer", antwoordde de
juffrouw. „Nummers 1, 2 en 3 waren leeg en op
nummer 4 zat een vreemde heer, een buitenlander.
Hij zag er raar uit, zoo'n scheef gezicht had hij. Of
nou z'n mond scheef was, of z'n oogen, of z'n neu®,
ja, dat weet ik niet precies meer, maar er was iets
scheefs aan hem!"
„Weet U anders niets? Ik bedoel z'n kleeren, of
iets dergelijks!"
„Nee mijnheer! Hij zei alleen maar „Merci, mada
me", toon ik hem z'n plaats had gewezen!"
„Dus verder niets?" vroeg de rechercheur.
„Niets mijnheer!"
„Dan dank ik u zeer! Dag juffrouwl"
„Dag mijnheer!"
Eon o ogenblik Je daarna snorde do auto weer wog,
nagestaard door de heele vrouwelijk© bevolking van
do Vogelstraat.
(frietje zat voor don Commissaris on vertelde het
heele lange verhaal van de krantenmonschon, en
ook van den mijnheer met de «cheeve oogon, „die
maar niet weg wou, en die zoo gek praatte."
Juist kwam rechercheur Jansen weer binnen.
,/Wel?" vroeg de commissaris.
„Er heeft gezeten een mijnheer, een buitenlander,
met scheovo eigenschappen", cel Jansen. „HIJ had
een «r.heeve neus, of «cheeve oogen, of een «cheeve
mond."
„Aha", zei de commissaris, ,,'t klopt! Hij had
scheeve oogen! En 't was een buitenlander. Dat we
ten we nu! Wel, Heuvels, heb je wat gevonden?"
„Zeker, commissaris", zei Heuvels, die net binnen
kwam, „voetsporen naar den weg, en ladderindruk
ken. Twee personen, één met gummihakken, rond
model."
„Laat onmiddellijk politiehond Gerda hier ge
bracht worden of weet je wat, ga zelf even, Heu-
I veis! Gerda kan dan 't spoor volgen."
j Heuvels vertrok.
i ,,'t Begint me eenigszins helder te worden", zei de
Commissaris, toen hij 't zenuwachtig vragende ge
zicht van vader zag,' „Ik moet U vertellen, ,dat er
eergisteren een vreemdeling bij me geweest is, net
1 zooals Jansen daar zei, met „scbeeve oogen", een
Rus, die zich uitgaf als detective, belast met 't on
derzoek naar de gestolen stoffen van een Russisch
professor."
„Stanislofsky", mompelde vader.
„Juist", antwoordde de commissaris. „Ik heb dien
man, die tamelijk Fransch sprak, en bovendien be
wijzen kon overleggen, dat hij tot de Russische po
litie behoorde, volkomen vertrouwd, en hem zelf9
iemand ter assistentie meegegeven. De justitie helpt
iedereen waar zij kan. U weet, beter dan ik waar-
i «schijnlljk, van de grappen, die uw zoon met zijn
geniale uitvinding op zijn school heeft uitgehaald.
I Do Russische dotective is daar hoon geweest, heeft
met don Directour gesproken, kortom, hij weet van
i do heele geschiedenis. Heeft uw zoon u daarvan
niets verteld?"
„Niets", zei vador.
„Of dozn detective.... wacht, nu schiet me opeona
zijn naam to binnenPaahukoff.of deze mnn
Uw zoon al eerder hoeft gekend on gesproken, weet
ik niet.! Hij vertelde mij, dat hij iets wist vani-de uit*
vinding van uw zoon, dat hij zelf ook wotonschrtp-
jpelijko studies over do onzichtbaarheid! der stoffon
had gemaakt on nog veel meer. Daarom liet ik hem
in vol vertrouwen naar de school gaan.
Nu weet ik echter zeker, dat deze zelfde Pashu-
i koff 't moet zijn, dio uw poon heeft ontvoerd; 't ligt
voor de hand, dat hij zich van het geheim dor on-
I zichtbaarheid meester wil maken. Wat hij ormoo
vóór heeft weet ik niet. Tk herinner me nu ook dui
delijk dat dezelfclo parfum va# dozen Pashukoff ook
zit aan dat kleine entreebewijsje! Nu ik zoover ben,
zal ik oogenblikkelljk alle hotels in de stad laten na
gaan om de vermoedelijke verblijfplaat® van dezen
Pashukoff uit te vinden. Natuurlijk is hij gevlucht.
De groote vraag is dus: Waar is Pashukoff?"
„Waar is Pashukoff?" herhaalde vader met doffe
stem.
„Jansen", vervolgde de commissaris, „wil je even
onderzoeken, of Pashukoff ergens gelogeerd heeft?
Probeer dan moteen iets naders omtrent zijn doen
en laten hier in de stad te weten te komen!''
Toen Jansen weg was, zei vader:
„Wat denkt u nu, commissaris? Kunt u me niet
ongeveer zeggen, wanneer ik. mijn lieve jongen weer
terug zal zien?"
„Ik kan u niets zeggen! De groote kwestie is voor
eerst: Pashukoff te achterhalen. Natuurlijk zal hij
probeeren, om zoo gauw mogelijk Duitschland en
later Rusland te bereiken. Zoo aanstonds, als Heu
vels hier is met Gerda, zal ik telegrafisch de grens
stations waarschuwen. De eerste treinen naar 't bui
tenland kunnen nu nog niet de grenzen gepasseerd
zijnAha, daar is Heuvels al!"
„Waar?" vroeg vader.
„Buiten", luidde 't antwoord. „Ik hoor bekend ge
blaf!"
Even later trad Heuvels binnen, met Gerda, een
prachtige hond. De commissaris liét Gerda ruiken I
aan 't, entreebiljetje. Terstond liep de hond naarj
Bram's, kamer, en sprong door 't raam naar buiten
De commissaris, Heuvels on vador licpon nu ook
naar buiten. Gerda blafte even en liep toon, steeds
snuffelend, af on too aarzelend, de tuin door, de wog
op, tot. den hoek van de straat....
De voorbijgangers blovon nieuwsgierig «taan, Zoo
lets hadden zo nog zelden bijgowoondl
Do schrandere hond schoon hier te twijfelen
snuffelde evon rondom een paar druppels machine
olie, die op die steonon lagen on liep toon verder,
steeds door de drie mannen gevolgd.
Lang duurde de tocht, heel lang! Hot. ging door
nieuw aangelegde straten, langs wellanden, over
een eenzamen landweg. Eindelijk, midden op oen
wolland, bleef Gerda zacht janken^ staan bij
„Kijk, daar, dat is...." riep vader.
een zakdoek, wit mot roode balletjes.
„Dat is de zakdoek van Bram", snikte vader. „Du»
hier Ir hij gewoest. Hier'hebben ze hem naar toe
gebracht! O God, mijn Jongen, mijn arme lieve beate
Jongen!"
De commissaris en Heuvel» onderzochten nauvr.
keurig den grond.
,,'t Lijken indrukken van autobanden", zei de
laatste. „Maar ik zou niet kunnen zeggen, welk
merk of het is. 't Zou kunnen zijn.... nee, dat zal
wel niet."
„Wat bedoel je?" vroeg de commissaris.
„Ik meendebanden van vliegtuigwielen!"
„Zou dat
Heuvel9 knilcte.
Zwijgend keken do mannen elkaar aan— Als dat
waar was, zou 't bijna onmogelijk zijn, de nasporin
gen te vervolgen.
Heuvels volgde de sporen. Af en toe zag hij een
diepe geul in den grond. Eindelijk zag hij- niets
meer.
,,'t Is een vliegmachine...." mompelde hij'.
Medelijdend keek hij om naar den bedroefden va^
der, die met de zakdoek van zijn jongen, tegen 't
gelaat, snikte als een kindje, dat zijn moeder niet
meer heeft
Teruggekomen, hoorde commissaris van Jansen,
dat een zekere Iwan Pashukoff, van beroep natuur*
kundige, tot gisterenmiddag vertoefd bad in 't hotel
„De vijf Steden". De heer Pashukoff had stipt be
taald, ging veel uit, sprak weinig en had een zeecr
goeden indruk in 't hotel gemaakt
Do commissaris «einde naar alle grensstation»,
liet acht geven op vliegmachines.... tevergeefs....
Vader on moedor waTon wanhopig van verdriet.
Troostwoorden, door familieleden gesproken, hiel
pen niet....
Tri school bleef Bram's bank leeg. Stil en, be-<
drukt koken z'n vrienden en vriendinnen naar de
plaats, waar hun liefste kameraad altijd gezeten
had. Do looraar had ze in korte woorden vertold,
wat, er gebourd was. Enkele kinderen hadden tranon
in de oogen en menige Jongen balde in «tilte z'n
vuisten, toon zo hoorden, dat de Russische mijnheer-.
Pashukoff 't was, die hun heston vriend, hun knap-
pon vriend Bram waarschijnlijk ontvoerd had.
Zouden ze hem ooit terugzien?
Wordt vervolgd.